Organisatie | Heerde |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2021 (deel 2) |
Citeertitel | Nadere regels jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2021 (deel 2) |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Nadere regels jeugdhulp 2021 Financieel besluit jeugdhulp 2021 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | Vervolg op "Nadere regels jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde (deel 1) | 21-12-2020 |
Bijlage 1: Afwegingskader zelfredzaam, algemene voorziening, maatwerkvoorziening of indicatie Wlz
Wilt u meer informatie of toelichting bij deze bijlage? Neem contact op met zorgvraag Heerde via telefoonnummer (0578) 69 94 99 of e-mailadres info@zorgvraagheerde.nl. U kunt dan vragen naar de cliëntondersteuner.
Het antwoord op de vraag wanneer iemand zelfredzaam is, wanneer een algemene voorziening passend is, wanneer maatwerk nodig is of wanneer een Wlz- indicatie van toepassing is, is vanaf 2015 steeds minder gebaseerd op harde criteria. Het gaat steeds meer om de aard en omvang van de beperkingen die voortvloeien uit de aandoening in combinatie met het antwoord op de vraag door wie en hoe die geleverd kan worden.
Voor zover ondersteuning en zorg door de persoon zelf geregeld kan worden of plaats kan vinden vanuit het sociaal netwerk is er geen indicatie voor een voorziening. Mensen kunnen het probleem immers zelf oplossen. Daarbij is het van belang om oog te hebben voor de draagkracht en draaglast-verhouding van de mensen die zorg- of ondersteuningstaken overnemen.
Wanneer er meer ondersteuning of zorg nodig is of wanneer de omgeving niet of onvoldoende in staat is deze te leveren, komt de algemene voorziening in beeld. De algemene voorziening geeft basale, niet op de persoon, toegespitste zorg. Dit wil zeggen dat er uiteraard wel persoonlijke aandacht is voor de persoon, maar dat er geen specifieke persoonsgerichte zorg nodig is om de ervaren beperkingen op te lossen. Er worden taken overgenomen, die de persoon niet meer zelf of met behulp van de omgeving kan uitvoeren. Bijvoorbeeld: het verzorgen van dagbesteding voor inwoners die niet zelf in staat zijn om hun dag te structureren vanwege regieverlies. Of het schoonmaken van de woning voor inwoners die dit niet meer zelf kunnen vanwege fysieke beperkingen.
De maatwerkvoorziening komt in beeld, wanneer het gaat om persoonsgerichte zorg, of taken die vanwege de complexiteit of intensiteit van de benodigde zorg of ondersteuning niet meer in een algemene voorziening geleverd kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is dat de cliënt dermate veel regieverlies heeft dat deze niet meer actief deel kan nemen aan groepsactiviteiten of vanwege de aard van de beperkingen individueel aangestuurd en ondersteund dient te worden. Vanuit de algemene voorzieningen kan deze ondersteuning of zorg niet geleverd worden. Voor hulp bij het huishouden gaat het primair om cliënten die zelf hun huishouden niet meer kunnen structureren en organiseren.
Let op: voor thuiswonende inwoners met een Wlz-indicatie geldt dat er geen noodzaak is om een woningaanpassing of hulpmiddel te verstrekken, als de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie voldoende kunnen worden gecompenseerd met inzet van zorg uit de Wlz-indicatie (CRVB 5-8-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1747).
Een Wlz-indicatie komt om de hoek kijken wanneer het duidelijk is dat iemand 24 uur per dag toezicht of zorg in nabijheid nodig heeft. Met andere woorden: de persoonlijke veiligheid of gezondheid is in het geding. Vaak is er voorafgaand aan deze situatie al sprake van betrokkenheid van huisarts, wijkverpleging, praktijkondersteuner van de huisarts of een casemanager dementie. Vanuit hun professie zijn zij verantwoordelijk om tijdig te verwijzen naar de Wlz, omdat de veiligheid of gezondheid van de persoon niet meer kan worden gegarandeerd bij het ontbreken van 24-uurs zorg of toezicht. In de praktijk zien we dat inwoners afzien van het aanvragen van een Wlz-indicatie, wanneer zij in de thuissituatie verblijven, omdat de omvang van zorg vanuit de Wlz minder is dan vanuit de Wmo. Maar ook dat inwoners geen gebruik willen maken van Wlz-voorziening, omdat de eigen bijdrage veel hoger en inkomens- en vermogensafhankelijk is. In de Wmo is opgenomen dat er geen Wmo-voorziening verstrekt hoeft te worden wanneer het vermoeden bestaat dat er aanspraak gemaakt kan worden op Wlz. Meer informatie over de overgang van de Wmo naar de Wlz, staat beschreven in bijlage 9.
Onderzoeksformulier zorgbehoefte bij aanvraag AWBZ- indicatie
Dit formulier is een hulpmiddel voor gespreksvoerders om vast te stellen op welk niveau de ondersteuning of zorg nodig is. Daarnaast kan het gebruikt worden om de overgang van een algemene voorziening naar een maatwerkvoorziening helder te krijgen. Dit is het formulier dat gebruikt werd binnen de AWBZ (voorloper Wlz) door indicatiestellers.
Aan de hand van stellingen wordt de mate van benodigde hulp/ begeleiding bepaald. De scores lopen van 0 t/m 3. Een score van 0 indiceert geen hulp, een score van 1 af en toe hulp, een score van 2 vaak hulp en een score van 3 continue hulp. Het gemiddelde van de scores bepaalt de zelfredzaamheid van de persoon. Indien iemand gemiddeld tussen de 0 en 1 scoort op deze lijst zal hulp vanuit de algemene voorziening volstaan. Wanneer een persoon met name tussen 1 en 2 scoort dan zal een maatwerkvoorziening passend zijn. Indien iemand scoort tussen 2 en 3 zal er onderzocht moeten worden of er sprake is van hulp vanuit de Wlz.
De stellingen hebben betrekking op de volgende leefgebieden:
Het Centrum 0-100+ is een laagdrempelig inloopcentrum waar inwoners met alle vragen op sociaal gebied terecht kunnen, bijvoorbeeld over jeugdzaken, werk en inkomen en voorzieningen voor mensen met een beperking. Het centrum is te vinden in kern Wapenveld en kern Heerde. Ook is er een mogelijkheid tot digitaal contact als dit meer passend is bij de inwoners of de maatschappelijke situatie.
Het centrum biedt naast de informatie en welzijnsfunctie ook mogelijkheid tot lichte ondersteuning in de vorm van ambulante begeleiding en social work als ook dagactiviteiten en dagbesteding, zoals deze tot 1 januari 2021 werd gegeven door de Algemene Voorziening Regieondersteuning. Deze ondersteuning kan waar nodig digitaal worden geboden. Ook het CJG is onderdeel van het Centrum 0-100+.
Het Centrum 0-100+ wordt aangestuurd door teamleiders/regisseurs. De medewerkers voeren samen en zoveel mogelijk in onderlinge uitwisselbaarheid de volgende taken uit:
De signaleringsfunctie bij het Centrum 0-100+ is van groot belang en moet voorkomen dat er onveilige of onwenselijke situaties ontstaan zowel voor de inwoners als diens omgeving.
De medewerker van het Centrum 0-100+ kijkt samen met het sociaal netwerk en betrokken hulpverleners of en welke (regie)ondersteuning passend is. Ontlasting van de mantelzorger kan ook onderdeel zijn van de ondersteuning.
Inwoners met lichte regieproblemen zullen vaak in de directe omgeving geholpen worden. Als dit toch niet lukt, kan de cliënt zich melden bij het Centrum 0-100+. Vanuit het centrum kan ondersteuning worden in gezet in de vorm van individuele begeleiding als ook in de vorm van dagbesteding. Veelal vindt dit plaats in combinatie met ondersteuning vanuit het sociale netwerk en de mogelijkheden die er geboden worden binnen de gemeente Heerde
De inzet is passend bij lichte tot matige regieproblemen waarbij geen uitgebreid plan gemaakt hoeft te worden met specifieke doelen. Is een dergelijk plan wel nodig, dan moet een individuele- of maatwerkvoorziening overwegen worden. Blijkt uit het eerste contact met de cliënt of in de loop van de ondersteuning dat er sprake is van ernstige regieproblemen of matige problematiek die te zwaar is voor ondersteuning vanuit het Centrum 0-100+ dan wordt samen met de cliënt gekeken om de mogelijkheden van een maatwerkvoorziening te bekijken.
Soms wordt er een onwenselijke situatie gesignaleerd, waarbij de inwoner niet open staat voor ondersteuning van welke aard dan ook. In dat geval kan een signaal doorgegeven worden aan bemoeizorg. Bemoeizorg is onderdeel van de aanpak 0-100+ maar wordt uitgevoerd door een externe organisatie met specifieke expertise gericht op zorgmijders. Bemoeizorg is bekend met problematiek zoals verslaving, dakloosheid, vervuiling en geestesziekten. Het doel van bemoeizorg is het toeleiden naar ondersteuning of zorg. Voor bemoeizorg is geen indicatie noodzakelijk.
Bijlage 2b: CJG, onderdeel van het Centrum 0-100+
Het CJG biedt de volgende overige voorzieningen, die gezien mogen worden als voorliggende voorzieningen:
Basisdiagnostiek: een orthopedagoog die verantwoordelijk is voor de basisdiagnostiek door de vraag inhoudelijk te toetsen en te beslissen over de aanvraag van een individuele voorziening. Daarbij worden diagnostische middelen ingezet welke behulpzaam zijn bij het juist toewijzen van jeugdhulp. Deze worden uitgevoerd door een daartoe bevoegde psycholoog of orthopedagoog.
Het plan van aanpak wordt gebruikt in het CJG. Voor het monitoren van de professionele ondersteuning wordt door het CJG het “stand alone” registratiesysteem van Office 365 gebruikt. Hierin hebben alleen teamleden Jeugd met een autorisatie toegang. De wijze waarop de gegevens worden vastgelegd en verwerkt is gemeld bij het CBP en door het CBP gepubliceerd in het openbaar register.
Het CJG zorgt dat de gemeente Heerde alleen die gegevens krijgt die van belang zijn voor het verstrekken van de eventuele beschikking en facturatie. Het CJG legt de nodige gegevens vast die de gemeente dient aan te leveren aan CBS en de regio. Het betreft de volgende gegevens:
Het CJG wordt aangestuurd door een teamleider. De medewerkers voeren samen en zoveel mogelijk in onderlinge uitwisselbaarheid de volgende taken uit:
Het CJG neemt de regels met betrekking tot privacy uit paragraaf 2.1 over, die met name voorschrijven dat er een privacy convenant/-protocol wordt opgesteld waarin partijen van tevoren afspreken of er gegevens kunnen worden uitgewisseld en wat het doel of noodzaak is van gegevensuitwisseling. Het CJG gebruikt daarvoor het voorstel dat opgenomen is in de folder van het ministerie van Veiligheid en Justitie “Stelselwijziging Jeugd Privacy Informatie Folder”. In deze folder wordt uitgebreid beschreven welke gegevensuitwisseling en –verstrekking met welk doel wettelijk is toegestaan. De privacy scan van de VISD wordt voor het CJG uitgevoerd inclusief de eventueel noodzakelijke corrigerende maatregelen.
Bijlage 2c: Algemene Voorziening Schoon en Leefbaar Huis (AVSLH)
Onder de AVSLH wordt verstaan een aanbod van activiteiten gericht op het resultaat: het schoon en leefbaar houden van een huis. Hierbij wordt eerst gekeken naar wat de cliënt zelf kan doen, welke voorliggende voorzieningen er zijn op gebied van huishoudelijke hulp en wat de omgeving over kan nemen. De activiteiten die overblijven worden opgepakt door de AVSLH. Het verstrekken van materiële voorzieningen (stofzuiger, wasmachine etc.) valt niet binnen het realiseren van het resultaat.
Bij het schoonhouden van de ruimten gaat het om de ruimten:
Onder ‘schoon’ wordt verstaan: het waarborgen van hygiëne, waardoor mensen gezond blijven en het ontstaan van ziekteverwekkers in huis vermeden wordt. Het is aan de expertise van de zorgaanbieder om hygiëne te waarborgen.
Onder ‘leefbaar’ wordt verstaan: geschikt om erin of ermee te kunnen leven (Van Dale). Te denken valt hierbij aan bewegingsruimte.
Een schoon en leefbaar huis wordt bereikt door het uitvoeren van de volgende activiteiten:
Binnen de AVSLH wordt gemiddeld 2,08 uur per week aan hulp bij het huishouden verstrekt. De onderbouwing hiervoor is gelegen in het objectieve onafhankelijke onderzoek, uitgevoerd door KPMG Plexus en Bureau HHM (juni 2019). Voor nadere informatie, klik hier.
NB het gaat om een gemiddeld aantal in te zetten uren per persoon. Dit betekent dat er meer of minder uren per cliënt ingezet kunnen worden afhankelijk van de persoonlijke situatie.
Voorbeeld: Onder het resultaat een schoon en leefbaar huis wordt ook verstaan schone kleding. Dit betekent niet dat de gehele verzorging van de was overgenomen wordt binnen de algemene voorziening. Als dit wel nodig is, dan gaat het om een maatwerkvoorziening. Binnen de algemene voorziening zal de leverancier samen met de cliënt bepalen wat deze zelf en/of met de omgeving kan realiseren. Dat geldt ook voor de verzorging van de was. We gaan ervanuit dat de omgeving, indien mogelijk, nadrukkelijker wordt betrokken bij de verzorging van de was. Er wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid in de keuze van kleding die niet gestreken hoeft te worden. Indien er in de verzorging van de was zaken blijven liggen waardoor er geen schone kleding beschikbaar is, zal dit opgepakt moeten worden binnen het tijdsbestek van gemiddeld 2,08 uur.
Indien er ondanks de inzet van de hiervoor genoemde activiteiten in de algemene voorziening, sprake is van (dreigende) overbelasting van mantelzorgers kan er incidenteel of periodiek gemiddeld een half uur per week extra ondersteuning worden ingezet. Het doel is dat de mantelzorger hierdoor ontlast wordt in de taken die men overneemt zoals bijvoorbeeld maaltijden, boodschappen doen, of regelzaken. Hoe de ondersteuning (gemiddeld een half uur per week) wordt ingezet zal in afstemming met de cliënt en de mantelzorger bepaald worden, maar zal wel worden ingezet voor huishoudelijke werkzaamheden bij de cliënt thuis.
De aanbieder die de AVSLH uitvoert stelt cliënten van de gemeente in de gelegenheid om bij hem op eenvoudige wijze een verzoek in te dienen voor toelating tot de algemene voorziening.
Bij de eerste dienstverlening wordt in overeenstemming met de cliënt en aanbieder de activiteiten voor het behalen van het resultaat vastgesteld. Dit resultaat wordt, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, vastgesteld.
Er wordt geen uitgebreid onderzoek gedaan. Wel wordt er een lichte toegangstoets door de aanbieder van de algemene voorziening uitgevoerd om te bepalen of een cliënt tot de doelgroep behoort.
De criteria voor toelating zijn:
Bij twijfel of de algemene voorziening alleen voldoende is, wordt de cliënt doorverwezen naar de gemeente voor een gesprek. Als sprake is van multiproblematiek kan de gemeente ingeschakeld worden om te bepalen of er naast de inzet van de AVSLH andere ondersteuningsvormen aangeboden moeten worden. De AVSLH dient dan al wel te worden gestart. Indien uit het gesprek van de gemeente blijkt dat er een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden nodig is zal deze worden ingezet.
Op basis van de verkregen informatie is er door de aanbieder bepaald hoeveel huishoudelijke ondersteuning wordt ingezet. Binnen 4 tot 6 weken na aanvang van de AVSLH vindt er een evaluatiegesprek plaats tussen zorgaanbieder en cliënt over de huishoudelijke ondersteuning in relatie tot het resultaat een schoon en leefbaar huis. Deze evaluatie vindt daarna per half jaar plaats. Informatie uit het evaluatiemoment kan ertoe leiden dat de inzet wordt uitgebreid, wordt voortgezet, of dat de cliënt alsnog wordt doorverwezen voor “het gesprek” met de gemeente. Indien er tijdens de evaluatie signalen zijn dat er sprake is van o.a.:
Indien tijdens het evaluatiemoment blijkt dat de cliënt niet meer voldoet aan de lichte toelatingseisen of tot de doelgroep behoort zal de algemene voorziening worden gestopt. Indien uit gesprek met de gespreksvoerder blijkt dat er een maatwerkvoorziening noodzakelijk is zal de algemene voorziening gestopt worden zodra de maatwerkvoorziening is gestart.
De gespreksvoerder zal, indien nodig of op vraag van de cliënt, het gesprek aangaan met de cliënt en bepalen welke ondersteuning vormen aangeboden moeten worden. De AVSLH kan worden voortgezet in afwachting van de uitkomst van het gesprek.
Voor de inzet van maatwerk moet een melding worden gedaan bij de gemeente. Samen met de gespreksvoeders van de gemeente zal gekeken worden of en in hoeverre een (aanvullende) maatwerkvoorziening ingezet moet worden. Daarbij wordt rekening gehouden met de eigen mogelijkheden en voorliggende voorzieningen.
Als blijkt dat er huishoudelijke ondersteuning nodig is, maar de aanvrager(een leefeenheid) is niet in staat om hier regie over te voeren. Maatwerk wordt ingezet door middel van een maatwerkvoorziening ‘huishoudelijke hulp’ met regie op gestructureerd huishouden (zie het zorgproductenboek.) Om te bepalen hoeveel ondersteuning er wordt ingezet wordt bepaald welke arrangementen hiervoor ingezet moeten worden om het resultaat een schoon en leefbaar huis te behalen.
De nodige huishoudelijke ondersteuning verder gaat dan basale werkzaamheden waar de AVSLH op gericht is, zie het normenkader van KPMG Plexus en Bureau HHM (bijlage 2, pagina 22). In dit geval kan er via de reguliere melding/aanvraag procedure maatwerk worden ingezet. De maatwerkvoorziening ‘huishoudelijke hulp’ (schoon en leefbaar huis uit het zorgproductenboek.) wordt dan ingezet in combinatie met arrangementen zoals hulp bij de wasverzorging, de boodschappen, het verzorgen van minderjarige kinderen, activiteiten rondom de maaltijden en het aanleren van huishoudelijke taken aangevraagd worden. (Activiteiten die bij deze arrangementen horen hiervoor staan beschreven in het normenkader HHM op pagina 25 en 26).
Na het bepalen van de arrangementen wordt gekeken welk zorgproduct er via maatwerk ingezet moet worden.
In onderstaand normenkader van bureau HHM worden de arrangementen en tijdsindicaties weergegeven:
Wilt u meer informatie of toelichting bij deze bijlage? Neem contact op met zorgvraag Heerde via telefoonnummer (0578) 69 94 99 of e-mailadres info@zorgvraagheerde.nl. U kunt dan vragen naar de cliëntondersteuner.
Een inwoner kan onder de volgende wettelijke voorwaarden kiezen voor een pgb.
Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
a. de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociaal netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Er kan geen pgb worden toegekend daar waar de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van het sociaal netwerk toereikend zijn om zelf de aangevraagde hulp en ondersteuning te kunnen bieden.
Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
De inwoner dient naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat te worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat te worden geacht de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
Voor zowel pgb’s onder de de Jeugdwet als de Wmo geldt dat bij het in staat zijn om de bij een pgb behorende taken op verantwoorde wijze uit te voeren hoort dat er geen hulp mag plaatsvinden bij het beheren van het pgb van een aanbieder die middels hetzelfde pgb wordt ingekocht. (9) (CRVB 27-11-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3761.)
De gemeente Heerde staat dit wel toe wanneer de ouder(s) van een jeugdige betaald wordt uit het pgb. In dat geval mag de ouder het pgb wel beheren terwijl hij/zij daar tegelijkertijd uit betaald wordt.
Wanneer de inwoner wenst een pgb aan te vragen doet hij/zij dit middels het opsturen van een persoonlijk pgb-plan. Het format voor dit plan is te vinden op de website van Zorgvraag Heerde. Dit format wordt door de gemeente aangeboden. In het pgb-plan legt de budgethouder vast waarom hij een pgb wenst, wat hij wil inkopen met het pgb, bij wie hij dit wil inkopen, wat de kosten daarvan zijn en wat de doelen zijn die hij wil bereiken met het pgb. In het gesprek wordt aandacht besteed aan de kwaliteit van ondersteuning die de inwoner met het pgb wil inkopen.
In artikel 8.1.1 van de Jeugdwet en artikel 2.3.6 van de Wmo wordt er nadruk gelegd op de motivatieplicht. Enkel de wens om de jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning in de vorm van een pgb te ontvangen is niet voldoende. Gemotiveerd moet worden waarom de inwoner de zorg in natura niet passend acht. Deze motiveringsplicht moet zeker niet los gezien worden van de bepalingen die zijn vastgelegd ten aanzien van kwaliteit (zie hieronder). Uitgangspunt is dat de kwaliteit die met een pgb wordt ingekocht dezelfde is als van zorg in natura.
In de wet is bepaald, dat met ingang van 2015 het zogenaamde ‘trekkingsrecht’ geldt. Dit houdt in dat de inwoner een bedrag ter besteding beschikbaar gesteld krijgt, waarbij de betalingen en pgb-verantwoording worden uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank.
Verder legt de gemeente Heerde de volgende (aanvullende) voorwaarden vast m.b.t. het persoonsgebonden budget.
Steekproefsgewijs zullen kwaliteitsmedewerkers de kwaliteit van de ondersteuning in de vorm van een pgb controleren. Wanneer bij deze controle of bij een herindicatie blijkt dat de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is, wordt geen pgb meer verstrekt, maar – voor zover noodzakelijk - de ondersteuning voortgezet in natura.
Gerechtelijke uitspraken hebben bepaald dat de hoogte en berekeningswijze van het pgb tot de essentialia horen, die vastgelegd moeten worden in de verordening. In artikel 8 van de verordening zijn deze essentialia vastgelegd.
De wet schrijft voor dat het pgb toereikend moet zijn om de benodigde ondersteuning in te kunnen kopen. Bij pgb tarieven kan het gaan om de inkoop van formele (professionele) ondersteuning of van informele hulp.
Formele hulp wordt in de verordening als volgt omschreven: “ondersteuning en zorg, uitgevoerd door een persoon die beroepsmatig of bedrijfsmatig werkzaam is in deze ondersteuning en zorg, wat blijkt uit de inschrijving van de Kamer van Koophandel van hemzelf of de organisatie waarvoor hij werkzaam is en die geen familie is van de inwoner.”
Een naast familielid (eerste en tweede graad) wordt nooit als formele hulp aangemerkt. Formele hulp kan in dienst zijn bij een aanbieder, maar ook als zelfstandige zonder personeel (zzp’er) werkzaam zijn. Een zzp’er wordt aangemerkt als formele partij (met het bijbehorende tarief), als er geen sprake is van een ‘constructie’ om informele zorg formeel te maken. Het is aan de zzp’er om dit aan te tonen, bijvoorbeeld doordat hij al langer als zzp’er werkt of doordat hij aan meerdere inwoners hulp of ondersteuning levert, waar hij geen informele relatie mee heeft.
De hoogte van het pgb wordt bepaald op het bedrag dat de voorziening of dienst in natura zou kosten als deze via de gemeente zou worden aangeschaft. Als de voorziening of dienst duurder is dan bij door de gemeente gecontracteerde ondersteuning, kan het pgb geweigerd worden voor dat gedeelte dat de voorziening of de dienst duurder is.
Voor informele hulp gelden andere tarieven dan voor formele hulp.
Informele hulp wordt in de verordening ‘hulp vanuit het sociaal netwerk’ genoemd en wordt als volgt omschreven: “ondersteuning en zorg die blijkens de definitie van formele hulp niet voldoet aan de voorwaarden van formele hulp”. Alle hulp die dus niet als formele hulp is aan te merken, wordt beschouwd als informele hulp.
Bij professionele aanbieders maken de kosten van woon-werkverkeer deel uit van de indirecte kosten en wordt hiervoor geen extra budget toegekend. Als een budgethouder gebruik maakt van informele hulp, worden de kilometers van het huisadres van de informele hulp naar het huisadres van de budgethouder, voor zover ze meer bedragen dan 5 kilometer enkele reis, voor het kilometerbedrag dat voor de Belastingwet belastingvrij kan worden vergoed (€0,19) tot maximaal € 20,00 per dag als pgb verstrekt.
Verplichtingen voor het inhouden van belastingen en premies door de budgethouder zijn vastgesteld in de Wet op de Loonbelasting 1964. De budgethouder niet verplicht belastingen en premies in te houden bij inkoop van ondersteuning/hulp voor 3 dagen per week of minder. Als de budgethouder toch gebruik wil maken van een salarisadministratie, dan kunnen de kosten hiervoor niet betaald worden uit het pgb.
Is het voeren van een salarisadministratie wel verplicht, dan wordt dit door het SVB uitgevoerd.
De pgb-aanvrager is verplicht om de afspraken met de aanbieder van zorg/ondersteuning vast te leggen in één van de modelovereenkomsten van de SVB.
Inwoners kunnen ervoor kiezen om geen professionele organisatie in te kopen voor de benodigde zorg of ondersteuning, maar te kiezen voor de inzet van mensen uit het eigen sociaal netwerk.
Aan het besteden van het pgb binnen het eigen netwerk worden voorwaarden gesteld. Dit gaat om zorg die door personen uit het gezin of het sociaal netwerk wordt geleverd en de gebruikelijke zorg overstijgt. Wat gebruikelijke zorg is kan per situatie verschillen. Voor een ouder met een inwonend kind is gebruikelijke zorg anders dan voor een zelfstandig wonend kind dat zorg verleent aan een ouder. Zie bijlage 2 voor een overzicht van wat wij zien als gebruikelijke hulp of zorg.
Er dient zorgvuldig en steekhoudend onderbouwd te worden, waarom de hulp uit het sociaal netwerk via een pgb ingezet dient te worden. Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:
De budgethouder wordt gevraagd om een aantal zaken in het gezins- en bestedingsplan vast te leggen. Het gaat hierbij om de volgende zaken:
Wanneer aan deze voorwaarden niet voldaan wordt, kan de gespreksvoerder besluiten dat het pgb niet ingekocht kan worden bij de persoon uit het sociaal netwerk.
In aanvulling op de wettelijke bepalingen wordt ook geen pgb verstrekt:
In spoed/crisissituaties. De zorg in natura kan wel later worden omgezet in een pgb, nadat er voldoende tijd en rust is om een ondersteunings- en bestedingsplan te maken;
Het pgb kan worden ingetrokken als uit een steekproef blijkt dat de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is, of als de hulp/ondersteuning niet voldoende bijdraagt aan de doelen die zijn gesteld in het ondersteuningsplan.
In de verordening zijn de tarieven bepaald voor hoogfrequente informele hulp van structurele aard. Daarbuiten kan er sprake zijn van deeltijdverblijf, logeeropvang en respijtopvang vanuit het sociaal netwerk. Het gaat vaak om incidenteel verblijf waarvoor vanuit het pgb een forfaitaire vergoeding van maximaal €141 per kalendermaand mogelijk is. Er wordt daarbij uitgegaan van een bedrag van €35 per etmaal voor verblijf bij iemand uit het sociaal netwerk, op een ander adres dan het woonadres van de budgethouder, met een maximum van €141 per kalendermaand. Dit bedrag is een symbolische vergoeding voor de kosten die gemaakt worden voor het verblijf bij personen uit het sociaal netwerk, ter ontlasting van de primaire verzorgers. Ook reiskosten van het woonadres van de persoon die gebruik maakt van logeeropvang, deeltijdopvang en respijtopvang naar de persoon uit het sociaal netwerk die de opvang verzorgt, zijn inbegrepen in het tarief van € 35,00 per etmaal.
Bijlage 4: Afwegingskader duur/intensiteit van zorg en cliënttypen
Wilt u meer informatie of toelichting bij deze bijlage? Neem contact op met zorgvraag Heerde via telefoonnummer (0578) 69 94 99 of e-mailadres info@zorgvraagheerde.nl. U kunt dan vragen naar de cliëntondersteuner.
Bij het ontwikkelen van de productenstructuur is onderscheid gemaakt in vier cliënttypen: Crisis, Intensief, Perspectief en Duurzaam.
Om te bepalen bij welk cliënttype en zorgproduct een inwoner hoort volgt de gespreksvoerder de volgende stappen:
5.1 Het kunnen wonen in een schoon en leefbaar huis
In uitzonderlijk situaties zijn de algemene voorzieningen niet afdoende.
Hiervan is in ieder geval sprake in combinatie met de volgende situaties:
Wanneer er sprake is van een dergelijke situatie wordt de totale hulp bij het huishouden (tijdelijk) ingezet als maatwerkvoorziening. In situaties waar kinderen bij betrokken zijn kan het nodig zijn om direct hulp bij het huishouden in te zetten als maatwerkvoorziening. Ook dan wordt eerst gekeken naar wat de cliënt zelf kan doen, met het sociaal netwerk, gebruikelijke zorg, mantelzorg etc. etc.
Het inzetten van deze maatwerkvoorziening zal dus vooral voorkomen in crisissituaties om het gezin de gelegenheid te geven om de zorg en opvang voor de kinderen te organiseren. In veel situaties zal de maatwerkvoorziening tijdelijk zijn en kan het gezin uiteindelijk gebruik maken de algemene voorziening(en).
In welke situaties kan er via een (tijdelijke) maatwerkvoorziening in de regie op het huishouden worden ondersteund?
Aanvullend afwegingskader maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden en kunnen beschikken over goederen om te voorzien in de primaire levensbehoeften
Het afwegingskader zoals opgenomen in paragraaf 3.3 is van toepassing. Er zijn alleen aanvullende bepalingen opgenomen.
Denk bij eigen mogelijkheden van de cliënt ook aan de situatie waarin iemand al een particuliere hulp bij het huishouden heeft. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, dan is het inzetten van de maatwerkvoorziening in het algemeen niet nodig, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen.
Het gebruik van een glazenwasser voor het reinigen van de ramen aan de buitenkant wordt aangemerkt als een gebruikelijke voorziening. Als de betreffende voorzieningen beschikbaar en bereikbaar zijn hoeven deze niet betrokken te worden in de maatwerkvoorziening. Ook niet als het niet de wens is van de aanvrager om deze voorzieningen te gebruiken.
5.2 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren
Het tijdelijk inzetten van een maatwerkvoorziening ten behoeve van het resultaat het kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan aan de hand zijn in combinatie met de volgende situaties:
Het inzetten van deze maatwerkvoorziening zal dus vooral voorkomen in crisissituaties om het gezin de gelegenheid te geven om de zorg en opvang voor de kinderen te organiseren. In veel situaties zal de maatwerkvoorziening tijdelijk zijn en kan het gezin uiteindelijk gebruik maken de algemene voorziening(en).
De persoon met beperkingen, chronisch psychische of psychosociale problemen, ervaart belemmeringen ten aanzien van het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.
Het afwegingskader zoals opgenomen in paragraaf 3.3 is van toepassing. Er zijn alleen aanvullende bepalingen opgenomen.
Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beiden werken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (oppas oma, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een structurele oplossing moeten zoeken
5.3 Het zich kunnen verplaatsen in en om de woning
De persoon met beperkingen, chronisch psychische of psychosociale problemen ervaart belemmeringen ten aanzien van het zich kunnen verplaatsen in en om de woning. Hierdoor is de persoon onvoldoende zelfredzaam.
Het afwegingskader zoals opgenomen in paragraaf 3.3 is van toepassing. Er zijn alleen aanvullende bepalingen opgenomen.
Rolstoeltraining is een eerstelijnsvoorziening (ergotherapeut) en wordt niet verstrekt in het kader van de Wmo.
5.4 Het kunnen wonen in een geschikt huis
De persoon met beperkingen, chronisch psychische of psychosociale problemen ervaart belemmeringen ten aanzien van het kunnen wonen in een geschikt huis. Hierdoor is de persoon onvoldoende zelfredzaam.
Het afwegingskader zoals opgenomen in paragraaf 3.3 is van toepassing. Er zijn alleen aanvullende bepalingen opgenomen.
Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de voorzienbare ontwikkeling van die beperkingen. Er wordt uitgegaan van een ‘wooncarrière’, waarbij de woning wordt aangepast op de levensfase.
Onder het kunnen wonen in een geschikt huis worden de meest elementaire woonfuncties zoals toegang tot de woning, verblijf in de woning en functies als slapen, lichaamsreiniging, het bereiden en gebruiken van maaltijden verstaan. Onder het normale gebruik van de woning worden niet meegerekend: werk-, hobby- of recreatieruimten.
Bij het toepassen van het verhuisprimaat worden alle aspecten meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de cliënt en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Zie ook Het verhuisprimaat.
Wanneer verhuizen niet leidt tot het resultaat en een grote woningaanpassing nodig is (zoals een inpandige verbouwing of een aanbouw) worden eerst de mogelijkheden van een losse woonunit beoordeeld. Een losse woonunit is een verplaatsbare unit die tijdelijk wordt ‘vastgemaakt’ aan de woning. Bijvoorbeeld een slaapkamer en/of een natte cel.
Er wordt geen voorziening toegekend voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen. Deze afwijzingsgrond is bedoeld voor situaties waarin gebruikte materialen voor problemen zorgen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de toepassing van asbest en spaanplaat of het voorkomen van vocht en tocht in de woning.
Bij het bepalen van al dan niet-bouwkundige woonvoorzieningen wordt rekening gehouden met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden. Een tillift die uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de zorg door professionele aanbieders wordt door de aanbieder geleverd.
Als een cliënt vraagt om een woning bezoekbaar te maken moet worden afgewogen of de woning regelmatig wordt bezocht (wekelijks of tweewekelijks). In de regel wordt één woning bezoekbaar gemaakt. Bezoekbaar betekent dat de cliënt de woonruimte kan bereiken en de woonkamer en één toilet kan gebruiken. Voor het bezoekbaar maken wordt een maximumbedrag gehanteerd. Dit bedrag is opgenomen in het Financieel Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2019.
Als eerste wordt beoordeeld of cliënt heeft geanticipeerd op de ontstane situatie en heeft gezocht naar eigen mogelijkheden. Is dit niet het geval, dan wordt van de cliënt gevraagd dat hij eerst op eigen kracht een oplossing zoekt voor het ontstane probleem in de woning. Verhuizen naar een voor hem meer geschikte woning kan hierbij een oplossing zijn. Het opleggen van het verhuisprimaat is in deze fase (nog) niet aan de orde.
Bij een plotseling optredend woonprobleem wordt bekeken wat de goedkoopst adequate oplossing is. Wanneer dit verhuizen is, wordt bij voorkeur het verhuisprimaat toegepast.
Factoren die meewegen bij het al dan niet toepassen van het verhuisprimaat:
Eventueel wordt een deskundige geraadpleegd.
Redenen voor het niet toepassen van een verhuisprimaat kunnen zijn:
Het niet willen verhuizen leidt niet tot het verstrekken van een woningaanpassing.
Bovenstaande procedure geldt zowel bij woningen in eigendom als huurwoningen.
Als verhuizen de goedkoopst adequate oplossing voor het probleem dat een cliënt heeft bij het gebruik van de woning is (met inachtneming van de afwegingen zoals hierboven omschreven), is de wens van de cliënt niet doorslaggevend. Een weigering om te verhuizen kan er toe leiden dat er geen maatwerkvoorziening verstrekt behoeft te worden. Het weigeren van een geschikte woning, wordt gelijkgesteld aan de weigering om te verhuizen.
In 2 situaties kan iemand een tegemoetkoming meerkosten voor verhuiskosten krijgen, namelijk:
De hoogte van de tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten is vastgelegd in het Financieel Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2020.
De tegemoetkoming meerkosten wordt, op basis van een subsidiebeschikking, rechtstreeks aan de inwoner uitgekeerd.
Een tegemoetkoming meerkosten in de vorm van een verhuiskostenvergoeding kan niet verstrekt worden wanneer de cliënt Wmo:
Elke bovenstaande situatie moet behandeld worden als maatwerk, waarbij rekening wordt gehouden met relevante jurisprudentie.
Soms is het wenselijk dat een woning bezoekbaar wordt gemaakt ten behoeve van een cliënt die woonachtig is in Heerde. Deze aanvraag wordt ingediend door de cliënt en betreft een woning die niet de eigen woning is. In de regel gaat het dan om één woning, die door de cliënt ook regelmatig bezocht wordt (bijvoorbeeld wekelijks of tweewekelijks). Bezoekbaar betekent dat de cliënt de woonruimte kan bereiken, de woonkamer en een toilet kan gebruiken. Het bezoekbaar maken van een woning wordt verstrekt als tegemoetkoming meerkosten. De hoogte van de tegemoetkoming meerkosten is opgenomen in het Besluit.
Bereikbaarheid en toegankelijkheid van de woning
Het uitgangspunt is dat een woning in ieder geval via één ingang bereikbaar is. Een tweede ingang kan noodzakelijk zijn om de berging, de tuin of het terras te bereiken. Het is niet noodzakelijk om de auto in de garage te kunnen stallen. Auto’s in de buitenlucht parkeren is gebruikelijk.
Veel oplossingen zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst):
de ondergrond van het toegangspad, de bestrating van het toegangspad, de aanleg van het benodigde (brede) toegangspad, drempelhulpen bij de toegangsdeuren, het aanbrengen van een steunpunt bij/op de deurpost.
Met de toegankelijkheid van de woning wordt bedoeld het kunnen bereiken van de ruimten in het huis.
Veel oplossingen om de toegankelijkheid te verbeteren zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst): het aanbrengen van steunpunten, het plaatsen van een drempelhulp, het verwijderen van drempels, een tweede trapleuning, aanpassen van hang- en sluitwerk.
Bij problemen bij traplopen, kan een traplift een oplossing zijn.
Veel ouderen krijgen op den duur problemen bij het gebruiken van de trap. Het verstrekken van een traplift is in dergelijke situaties geen vanzelfsprekendheid.
De afweging kent de volgende stappen:
In de regel zal een traplift worden verstrekt bij plotselinge beperkingen, waar de cliënt niet op heeft kunnen anticiperen.
Voorwaarde voor het verstrekken van een traplift is eveneens dat de gebruiker in staat moet zijn om de traplift veilig te gebruiken.
Deuren zijn voornamelijk een belemmering bij een gebruik van een rolstoel.
Noodzakelijke oplossingen kunnen zijn: verbreden van een deur, elektrische deuropener, schuifdeur.
Een keuken kan aangepast worden als de cliënt in belangrijke mate ook de keukenactiviteiten op zich neemt. Bij een huisgenoot zal ook worden gekeken naar gebruikelijke hulp (bijvoorbeeld het in- en uitladen van een wasmachine).
Een keuken wordt aangepast tot het niveau aan voorzieningen in de sociale woningbouw.
Een keuken wordt niet zonder meer aangepast als deze feitelijk technisch is afgeschreven (na ongeveer 20 jaar). In overleg met de eigenaar (of verhuurder) wordt dan bekeken welke meerkosten er zijn ten opzichte van de gebruikelijke renovatie.
Veel oplossingen om het gebruik van de keuken te verbeteren zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst): hendel kranen, keramische kookplaat, inductiekookplaat, korfladen.
Veel oplossingen om het gebruik van de natte cel of toilet te verbeteren zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst):
Steunpunten, drempelhulpen, bad vervangen door een douche, douchebak vervangen door een inloopdouche, antisliptegels, thermostaatkranen, een eenvoudig douchezitje, verhoogde toiletpot.
Slechts in uitzonderlijke situaties zal het nodig zijn om een voorziening te treffen om het bad te kunnen gebruiken.
Een tweede toilet op de verdieping is gebruikelijk en wordt in de regel niet verstrekt.
Indien het bedienen van bepaalde elementen in de woonkamer niet mogelijk is op basis van medisch/ergonomische belemmeringen en er geen hulp van huisgenoten aanwezig is, kunnen specifieke aanpassingen gericht op omgevingsbediening worden overwogen.
Een woning moet voldoende geventileerd kunnen worden. Dit kan door middel van een van de aanwezige ramen die open moet kunnen of andere vorm van ventilering.
Zonnewering is gebruikelijk en wordt niet verstrekt in het kader van de Wmo 2015, behoudens specifieke zintuigelijke beperkingen.
Een hobby-, werk- of speel-/recreatieruimte wordt niet gerekend tot de elementaire woonfuncties en wordt dan ook niet aangepast in het kader van de Wmo. Dit geldt ook voor het treffen van een voorziening uit oppas- of verzorgingsoogpunt.
In principe worden geen woningaanpassingen uitgevoerd aan gemeenschappelijke ruimten.
Een uitzondering betreft het toegankelijk maken van de gemeenschappelijke ruimte.
Dit laatste geldt niet voor woongebouwen die specifiek gericht zijn op ouderen en mensen met beperkingen, wanneer het gaat om voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie meegenomen kunnen worden.
Een berging kan noodzakelijk zijn voor de stalling van een voorziening (bijvoorbeeld een scootmobiel). Een voorziening is niet adequaat als deze niet veilig en droog gestald kan worden. Het aanpassen van de berging is in dergelijke gevallen dan ook niet aan de orde.
Dit geldt ook van het aanleggen of aanpassen van elektriciteit ten behoeve van het opladen van een voorziening. Dit is gebruikelijk en wordt niet verstrekt in het kader van de Wmo.
Voorzieningen, die tijdelijk (korter dan 6 maanden) nodig zijn, kunnen worden geleend bij de thuiszorgwinkel. Dit wordt vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet.
Verschillende losse woonvoorzieningen zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst): een eenvoudige douchestoel (niet verrijdbaar) of douchekruk, badplank, toiletstoel, vloerbedekking.
Wanneer een tillift noodzakelijk is om eventueel met assistentie, de transfers van en uit bed e.d. te maken, gaat de voorkeur uit naar de verrijdbare tillift boven de plafondlift.
Er wordt rekening gehouden met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden. Een tillift uitsluitend ten behoeve van de zorg door professionele aanbieders wordt door de aanbieder geleverd.
In uitzonderlijke situaties kan het niet mogelijk zijn om de woning te bewonen tijdens het aanpassen.
Dubbele woonlasten worden vergoed als deze niet te vermijden zijn en te maken hebben met het aanpassen van de woning. In de regel worden deze kosten nooit langer dan 6 maanden vergoed.
Huurderving is bedoeld als vergoeding voor de verhuurder om een aangepaste woning niet direct te verhuren, maar eerst te kijken of er iemand is die de aanpassing kan gebruiken. De eerste maand leegstand komt niet voor vergoeding in aanmerking. In de regel worden deze kosten nooit langer dan 6 maanden vergoed.
Wanneer een huurder van een aangepaste woning verhuist, hoeft de woningaanpassing noch door de huurder noch door de gemeente verwijderd te worden. Dit is als nieuwe bepaling opgenomen in de wet
Bepaalde psychische problemen van een cliënt, bijvoorbeeld hyperactiviteit of moeilijkheden in het doseren van omgevingsprikkels, kunnen (op bepaalde tijden) aanleiding geven tot problemen bij het verblijf van deze cliënt in de woonruimte. Deze problemen kunnen worden opgevangen door in de woning over een aparte prikkelarme ruimte te beschikken. Vaak gaat het hier om minderjarige kinderen. Onder een prikkelarme ruimte wordt verstaan een kamer (verblijfsruimte), waarin een cliënt met psychische problemen die gedragsproblemen heeft, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.
De criteria voor een prikkelarme ruimte zijn:
De prikkelarme ruimte is bedoeld om de cliënt, die bovenstaande problemen ondervindt tegen zichzelf te beschermen en om de ouders/verzorgers in staat te stellen beter toezicht uit te oefenen. Het belang van de gebruiker staat voorop bij de uitraaskamer. Gaat het bij de gevolgen van de gedragsproblemen niet om de belangen van de gebruiker, maar om die van anderen, bijvoorbeeld doordat zij bestaan uit hinder voor die anderen, dan is er geen sprake van een uitraaskamer in de zin van de Wmo.
5.5 Het zich lokaal kunnen verplaatsen
De persoon met beperkingen, chronisch psychische of psychosociale problemen, ervaart belemmeringen ten aanzien van het zich lokaal kunnen verplaatsen. Hierdoor is de persoon onvoldoende zelfredzaam.
Als ondersteuning noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid en participatie van iemand zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte van de belanghebbende uit bestaat. Het analyseren van het verplaatsingsgedrag (waarom, waarheen, frequentie, wijze van verplaatsen) vormt de input voor de vervoersbehoefte. Dit betekent niet dat iedere wens gehonoreerd wordt. Er wordt een afweging gemaakt tussen de vervoersbehoefte en de goedkoopst adequate oplossing.
Vervoer met de door de gemeente gecontracteerde vervoerder (PlusOV) kent twee vormen:
In sommige situaties is het voor een cliënt niet mogelijk om met anderen tegelijk vervoerd te worden. Het collectief vervoer kan ook in deze situaties een passende oplossing zijn. Het is namelijk mogelijk om aan te geven dat de cliënt alleen solo vervoerd kan worden. Ook in dat geval is er nog steeds sprake van collectief vervoer.
De door de gemeente gecontracteerde vervoerder (PlusOV) is de collectieve vervoersvoorziening voor het vervoer binnen de regio. Dit is ook toegankelijk voor cliënten met beperkingen, ook als zij hun rolstoel of scootmobiel mee moeten nemen. PlusOV heeft als collectieve voorziening het primaat. Wanneer iemand tot de doelgroep van de Wmo behoort, wordt een pas, door de gemeente gecontracteerde vervoerder (PlusOV), verstrekt, waardoor de cliënt een lagere ritbijdrage betaalt dan het reguliere OV-tarief.
Criteria voor de indicatie CVV:
Begeleiding in de door de gemeente gecontracteerde vervoerder (PlusOV) (type CVV):
In sommige situaties kan één medisch begeleider gratis mee in het CVV en CVR.
De noodzaak van een medisch begeleider wordt, nadat geïndiceerd is dat medische begeleiding noodzakelijk is, in het systeem van de vervoerder geregistreerd. Met een indicatie voor een medisch begeleider kan de inwoner geen gebruik maken van het CVV zonder zijn medisch begeleider.
Sociale begeleiding is incidentele begeleiding die op indicatie van de gemeente wordt afgegeven.
De ritbijdrage van de sociaal begeleider is conform het Wmo-tarief.
Voor alle overige meereizenden wordt het reguliere OV-tarief in rekening gebracht.
In een enkel geval kan het voorkomen dat de door de gemeente gecontracteerde vervoerder (PlusOV), in combinatie met, of een ander vervoermiddel geen passende oplossing biedt voor het ondervonden vervoersprobleem. In dat geval kan een tegemoetkoming meerkosten verstrekt worden voor de extra kosten van vervoer. Een tegemoetkoming meerkosten is alleen aan de orde bij ernstige beperkingen, waarbij gedacht kan worden aan sociaal/psychische factoren ten gevolge waarvan de privacy of de veiligheid van de cliënt of medepassagiers niet is gegarandeerd, zoals:
De tegemoetkoming kan aangewend worden voor een vergoeding voor het gebruik van een (rolstoel)taxi of het gebruik van de eigen, bruikleen- of leaseauto (alleen mogelijk als er voor het vervoersprobleem een auto aangeschaft moet worden). De maximale bedragen van deze tegemoetkomingen zijn opgenomen in het financieel besluit.
Bovenregionaal vervoer (>25 km vanaf het woonadres) valt niet onder de reikwijdte van de Wmo. Landelijk heeft Valys de opdracht van het ministerie om het bovenregionale vervoer te organiseren voor mensen die geen gebruik kunnen maken van het reguliere openbare vervoer.
In zeer uitzonderlijke gevallen wordt bovenregionaal vervoer vergoed, als Valys geen passende oplossing is. Iemand dient hiervoor aan alle volgende criteria te voldoen:
Een autoaanpassing wordt alleen verstrekt als de auto al in het bezit is van de cliënt. De kosten van de voorziening worden gemaximeerd op de hoogte van de totale tegemoetkoming voor het gebruik van een taxi dan wel rolstoeltaxi afhankelijk van het feit of de gebruiker rolstoelafhankelijk is.
Naast alle voorwaarden die gelden voor een maatwerkvoorziening vervoer, gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
De beoordeling of iemand met een beperking in staat is om op een veilige manier met een auto deel te nemen aan het verkeer wordt gedaan door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Via de afdeling aanpassingen van het CBR wordt advies gegeven over de noodzakelijke technische aanpassingen om de auto veilig te kunnen besturen. De kosten voor dit advies komen voor de rekening van de cliënt.
Bij lokale verplaatsingen wordt onderscheid gemaakt tussen:
De hieronder omschreven vervoermiddelen worden adequaat geacht voor korte en middellange afstanden. Een uitzondering hierop vormt de rolstoelscooter die ook voor de langere afstanden adequaat is.
De volgende vervoermiddelen zijn gebruikelijk. Het betreft geen limitatieve lijst.
Wanneer een gebruikelijke fiets geen adequate oplossing biedt, zal gekeken worden naar andere oplossingen. In het algemeen moet één vervoermiddel voor lokale verplaatsingen als afdoende beschouwd worden en zal gekozen worden voor de goedkoopst adequate voorziening.
Aanpassingen aan een auto om de voorziening voor lokale verplaatsing mee te kunnen nemen op de auto komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Algemene voorwaarden voor verstrekking van een voorziening voor lokale verplaatsingen:
De scootmobiel is een elektrisch aangedreven buitenvervoermiddel, dat door middel van handbediening wordt bestuurd.
Criteria en voorwaarden voor verstrekking van een scootmobiel zijn:
Rolstoelfietsen zijn fietsen waaraan een rolstoel is vastgekoppeld. Deze fietsen worden vooral gebruikt bij kinderen, die rolstoelafhankelijk zijn en die te groot zijn geworden voor het vervoer achterop de fiets van de ouders.
Criteria en voorwaarden voor het verstrekken van een rolstoelfiets zijn:
De handbike is een fietsdeel dat is aan te koppelen aan een rolstoel, zodat kan worden “gefietst” met behulp van handaandrijving of elektrische aandrijving. Op de plaats van bestemming kan het fietsdeel worden afgekoppeld, zodat de rolstoel weer als rolstoel is te gebruiken.
Criteria en voorwaarden voor verstrekking zijn:
In zeer uitzonderlijke gevallen kan worden overgegaan tot het verstrekken van een voorziening voor lokale verplaatsing, waar men met een rolstoel op rijdt, een zogenaamde rolstoelscooter.
Accessoires aan vervoersvoorzieningen worden alleen verstrekt wanneer deze medisch noodzakelijk zijn en niet als gebruikelijk worden beschouwd.
De volgende accessoires zijn gebruikelijk:(rolstoel)handschoenen, regenkleding, boodschappenmandje/-tas, bandenpomp, spiegels, schoot kleed/voetenzak, zonnekap/-scherm.
In de regel medisch noodzakelijk zijn: orthesejas, zuurstoffleshouder, stokhouder en in sommige situaties spaakbeschermers.
Noodzakelijke training om een vervoermiddel te kunnen gebruiken is een eerstelijnsvoorziening (ergotherapeut) en wordt niet verstrekt in het kader van de Wmo.
5.6 Het hebben van contacten met medemensen door het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten
Personen die wegens beperkingen, chronische psychische of psychosociale problemen niet zonder maatschappelijke ondersteuning in staat zijn tot het aangaan van sociale contacten.
Het afwegingskader zoals opgenomen in paragraaf 3.3 is van toepassing. Er zijn alleen aanvullende bepalingen opgenomen.
Zoals eerder aangegeven valt de rolstoel voor incidenteel gebruik niet onder het resultaat verplaatsen in en om de woning. De rolstoel voor incidenteel gebruik is namelijk bedoeld voor verplaatsingen tijdens bijvoorbeeld uitstapjes. De rolstoel voor incidenteel gebruik wordt hier vermeld, omdat de rolstoel het mede mogelijk maakt om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten. De leenrolstoel via de thuiszorgwinkels is een voorliggende voorziening.
Bij een aanvraag voor een sportvoorziening (in de vorm van een tegemoetkoming) in het kader van de Wmo moet er sprake zijn van een voorziening voor deelname aan sportieve activiteiten in het maatschappelijk leven. De sportvoorziening moet gezien worden als een manier om de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met beperkingen te bevorderen. Bij elke vraag voor een sportvoorziening wordt het oordeel gevormd over de daadwerkelijke bijdrage die hieraan geleverd wordt door de sportvoorziening. In de regel zal een sportvoorziening alleen worden toegekend als de gebruiker actief lid van een sportvereniging is.
De gemeente heeft geen resultaatsplicht voor topsportvoorzieningen. Belanghebbenden die speciale sportvoorzieningen nodig hebben om sport op topniveau te bedrijven, dienen uit eigen middelen, fondsenwerving of door middel van sponsoring de financiën bijeen te brengen. Dit laat onverlet dat een topsporter eventueel wel in aanmerking kan komen voor een "normale" sportvoorziening, die voldoende geschikt is om sport te kunnen beoefenen op een lager niveau.
Voor voorzieningen op grond van dit resultaat wordt een bijdrage gevraagd (zie paragraaf 6.3). Dit geldt niet voor een sportvoorziening, omdat het hier een financiële tegemoetkoming betreft.
5.7 Het zo nodig kunnen wonen in een beschermde omgeving, dan wel kunnen beschikken over opvang
Aangesloten wordt bij het afwegingskader van de gemeente Apeldoorn die namens de regio als centrumgemeente optreedt.
Onder maatschappelijke opvang wordt verstaan het bieden van tijdelijk verblijf aan mensen zonder dak boven hun hoofd, gekoppeld aan zorg en begeleiding en/of het verhelpen van een crisis. Opvang wegens huiselijk geweld wordt geboden aan personen voor wie opvang noodzakelijk is wegens geweld in de huiselijke kring (zowel mannen als vrouwen al dan niet gezamenlijk met hun kinderen).
Aangesloten wordt bij de regionale beleidsregels en bijbehorende pgb regeling (zie bijlage 3). Beschermd wonen wordt uitgevoerd in de regio Apeldoorn, Voorst, Epe en Heerde eenduidigheid.
5.8 Zorgproducten en materiële voorzieningen Wmo en MO/BW naar resultaatgebieden
* Voor Jeugd wordt het product Vervoer niet ingezet, het product Vervoer Plus wel.
** Dit product zetten alleen de gemeenten Brummen, Epe, Hattem, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen in.
*** Dit product zetten alleen de gemeenten Epe, Hattem, Heerde, Voorst en Zutphen in. Dit product wordt niet ingezet voor Jeugd.
Bijlage 6: Richtlijnen gebruikelijke hulp Jeugd
Hieronder per levensfase van de jeugdige richtlijnen ten aanzien van wat gebruikelijke hulp is van ouders voor jeugdigen met een regulier ontwikkelingsprofiel.
Is er sprake van boven gebruikelijke hulp, dan kan dit aanleiding zijn om een voorziening op grond van de Jeugdwet te verstrekken. Hiervoor is een individuele afweging van de gezinssituatie noodzakelijk. Binnen dat kader moet worden beoordeeld of het bieden van de boven gebruikelijke hulp wel of niet redelijkerwijs van de ouder(s) mag worden verwacht.
Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan jeugdigen is tot een leeftijd van 18 jaar gebruikelijke hulp, zowel in kortdurende als langdurige situaties.
Voor jongvolwassenen (18 – 21 jaar) geldt dat alle hulp die door de ouders geboden wordt aangemerkt moet worden als boven gebruikelijke hulp.
Gebruikelijke hulp omvat eveneens:
Handelingen die niet standaard bij alle jeugdigen voorkomen, maar die een gebruikelijke hulphandeling vervangen. Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke hulphandelingen vervangen kunnen zijn: het geven van sondevoeding in plaats van eten; het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een jeugdige met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie.
Handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen. Ook zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp aan een jeugdige, kunnen als gebruikelijke hulp worden aangemerkt. Bijvoorbeeld het aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment, bij jeugdigen met een lichamelijke beperking.
Bij de individuele beoordeling wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met verschillen die tussen jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Veel jeugdigen van 4 jaar zijn bijvoorbeeld overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een jeugdige van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft.
Verder wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om niet vooraf te plannen hulp en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van de jeugdige.
Ook de omvang van de tijd die met de zorghandelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke hulp sprake is. Voorbeeld: alle jeugdigen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer tijd kosten vanwege bijvoorbeeld spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke hulp gezien.
Het uitgangspunt van de richtlijn is de hulp die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan jeugdigen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.
De hierboven genoemde richtlijnen en aanvullingen/uitzonderingen daarop moeten daarom telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van de jeugdige worden beoordeeld:
Zo kan bij een jeugdige van een bepaalde leeftijd die is aangewezen op handelingen die niet bij alle gezonde jeugdigen voorkomen en die kunnen meelopen in het gebruikelijke patroon van dagelijkse verzorging, niet langer sprake zijn van gebruikelijke hulp vanwege de (extra) tijd die met deze zorghandelingen gemoeid gaat.
Een concreet voorbeeld: het geven van medicatie (aard) bij een jeugdige van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijke hulp. Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon en moet beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke hulp te beschouwen.
Bijlage 7: Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen
Wilt u meer informatie of toelichting bij deze bijlage? Neem contact op met zorgvraag Heerde via telefoonnummer (0578) 69 94 99 of e-mailadres info@zorgvraagheerde.nl. U kunt dan vragen naar de cliëntondersteuner.
Met ingang van 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen in de Wmo. Wij geven deels uitvoering aan deze taken via de regionaal ingekochte zorg- en ondersteuningsproducten Wonen/Verblijf. De gemeente Apeldoorn is financieel budgethouder voor regiogemeenten Brummen, Epe, Hattem, Heerde en Voorst en ontvangt hiervoor een rijksvergoeding van het rijk. De genoemde regiogemeenten hebben Apeldoorn gemandateerd en gemachtigd om toegangsbesluiten te nemen, cliënten een beschikking te sturen en met aanbieders een dienstverleningsovereenkomst aan te gaan. De rijksvergoeding zal waarschijnlijk vanaf 1-1-2021 rechtstreeks naar de individuele gemeenten gaan. Regionaal is een convenant in voorbereiding voor de toekomstige gezamenlijke werkwijze.
Bij Wonen/Verblijf gaat het om het bieden van onderdak en begeleiding aan mensen met psychische of psychosociale problemen.
Wonen/Verblijf is een maatwerkvoorziening. Deze maatwerkvoorziening biedt mensen waar nodig toezicht en ondersteuning in de nabijheid, (groeps-)structuur, begeleiding en een agogisch klimaat. De doelstelling van Wonen/ Verblijf is de zelfredzaamheid van mensen met psychische en/of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, te vergroten zodat zij naar vermogen kunnen participeren in de samenleving en zo goed mogelijk zelfstandig kunnen wonen.
De zorg- en ondersteuningsproducten zijn als volgt ingekocht (10) (Beschrijving van deze zorgproducten is gebaseerd op het zorgproductenboek. Wanneer de producten in het zorgproductenboek wijzigen, wijzigen de producten in de beleidsregels mee).
Wonen/Verblijf Individueel met begeleiding Perspectief: Cliënt is stabiel, maar ondervindt problemen op meerdere leefgebieden. Cliënt beschikt over dusdanige zelfregie en zelfinzicht dat zelfstandig wonen op korte termijn realistisch is. De begeleiding is gericht op het aanleren van vaardigheden voor zelfstandig wonen, passend bij de ontwikkelfase. Cliënt kan vervolgstap maken richting reguliere woonplek. Dat betekent uitstroom en eventueel nog ambulante begeleiding. De cliënt krijgt ondersteuning bij het realiseren van een passende vervolgplek. De begeleiding is niet 24 uur per dag aanwezig, maar wel op afroep beschikbaar.
Wonen/Verblijf Groep met begeleiding Perspectief: Cliënt is stabiel, maar ondervindt problemen op meerdere leefgebieden. Cliënt beschikt over enige matige van zelfinzicht en zelfregie. Cliënt heeft behoefte aan groepsstructuur. Zelfstandig wonen is (nog) geen optie. Begeleiding is gericht op het aanleren van vaardigheden m.b.t. zelfstandigheid, passend bij de ontwikkelfase. Cliënt kan vervolgstap maken. Als volledige zelfstandigheid (nog) niet mogelijk is, dan naar lichtere vormen van (ambulante) ondersteuning. De begeleiding is niet 24 uur per dag aanwezig, maar wel op afroep beschikbaar.
Wonen/Verblijf Groep met begeleiding Intensief: Cliënt is instabiel, maar niet in crisis. Intensieve, maar niet planbare zorgvraag. Regie moet (tijdelijk) worden overgenomen. Focus ligt op stabiliseren van cliënt en zijn omgeving, doorbreken van bestaande patronen en het aanleren van vaardigheden m.b.t. zelfstandigheid, passend bij de levensfase. Cliënt is gestabiliseerd. De zorgvraag is nog niet weggenomen, maar wel planbaar. Doorstromen naar een lichtere vorm van (ambulante) ondersteuning. De begeleiding is 24 uur per dag aanwezig.
Wonen/Verblijf Groep met begeleiding Duurzaam: Cliënt is reeds enige tijd stabiel. De kans op herstel is niet in te schatten en heeft niet de primaire focus. Gezien problematiek en leefbaarheid zijn op korte termijn geen grote ontwikkelstappen te verwachten. Stabiel houden en bestendigen van aangeleerde vaardigheden. Het bieden van een stabiele omgeving en het creëren van routine. Vasthouden wat de cliënt heeft bereikt, voorkomen van terugval. De begeleiding is niet 24 uur per dag aanwezig, maar wel op afroep beschikbaar.
Time-Out Voorziening: Het is een kortdurende voorziening, cliënt verblijft er tussen de vier en de zes weken. De cliënt is door zijn of haar zorgbehoefte, waar psychiatrische en/of gedragsproblematiek en/of verslavingsproblematiek onderdeel van uitmaakt, (tijdelijk) aangewezen op zorg die gepaard gaat met permanent toezicht (24 uur). Ook kan dit product worden ingezet bij schorsing, bijvoorbeeld vanwege overlast binnen de leefgroep. Deze hulp wordt op een locatie van een opdrachtnemer geboden. Er is 24 uur (pedagogische) begeleiding aanwezig voor ondersteuning aan de cliënt en/of voor het organiseren van dagactiviteiten. Professionele ondersteuning die al betrokken is bij de cliënt of cliëntsysteem wordt zo optimaal mogelijk benut. Begeleiding Individueel is onderdeel van dit product (hoeft niet apart te worden beschikt).
Het college stelt aan de hand van onderstaande criteria vast of de cliënt in aanmerking komt voor één van bovenstaande Wonen/Verblijf producten:
De problemen die de cliënt ondervindt in het zelfstandig handhaven in de samenleving zijn niet op te lossen op eigen kracht, bijvoorbeeld met gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp van andere personen uit het sociaal netwerk, gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen, (para)medische zorg en/of door extramurale begeleiding.
In het werkproces hanteert de regio de Werkwijzer ‘Medisch noodzakelijk verblijf GGZ’ (11) (https://assets.zn.nl/p/32768//files/20180903%20%20Werkwijzer%20Medisch%20noodzakelijk%20verblijf%20ggz%20-%20DEFINITIEF.pdf.)
Alle colleges in de regio hebben een besluit genomen om zich te houden aan:
Convenant ‘Landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang’ (12) (Op korte termijn zal er een nieuw convenant maatschappelijke opvang geldig zijn, met daarin nieuwe beleidsregels. Deze beleidsregels in het nieuwe convenant zullen de huidige beleidsregels overschrijven). (13) (https://vng.nl/files/vng/publicatie_bijlagen/2017/20150303_convenant_landelijke_toegankelijkheid_maatschappelijke_opvang_def.pdf) en de daarbij behorende handreiking ‘Landelijke toegang maatschappelijke opvang’.
De colleges hebben tevens het besluit genomen om de bij deze convenanten behorende beleidsregels ook ongewijzigd vast te stellen als beleidsregels van de desbetreffende gemeenten.
Naast hetgeen in artikel 15, lid 2 van de verordening is geregeld, kan het college een maatwerkvoorziening Wonen/Verblijf tevens weigeren of intrekken indien:
De specifieke regelgeving voor jongeren ten aanzien van huurtoeslag en bijstand in het kader van de Participatiewet sluiten onvoldoende op elkaar aan. Dit is een weeffout in ons sociale systeem. Het gevolg hiervan is dat jongeren onterecht worden opgenomen in de Maatschappelijke Opvang of Wonen/Verblijf terwijl er eerder sprake is van een huisvestings- of inkomensprobleem dan van een ondersteuningsvraag. Samen met aanbieders zal de toegang nader vorm en inhoud geven aan de indicaties voor jongeren 18+. Het moet helder zijn voor welke jongeren de Maatschappelijk Opvang en Wonen/Verblijf wél of niet de geëigende voorziening is en welke jongeren in staat zijn om uit te stromen naar zelfstandig wonen met begeleiding, mits de financiële randvoorwaarden op orde zijn. Belemmeringen voor de uitstroom van jongeren tot 23 jaar, zoals het ontbreken van betaalbare woonmogelijkheden en/of (voldoende) inkomen van de jongeren worden voortvarend aangepakt. Bijvoorbeeld doordat de lokale gemeente financieel bijspringt om het zelfstandig wonen mogelijk te maken. De toegang kan bijvoorbeeld besluiten om binnen de lokale Wmo de huur voor een jongere te betalen als daarmee een onnodig verblijf in Wonen met Verblijf wordt voorkomen.
Voor burgers die voor 1 januari 2015 al een indicatie voor een GGZ C pakket vanuit de AWBZ kregen, geldt dat er sprake is van overgangsrecht. In deze overgangsperiode moet de gemeente in overleg met de cliënt een ondersteuningsarrangement vaststellen, tegen de op dat moment geldende tarieven voor deze ondersteuning.
Wie op 1 januari 2015 een geldige indicatie op grond van de AWBZ heeft voor een ZZP GGZ-C gaat in eerste instantie over naar Wonen/Verblijf in de Wmo. De cliënt behoudt zijn aanspraken op zijn oorspronkelijke AWBZ-indicatie tenminste voor een periode van 5 jaar of indien de lopende indicatie voor een kortere periode geldt, voor de nog resterende duur van die indicatie en uiterlijk tot 1-1-2020.
Indien een cliënt sinds 1-1-2015 ononderbroken gebruik maakt van een intramurale voorziening en met instemming van de cliënt is een ondersteuningsplan opgesteld waarbij de cliënt zelfstandig gaat wonen, schort het college het overgangsrecht op de oorspronkelijke indicatie voor intramuraal verblijf op gedurende een periode van 90 dagen.
Voor mensen die gebruikmaken van het PGB geldt dat zij gedurende de periode van één jaar recht houden op dit PGB (uiterlijk tot 1-1-2016) en dat zij vervolgens tot de einddatum van de indicatie of uiterlijk tot 1-1-2020 wél recht houden op hun indicatie.
Wilt u meer informatie of toelichting bij deze bijlage? Neem contact op met zorgvraag Heerde via telefoonnummer (0578) 69 94 99 of e-mailadres info@zorgvraagheerde.nl. U kunt dan vragen naar de cliëntondersteuner.
Ja: Dan is deze regeling van toepassing en is er onder bepaalde voorwaarden (niet per definitie) een vergoeding voor vervoer mogelijk. De voorwaarden zijn te vinden in het zorgproductenboek.
Nee: Dan is deze regeling niet van toepassing
(Visie: ouders zijn zélf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind naar jeugdhulp)
Hierbij rekening houden met financiële mogelijkheden en balans draaglast-draagkracht
Ja: Géén (vergoeding voor) vervoer
Nee/ of niet geheel zelf: Reden achterhalen, vaststellen welk deel ouders wél kunnen regelen
Denk hierbij ook aan vervoer door vrijwilliger van de Plu of via diaconie (kerk), vrijwillige hulpdienst Heerde (vergoeding van 19 cent per km)
Ja, netwerk kan voldoende betekenen: géén (vergoeding voor) vervoer
Nee, netwerk kan niets/ niet voldoende betekenen: mogelijk vergoeding voor (een deel) van het vervoer (ouders/netwerk doen zelf wat en een deel wordt geregeld via algemene of individuele voorziening)
Ja: dan algemene voorziening gebruiken; géén (vergoeding voor) individueel vervoer
Mogelijk een vergoeding voor algemene voorziening; bepaling via wegingsschema
ziektekostenverzekering en actuele tarieven openbaar vervoer
Nee: Reden achterhalen en beoordelen
Ja: Dan mogelijk inzet van individuele voorziening vervoer
Nee: Dan inzet van algemene voorziening (openbaar vervoer). Gemeentelijke toegang neemt dit op in de verleningsbeschikking voor de cliënt (of ouders/verzorgers). Cliënt (of ouders/verzorgers) mag zelf kosten openbaar vervoer declareren conform aangegeven bedrag in verleningsbeschikking.
Korte termijn: ouders regelen het zelf, eventueel in afstemming met gemeentelijke toegang. Op grond van de verleningsbeschikking vervoer kunnen mensen een vervoerder inschakelen. Maximale vergoeding hiervoor is € 1,50 per kilometer voor individueel vervoer, betaald door gemeente aan de officiële vervoerder via declaratie van de gemaakte kosten.
Bijlage 9 Afwegingskader omslagpunt Wmo naar Wlz
Wilt u meer informatie of toelichting bij deze bijlage? Neem contact op met zorgvraag Heerde via telefoonnummer (0578) 69 94 99 of e-mailadres info@zorgvraagheerde.nl. U kunt dan vragen naar de cliëntondersteuner.
Wanneer in het gesprek blijkt dat er sprake is van verminderde zelfregie en zelfzorg met een groot risico op gezondheidsschade, waardoor 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week toezicht of hulp in de nabijheid noodzakelijk is, kan het zijn dat een WLZ-indicatie in beeld komt. Een gesprek met de inwoner over het aanvragen van een Wlz-indicatie is dan noodzakelijk. Dit geldt ook als er al een mantelzorger die 24 uur per dag in de nabijheid is en de noodzakelijke zorg of het toezicht verleent. Cruciaal is het antwoord op de vraag wat er gebeurt met de veiligheid en de gezondheid wanneer de mantelzorger wegvalt. Binnen de AWBZ (2014) was er sprake van een verzekerd aantal dagdelen begeleiding of uren voor individuele begeleiding. Vanaf 2015 is er sprake van zorgzwaartepakketten en vanaf 2018 is er sprake van Zorgprofielen, die beschrijvend van aard zijn en die alleen nog maar aangeven welke zorg noodzakelijk is, maar deze noodzaak niet meer vertalen in uren of in dagdelen.
Gemeente Heerde gebruikt de oude AWBZ - beschrijving ter identificatie van het moment dat er sprake is van een dusdanige situatie dat een Wlz-indicatie mogelijk voorliggend is.
Voorop staat dat een Wlz-indicatie alleen wordt afgegeven wanneer er sprake is van een dusdanig verlies van zelfregie en zelfzorg dat door de afwezigheid van 24-uurs toezicht of hulp in de nabijheid, een reële kans op gezondheidsschade of letsel ontstaat.
Onderstaande tabel laat zien hoe het pakket aan zorg vanuit de AWBZ eruit zag. Let wel: het gaat hierbij om het totale pakket aan zorg dat noodzakelijk was. Dus enkel een hoge zorgvraag op één van de zorggebieden (PV, VP, BGI of BGG) leidt niet tot toekenning van een Wlz-indicatie.
Het indiceren van begeleiding individueel of begeleiding groep in de Wmo, met een frequentie die gelijk is aan of hoger ligt dan de gemiddelde norm binnen de Wlz, moet deugdelijk worden gemotiveerd. Onderdeel daarvan is dat aantoonbaar onderzocht is of een WLZ-indicatie van toepassing zou kunnen zijn.
Inwoners met een zorg- en ondersteuningsvraag die in de buurt komen van de minimale inzet van zorg, zoals omschreven in tabel 2, zijn mogelijk Wlz-indiceerbaar. Uit de ervaring leert bijvoorbeeld dat bij de verzorging en verpleging sectoren de meeste cliënten in de Wlz gemiddeld 5 dagdelen per week naar een dagbesteding gaan. Of deze indicatie feitelijk ook afgegeven wordt, is aan het CIZ.
De AWBZ indiceerde voor alle vormen van zorg die noodzakelijk waren, dus voor Persoonlijke Verzorging, Verpleging, Begeleiding Individueel in klassen en Begeleiding groep in dagdelen.
Onderstaande tabel bevat de zorgzwaartepakketten waarmee vóór 2015 een persoon in aanmerking kwam voor een indicatie verblijf. Inhoudelijk zijn deze criteria onderliggend aan de zorgprofielen die nu worden gebruikt door het CIZ voor de indicatiestelling: Verblijf in een instelling.
Wanneer sprake is van zorg die qua omvang aansluit bij deze tabel, dan is het gesprek over de Wlz noodzakelijk.
Bijlage 10: Mantelzorgcompliment
Wilt u meer informatie of toelichting bij deze bijlage? Neem contact op met zorgvraag Heerde via telefoonnummer (0578) 69 94 99 of e-mailadres info@zorgvraagheerde.nl. U kunt dan vragen naar de cliëntondersteuner.
Zorgvragers en voordragers kunnen (samen met de mantelzorger) eenmaal per jaar een aanvraag indienen voor het mantelzorgcompliment. Dit kan door het invullen van het ‘Voordrachtformulier Mantelzorgcompliment Gemeente Heerde’, dat telkens in het 3e kwartaal van elk jaar te vinden is op de website van de gemeente. Op het voordrachtformulier vult de voordrager de volgende gegevens in:
De beslissing op het voordrachtformulier wordt via een beschikking conform de Algemene wet bestuursrecht aan de mantelzorger bekend gemaakt. De mantelzorger mag hierop bezwaar indienen.
De hoogte van het mantelzorgcompliment wordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt maximaal €100 per mantelzorgcompliment. Dit bedrag verschil voor jonge mantelzorgers van 4 tot en met 18 jaar die in het eigen gezin mantelzorg verlenen en mantelzorgers van 18+ jaar. Het bedrag wordt aan de mantelzorger verstrekt door middel van:
Economische levensmiddelen, peildatum 2021
Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet of de Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2020 (hierna: de verordening).
Artikel 2. Hoogte persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 3. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen
De bijdrage voor een materiële maatwerkvoorziening wordt gedurende de volledige gebruiksperiode in rekening gebracht. Voor het bepalen van de bijdrage wordt uitgegaan van de gebruikswaarde, zijnde de kosten van de voorziening (uitgaande van nieuwwaarde van de voorziening en de economische levensduur), verhoogd met reparatie- en onderhoudskosten per jaar
De bijdrage voor een materiële maatwerkvoorziening wordt gedurende de volledige economische gebruiksperiode in rekening gebracht. Voor het bepalen van de bijdrage wordt uitgegaan van de gebruikswaarde, zijnde de kosten van de voorziening per jaar (uitgaande van nieuwwaarde van de voorziening en de economische levensduur), eventueel verhoogd met reparatie- en onderhoudskosten per jaar. Bij hulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen wordt uitgegaan van een economische levensduur van 108 periodes, bij bouwkundig nagelvaste woonvoorzieningen wordt uitgegaan van een economische levensduur van 120 periodes en bij trapliften wordt uitgegaan van een economische levensduur van 144 periodes.
Artikel 4. Tegemoetkomingen meerkosten
Artikel 5. Terugbetaling kosten nagelvaste woonvoorzieningen
De terugbetaling wordt bepaald door de formule:
90% van de kosten bij verkoop na 1 jaar;
80% van de kosten bij verkoop na 2 jaar;
70% van de kosten bij verkoop na 3 jaar;
60% van de kosten bij verkoop na 4 jaar;
50% van de kosten bij verkoop na 5 jaar;
40% van de kosten bij verkoop na 6 jaar;
30% van de kosten bij verkoop na 7 jaar;
20% van de kosten bij verkoop na 8 jaar;
10% van de kosten bij verkoop na 9 jaar.
Bij verkoop na 10 jaar wordt geen terugbetaling meer gevraagd.
Artikel 6. Intrekking Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Heerde 2020
Het Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2020 wordt met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken.
Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021 en kan worden aangehaald als het Financieel Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2021.
Aantal m² waarvoor een vergoeding kan worden gegeven ingevolge artikel 2 derde lid sub a. onder viii (het verwerven van grond) . (2) (Handboek toegankelijkheid, 7e druk; ISBN 9789012585057).
Het is mogelijk een woonvoorziening te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m² dat voor een woonvoorziening in aanmerking komt, is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.