Organisatie | Leusden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenplan gemeente Leusden 2012-2021, module C: Technische kwaliteitseisen |
Citeertitel | Bomenplan gemeente Leusden 2012-2021, module C: Technische kwaliteitseisen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 160 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-02-2013 | Nieuwe regeling | 27-09-2011 | 172957 |
In deze module worden de instrumenten beschreven om bomen probleemloos te laten groeien tot de gewenste omvang en kwaliteit.
Er worden eisen gesteld aan het planten, het aantal en de kwaliteit van de bomen. Ook aan de plantplaats, de soortkeus, de intensiteit van het beheer en het plantmateriaal worden eisen gesteld.
Voor de bestaande bomen beschrijven wij de voorwaarden voor het inpassen, verplanten of rooien van bomen. Het toetsen van de inpasbaarheid van bomen moet gebeuren door middel van een bomeneffectanalyse. Wij stellen een boombeschermingsplan op om de bomen tijdens de werkzaamheden te beschermen.
Hoe de aanplant van bomen en het beschermen van bestaande bomen moet gebeuren is vastgelegd in bestekken/werkomschrijvingen.
Bij uitvoering moet voldoende toezicht aanwezig zijn. Dit kan schades voorkomen. Door een nul-meting en controle na uitvoering wordt eventuele schade bewijsbaar.
Ruimtelijk beheer behartigt in de verschillende fases van ruimtelijk beheer de boombelangen.
Voor het behoud van bestaande bomen en een duurzame toepassing van nieuw te planten bomen moet er tijdens de (her)inrichting van de openbare ruimte rekening gehouden worden met de voorwaarden die bomen aan hun leefomgeving stellen. Niet alleen nu, maar ook in de toekomst, wanneer de boom het beoogde formaat heeft bereikt. De inrichtingsvoorwaarden dienen integraal te worden afgestemd met behulp van het HIOR (Handboek Inrichting Openbare Ruimte). Bomen stellen eisen aan hun omgeving, zoals voldoende ruimte en een goede kwaliteit van de groeiplaats. Alleen als aan die eisen wordt voldaan, kan een boom, met de juiste begeleiding, uitgroeien tot het formaat dat de ontwerper voor ogen heeft.
Maar de omgeving stelt ook eisen aan bomen, bomen moeten zo min mogelijk overlast geven. Denk hierbij aan schaduwwerking, overhangende takken, blad, bloesem, vruchtval en dergelijke. De kunst is om een goede mix te krijgen van de eisen die de boom stelt en de eisen van de omgeving.
Om bomen probleemloos te kunnen laten groeien tot de gewenste omvang en kwaliteit gebruiken wij de volgende instrumenten.
Deze zijn uitgewerkt in deze module: technische kwaliteitseisen. In onderstaand schema is de opbouw van het Bomenplan weergegeven. Deze plek van de kwaliteitseisen binnen het totale bomenplan is vetgedrukt weergegeven.
2 Technische richtlijnen voor ontwerpers
In het Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR) wordt omschreven welke ruimtelijke eisen er worden gesteld, zowel boven- als ondergronds (zie richtlijnen HIOR Leusden C. Groen). Het HIOR en het bomenplan zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Hieronder volgt een bundeling van eisen.
1. Planten volgens technische eisen
‘Geen bomen planten die er eigenlijk niet kunnen staan’, klinkt als een open deur, maar is een belangrijk uitgangspunt. Technische en ruimtelijke criteria zijn weliswaar niet wettelijk of juridisch vastgelegd, maar geven wel vanuit vakkennis en ervaring aan wat de kansen van een boom op een bepaalde locatie zijn. Een boom die als jonge boom uitstekend past, maar bij het volwassen worden onherroepelijk problemen oplevert, kan beter op voorhand niet worden geplant. Om dergelijke problemen te voorkomen, werken wij met basisrichtlijnen. Omdat de grootte-orde van bomen een belangrijk gegeven is bij de toepassingsmogelijkheden, lichten we dit kort toe. In onderstaande tabel staan de maten van de verschillende boomgroottes in volwassen toestand. Voor meer informatie verwijzen wij naar het HIOR.
Tabel 1. Afmetingen boomgroottes
Het HIOR geeft aan welke eisen worden gesteld als bomen worden geplant in de hoofdbomenstructuur. Die richtlijnen zijn dus gebaseerd op de ambitie om de bomen een levensduur van minimaal zestig jaar te garanderen.
Tabel 2. Bomen in de hoofdbomenstructuur
De hoeveelheid doorwortelbare ruime is van cruciaal belang voor bomen. De eisen gesteld in het HIOR zijn absolute minimumeisen. Deze worden gerealiseerd bij aanplant van de boom. Bij reconstructies in latere fasen kan doorwortelbare ruimte kwalitatief of kwantitatief worden verbeterd. Daarom is in bovenstaande tabel ook de wenselijke hoeveelheid aan de tabel toegevoegd. Dat betreft de hoeveelheid doorwortelbare ruimte die in de eindfase van de boom beschikbaar moet zijn.
In woonwijken ligt die ambitie lager. De omlooptijden zijn er korter en er worden meer bomen van een lagere grootte-orde aangeplant. Bij het aanplanten van bomen in wijken zullen bovenstaande eisen worden bijgesteld aan de verwachting die aan de desbetreffende bomen worden gesteld.
Het weglaten van bomen versterkt de beleving van de bomen die er wel staan. Het beleven van een open landschap of een stenige en stedelijke wijk kan een contrast oproepen met besloten of bosachtige delen en met dorpse en lommerrijke straten. Deze contrasten kunnen in de beleving van een dorp of landschap zeer waardevol zijn.
3. Kwaliteit gaat voor kwantiteit
Beter één grote boom dan meerdere kleine. Bomen van de eerste grootte kunnen uitgroeien tot imposante, grote en monumentale bomen. Kleinere bomen zijn over het algemeen sneller versleten en worden eerder vervangen. De meest waardevolle bomen in de openbare ruimte zijn vaak oude, grote en monumentale bomen. Ook in straatprofielen wordt de voorkeur gegeven aan één rij grote bomen boven toepassing van twee rijen kleinere bomen.
Foto 1. Eén markante boom kan meer beeld bepalen dan vele kleine
Bomen bij voorkeur in beplanting of gras planten. Ongeacht de groeiplaatsverbeteringen bij bomen in verhardingen, blijven bomen beter groeien als ze in beplanting of gras staan. De betere vochthuishouding, beluchting van de wortels en het ontbreken van (te) grote druk zorgen voor betere groeiomstandigheden en bieden meer mogelijkheden tot het uitgroeien van een boom. Een standplaats in gras heeft wel het nadeel dat het gevaar op stambeschadigingen bestaat door onzorgvuldig maaiwerk.
Een juiste soortkeuze voorkomt veel problemen.
5a. Soortkeuze in relatie tot omgeving
Kennis van boomsoorten en hun eigenschappen is onmisbaar. Enkele belangrijke aandachtspunten bij soortkeuze zijn:
Ziekten en plagen: Er zijn soorten die veelvuldig last hebben van ziekten of plagen. Denk hierbij aan iepziekte, druipen (linde), bloedingziekte (paardenkastanje). Het beheersen van ziekten en plagen kost extra geld. Uitval van bomen is ongewenst, zeker in de structuren. Druipende bomen worden niet toegepast op plekken met een verblijfs- of stallingsfunctie. Denk aan terrassen, (school-)pleinen en parkeerplaatsen.
Het Leusdens beleid is gericht op biodiversiteit, het benutten van ecologische potenties en risicospreiding. Een ruim sortiment is dus wenselijk. Er wordt per project bekeken welke boom waar het beste past binnen de randvoorwaarden van het HIOR en het bomenbeleid. Binnen de structuren wordt gekozen voor zekerheid. Het is daar immers erg ongewenst dat bomen uitvallen of ziektes gaan vertonen. Daar worden alleen bomen toegepast waarvan bekend is dat ze duurzaam zijn. Buiten de structuren is meer ruimte voor experimenteren met soorten.
Wat betreft de soortkeuze wordt gestreefd naar een soort die wat duurzaamheid betreft past bij de levensduur van de omgeving. Daarmee wordt bij (her)inrichtingen bijvoorbeeld gedoeld op boomsoorten die tegelijk met of eerder dan de woningen aan het einde van hun levenscyclus zijn. Bij het planten van bomen in bijvoorbeeld parken en hoofdstructuren wordt uitsluitend voor duurzame soorten gekozen. Te denken valt aan (resistente) iepen, lindes, eiken, robinia’s en andere soorten die lang mee gaan.
Bij vruchtdragende en bloesemdragende bomen geldt een beperking ten aanzien van het planten in verharding in verband met de overlast en de bijkomende kosten om de beeldkwaliteit op orde te houden.
Leibomen, gekandelaberde bomen, knotbomen en bomen met andere specifieke vormen hebben extra beheer nodig. Het snoeien en begeleiden veroorzaakt gedurende het gehele leven van de boom een extra kostenpost. Daarom dienen deze vormbomen alleen te worden toegepast waar een dergelijk intensiever beheer verantwoord is, zoals in centrumgebieden, bij monumenten of op specifieke locaties. Het knotten of kandelaberen van bomen als maatregel om overlast of klachten te bestrijden, moet worden voorkomen. De basis is dat een boom moet kunnen uitgroeien. Bestaande vormbomen worden onderhouden, maar aan het einde van de levensduur in principe niet herplant. Zo zorgen wij via de geleidelijke weg voor een afname van het aantal vormbomen in onze gemeente.
In de onderstaande tabel zijn de profielen weergegeven zoals ze ook in het HIOR zijn verwoord. Daarachter staan de aandachtpunten die bepalend zijn voor de soortkeuze. Het HIOR geeft ook een indicatie van boomgroottes. Dit is slechts een richting. In de praktijk zal in elke situatie worden beoordeeld welke boomgrootte passend is.
De te planten bomen moeten in een goede conditie verkeren en mogen geen kenmerken van uitdroging vertonen. Het materiaal moet zo goed als vrij zijn van mechanische, parasitaire, chemische, fysiologische en klimatologische beschadigingen. Het wortelstelsel van planten moet goed vertakt en ontwikkeld zijn en voldoende haarwortels hebben. De kwaliteitseisen voor teeltmateriaal en de controle hierop zijn wettelijk geregeld binnen het Keuringsreglement Naktuinbouw. De Naktuinbouw (Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw) bevordert en bewaakt de gezondheid van producten, processen en ketens in de tuinbouw. Deze stichting heeft ook het vrijwillige Naktuinbouw Plus-systeem beschikbaar. Dit systeem is een kwaliteitsmerk dat, aanvullend aan het Keuringsreglement Naktuinbouw, extra eisen stelt aan de bedrijfsprocessen en gezondheid van het teeltmateriaal. Voor de fysieke kwaliteit van het plantmateriaal is geen criterium opgesteld. De gemeente zal van de boomleveranciers verlangen dat zij voldoen aan het Naktuinbouw Plus-systeem.
Bomen blijven vaak lang staan (50-100 jaar). Juist daarom is het belangrijk bij de aanplant het juiste uitgangsmateriaal te gebruiken. Uitgangsmateriaal met een genetische kwaliteit die optimaal is aangepast aan de klimatologische groeiomstandigheden van de plaatsen waar het komt te staan. Behalve een betere slagingskans van het uitgangsmateriaal levert dit een belangrijke bijdrage aan de versterking van de biologische diversiteit op de plaatsen waar het aangeplant wordt. Om dat te bereiken:
Met een goede kwaliteit plantmateriaal wordt uitval voorkomen. Uitval van plantgoed kan leiden tot extra milieubelasting (onkruidgroei, groenrestproducten, extra teelt, transport en aanplant). Het is dan ook van belang om dit zoveel mogelijk terug te dringen.
Bomen die goed zijn verzorgd in de kwekerijfase zullen uiteindelijk beter groeien in de openbare ruimte. Bijvoorbeeld: Als een boom op een goede wijze is gesnoeid, een rechtdoorgaande hoofdtak heeft en regelmatig is verplant op de boomkwekerij, zal er minder onderhoud nodig zijn op de uiteindelijke standplaats.
Samenvattend stellen wij de volgende eisen aan het plantmateriaal dat ons wordt geleverd:
Aanvullend voor kluit- en containerbomen
4 Beschermen van bestaande bomen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het belangrijk om te zorgen voor goede kwaliteit van het nieuwe plantmateriaal (zie hoofdstuk 3). Minstens zo belangrijk is de kwaliteit van de in te passen bomen! Wij passen bomen in omdat ze waardevol zijn. Ze hebben dan ook al een hoge kwaliteit bereikt. Er is tijd en geld geïnvesteerd om die bomen zo ver te laten komen. En het inpassen van die bomen in het nieuwe plan heeft veel energie gekost. Schade moet dan ook te allen tijde worden voorkomen!
1. Kiezen voor inpassen, verplanten of rooien
Ook hier geldt weer dat wij bewust kiezen. De status van een boom bepaalt mede of wij energie willen steken in het inpassen van een boom. Monumentale bomen en structuurbomen zijn voor Leusden zeer waardevol. Wij streven naar behoud en ontwikkeling van die bomen. Deze zullen dan ook bijna altijd worden ingepast. Voorwaarde is natuurlijk dat de kwaliteit van de bomen dat rechtvaardigt.
De bomen in de wijken mogen een kortere omlooptijd hebben. Zie hiervoor ook het bomenstructuurplan. Bij renovatie van de openbare ruimte, zal dan ook vaak gekozen worden voor het vervangen van de bomen. Voor de variatie is het echter wenselijk dat leeftijdsverschillen bestaan. Daarom beoordelen wij binnen elk plan of bomen in aanmerking komen voor inpassing. Daarbij wordt gekeken naar technische kwaliteit, maar ook de wensen van burgers spelen hier een rol.
Bomen in wijken kunnen worden ingepast als aan onderstaande basiseisen wordt voldaan. In volgorde van belangrijkheid:
Daarnaast gelden als aanvullende voorwaarde:
Elk project start dan ook met het in kaart brengen van de basisinformatie van de bomen. Het resultaat is een kaart waarop duidelijk staat aangegeven:
Bij bomen die (mogelijk) te behouden zijn, wordt aangegeven wat de beschermde zone is van die bomen. Dat is de zone waar zeker geen werkzaamheden mogen plaatsvinden. Dit is een harde voorwaarde om de inpassing succesvol te laten zijn.
Als burgers worden betrokken bij planvorming, zijn bovenstaande voorwaarden leidend. De gemeente bepaalt welke bomen in aanmerking kunnen komen voor inpassing. Burgers mogen vervolgens hun mening geven over het aantal in te passen bomen. De ene buurt hecht meer waarde aan bomen dan de andere. Die lokale verschillen mogen er zijn en zullen worden meegewogen in het planproces.
Als bekend is welke bomen voor inpassing in aanmerking komen én het ontwerp bekend is, wordt een haalbaarheidstoets gedaan. Hierbij wordt gekeken of het voorgenomen plan en de inpassing van de boom conflicten opleveren. Wij zetten hiervoor een bomeneffectanalyse (BEA) in.
In een BEA wordt beoordeeld of de boom in het perspectief van het voorgenomen project duurzaam behouden kan blijven, in zijn huidige verschijningsvorm en standplaats. Een BEA moet worden uitgevoerd door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond het project. De BEA is toe te passen op allerlei werken, zoals bouwwerken, reconstructies van wegen en rioleringen of de aanleg van kabels en leidingen.
Toepassing van een BEA is echter niet altijd zinvol. Bijvoorbeeld wanneer de boom in slechte conditie verkeert of geprojecteerd staat in de toekomstige bouwput. De BEA is met name inzetbaar als twijfel bestaat of de uitvoering van het project negatieve gevolgen zal hebben voor de boom. Daarnaast geeft een BEA alternatieven aan. Dat kan bijvoorbeeld een ontwerpaanpassing zijn, of een advies een boomvriendelijkere materialisatie. Uit een BEA kan dus blijken dat een boom toch niet inpasbaar is in het voorgenomen ontwerp. Als ook de alternatieven geen oplossing bieden, moet de gemeente een keuze maken voor:
Als uit een BEA blijkt dat een boom niet duurzaam behouden kan blijven, wordt altijd een keuze gemaakt. Wij laten geen ontwerp doorgang vinden waarin een boom gespaard blijft waarvan wij verwachten dat dit problemen gaat opleveren.
Bouw- of graafwerkzaamheden kunnen ernstige nadelige gevolgen hebben voor de conditie van bomen. Hierbij valt te denken aan werkzaamheden als graven, bouwen, bronneren, opstallen, het opslaan van materiaal en werken aan kabels en leidingen. Om de bomen tijdens werkzaamheden te beschermen, stellen wij een boombeschermingsplan op. Op een boombeschermingskaart ligt vast:
De kaart met het boombeschermingsplan is net zo belangrijk als de kaart met het nieuwe ontwerp. Beide kaarten maken dan ook deel uit van het bestek. Zie hoofdstuk 5
5 Eisen aan bestek/werkomschrijving
Bestekken en werkomschrijvingen zijn de documenten waarin wordt vastgelegd hoe een werk moet worden uitgevoerd. Het zijn ook de instrumenten waarmee wij deze werkwijzen én de nadere afspraken daarover juridisch vastleggen. Het zijn daarmee documenten van cruciaal belang.
Bij elk bestek wordt de meest actuele Standaard van het CROW van toepassing verklaard. Hiermee is de realisatie van goede kwaliteit geborgd. Een belangrijke bepaling in de nieuwste Standaard (2010) is de plantgarantie. Door deze voor te schrijven in de bestekken, borgen wij dat beplanting goed wordt aangeplant en de juiste nazorg krijgt.
De Kwaliteitseisen Beheerrichtlijnen Boombeheer (KBB) geven een compleet overzicht van onderwerpen die te maken hebben met boombeheer. Het verschil met de Standaard is de mate van uitwerking. Waar het CROW vooral het resultaat borgt, legt de KBB andere zaken vast. KBB geeft meer sturing aan methoden, boomtechnische verantwoorde keuzes, de inzet van materialen en middelen.
De KBB wordt als aanvulling op de Standaard gebruikt. Daar waar de Standaard tekort schiet, worden eisen uit de KBB in deel 3 van de bestekken opgenomen.
Is sprake van een ander soort werkomschrijving? Dan worden de eisen uit de KBB van toepassing verklaard.
Los daarvan moet bij elk bestek worden nagedacht over de volgende onderwerpen. Deze kunnen de succes- of faalfactor van de aanplant mede bepalen. Bij twijfel wordt een boomdeskundige om advies gevraagd.
5.2 Bescherming bestaande bomen
Als in een plan bestaande bomen worden ingepast, is het belangrijk dat ze goed worden beschermd. Bescherming tegen schades, maar ook bescherming tegen verdrogen en verdrinken. Het boombeschermingsplan (zie ook hoofdstuk 4) geeft aan hoe bescherming moet worden geregeld. Dat plan maakt daarom integraal onderdeel uit van het bestek. In het bestek komen beschermende maatregelen op verschillende plekken terug:
Bij elk bestek wordt de poster ‘Boombescherming tijdens de uitvoering’ als bijlage gevoegd (zie bijlage 1).Daarmee wordt het voor uitvoerenden in één oogopslag duidelijk wat wel en niet is toegestaan bij bomen.
Naast een goede planvorming is het van groot belang om het toezicht bij de uitvoering goed te borgen. De gemeente is erbij gebaat als er naast de civieltechnische toezichthouder ook een groene toezichthouder werkzaam is. De groene toezichthouder moet dan ook zeker kennis hebben van bomen, van aanschaf (inkoop), planten en de plantomstandigheden. Het beheer en onderhoud wordt geborgd door het team Wijkbeheer in samenwerking met het team Inrichting en Beheer.
7 Voorkomen en afwikkelen van schades
In bestekken wordt opgenomen dat schade moet worden voorkomen en welke boetebepalingen gelden als onverhoopt toch schade ontstaat. Dit geldt zowel voor aanleg- als onderhoudsbestekken. Want schade kan ontstaan bij bouwwerkzaamheden, maar ook bij bijvoorbeeld maaiwerk. Bewijslast is hierin van cruciaal belang.
Indien mogelijk wordt vóór aanvang (mn bij projecten) van het werk een nulmeting uitgevoerd. Daarbij leggen wij de toestand van de bomen vast. De aannemer mag daarbij aanwezig zijn. Zo snel mogelijk na afronding van het werk wordt een controle uitgevoerd en eventuele schades worden vastgelegd. Ook dit kan in het bijzijn van de aannemer. Afhankelijk van de besteksbepalingen leggen wij een boete op of laten wij de schade taxeren en doorberekenen aan de aannemer.
Uiteraard voeren wij ook tijdens de uitvoering van de werkzaamheden voldoende toezicht. Dat maakt het mogelijk om bij te sturen als wij constateren dat schade dreigt te ontstaan.
Op het moment dat wordt gewerkt aan de openbare ruimte, is de afdeling Ruimtelijk Beheer daarbij betrokken. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen namelijk risico’s opleveren voor het voortbestaan van bestaande bomen. Veranderingen kunnen ook kansen betekenen! Kansen om structuren of wijken groene impulsen te geven. Een belangrijke voorwaarde om zorgvuldig met bomen om te kunnen gaan, is tijdig mee kunnen sturen aan de nieuwe inrichting. En zeker ook belangrijk: tijdig voldoende middelen kunnen reserveren. Werkzaamheden aan riolering zijn hierbij belangrijk. Bij die werkzaamheden wordt vaak een groot deel van de straat open gebroken. Dat is een goed moment om aanpassingen te doen aan de bomen en hun groeiplaatsen. Daarom moet de planning van rioleringswerkzaamheden goed worden gecommuniceerd met de groenbeheerders. Zo kunnen zij op tijd gaan werken aan het genereren van budget voor groen.
Randvoorwaarden bomen inpassen
Om het boombelang goed te kunnen borgen, gelden enkele randvoorwaarden:
Bij ruimtelijke ontwikkeling bestaat een aantal fases. In de tabel in bijlage 2 is aangegeven op welke momenten vanuit RB een vertegenwoordiger nodig is. De vertegenwoordiger van de afdeling RB behartigt in de overleggen de boombelangen. In het overzicht is een hiërarchie aangegeven en kunnen onderdelen wettelijk verplicht (w), een richtlijn (r) of een advies (a) van de afdeling RB zijn.
Bijlage 2 Tabel ruimtelijke ontwikkeling en boombelang