Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westvoorne

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent beleid voor en analyse van speelruimte

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestvoorne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent beleid voor en analyse van speelruimte
CiteertitelSpeelruimteplan
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-02-2021nieuwe regeling

13-05-2006

gmb-2021-38162

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent beleid voor en analyse van speelruimte

BELEIDSPLAN voor en ANALYSE van SPEELRUIMTE

1. VOORWOORD

 

Voor u ligt het speelruimteplan van Westvoorne. “Waarom een speelruimteplan?”, zult u zich misschien afvragen. In principe zouden kinderen overal moeten kunnen spelen. De laatste decennia is er in de buitenruimte echter veel veranderd. Er zijn bijvoorbeeld auto’s in het straatbeeld verschenen. Dit heeft de speelruimte verkleind. Bouwgrond is duur geworden. Ook dit heeft zijn weerslag op de zogenoemde bespeelbare ruimten in wijken. Er is dus niet langer zondermeer plek voor spelende en elkaar ontmoetende jeugd. Daarom een speelruimteplan.

 

De gemeente hecht veel waarde aan ruimte voor de jeugd; ruimte om te spelen, te bewegen en te ontmoeten. Tot op heden was er echter geen beleid voor de realisatie van speelplekken. Speelen ontmoetingsplekken werden ad hoc ingericht. Om de kwaliteit van het spelen in Westvoorne te verbeteren, heeft de gemeenteraad in 2004 besloten de huidige werkwijze op het gebied van speelruimte en speelvoorzieningen te evalueren en nieuw beleid te ontwikkelen. OBB Ingenieursbureau, een bedrijf gespecialiseerd in speelruimten, is gevraagd een speelruimteplan te schrijven.

 

Westvoorne vindt het belangrijk dat beleid in samenwerking met de betrokkenen wordt ontwikkeld. Bij de ontwikkeling van het speelruimteplan hebben basisschoolkinderen geparticipeerd door: deel te nemen aan een rondgang, wijkplattegronden te maken en een enquête in te vullen. Ook met de oudere jeugd is gesproken op twee inspraakbijeenkomsten, in Oostvoorne en Rockanje. Naast de inspraak van kinderen en jongeren zijn ook overige bewoners gevraagd om mee te denken door middel van een oproep hiertoe in Weekblad Westvoorne en de gemeentelijke internetsite.

 

De reacties die er van kinderen, jongeren en overige bewoners zijn ontvangen, hebben een goed inzicht gegeven in de kwaliteit van de speelplekken, de opbouw van de buurt en de speelmogelijkheden in de buurt naast de daarvoor aangewezen speelplekken. De uitkomsten van de inspraakrondes zijn meegenomen in de analyse van de huidige speelruimte. U kunt het resultaat daarvan, met suggesties ter verbetering, hier lezen.

 

Een belangrijke conclusie uit het rapport is dat er veel speelvoorzieningen zijn, maar dat door herstructurering, met minder formele speelplekken de speelruimtekwaliteit zal toenemen.

 

Minder maar beter dus!

 

ir. C.J.A. van Lith en drs. I.F. Klok

wethouder openbare werken wethouder jeugdbeleid

2. INLEIDING SPEELRUIMTEPLAN

 

Dit rapport “Minder, maar beter!” geeft de visie van Westvoorne inzake de openbare speelvoorzieningen. In dit beleidsplan worden de relevante richtlijnen, een analyse van de huidige situatie en de speelruimte, het wenselijk en het actueel speelvoorzieningenniveau, de te nemen maatregelen en het te voeren beleid weergegeven. Om het leesgemak van deze beleidsnota te verhogen is een leeswijzer opgenomen.

2.1. Waarom een speelruimteplan?

In gemeente Westvoorne leeft de wens om het huidig speelruimtebeleid te actualiseren, verder uit te werken en bestuurlijk vast te stellen.

Gezocht wordt naar een beleidsplan waarmee invulling wordt gegeven aan het realiseren van uitnodigende speelplekken ten behoeve van spelen, bewegen en ontmoeten.

De gemeente wil ook inzicht in een passende speelstructuur, gerelateerd aan het kinderaantal en de leeftijd van de kinderen.

Andere meewegende factoren kunnen zijn: nieuwe inzichten wat betreft de afbakening van informele speelruimte, de wens om de relatie tussen het jeugdbeleid en (speel)voorzieningen uit te werken en de noodzaak om passend beheer, onderhoud en vervanging te kunnen toepassen.

2.2. Doelstelling en visie

De doelstelling die voor dit rapport geformuleerd kan worden is: “het komen tot een actueel, breed gedragen en integraal beleidsplan waarin alle aspecten van het aanbieden van informele en formele speelruimte in Westvoorne aan bod komen.”

 

De achterliggende visie hierbij is dat er in de openbare ruimte voldoende en veilige speelruimte is. De beweeg- en ontmoetingsfunctie van het spelen moet daarbij gestimuleerd worden, zowel door speeltoestellen, maar juist ook met informele speelmogelijkheden.

Naast de zogenaamde informele speelruimte moet er een evenredig verdeeld aanbod van formele speelvoorzieningen aanwezig zijn. Beide dienen aan te sluiten bij het aantal, de leeftijd en de behoefte van 0 tot en met 18 jarigen.

Voor het aanbod van formele speelvoorzieningen dienen er voldoende financiële middelen te zijn, zodat het mogelijk is passend beheer, onderhoud en vervanging uit te voeren.

2.3. Inspraak op de planvorming

 

“het is een goede actie, je laat kinderen merken wat ze leuk vinden en niet wat de mensen vinden.”

 

Voorliggend speelruimteplan is in breed overleg opgesteld. Er is daarvoor een ambtelijke werkgroep ingesteld met vertegenwoordiging vanuit alle sectoren die betrokken zijn bij de openbare ruimte.

Om een goede analyse te kunnen maken, is in iedere buurt met een groepje jeugd van één of meer basisscholen een rondgang gemaakt. Deze kinderen vertelden de opstellers van het plan over de plekken waar ze graag spelen, waar ze niet mogen of willen spelen, wat ze van de speelplekken vinden, welke spelletjes ze op straat en in het groen doen, kortom hoe ze hun woonomgeving gebruiken om te spelen.

 

De jongeren zijn via een inspraakavond in de Man in Oostvoorne en in De Merel benaderd en er zijn in het veld gesprekken gevoerd over de (on)mogelijkheden om leeftijdsgenoten te ontmoeten en te sporten.

In de krant en op het internet hebben oproepen aan de burgers gestaan om per e-mail of brief te reageren op de speelruimte in hun buurt.

Ook zijn vertegenwoordigers vanuit jeugdorganisaties, politie, welzijnwerkers en andere professionals in een vergadering uitgenodigd hun visie te geven op onder andere de speelruimte voor de 0 tot en met 18 jarigen, de verschillende problemen en de mogelijkheden om (basis)schoolpleinen open te stellen.

Na het vaststellen van het speelruimteplan wordt aan degenen die gereageerd hebben een brief gezonden waarin aangegeven staat op welke manier hun opmerkingen in het rapport zijn verwerkt.

2.4. Begripsbepaling

2.4.1. Speelruimte

“… duinen om de hoek, maar mogen zij daar niet spelen van de meeste ouders.” Email

 

Het is belangrijk om te realiseren dat ruimte de bepalende factor is bij het spelen en niet zozeer de aanwezigheid van speeltoestellen.

Speelruimte betreft ten eerste de ruimte die fysiek gegeven wordt om te spelen, zowel in de openbare ruimte als op ingerichte speelplekken. Ten tweede gaat speelruimte over de spreekwoordelijke ruimte die de 0 tot en met 18 jarigen gegund wordt, met andere woorden: "waar mag hij of zij spelen?"

 

2.4.2. (In)formele speelruimte

Binnen de openbare ruimte kan ook onderscheid gemaakt worden tussen informele en formele speelruimte.

Met informele speelruimte wordt de ruimte aangeduid waar de doelgroep leeft, woont en (veilig) kan spelen, zoals de straat, de stoep, het plantsoen en het water, maar waar geen specifiekespeeltoestellen staan.

Met formele speelruimte wordt de ruimte aangeduid die specifiek en exclusief is ingericht voor de speelfunctie (de speelplekken met voorzieningen).

In dit speelruimteplan staat de formele speelruimte niet los van de informele speelruimte.

 

2.4.3. Speelaanleiding en speeltoestel

Bij speelruimte wordt onderscheid gemaakt tussen speelaanleidingen en speeltoestellen.

Speelaanleidingen zijn objecten die niet specifiek voor het spelen geplaatst zijn, maar een scala aan speelmogelijkheden bieden in de informele en formele speelruimte.

Speeltoestellen zijn die voorzieningen in de formele speelruimte die specifiek voor het spelen geplaatst zijn en gemaakt zijn voor een bepaalde speelmogelijkheid.

In Bijlage I wordt nader ingegaan op het begrip speelaanleiding.

 

2.4.4. Secunaire speelvoorzieningen

In de analyse wordt gesproken over secundaire speelplekken of –toestellen. De als secundair aangeduide voorzieningen hebben geen functie (meer) in het voorgestelde streefbeeld van speelvoorzieningen. De onderhoudskosten voor deze toestellen moeten beperkt blijven tot inspectiekosten. Deze toestellen kunnen eventueel verplaatst worden om het streefbeeld te realiseren en zullen op termijn niet meer vervangen worden. De secundaire speelplekken kunnen eventueel wel als informeel bespeelbare ruimte ingericht worden.

 

2.4.5. Leeftijdsaanduidingen

In het speelruimteplan wordt de volgende indeling in leeftijdscategorieën gehanteerd.

kinderen

jeugd

jongeren

= van o tot en met 5 jaar

= van 6 tot en met 11 jaar

= van 12 jaar tot en met 18 jaar

2.5. Leeswijzer

Bovenstaande doelstelling en visie zijn uitgewerkt in het speelruimteplan. Na het voorwoord en de inleiding beslaat deel I van dit rapport het eigenlijke speelruimtebeleid. In hoofdstuk 3 worden de beleidsvoornemens en de financiële consequenties weergegeven. Het actieplan wordt in hoofdstuk 4 beschreven. Dit deel van het speelruimteplan is in wezen het gedeelte dat bestuurlijk moet worden vastgesteld.

 

Deel II is een toelichting op het voorgestelde beleid. In hoofdstuk 5 worden de beleidsvoornemens en de achtergronden beschreven. In de hoofdstukken 6 tot en met 7 wordt aan de hand van het geformuleerde beleid een analyse gemaakt van de mate waarin de aanwezige speelruimte voldoet aan de geformuleerde voornemens. Daarbij worden de noodzakelijke aanpassingen en financiële consequenties beschreven. Dit deel is de basis voor het actieplan voor de aanpassingen aan de speelruimte in Westvoorne.

 

In deel III worden de bijlagen weergegeven. Deze tabellen bevatten (norm)cijfers, ramingen en voorbeelden behorende bij de huidige en wenselijke speelsituatie in Westvoorne.

DEEL 1 SPEELRUIMTEBELEID 2006 2015

3. SPEELRUIMTEBELEID WESTVOORNE

3.1. Beleidsvoornemens

Aan de hand van voorliggend speelruimteplan zal er ten eerste een verandering van denken over de openbare ruimte moeten plaatsvinden bij het bestuur, de ambtenaren en de burgers van Westvoorne. De kern daarvan is: bij het inrichten en beheren van de openbare ruimte moet de bespeelbaarheid in ogenschouw wordt genomen.

Hieronder volgen de belangrijkste principiële voornemens waarmee rekening moet worden gehouden bij de inrichting, het beheer en het onderhoud van zowel bestaande als nieuwe woongebieden van Westvoorne.

Beleidsvoornemen 1.

De kinderen, jeugdigen en jongeren in Westvoorne heeft recht op informele en formele speelruimte.

23

Beleidsvoornemen 2.

Om voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden wordt een gevarieerd aanbod aan speelruimte en -mogelijkheden gerealiseerd.

24

Beleidsvoornemen 3.

Westvoorne hanteert normen voor hoeveelheid speelruimte.

27

Beleidsvoornemen 4.

Bij uitbreiding en renovatie van de openbare ruimte wordt een budget gereserveerd om de bespeelbaarheid te verhogen.

29

Beleidsvoornemen 5.

Bij het ontwerpen van speelplekken wordt rekening gehouden met medegebruik door 0 tot en met 18 jarigen met een handicap.

35

Beleidsvoornemen 6.

De doelgroep, de ouders en de omwonenden worden betrokken bij het ontwikkelen van (her)inrichtingsplannen.

37

Beleidsvoornemen 7.

Bij nieuwbouwprojecten zullen de randvoorwaarden voor speelruimte in de overeenkomsten opgenomen worden.

38

Beleidsvoornemen 8.

Toekomstige (bestemmings)plannen worden getoetst aan de normen voor speelruimte.

38

Beleidsvoornemen 9.

Bij klachten inzake onveilige situaties worden binnen twee werkdagen passende maatregelen genomen.

40

Beleidsvoornemen 10.

Het onderhoud van de speelvoorzieningen in Westvoorne wordt op het niveau “aantrekkelijk, heel en veilig” uitgevoerd.

40

Beleidsvoornemen 11.

De speelvoorzieningen worden vervangen aan de hand van een vervangingsschema.

41

Beleidsvoornemen 12.

Dit speelruimteplan wordt vastgesteld voor onbepaalde tijd en om de vijf jaar geëvalueerd.

42

Voor een nadere toelichting van de beleidsvoornemens wordt verwezen naar hoofdstuk 5.

3.2. Analyse speelruimte

3.2.1. Conclusies en vergelijking met andere gemeenten

Uit de analyse van de speelruimte in Westvoorne blijkt dat in het verleden al aandacht besteed is aan de kinderen van 0 tot en met 11 jaar. Wel moet een en ander geactualiseerd worden naar waar de jongste kinderen tegenwoordig wonen en moet er meer aandacht voor jongeren komen. Ook kunnen een aantal speelplekken specifieker voor één leeftijdscategorie ingericht worden.

Verder blijkt dat het beheer, onderhoud en vervanging gestructureerd en op een goed niveau plaatsvindt.

 

3.2.2 Het toepassen van de beleidsvoornemens

Indien de beleidsvoornemens en de richtlijnen voor informele en formele speelruimte voor Westvoorne worden gehanteerd, dan moeten er verschillende maatregelen genomen worden.

 

Het gevolg van de analyse is dat er is minder speelplekken, maar speelplekken beter en specifieker per leeftijdscategorie worden ingericht.

 

Wijzigingen speelplekken

Huidig

Secundair

Nieuw

Streefbeeld

0 tot en met 5 jaar

20

─ 14

+ 3

= 9

6 tot en met 11 jaar

2

─ -

+ -

= 2

0 tot en met 11 jaar

7

─ 1

+ -

= 6

12 tot en met 18 jaar

1

─ -

+ 2

= 3

6 tot en met 18 jaar

3

─ -

+ 1

= 4

0 tot en met 18 jaar

4

─ -

+ -

= 4

Totaal

37

─ 15

+ 6

= 28

Tabel 1 Nieuwe / secundaire plekken per leeftijd

 

Het speelruimteplan roept op om de gehele openbare ruimte beter bespeelbaar te maken. Daartoe worden in de analyse voorstellen gedaan om 122 speelaanleidingen en zit- en ont- moetingsaanleidingen te plaatsen en om op 4 locaties maat- regelen te nemen.

De voorstellen zoals in de analyse genoemd, hebben tot ge- volg dat het aantal speelplekken afneemt van 37 naar 28. Daarbij moeten 6 nieuwe speelplekken worden aangelegd en worden 15 speelplekken als secundair aangewezen. Secundai- re plekken of toestellen hebben geen functie (meer) in het voorgestelde speelvoorzieningenniveau. De toestellen worden op termijn niet meer vervangen worden. De in totaal 60 secun- daire toestellen betreffen onder andere 20 wipveren, 11 dui- kelrekken en 12 lage glijbanen. Dit betekent dat het totaal aantal toestellen afneemt van 154 naar 148.

Daarnaast moeten 9 speelplekken specifieker voor een be- paalde leeftijdscategorie ingericht worden zodat deze beter aansluiten bij het spelgedrag van de doelgroep. Op de overige speelplekken moeten meer of minder aanpassingen plaatsvin- den (toestellen erbij, verplaatsen of op termijn verwijderen en niet herplaatsen).

Voor een nadere analyse van de speelruimte wordt verwezen naar hoofdstuk 6.

 

3.2.3. Wijzigingen per buurt

 

Buurt

Aantal kinderen

In de huidi- ge situatie aanwezig

In de analyse voorgesteld om nieuw te reali- seren

In de analyse als se- cundair aan- gewe- zen

Het aantal in het streef- beeld

plekken

toestellen

Plekken

toestellen

aanleidingen

maatregelen

plekken

toestellen

plekken

Toestellen

Oostvoorne

1.291

19

65

5

34

69

2

10

35

14

64

Rockanje

1.093

17

79

1

20

53

1

5

25

13

74

Tinte

61

1

10

0

0

0

1

0

0

1

10

Totaal Westvoorne

2.445

37

154

6

54

122

4

15

60

28

148

Tabel 2 Aanpassingen per buurt

3.3. Overzicht financiële consequenties

Al met al zijn er in Westvoorne diverse maatregelen noodzake- lijk om aan het voorgestelde beleid uit deel I te voldoen. De vervangingswaarde van de speeltoestellen in het voorgestelde streefbeeld bedraagt € 406.500 . De huidige waarde van de toestellen bedraagt € 395.900 . Dit betekent dat er op zich al bijna voldoende geïnvesteerd is in speeltoestellen. Daarbij zal wel een herverdeling van voorzieningen over de buurten en leeftijdscategorieën moeten plaatsvinden.

De belangrijkste financiële consequenties van het voorgestelde beleid en ook de wijze van uitvoering staan uitgebreid toegelicht in hoofdstuk 7.

Voor de aanpassing van het huidige speelvoorzieningenniveau in één keer is € 218.900 nodig voor:

  • het verbeteren informele speelruimte 0 tot en met 18: 122 speel- en zitaanleidingen;

  • het realiseren van 6 zoekgebieden + verbeteren plekken: 54 nieuwe toestellen;

  • de bijkomende kosten veiligheidsondergrond 40%;

  • de bijkomende (her)inrichtingskosten van € 48.900 .

In de bijkomende kosten is ook een bedrag opgenomen per secundaire speelplek voor het herinrichten van de 15 secundaire speelplekken. Aangezien deze kosten sterk per speelplek verschillen en afhankelijk zijn van de uitvoeringswijze en het ambitieniveau voor de achterblijvende ruimte betreft dit slechts een grove raming.

Naast de genoemde kosten kunnen er nog overige uitvoeringskosten ontstaan. Denk daarbij aan kosten voor het opstellen van inrichtingsschetsen, het opstellen van een uitvoeringsplan, het verplaatsen van toestellen en het voorbereiden van het plaatsen van banken en speelaanleidingen. De totale hoogte en verdeling van deze kosten is sterk afhankelijk van de wijze van uitvoering. Voor de raming is uitgegaan van 10% van de kosten van de eenmalige investering.

 

1 Het percentage voor kosten voor veiligheidsondergrond is relatief hoog omdat dit in Westvoorne onder vrijwel ieder toestel wordt toegepast, ookals dit strikt genomen niet noodzakelijk is.

 

Tabel 3 Overzicht kosten

 

Uit het overzicht in Tabel 3 Overzicht kosten blijkt dat in Westvoorne tot op heden iets te weinig budget in de begroting is opgenomen voor het onderhouden, beheren en vervangen van speelvoorzieningen. In de huidige begroting 2005 is in totaal € 53.869 opgenomen. Gezien de normen moet er minimaal € 71.900 beschikbaar zijn om het huidige speelvoorzieningenniveau te onderhouden, te beheren en te vervangen. In het streefbeeld ligt dit budget op € 73.800 .

Voor een nadere toelichting van de financiële consequenties wordt verwezen naar hoofdstuk 7.

 

3.3.1. Prioritering en uitvoeringssnelheid

In het algemeen is het creëren van plekken voor kinderen van 0 tot en met 5 jaar het meest eenvoudig, omdat deze minder ruimte vergen en op minder weerstand van omwonenden stuiten dan speelplekken voor de wat oudere kinderen. Voorgesteld wordt om bij de aanpassing van de speelruimte in Westvoorne veel aandacht te besteden aan de verbetering van de speelruimte voor jongeren van 12 tot en met 18 jaar.

De voorstellen voor formele en informele speelruimte per kern en per leeftijdscategorie hangen nauw met elkaar samen. Dat in de analyse diverse speelplekken als secundair (ondergeschikt) zijn aangewezen, mag er niet toe leiden dat plekken worden opgeheven zonder dat er geïnvesteerd wordt in verbetering van de speelruimte.

Er moet een keuze gemaakt worden hoe en wanneer het streefbeeld bereikt moet zijn. In Bijlage II is de waarde van de nieuwe toestellen weergegeven. De snelste manier om het streefbeeld te bereiken is om dit bedrag in één keer te investeren en secundaire toestellen te verwijderen. Indien de investeringen in de nieuwe toestellen via de lopende budgetten uitgevoerd moeten worden, dan duurt het zes tot acht jaar voordat het streefbeeld bereikt is.

Geadviseerd wordt om het streefbeeld in één of enkele jaren te realiseren. Dit is mogelijk door het ter beschikking stellen van voldoende budget om de toestellen aan te schaffen en de secundaire toestellen in één of enkele jaren te verwijderen. Dit is om te voorkomen dat er achter de feiten (lees de actuele kinderaantallen) aangelopen wordt.

4. ACTIEPLAN SPEELRUIMTE

4.1. Speelplekken en maatregelen

In volgende tabel staat weergegeven welke rol de plek speelt in het streefbeeld en welke acties nodig zijn om deze rol te kunnen vervullen.

 

In de tabel staan de huidige plekken, de nieuw te maken plekken (zoekgebieden) en de te nemen overige maatregelen. De eerste vier kolommen bieden gegevens over de inventaris in de huidige situatie en in het streefbeeld.

In de eerste kolom staat een speelpleknummer. Dit nummer is opgebouwd uit een code voor de buurt, gevolgd door een code voor de plek. Betreft de plek een zoekgebied of maatregel dan is dit aangegeven met respectievelijk een Z of een M. De tweede kolom is de locatie waar de speelplek te vinden is. De locatienaam is overgenomen uit het gegevensbeheersysteem van gemeente Westvoorne. Aan de hand van de aanwezige speeltoestellen, de uitstraling en de aanwezige ruimte op de locaties is per speelplek de huidige leeftijdscategorie bepaald. Dit is weergegeven in de derde kolom.

In de vierde kolom genaamd 'streefbeeld', is aangegeven voor welke leeftijdscategorie de speelplek in het streefbeeld ingericht moet worden.

 

De laatste kolommen bevatten gegevens over de maatregelen die genomen moeten worden om de plek te laten voldoen aan de eisen van het streefbeeld. Ook hier wordt weer uitgegaan van de normen voor informele en formele ruimte.

In de kolom 'maatregelen' wordt kort aangeduid wat de kern is van de maatregelen die genomen moeten worden. In aansluiting hierop staat in de kolom ‘nieuwe aanleidingen’ en de kolom ‘nieuwe toestellen’ hoeveel aanleidingen en/of toestellen er nodig zijn bij deze maatregel.

 

Tabel 4 Maatregelen speelplekken

 

4.2. Tekening speelplekken

DEEL IITOELICHTING SPEELRUIMTEBELEID

5. TOELICHTING BELEIDSVOORNEMENS

 

Dit speelruimteplan "Minder, maar beter!" gaat over het spelen in gemeente Westvoorne. Wat is er natuurlijker dan spelen? Spel is onlosmakelijk verbonden met leven, met samenzijn, met het functioneren als individu en met het functioneren als lid van een groep. "Natuurlijk", roept iedereen, "spel is belangrijk en er moet ruimte zijn voor spel, veilig spel wel te verstaan." In voorliggend hoofdstuk worden de beleidsaspecten inzake de speelruimte verder toegelicht.

5.1. Het recht op speelruimte

De kinderen, jeugdigen en jongeren hebben recht op speelruimte. Er is geen expliciete wet die overheden verplicht om speelplekken aan te leggen. Wel is een dergelijke verplichting te ontlenen aan de ’Universele verklaring van de rechten van de mens’ waarin staat geschreven dat ieder mens recht heeft op vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid.

 

Beleidsvoornemen 1. De kinderen, jeugdigen en jongeren in Westvoorne heeft recht op in- formele en formele speelruimte.

 

Maar nog belangrijker is het verdrag inzake de Rechten van het kind dat werd aangenomen door de Verenigde Naties op 20 november 1989. Het omvat alle kinderrechten, geldt wereldwijd en heeft dezelfde kracht als een wet in Nederland. Het verdrag is eigenlijk een contract tussen de overheden en hun minderjarige bevolking. Het is de plicht van elke overheid om daarmee rekening te houden.

Lid 1 van Artikel 31 uit dit verdrag luidt;

De Staten die partij zijn, erkennen het recht van het kind op rust en vrije tijd, op deelneming aan spel en recreatieve bezigheden passend bij de leeftijd van het kind, en op vrije deelneming aan het culturele en artistieke leven.

5.2. Het belang van speelruimte

Spelen in al haar vormen is van wezenlijk belang voor de ontplooiing van de opgroeiende mens en is de basis voor haar geestelijke en lichamelijke ontwikkeling. Om de ontwikkeling maximaal te kunnen stimuleren, is het nodig inzicht te hebben in de functies die spelen daarbij heeft.

Tijdens het spel spelen ingewikkelde, mentale processen een belangrijke rol. Door te spelen verkent het kind zijn omgeving. Hij of zij ontmoet dan andere kinderen, jeugdigen en jongeren, bekende en onbekende volwassenen, allerlei materialen, allerlei mogelijkheden, structuren en situaties. Dit alles is onderdeel van het opgroeien en het ontwikkelen van zijn of haar lichamelijke en geestelijke vermogens.

Het omgaan met de voorwerpen en situaties in zijn of haar omgeving is een belangrijke voorwaarde voor de latere ontwikkeling van de waarneming, het denken, het probleem oplossen en de geheugenfuncties. Door tijdens het spelen grenzen te verleggen leert het kind, de jeugd en de jongere meer zelfvertrouwen te hebben in zichzelf. Zelfvertrouwen is erg belangrijk bij het leggen van sociale contacten.

Globaal kunnen er drie typen ontwikkeling worden onderscheiden:

  • -

    Het spel bevordert de motorisch-lichamelijke ontwikkeling:

    De ontwikkeling van de grove en fijne motoriek, vaardigheden opdoen, zoals lopen, zwemmen, springen, klimmen en klauteren, manipulatie van kleine voorwerpen en materialen, werpen, vangen. Maar ook visuele, auditieve en tastwaarnemingen zoals geheugen, discriminatie, analyse, synthese, waarnemen van textuur, temperatuur, trillingen.

  • -

    Het spel bevordert de sociaal-emotionele ontwikkeling:

    Ontwikkeling op sociaal en emotioneel vlak; ontwikkeling van zelfbeeld: behorende tot een groep (familie, etnische groep); ontwikkeling van eigen gevoelens: angst, drift en vriendschap; Ontwikkeling van zelfstandigheid: het maken van eigen keuzes, trouw blijven aan eigen keuzes, uitvoeren van eigen keuzes, met of zonder hulp van anderen; Ontwikkeling van sociale vaardigheden: het omgaan met anderen (het leggen, onderhouden en beëindigen van contacten), het omgaan met regels, het omgaan met gezagsverhoudingen; Ontwikkeling van sociale zelfredzaamheid: zorgen voor uiterlijke verschijningsvorm en lichamelijke verzorging, vaardig worden in het zorgen voor de omgeving; Ontwikkeling van waarden en normen: Het ontwikkelen van waarden en normen is van groot belang en staat ook centraal in de visie van de overheid.

  • -

    Het spel bevordert de cognitief-psychische ontwikkeling:

    Logisch denken en probleemoplossen zoals classificatie, in serie zetten, oorzaak-gevolg; Structurering van ruimte zoals grenzen van wat is hoog, laag, ver, dichtbij, hard of zacht worden daarbij verlegd, kennis van eigen lichaam; Structurering van tijd beleven: dag en nacht, seizoenen en het afwachten van een regenbui, dag-, week-, jaarindeling / seizoenen, heden/verleden/toekomst, opeenvolging van gebeurtenissen, activiteiten en werkzaamheden; Creatieve competentie vindt overal plaats.

    Randvoorwaarden zijn uitdaging en variatie. De aanwezigheid van een uitdagende en gevarieerde speelruimte verruimt de mogelijkheden op dit gebied. Daarnaast analyseren, beoordelen, vormgeven.

 

Beleidsvoornemen 2. Om voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden wordt een gevarieerd aanbod aan speelruimte en -mogelijkheden gerealiseerd.

 

Ieder mens is uniek en heeft een eigen ontwikkelingspatroon. Dit is ook afhankelijk van bijvoorbeeld cultuur of handicaps. Daarom is het bij het realiseren van speelruimte belangrijk om rekening te houden met deze verschillen en daar de speelmogelijkheden en speelfuncties op af te stemmen. Om een evenwichtig aanbod in de verschillende speelfuncties te hebben is het belangrijk ervoor te zorgen dat er voldoende speel en sportmogelijkheden zijn (door inrichting, toestellen, aanleidingen en ruimte) en dat er voldoende variatie in speeltoestellen en -functies voorkomt.

5.3. Speelruimte, voor wie?

Het is van belang te weten welke doelgroepen er gebruik maken van informele en formele speelruimte en hoe deze doelgroepen de speelruimte gebruiken. Men moet ervan uitgaan dat baby’s zo gauw ze gaan lopen tot en met de jongeren van circa achttien jaar gebruik maken van de aanwezige speelruimte. De scheidslijnen van de leeftijdscategorieën zijn niet haarscherp, maar bij de beoordeling van een speelruimte wordt een indeling van hieronder beschreven leeftijdscategorieën gehanteerd.

 

De kinderen (0 tot en met 5 jaar)

Voor kinderen tot en met circa drie jaar (peuters) is de speelplek een plaats waar hij of zij onder begeleiding van een oudere veilig kan liggen, staan, kruipen of rondstruinen. Het alleen en zelfstandig spelen van een dergelijk jong kind vindt plaats in de besloten omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin, de woonkamer of eventueel direct bij de voordeur. Als de kinderen naar groep één en twee van de basisschool gaan (kleuters) worden ze langzaamaan steeds zelfstandiger en willen en mogen ze meer hun omgeving verkennen. Dat gebeurt eerst dicht bij huis zodat de ouders nog enig zicht op het kind hebben, maar al snel verder de straat in waar het kind steeds meer nieuwe mogelijkheden vindt om te spelen. Binnen de bebouwde kom van de gemeente Westvoorne wonen circa 700 kinderen.

 

De jeugd (6 tot en met 11 jaar)

De groep die in dit rapport als jeugdigen wordt aangeduid, betreft de kinderen uit de groepen drie tot en met acht van de basisschool. Op deze leeftijd gaan ze steeds meer op ontdekkingstocht uit en doen ze dit vaker in groepsverband. Jeugdigen uit de onderbouw mogen vaak nog geen drukke straten oversteken en moeten dichter bij huis blijven. Vanaf een jaar of acht echter zwermen ze uit over de gehele buurt. Binnen de gemeente Westvoorne wonen circa 870 jeugdigen.

 

De jongeren (12 jaar en ouder)

Eenmaal op het voortgezet onderwijs treedt er meestal weer een gedrags- en interesseverandering op. De jongeren blijken de al dan niet daartoe ingerichte openbare ruimte vaak te gebruiken om zich te verzamelen, rond te hangen en te sporten.

Ze verplaatsen zich hiervoor zelfstandig over de gehele kern. De jongeren ouder dan achttien jaar vallen steeds minder binnen het kader van openbare speelruimte, omdat de vrijetijdsbesteding van deze groep zich slechts in afnemende mate richt op activiteiten in de openbare ruimte. Als indicator wordt uitgegaan van de demografische gegevens van de leeftijdscategorie 12 tot en met 18 jaar. In de gemeente Westvoorne wonen circa 880 jongeren tot en met 18 jaar.

5.4. De relatie informele en formele speelruimte

Als kinderen, jeugdigen of jongeren willen spelen, kunnen zij in een gevarieerde omgeving met gras, struweel, bomen en water vrijwel alle vormen van spel uitoefenen. Denk daarbij maar eens aan hoe Dik Trom (in het gelijknamige boek van C. Joh. Kieviet) zich kostelijk vermaakt met zijn vriendjes in de straten, rondom, bij het water en struinend door de weilanden. Speeltoestellen kunnen daarom gezien worden als een vervanging van de mogelijkheden die van nature aanwezig zijn. Men ziet dan ook vaak dat de noodzaak van speelplekken toeneemt naarmate de fysieke ruimte om te spelen afneemt.

 

“niet zo veel honden poep op de speelplaatsen”

{enquêteformulier}

 

Uiteraard zal gestreefd moeten worden naar zoveel mogelijk informele speelruimte. Het zou ideaal zijn als iedereen voldoende natuurlijke informele ruimte in zijn omgeving heeft om te spelen zonder dat hiervoor speciale voorzieningen voor aangebracht hoeven te worden.

De praktijk is echter dat dit niet (meer) op veel plaatsen het geval is. De ruimte om te spelen binnen het bebouwde gebied neemt steeds verder af; het (auto)verkeer, de verdichting van de woningbouw, voorzieningen voor volwassenen en honden en de onveiligheid door criminaliteit en vandalisme leggen een steeds groter beslag op de beschikbare openbare speelruimte. Om de 0 tot en met 18 jarigen toch voldoende mogelijkheden te bieden om zich te ontwikkelen, zal er gezocht moeten worden naar vervangende speelruimte. Deze kan (voor een gedeelte) worden gevonden in formele speelplekken.

Westvoorne streeft naar zoveel mogelijk informele speelruimte, waardoor het belang van formele speelruimte afneemt.

De normentabellen Tabel 5 Normen informele speelruimte en Tabel 6 Normen formele speelruimte zijn dusdanig opgesteld dat zowel de hier gestelde hoeveelheid informele als formele ruimte in een buurt aanwezig dient te zijn.

In de Bijlage III is aan de hand van een beslisboom een toelichting op het toepassen van de normen weergegeven.

In de praktijk blijkt verder dat als er veel informele speelruimte is, de norm van 30 kinderen binnen de actieradius van een plek bijna nooit gehaald wordt. Is er zeer veel informele speelruimte dan zal het dus niet nodig zijn om speelplekken aan te bieden. Speelruimte blijft echter maatwerk per buurt. Er is in dit speelruimteplan rekening gehouden met basisvoorzieningen voor kinderen en jeugd. Als bijvoorbeeld in een grotere buurt verspreid meer dan 30 kinderen wonen, dan wordt één speelplek als basisvoorziening voor hen aangeduid. Voorwaarde hierbij is dat het aannemelijk is dat die ruim 30 kinderen onder begeleiding van een verzorger dan ook naar deze plek zullen gaan.

5.5. De informele speelruimte

 

De informele speelruimte in een buurt laat zich niet makkelijk kwantificeren. De hoeveelheid informele speelruimte wordt in ieder geval bepaald door de opbouw van de buurt. De hoeveelheid, structuur en samenstelling van het openbaar groen, het water en de wegen bepalen de bespeelbaarheid. Is er veel groen en water en zijn er 30-kilometerwegen met stoepen, zijn deze toegankelijk en nodigen ze uit tot medegebruik door kinderen, dan zal er veel informele speelruimte zijn. Is er weinig groen en water, zijn de wegen druk en is het moeilijk voor kinderen om er mede gebruik van te maken dan zal er minder informele speelruimte zijn. Uiteraard is het veiligheidsgevoel dat de kinderen en ouders op straat ervaren erg belangrijk voor het durven en mogen spelen.

Als laatste speelt de vrijheid om te spelen die aan kinderen gegund wordt een rol. Als een kind van zijn of haar ouders ergens niet mag komen, waar zijn of haar vriendjes wel mogen komen, dan is de speelruimte van dit kind kleiner dan dat van zijn of haar vriendjes.

 

Om een indruk te krijgen van wat bedoeld wordt met informele speelruimte voor kinderen is het goed eens buiten te gaan kijken.

De kinderen zullen dicht bij huis, bij wijze van spreken onder het keukenraam, bezig zijn om materialen en bewegingen te leren kennen. Omdat een jong kind geen gevaren kan onderscheiden, is het belangrijk dat er geen of zeer weinig auto’s, brommers en fietsers over de in gebruik zijnde informele speelruimte rijden. Daarom zijn de tuin, de oprit en de stoep en in mindere mate de straat en het grasveldje aangrenzend aan de voordeur de belangrijkste bron van informele speelruimte. Voor een dergelijk jong kind valt al heel wat te beleven op twintig vierkante meter!

 

De jeugdigen gaan steeds verder de buurt in. Hun verkenningsgebied is vrijwel de gehele openbare ruimte. Wanneer men door een buurt loopt waar veel jeugdigen wonen, zal men vrijwel in ieder plantsoen, langs iedere sloot, op elk stuk rustige verharding en bij menig muurtje de sporen van spel aantreffen. Van groot belang voor deze leeftijdsgroep is de mogelijkheid een balletje te trappen en een stuk openbaar groen om in te verstoppen en te ontdekken.

Ter beoordeling van de informele speelruimte voor de jeugd moet nagegaan worden of er een verharding of grasveldje aanwezig is, waar ‘na schooltijd en na het eten’ met een groepje van vijf jeugdigen gevoetbald kan worden. Daarnaast moet er voldoende plantsoen en ruigte zijn waar ze dingen kunnen doen als verstoppen, bloemen plukken voor moeder, boompje verwisselen en nog veel meer avonturen kunnen beleven.

Voor de jongeren is het ontmoeten van leeftijdsgenoten zeer belangrijk. Dit gebeurt voor een groot deel in de openbare ruimte. Hoe vaak zijn er na schooltijd niet diverse groepjes jongeren in de buurt te vinden die met elkaar de laatste nieuwtjes staan uit te wisselen! Als indicator kan genomen worden dat per groep ergens in de buurt een plek met een aanleiding gevonden moet kunnen worden waar de jongeren leeftijdsgenoten kunnen ontmoeten.

Beleidsvoornemen 3. Westvoorne hanteert normen voor hoeveelheid speelruimte.

Door het toepassen van de normen wordt invulling gegeven aan een evenredige verdeling van informele speelruimte over de jeugdigen en buurten. Bij weinig informele speelruimte moeten maatregelen getroffen worden die de openbare ruimte beter bespeelbaar maken en is de behoefte aan formele speelplekken groter. In de volgende Tabel 5 zijn de normen voor informele ruimte samengevat. In Tabel 6 zijn de normen voor formele speelruimte beschreven.

 

INFORMELE SPEELRUIMTE

Kinderen

Jeugdigen

Jongeren

12 t / m 18+ JAAR

0 t / m 5 JAAR

6 t / m 11 JAAR

Normen

Oppervlakte

(minimaal)

20 m2 per kind.

20 m2 per kind; 10 m2 voor spelen op straat en 10 m2 voor spelen in het groen.

1 ontmoetingsplek per

15 jongeren. (Zie ook

Bijlage IV)

Ligging

Aaneengesloten ruimte direct gren- zend aan woning.

Binnen speelbuurt, eind van de straat, veldje bij de flats, pleintje achter huizen, overzichtelijk bereikbaar.

In eigen sociale omge- ving/buurt, op hoek van straat, pleintje.

Geschikt voor

Leren fietsen en skaten, takjes en steentjes zoeken, krijten, in zon/ scha- duw zitten.

In groepjes; verstop- pertje, speurtocht door buurt, balletje trappen, kastanjes en eikels zoeken, boomklimmen.

Elkaar ontmoeten, zit- ten kletsen, showen, kijken naar voorbijgan- gers. Brommertje en fiets.

Minimale eisen

Verkeer

Doodlopend, ont- sluiting voor maxi- maal 15 tot 20 wo- ningen. Niet bij fietsdoorgang.

Max. 30km en max. 12 auto’s per uur. Geen constante stroom van brommers en fietsers.

Niet op de rijbaan.

Overlast

Nvt

Niet direct bij muur of raam van woning/ gebouw.

Niet direct voor de deur van woningen. Afstand afhankelijk van situatie.

Schoon

Geen poep, afval en onkruid.

Gras of verharding; geen poep, afval, prik- kende of giftige strui- ken.

Minder van belang, wel schone kleren kunnen houden.

Ruimte

Geborgen, maar niet te benauwd (vnl. stoepen en hofjes).

Grotere ruimten voor spelvormen en ver- keersluwe buurt voor bereikbaarheid.

Overzichtelijk met zitaanleiding.

Potentieel geschikte ruimten

Tuin / erf

(Grote) eigen tuin is goud waard.

Indien groot en uitda- gend genoeg.

Nee

Grasveld / ga- zon

Mits droog en schoon.

Mits geen poep.

Geschikt, mits paadje naar plek toe.

Bosjes /ruigten

Niet aantrekkelijk.

Ideaal om te verstop- pen en huttente bou- wen.

Mits open kant naar weg of plein.

Stoep / hofje

Mits groot genoeg.

Voor verplaatsing be- langrijk.

Afhankelijk van situatie.

Plein /

parkeerplaats

Geschikt als er apart rustig hoekje is.

Mits overzichtelijk en weinig rijdende en geparkeerde auto’s.

Mits auto kan passeren zonder dat ze moeten verkassen.

Sloten / poelen

Nee

Zeer geschikt.

Nvt

Vijvers /meren

Nee

Geschikt, vissen, schaatsen.

Zwemwater

Winkelcentrum

Nee

Matig

Ja

Tabel 5 Normen informele speelruimte

5.6. Vormgeving informele speelruimte

De wijze waarop een buurt of kern is opgebouwd bepaalt hoeveel ruimte er is om spelen. Daarom is het belangrijk om te blijven nagaan in hoeverre de openbare ruimte geschikt is om te spelen. Speelaanleidingen hebben hierin een belangrijke rol. Zij geven aan dat er gespeeld kan en mag worden, stimuleren dat er gespeeld wordt en vergroten de bespeelbaarheid.

Waarom het een is het spannende plek? We gaan er altijd belletje lellen” buurtplattegrond

 

5.6.1. Anders denken over de openbare ruimte

Uit de gehele paragraaf 5.6 kan geconcludeerd worden dat het uitgangspunt bij de vormgeving van de openbare ruimte dient te zijn dat er een verandering in het denken moet plaatsvinden bij het bestuur, de ambtenaren en de burgers.

Kern van deze verandering is dat bij het nemen van een maatregel in de openbare ruimte de invloed hiervan op de bespeelbaarheid in ogenschouw wordt genomen.

Om ervoor te zorgen dat hiervoor voldoende aandacht is wordt bij uitbreiding en renovatie van de openbare ruimte wordt een budget gereserveerd om de bespeelbaarheid te verhogen, bijvoorbeeld een half procent (½%) van het beschikbaar renovatiebudget.

In onderstaande subparagrafen wordt een toelichting gegeven op de bespeelbaarheid van verschillende onderdelen van de openbare ruimte.

Beleidsvoornemen 4. Bij uitbreiding en renovatie van de openbare ruimte wordt een budget gereserveerd om de bespeelbaarheid te verhogen .

 

5.6.2. Spelen op de straat

De toename van de automobiliteit zorgt ervoor dat zowel het rijdend verkeer als de geparkeerde auto’s een groot beslag leggen op de bespeelbare ruimte van Westvoorne. Door het toepassen van verkeersveiligheidsmaatregelen en het invoeren van 30-kilometerzones zijn buurten al beter bespeelbaar geworden. Maar niet alleen de snelheid waarmee verkeer door de straat rijdt heeft invloed op de mogelijkheid om op straat te spelen. Minstens zo belangrijk is de frequentie waarmee het spel gestoord wordt door passerende auto’s. Daarom is het voor de speelruimte niet altijd voldoende om verkeersremmende maatregelen te nemen.

Op eenvoudige wijze kunnen verkeerstechnische elementen aangepast worden zodat ze als nevenfunctie spelen krijgen.

Het maakt bijvoorbeeld niet uit welk soort verharding wordt toegepast. In plaats van standaardtegels 30 x 30 grijs kan gedacht worden deze af te wisselen met gekleurde tegels zodat er vakken of patronen ontstaan.

Ook is het mogelijk om in de verharding tegels met cijfers of voetsporen van dieren te leggen. Door het toepassen van bepaalde betonelementen als poefs, bollen en palen, die ook geschikt zijn voor (bok)springen, balanceren en zitten, kan de bespeelbaarheid van de straten vergroot worden. Daarnaast kan er veel speelruimte ontsloten worden door onnodige verkeersstromen te voorkomen (eenrichtingsverkeer, verkeersremmers), veilige oversteekpunten te creëren, meer centraal te parkeren en hofjes toe te passen in nieuwbouwsituaties en bij herinrichting ook in bestaande situaties. Natuurlijk moet in elke straat waar kinderen en jeugdigen wonen ruimte zijn voor autoloze dagen, speelstraten en de nationale straatspeeldag.

Bij het ontwerp en onderhoud van gemeentelijke wegen en bijbehorende voorzieningen wordt rekening gehouden met de veiligheid en bespeelbaarheid.

 

 

5.6.3. Spelen in het groen

 

 

Groenvoorzieningen zijn al van oudsher een belangrijk onderdeel van de woonomgeving. De jeugdigen zijn voor het spelen doorgaans aangewezen op dit groen. Gelukkig zijn diverse buurten ruim opgezet met veel stukjes bos en groen, maar er zijn ook buurten met minder groen en dichtere bebouwing. Daarnaast leggen hondenpoep en siergroen een groot beslag op de bespeelbare ruimte.

Vaak zijn door eenvoudige aanpassingen aan het ontwerp en ingrepen in het onderhoud situaties te creëren die de bespeelbaarheid aanzienlijk vergroten. Hierbij staan variatie en toegankelijkheid voorop.

 

Denk eens aan hoogteverschillen in het gazon, vaker toepassen van bloemenmengsels en het gefaseerd maaien van gras. In heestervakken en blokhagen kunnen uitsparingen worden gemaakt waar kinderen en jeugdigen hun hutje kunnen hebben. Het is vaak mogelijk om hagen op verschillende hoogten te snoeien en niet recht maar golvend aan te planten, groenblijvers in bosplantsoen toe te passen enzovoorts.

Daarnaast kan door aan de groenvoorzieningen de nevenfunctie spelen te geven aan bewoners duidelijk worden gemaakt dat overal en altijd zal worden gespeeld en dat bij klachten het belang wordt afgewogen tussen de benodigde speelruimte en de andere functies van het groen.

Bij het ontwerp en het onderhoud van gemeentelijk groen wordt rekening gehouden met de bespeelbaarheid.

 

5.6.4. Spelen bij en op het water

Ook, of juist water daagt kinderen, jeugdigen en soms ook jongeren uit tot spel. Bij op het water spelen ze met modder, spatten ze elkaar nat, laten ze bootjes varen, wordt gevist en vlotgevaren en worden onuitputtelijk meer spelen verzonnen. Sommige volwassenen hebben hier misschien hun bedenkingen bij; ze voorzien vieze en natte kleren. Ook zien veel volwassenen risico’s; kinderen lopen wellicht sneller een verkoudheid op of ze glijden uit met alle gevolgen van dien.2

 

 

Toch zou het jammer zijn als deze bezwaren het spelen met water onmogelijk zouden maken. Door een juiste inrichting en een passend beheer van al dan niet formele waterspeelplekken zijn de risico’s te voorkomen of te beperken. Vooral het talud, de diepte, de waterkwaliteit en de onoverzichtelijkheid van water zijn veiligheidsaspecten waarmee rekening moet worden gehouden. Door bijvoorbeeld het aanleggen van plasbermen krijgt de jeugdige die het water inloopt eerst natte voeten. Hij of zij heeft dan nog de keuze om door te gaan of terug te lopen. In de huidig situatie zijn veel taluds bij het water te steil en is er te weinig ruimte om plasbermen te realiseren.

Door bij het ontwerp en beheer van nieuwe waterpartijen, sloten, steigers, dammen, bruggen enzovoorts rekening te houden met zowel vaar- en schaatsroutes als het spelen bij het water, wordt er veel uitdagende speelruimte ontsloten.

Bij het ontwerp en onderhoud van gemeentelijk oppervlaktewater en bijbehorende voorzieningen wordt rekening gehouden met de veiligheid en bespeelbaarheid.

5.7. De formele speelruimte

De hoeveelheid formele speelruimte laat zich makkelijker kwantificeren. De laatste jaren is er door verschillende organisaties die betrokken zijn bij speelruimte intensief samengewerkt om te komen tot het opstellen van richtlijnen voor de aanleg en het onderhoud van speelvoorzieningen.

 

 

FORMELE SPEELRUIMTE

Kinderen

Jeugdigen

Jongeren

12 t / m 18+ JAAR

0 t / m 5 JAAR

6 t / m 11 JAAR

1. Relatie leeftijd, spelbereik en verzorgingsgebied

Afstand totwoning

100 meter

300 tot 400 meter

> 1.000 meter

Niveau

Straat / blok

Buurt

Kern

Minuten lopen

2 minuten

5 minuten

15 minuten

Verzorgingsgebied

3 hectare

50 hectare

300 hectare

2. Aantal per speelplek

Aantal woonachtig binnen actieradius

15 tot 30

55 tot 70

85 tot 100

3. Inrichting speelplek

Oppervlakte (bruto)

100 tot 500 m2

500 tot 2.000 m2

2.000 tot 6.400 m2

Voorzieningen

3 toestellen

3 aanleidingen

3 toestellen

4 aanleidingen

4 toestellen

4 aanleidingen

Voorbeelden voor- zieningen

Zandbak Huisje Wip(veer) Glijbaantje Schommel

Trapveld Klimtoestel Schommel Kabelbaan Duikelrek

Trapveld Skateboardbaan Basketbalveld Zitaanleidingen Schommel

Voorbeelden aan- leidingen

Betonpoefs Betonbielzen Verschillende bo- demmaterialen Hoogteverschillen

Betonpoefs Paaltjes Hoogteverschillen Bosjes (verstoppen) Zand en water

Betonpoefs Banken Muurtjes

Pad of plein van glad asfalt

Stimulatie en be- geleiding ontwik- keling

Veel variatie Veel fantasie Duidelijke grenzen Grove motoriek

Meting resultaten Groepsbesef Toename creativiteit Grotere doelgericht- heid

Informele ont- moeting

Zoekt bevestiging Sportieve kracht- meting

Keuzes maken

Tabel 6 Normen formele speelruimte

 

Vooral het uitgeven van het ’Handboek Veiligheid van Speelvoorzieningen’ heeft bijgedragen aan het totstandkomen van landelijk aanvaarde normen en richtlijnen.

Onder andere dit handboek heeft geleid tot het vaststellen van normen voor de afstand die de 0 tot en met 18 jarigen van een bepaalde leeftijd tot een speelvoorziening kan afleggen en de wenselijke oppervlakte van een speelvoorziening. Naast dit handboek geven vooral ervaringscijfers inzicht in hoe een speelplek functioneert. Hierdoor kunnen normen gesteld worden voor het aantal kinderen, jeugdigen en jongeren van een bepaalde leeftijdscategorie dat binnen een actieradius woont en een speelplek zelfstandig zou moeten kunnen bereiken, zonder elkaar op de speelplek in de weg te lopen.

De belangrijkste normen en richtlijnen zijn in Tabel 6 samengevat weergegeven.

 

Westvoorne hanteert normen voor hoeveelheid formele speelruimte. De oppervlakten voor de speelplekken zoals in Tabel 6 genoemd, betreffen brutospeeloppervlakten. Dat is de nettospeeloppervlakte (het speelterrein zelf) plus de ruimte voor paden, beplanting, toegangen en dergelijke (de omgeving).

Bij de normen voor formele speelruimte moet benadrukt worden dat jonge kinderen tot en met drie jaar niet zelfstandig, maar onder begeleiding van een ouder/verzorger op een openbare speelplek spelen. Deze heel jonge kinderen kunnen goed gebruik maken van de speelplekken die ingericht zijn voor de kinderen tot en met vijf jaar. Het plaatsen van een speeltoestel waarop kinderen van nul tot en met drie jaar zonder begeleiding kunnen spelen, is geen verantwoordelijkheid van de gemeente.

Door het toepassen van de normen wordt invulling gegeven aan een evenredige verdeling van speelvoorzieningen over de

0 tot en met 18 jarigen en buurten. Door het toepassen van de normen bepaalt dus de omvang van de aanwezige doelgroep binnen de actieradius, plus de hoeveelheid informele speelruimte of er een speelplek noodzakelijk is!

5.8. Vormgeving formele speelruimte

5.8.1. Het ontwerpen en aanleggen van speelvoorzieningen

Het valt buiten het kader van dit speelruimteplan om alle richtlijnen voor het technisch ontwerp van een speelplek en de omgeving te beschrijven.

“ik vind dat de speeltuinen een leuke kleur moeten hebben” {enquête}

 

Uitgangspunt is dat gemeente Westvoorne haar speelplekken door een deskundig ontwerper blijft inrichten. Enkele aspecten waarover de ontwerper zal nadenken, zijn bijvoorbeeld de functie en mogelijkheden van een toestel. Aangeraden wordt om een gevarieerd aanbod aan speelmogelijkheden te realiseren. Zo kan bijvoorbeeld bij speelplekken voor jongeren ook eenvoudig een stang aanwezig zijn waaraan ze zich kunnen optrekken zodat jongeren gestimuleerd worden om te bewegen. Ook zal per situatie gekeken moeten worden of er schaduw op de plek aanwezig moet zijn en hoe de gewenste beschutting en openheid bereikt wordt. Verder zijn in Bijlage VI de resultaten van de enquête naar meest gewenste speelfuncties weergegeven.

Met het oog op de aansprakelijkheid en onderhoudstechnische aspecten worden alleen gecertificeerde speeltoestellen aangeschaft.

Voor de ruimte en het aantal speeltoestellen dat per speelplek aanwezig moet zijn, is in Tabel 6 een aantal richtlijnen gegeven. Daarbij moet men onderscheid maken tussen de specifieke speeltoestellen en de speelaanleidingen. In Bijlage I wordt meer informatie gegeven over het ontwerpen en aanleggen van speelaanleidingen.

 

In onderstaande subparagrafen wordt een toelichting gegeven op de bespeelbaarheid van de speelplek.

 

5.8.2. Veiligheid en uitdaging!

De kinderen, jeugdigen, jongeren en hun ouders moeten erop kunnen rekenen dat de speciaal tot spelen aangebrachte speelvoorzieningen veilig zijn. Daarmee wordt overigens niet bedoeld dat alle risico’s vermeden kunnen worden. Risico’s zijn nooit volledig uit te sluiten en tevens zijn ze een wezenlijk onderdeel van het spelen en horen ze bij het leerproces. De risico’s dienen echter beheersbaar en herkenbaar te zijn voor de 0 tot en met 18 jarigen.

De wettelijke verplichting voor de veiligheid van speeltoestellen is in het bijzonder geregeld in het ’Besluit Veiligheid van Attractie en Speeltoestellen’ van maart 1997 en de Europese Normen (o.a. NEN-EN 1176-1 tot en met 1176-7 en 1177). In dit zogeheten Attractiebesluit zijn de wettelijke bepalingen voor aansprakelijkheid en veiligheid vastgelegd. Indien er sprake is van een ongeval door een gebrek aan het speeltoestel of een onveilige ondergrond, dan is degene die het speeltoestel voorhanden heeft altijd als eerste aansprakelijk. Deze verantwoordelijkheid is conform en aanvullend op de risicoaansprakelijkheid die wordt omschreven in het Burgerlijk Wetboek.

Het onveilig aanbieden van speeltoestellen wordt gezien als het plegen van een onrechtmatige daad. Er is (gelukkig) nog weinig jurisprudentie rondom de aansprakelijkstelling voor speeltoestellen aanwezig. Vooralsnog moet ervan worden uitgegaan dat de eigenaar van het speeltoestel als eerste aansprakelijk is.

Indien de eigendomssituatie van een speeltoestel niet via een contract of overeenkomst is vastgelegd, is de eigenaar van de ondergrond in principe de eigenaar van het toestel. De vastlegging in een contract of overeenkomst kan impliciet of expliciet zijn. De verantwoordelijkheid voor een speeltoestel dat niet in eigendom is bij de eigenaar van de ondergrond is vergelijkbaar met die voor bijvoorbeeld gebouwen die verhuurd worden of in erfpacht zijn uitgegeven.

De gemeente blijft dus verantwoordelijk voor de correcte plaatsing (volgens certificaat) van een toestel, zelfs als dit door de leverancier geplaatst zou zijn. Vervolgens is de gemeente ervoor verantwoordelijk dat het toestel blijft voldoen aan het gestelde in het bij het toestel behorende certificaat.

Degene die het toestel voorhanden heeft moet kunnen aantonen dat alles in het werk is gesteld om de veiligheid te waarborgen. Om aan de gestelde eisen te kunnen voldoen is een aantal handelingen noodzakelijk. De inspectie van speeltoestellen en de registratie van relevante gegevens in een logboek zijn daarbij verplichte handelingen.

Wettelijke verplichting: de gemeente is gehouden het Attractiebesluit uit te voeren.

 

Indien een speeltoestel in gemeentelijke grond zou worden geplaatst door bijvoorbeeld een particulier of speeltuinvereniging, wordt het toestel automatisch eigendom van de gemeente (natrekking). Dit betekent dat de gemeente bij ongevallen ten minste medeaansprakelijk kan worden gesteld.

Er worden daarom geen particuliere voorzieningen toestaan in openbaar gebied.

 

5.8.3. Het combineren van leeftijdscategorieën

Er zijn diverse speelplekken ingericht met toestellen die geschikt zijn voor zowel kinderen als jeugdigen. Soms staan hier ook nog toestellen voor jongeren. Dit geeft vooral problemen als de ruimte te klein is. Omdat er toestellen voor jeugdigen en jongeren staan, gaan zij de plek (terecht) als de hunne beschouwen. De toestellen voor de jongste kinderen bieden hun echter geen uitdaging meer; op een wipveer zijn ze wel uitgespeeld en ze zijn al op alle mogelijke manieren van de glijbaan afgegleden. Men kan het de jeugdigen en jongeren dan niet kwalijk nemen dat ze de aanwezige toestellen voor kinderen wel gebruiken in hun proces van grenzen verkennen; eens kijken met hoeveel ze op een wipveer kunnen.

Een ander nadeel van het combineren van leeftijdsgroepen is dat jongere jeugd mogelijk ongewenst gedrag van de jongeren overneemt.

Aan de andere kant is het combineren van leeftijdsgroepen op één speelplek zowel voor sociale als lichamelijke ontwikkeling aan te raden. Een speelplek kan immers functioneren als ontmoetingsplek voor jong en oud uit de hele buurt.

Het combineren van leeftijdscategorieën kan alleen dan gerealiseerd worden als er voldoende fysieke ruimte is om afzonderlijke gedeelten per leeftijdscategorie te realiseren. Daarnaast moet er binnen deze ruimte een zonering aangebracht worden met in elke zone voor de verschillende leeftijdscategorieën de voorzieningen. Op deze wijze zullen de verschillende leeftijdsgroepen hun eigen plek en uitdagingen hebben. De oudere kinderen zullen dan wel respect hebben voor de speelplek voor de kleintjes en de toestellen weinig of niet misbruiken. Voldoende ruimte en duidelijke zonering en uitdagende voorzieningen per leeftijdsgroep maken een gezamenlijke speelplek tot een succes.

Voorgesteld wordt om alleen gecombineerde speelplekken aan te leggen indien er voldoende ruimte is, zodat de verschillende leeftijdscategorieën in zones over de speelplek verspreid kunnen worden met ieder hun eigen voorzieningen.

 

5.8.4. Samen op de speelplek

Beleidsvoornemen 5. Bij het ontwerpen van speelplekken wordt rekening gehouden met medegebruik door 0 tot en met 18 jarigen met een handicap.

Verspreid over Westvoorne wonen kinderen, jeugdigen en jongeren die in meer of mindere mate een handicap hebben.

Ook voor hen is het belangrijk om te kunnen spelen. Veelal kan door kleine aanpassingen bij het ontwerp al voorkomen worden dat een speelplek voor hen niet geschikt is. Daarbij kan gedacht worden aan de toegankelijkheid van de plek, of de keuze van een bepaald toestel.

Zo kan bijvoorbeeld overwogen worden om een netschommel toe te passen in plaats van een schommel met traditionele zitting. Een dergelijke schommel heeft zowel voor kinderen, jeugdigen en jongeren met als zonder beperking een grote speelwaarde.

“Houdt ook rekening met gehandicapte kinderen, zij hebben ook recht om te spelen.” reactie buurtenquête

Dit betekent dus niet dat iedere speelplek en ieder speeltoestel voor alle vormen van beperking geschikt moeten zijn, maar wel dat nagedacht moet worden hoe een speelplek voor zoveel mogelijk kinderen, jeugdigen en jongeren geschikt kan zijn.

5.9. Samen werken aan speelruimte

Het creëren van speelruimte is een zorg van de gemeente, maar ook van andere instanties die invloed hebben op de inrichting van de (buiten)ruimte en de opvoeding van 0 tot en met 18 jarigen. Instanties en personen die hierin zoal een rol spelen, zijn bijvoorbeeld de buurt (gebruikers, omwonenden en ouders), de sportvereniging, de winkeliersvereniging en private partijen als projectontwikkelaars en woningbedrijf.

 

5.9.1. Binnen het gemeentelijk apparaat

De gemeente zal moeten bevorderen dat haar kinderen, jeugdigen en jongeren zich kunnen ontwikkelen tot mensen met een volwaardige plaats in de maatschappij. Zoals uit voorgaande paragrafen blijkt, gaat spelen over de hele openbare ruimte. Het welzijn van de 0 tot en met 18 jarigen hangt samen met het al dan niet geschikt zijn van hun woonomgeving om goed in op te groeien. De gemeente zal er dus voor moeten zorgen dat er een netwerk is van basisvoorzieningen. Dit bestaat uit woonmilieus waarin de 0 tot en met 18 jarigen ruimte hebben om te kunnen spelen, sporten en ontmoeten.

De speelplekken binnen dit netwerk van basisvoorzieningen zullen voldoende onderhoud en beheer moeten krijgen, zodat de inrichting veilig en duurzaam in stand wordt gehouden.

 

Speelruimte is niet alleen de fysieke ruimte die voor de kinderen, jeugdigen en jongeren wordt ingericht. Ook de speelruimte die hen in spreekwoordelijke zin gegund wordt, is van belang voor het opgroeien. Zo kan het buitenspelen gestimuleerd worden door bijvoorbeeld het meewerken aan de landelijke ’Straatspeeldag’ (Stichting Kinderen Voorrang), het straattekenen, het stimuleren van sport, het ondersteunen van buurt(speel)werk met raad en daad, het meewerken aan de organisatie van een huttenbouwweek enzovoorts.

Niet voor niets wordt er in de jongerennota “Een agenda voor de jeugd” 2002 van gemeente Westvoorne op verschillende punten gesproken over skatebanen en sportpleinen. Verder is er een duidelijk verband tussen het jeugd en jongerenbeleid en de sporten ontmoetingsvoorzieningen voor de jongeren.

 

De afdeling maatschappelijke zalen is verantwoordelijk voor het speelruimtebeleid en de afdeling gemeentewerken voor uitvoering daarvan. De verschillende afdelingen die betrokken zijn bij openbare ruimte werken mee bij het opstellen van dit beleid.

De gemeente dient te zorgen voor afstemming van de realisatiekosten en de onderhouds- en beheerbudgetten tussen de betrokken afdelingen.

De gemeente moet zorg dragen voor passend beheer, onderhoud, vervanging en veiligheid van de speelvoorzieningen in de openbare ruimte door dit zelf uit te voeren of uit te besteden.

De gemeente is verantwoordelijk voor communicatie met de burgers met betrekking tot de speelruimte.

 

5.9.2. De rol van burgers

Ook de omwonenden van speelplekken hebben een taak in het aanbieden van speelruimte. Zij zijn degenen die dagelijks langs de speelplekken komen. In het kader van “burgerplicht” mag van hen verwacht worden dat ze ernstige gebreken en gevaren op speelplekken zien en deze ook melden aan de gemeente.

 

Het ontwerpen en aanleggen van openbare speelvoorzieningen is een zaak van overwegen en overleggen. Bij de belangenafweging komen aspecten naar voren, zoals de wensen van de doelgroep en de wensen van de omwonenden. De kinderen, jeugdigen, jongeren en de ouders zullen de speelplek bij goede inspraak eerder als de hunne beschouwen. Ervaring leert dat door deze betrokkenheid de speelplek meer wordt gebruikt en ook vandalisme wordt verminderd.

Beleidsvoornemen 6. De doelgroep, de ouders en de omwonenden worden betrokken bij het ontwikkelen van (her)inrichtingsplannen.

Natuurlijk kan niet voor elke wijziging op de speelplek de hele buurt worden gehoord, maar er kan getracht worden de direct omwonenden te informeren via de gemeentelijke internetpagina, de locale krant(jes) en eventueel een brief. Bij grotere projecten waarbij aanzienlijke veranderingen optreden, is inspraak noodzakelijk. De gemeente als deskundige stelt hierbij natuurlijk de randvoorwaarden afhankelijk van het vigerend beleid, beheer en beschikbare budgetten.

Door het Attractiebesluit zijn de mogelijkheden tot het zelf bouwen en het onderhouden van speeltoestellen op gemeentelijke grond door bijvoorbeeld een speeltuinvereniging of een groep buurtbewoners beperkt (zie ook paragraaf 5.8.2). De gemeente blijft verantwoordelijk en aansprakelijk voor de speeltoestellen in haar ondergrond.

 

5.9.3. Spelen op de sportvelden

In Westvoorne liggen de sportcomplexen nabij de woonbuurten. De sportvelden kunnen voor het spelen van de basisschooljeugd en jongeren een betekenis hebben. Allereerst is daar natuurlijk de ruimte om met een groep(je) vrienden een wedstrijdje te houden op de velden. Daarnaast bieden de grasvlakten ook de ruimte om te vliegeren, je boemerang uit te proberen of om een zweefvliegtuigje te laten vliegen.

Daarvoor moeten de velden wel opengesteld zijn voor het gebruik buiten de trainings- en wedstrijduren. Aan de andere kant moet de speeldruk (met name op de goals) in evenwicht zijn met het herstellend vermogen van het gras.

In overleg met de sportverenigingen en zolang er geen schade aan velden en toebehoren plaatsvindt, zou het informeel gebruik van de sportvelden mogelijk moeten zijn.

 

5.9.4. Samen met projectontwikkelaars

Doordat projectontwikkelaars mede bepalen hoe woonbuurten er uitzien, zijn zij ook medeverantwoordelijk voor het aanbieden van speelruimte.

Beleidsvoornemen 7. Bij nieuwbouwprojecten zullen de randvoorwaarden voor speelruimte in de overeenkomsten opgenomen worden .

 

Het ontwikkelen van een nieuwbouwproject moet getoetst worden aan de verschillende beleidsstukken van de gemeente, waaronder dit speelruimteplan. De benodigde speelruimte wordt samen met de projectontwikkelaar ingevuld. Dit zal concreet gemaakt kunnen worden in de contracten zoals bijvoorbeeld exploitatie-, of realisatieovereenkomsten.

Indien de projectontwikkelaar en de gemeente zich gezamenlijk kunnen inzetten voor de hoeveelheid speelruimte in de buurten waar de ontwikkelaar actief is, zal dit ten eerste de kinderen, jeugdigen en jongeren ten goede komen. Daarnaast kan het speelvoorzieningenniveau door afstemming en wederzijdse overdracht van kennis nog beter en eventueel uitgebreider aansluiten op de specifieke situatie.

5.10. Vooruitzien in speelruimte

5.10.1. Structuur van speelplekken

In Tabel 6 worden normen gegeven voor het aantal 0 tot 18 jarigen dat binnen een actieradius moet wonen voordat er een speelplek gerealiseerd dient te worden.

Meestal wonen in nieuwe buurten veel kinderen en neemt dit aantal in de loop der jaren af. De speelplekken voor deze leeftijdsgroep dienen dan ook om de vijf jaar geëvalueerd te worden op kinderaantal. In veel buurten vindt na circa 25 jaar wel weer een “verjonging” plaats, maar de zeer hoge kinderaantallen per buurt komen dan meestal niet meer voor. Zelden wonen er in een buurt die ouder is dan 20 jaar meer dan 25 kinderen binnen een actieradius van een speelplek.

Doordat de jeugdigen en jongeren vanuit een grotere omgeving (buurt/wijk) gebruik maken van één of enkele speelplekken, varieert het aantal kinderen dat binnen de actieradius woont veel minder. Uit onderzoek en ervaring blijkt dat er rond een centraal gelegen, goed functionerende speelplek voor deze leeftijdscategorieën vrijwel nooit te weinig jeugdigen of jongeren wonen, zelfs niet in de loop van 25 jaar. Dit betekent dat voor de jeugdigen en voor de jongeren over het algemeen duurzame speelplekken verspreid over de buurten aangelegd kunnen worden.

Het is belangrijk hiervoor een goede, permanente structuur neer te leggen, omdat deze plekken groter, uitdagend en aantrekkelijk moeten zijn. De normen in Tabel 5 en Tabel 6 bieden daarvoor de uitgangspunten.

5.10.2. Stedenbouwkundige plannen

Beleidsvoornemen 8. Toekomstige ( bestemmings )plannen worden getoetst aan de normen voor speelruimte.

In stedenbouwkundige plannen wordt het gebruik van de ruimte grotendeels vastgelegd. Het blijkt dat als er in de stedenbouwkundige plannen onvoldoende rekening is gehouden met de noodzaak van speelruimte, er in de toekomst problemen te verwachten zijn.

Zo komt het regelmatig voor dat ergens een speelplek noodzakelijk is, maar het bestemmingsplan dit niet toestaat en een enkeling zo de realisatie ervan kan tegenhouden.

Ook is er een duidelijke relatie tussen het ontbreken van sporten ontmoetingsvoorzieningen voor de jongeren en de overlast en vandalisme in een buurt. Dit is ook eenvoudig te verklaren uit het feit dat de jongeren dan wel aangewezen zijn op de speelplekjes voor de kinderen, ze niet naar hun eigen plek te verwijzen zijn en ze het gevoel hebben dat er “niets voor hen gedaan wordt”.

 

Een bestemmingsplan heeft sterke invloed op de soort en hoeveelheid speelruimte. Er moet in een bestemmingsplan voldoende beleidsvrijheid zijn om op nieuwe ontwikkelingen en behoeften in te springen zonder dat hiervoor het plan moet worden aangepast. Dit betekent dat de voorschriften voor openbare ruimte zodanig zijn opgesteld dat er voor het realiseren van een nieuwe speelplek geen bestemmingswijziging nodig is. Bestemmingsplannen mogen geen middel zijn om de realisatie van speelruimte tegen te gaan.

Daarnaast kunnen in bestemmingsplannen de locaties aangegeven worden die (potentie hebben om te) worden ingericht als speelplek. Zeker de grotere speelplekken voor jeugdigen en jongeren zijn duurzaam op een locatie die meer ruimte heeft en centraal ligt in de buurt. Voor sporten ontmoetingsplekken voor jongeren is het tevens van belang om te voorkomen dat aan de hand van bestemmingsplanvoorschriften de aanleg van een speelplek wordt bemoeilijkt.

 

Voorgesteld wordt om in de toelichting op nieuw bestemmingsplannen voor woongebieden het te verwachten kinderaantal in de verschillende leeftijdscategorieën voor de komende twintig jaar aan te geven. Daarbij moet dan vermeld worden hoe invulling wordt gegeven aan de normen zoals in voorliggend speelruimteplan zijn vastgesteld.

Uiteraard zijn in een nieuwe woonbuurt nog niet de 0 tot 18 jarigen aanwezig die gebruik gaat maken van de voorziene speelplekken. Daarom hoeven de potentiële speelplekken niet altijd direct aangelegd te worden, maar de ruimte moet wel gereserveerd blijven voor het spelen. Tot de tijd dat er een formele speelplek aangelegd wordt, kunnen dergelijke plekken vaak goed als (ruige) informele speelplek dienen, zeker als er hoogteverschillen aangebracht zijn, er speelaanleidingen aanwezig zijn en er passend onderhoud wordt uitgevoerd.

5.11. De zorg voor speelvoorzieningen

In Bijlage II is een overzicht gegeven van het aantal en de waarde van de huidige speeltoestellen en de jaarlijkse kosten voor het onderhoud, de vervanging en het beheer.

 

5.11.1. Klachtafhandeling

Beleidsvoornemen 9. Bij klachten inzake onveilige situaties worden binnen twee werkdagen passende maatregelen genomen.

De gemeente kan niet altijd en overal zijn. De gebruikers van de speelplekken hebben ook een verantwoordelijkheid om gevaarlijke en onwenselijke zaken op speelplekken en aan speeltoestellen te melden. Van belang voor de klachtafhandeling is ten eerste dat duidelijk is waar de bewoners hun klachten kunnen indienen en ten tweede dat dit een centraal punt is. Westvoorne heeft een goed functionerend klachtenmeldpunt. Het telefoonnummer hiervan is 0181-408000.

Vanuit dit centrale punt worden de klachten en vragen doorgegeven aan de mensen die de klacht kunnen oplossen of beantwoorden.

Een snelle klachtafhandeling is van groot belang voor het veilig houden van in het bijzonder de speeltoestellen. Het is verplicht dat van de klacht, het gebrek en de genomen actie een aantekening in het logboek wordt opgenomen. Er is in Westvoorne een goed functionerend logboek aanwezig.

 

5.11.2. Het onderhouden en beheren van speelvoorzieningen

Nadat er speelvoorzieningen gecreëerd zijn, zal er een budget beschikbaar moeten zijn om de speeltoestellen en de inrichting van de speelruimte te beheren en te onderhouden. Het onderhoud bestaat uit de werkzaamheden die aan het toestel en de omgeving uitgevoerd moeten worden. Het beheer bestaat uit de overige werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden om de speelvoorzieningen in stand te houden, inclusief het evalueren van het speelruimteplan.

Beleidsvoornemen 10. Het onderhoud van de speelvoorzieningen in Westvoorne wordt op het niveau “aantrekkelijk, heel en veilig” uitgevoerd.

In verband met veiligheidseisen en garantiebepalingen van de leveranciers, worden voor vervanging van onderdelen zoveel mogelijk originele onderdelen gebruikt of onderdelen die een hogere kwaliteit voor de veiligheid hebben en aangeschaft zijn bij gecertificeerde bedrijven.

De hoogte van het onderhoudsbudget wordt bepaald aan de hand van het gekozen onderhoudsniveau van “aantrekkelijk, heel en veilig”.

In Bijlage II ’Aantal+kosten speeltoestellen’ wordt voor dit niveau een overzicht gegeven van de onderhoudskosten voor de verschillende typen speelvoorzieningen.

 

5.11.3. Het vervangen van speelvoorzieningen

Veel speeltoestellen hebben volgens ervaringscijfers een technische levensduur van tussen de tien en twintig jaar. Daarbij is uiteraard geen rekening gehouden met vandalisme, wel met slijtage door intensief gebruik en eventuele speelschade. Om een goed vervangingsbeleid te kunnen voeren is een vervangingsschema noodzakelijk.

Door het uitvoeren van het onderhoud op het niveau “aantrekkelijk, heel en veilig”, kan uitgegaan worden van een levensduur die iets boven het gemiddelde ligt. Daardoor is het jaarlijks budget dat noodzakelijk is om de toestellen te vervangen ook lager.

Gezien de samenstelling van het huidige speeltoestellenbestand kan met het gekozen onderhoudsniveau een goede balans tussen onderhoudskosten en vervangingstermijn bereikt worden.

In principe wordt een toestel vervangen nadat de afschrijvingstermijn is verstreken. Het moment van de daadwerkelijke vervanging van een toestel wordt mede bepaald door de staat van het toestel. Wanneer blijkt dat een toestel na de gestelde afschrijvingstermijn nog één of meer jaren veilig kan functioneren, kan de vervanging worden uitgesteld. Indien blijkt dat een toestel voor de gestelde afschrijvingstermijn niet meer veilig is of de onderhoudskosten te hoog worden, bijvoorbeeld door vandalisme, dan moet de vervanging vervroegd worden uitgevoerd (flexibele vervanging).

Beleidsvoornemen 11. De speelvoorzieningen worden vervangen aan de hand van een vervangingsschema.

Bij de keuze van het type toestel wordt uitgegaan van de leeftijdscategorie van de betrokken speelplek, waarbij de wenselijke speelmogelijkheden, de benodigde speelfuncties en de actuele bevolkingssamenstelling van de buurt in ogenschouw worden genomen. Dit kan ook betekenen dat de herinvestering op een andere speelplek in de gemeente plaatsvindt. Belangrijk daarbij is dat bij vervanging van speeltoestellen in principe toestellen worden geplaatst met minimaal eenzelfde vervangingswaarde. Met eenzelfde vervangingswaarde wordt bedoeld de geïndexeerde financiële vervangingswaarde. Dit betekent overigens niet dat er eenzelfde type toestel moet worden geplaatst.

Integendeel, het kan voorkomen dat de veiligheidsruimte van een toestel zo groot is, dat het toestel niet op de speelplek past en dus voor een ander toestel gekozen moet worden. Het kan zelfs voorkomen dat meerdere toestellen vervangen worden door één ander toestel voor een geheel andere leeftijdscategorie op een andere locatie, zodat invulling gegeven kan worden aan de voorstellen uit de analyse van dit speelruimteplan. Kern is dat de totale waarde van de toestellen in Westvoorne niet moet stijgen zonder dat er voldoende onderhouds-, beheeren vervangingsbudgetten beschikbaar zijn.

 

5.11.4. De benodigde budgetten

Bij het vaststellen van de budgetten voor aanleg, onderhoud, beheer en vervanging van speelvoorzieningen zal er gezocht moeten worden naar de juiste onderlinge verhouding tussen deze posten. Indien dit niet het geval is, zullen bijvoorbeeld door de aanleg van nieuwe speelplekken de onderhoudskosten steeds verder stijgen, zonder dat daarvoor budget aanwezig is en dus de staat van onderhoud en de veiligheid afneemt. De onderhouds-, beheer en vervangingsbudgetten moeten daarom aangepast worden nadat er extra of duurdere speeltoestellen zijn geplaatst of speeltoestellen zijn verwijderd.

 

Bij het realiseren van speelplekken binnen uit of inbreidingsbuurten worden de benodigde financiële middelen beschikbaar gesteld. De hoogte van het budget wordt bepaald op basis van werkelijke kosten, inclusief plaatsings-, voorbereidings- en inspraakkosten.

Het budget voor het onderhoud van de speelvoorzieningen wordt gebaseerd op het gekozen onderhoudsniveau (zie paragraaf 5.11.2). De speeltoestellen kunnen daarbij in een goede staat worden gehouden.

De hoogte van het beheerbudget wordt gebaseerd op de totale vervangingswaarde van de speelvoorzieningen. In de huidige situatie wordt het beheerpercentage geschat op 4,4% van de vervangingswaarde. Dit ligt iets boven het landelijk gemiddelde doordat er in Westvoorne relatief langere reisafstanden tussen de kernen zijn. In dit bedrag is verder rekening gehouden dat er voor de evaluatie iedere 5 jaar circa 100 uur ter beschikking is.

Omdat de investeringen in speelvoorzieningen jaarlijks variëren en de afschrijvingstermijnen van de verschillende typen toestellen niet gelijk zijn, variëren de werkelijke kosten voor vervanging per jaar. De gemiddelde afschrijvingstermijn van de huidige speelvoorzieningen bedraagt in Westvoorne ongeveer 13 jaar. Aan de hand van de afschrijvingstermijn, het plaatsingsjaar en de vervangingswaarde kunnen voor de komende jaren de benodigde budgetten worden bepaald.

De budgetten die noodzakelijk zijn voor het aanbieden van openbare speelruimte moeten jaarlijks worden geïndexeerd.

5.12. Periode en evaluatie speelruimtebeleid

Beleidsvoornemen 12. Dit speelruimteplan wordt vastgesteld voor onbepaalde tijd en om de vijf jaar geëvalueerd.

Het voorliggend speelruimteplan geeft het beleid hoe men de komende tien jaar met de speelruimte in het openbare gebied dient om te gaan. De gemeente is in beweging. Daarom zal iedere vijf jaar een evaluatie van het voorliggend speelruimtebeleid en de voortgang van de uitwerking plaatsvinden. Tegelijkertijd zullen opnieuw de demografische gegevens en de aanwezige speelruimte per buurt conform de werkwijze van dit plan tegen elkaar worden afgezet. Afhankelijk van de voortgang van de uitvoering van het speelruimtebeleid en de ervaren problemen zal hiervoor te zijner tijd budget noodzakelijk zijn.

6. ANALYSE SPEELRUIMTE

 

In dit hoofdstuk worden de geformuleerde beleidspunten vertaald naar de situatie in de verschillende kernen en buurten van de gemeente. Er wordt geanalyseerd hoeveel informele en formele speelruimte er is (huidige situatie) en hoeveel dit zou moeten zijn voor een evenredige verdeling van speelruimte en-voorzieningen over de 0 tot 18 jarigen en de buurten (streefbeeld).

In de bijlagen staan tabellen met daarin de maatregelen die voor het realiseren van dit streefbeeld nodig zijn.

6.1. Leeswijzer analyse

6.1.1. Bij het lezen

Deze analyse is in wezen een toetsing van de huidige situatie van informele en formele speelruimte aan het beleid zoals in deel I verwoord. Aan de hand van de hoeveelheid informele ruimte en de exacte verdeling van de kinderen, jeugdigen en jongeren over de buurt worden de normen voor speelruimte uit Tabel 5 en Tabel 6 toegepast.

Aangeraden wordt om bij het lezen van de analyse de streefbeeldtekening uit 4.2 en de tabel met speelplekken uit 4.1 van de betreffende buurt erbij te houden. Regelmatig wordt een gebied aangeduid met straatnamen. Het kan dus handig zijn om tijdens het lezen een straatnamenkaart bij de hand te hebben.

In de analysetekst staan de speelpleknummers tussen haakjes [*]. Deze nummers corresponderen met de speelpleknummers op de tekeningen en in 4.1. Daarnaast staan er aanduidingen als [Z*] en [M*] in de tekst. Dit zijn respectievelijk nummers voor de voorgestelde nieuwe speelplekken en de maatregelen ter verbetering van de informele speelruimte.

 

6.1.2. Leeftijden

In de tekst wordt gesproken over drie leeftijdscategorieën zoals ook beschreven in het beleidsplan:

kinderen

jeugdigen

jongeren

= van 0 tot en met 5 jaar

= van 6 tot en met 11 jaar

= van 12 tot en met 18 jaar

6.1.3. Onderverdeling buurten

Bij het opstellen van de analyse is zoveel mogelijk rekening gehouden met de buurtindeling en naamgeving zoals die in Westvoorne gehanteerd worden.

Voor jeugdigen kunnen grenzen overigens heel anders liggen; naast harde grenzen zoals wegen en watergangen, zijn ook sociale of gevoelsmatige en andere moeilijk te definiëren barrières belangrijk. Door de rondgangen met de jeugdigen is een beeld van deze grenzen verkregen. Door bovengenoemde indelingen is het mogelijk dat enkele, in de analyse gehanteerde grenzen iets anders lopen dan verwacht.

 

Soms is het nodig om de buurten te beschrijven in kleinere blokken. Deze zogenoemde speelbuurten ontstaan doordat de ruimtelijke opbouw verschilt, er een drukke weg of spoorlijn ligt of er een sociale barrière is. Dit zijn vaak grenzen die door ouders ook als fysieke grenzen meegegeven worden aan de kinderen bij het zelfstandig spelen. De kinderen tot en met 8 jaar moeten vaak binnen deze buurtjes blijven.

Om de leesbaarheid te bevorderen zijn de voorzieningen en de analyse voor jongeren beschreven per buurt waarin de plekken liggen. Bij het opstellen van de analyse is uitgegaan van voorzieningen die aantrekkingskracht hebben op jongeren uit de hele kern, maar ook van voorzieningen die voornamelijk een functie voor de jongeren uit de (eigen) buurt hebben. Een voorbeeld van een voorziening voor een hele kern zijn de skateplekken die bereikbaar zijn voor de wat oudere jeugdigen en de jongeren uit heel Oostvoorne en Rockanje.

 

6.1.4. Tekstwolken

Tekstwolken.

In de linkerkantlijn staan tekstwolken. In deze wolken staan inspraak en inventarisatieresultaten weergegeven. Dit zijn opmerkingen van jeugdigen en jongeren gegeven tijdens de rondgangen en op de tekeningen (zo mogelijk in originele schrijfwijze), reacties uit brieven en informatie uit rapporten en onderzoeken van de gemeente Westvoorne. De wolkjes hebben betrekking op de buurt en/of het aspect dat daarnaast wordt beschreven. Indien van toepassing is het betrokken speelpleknummer [*] erbij geplaatst.

 

6.1.5. Secundaire speelplekken

In de analyse worden plekken aangeduid als secundair. Secundair betekent dat de speelplek of een aantal speeltoestellen op een speelplek geen functie (meer) heeft voor het optimale speelvoorzieningenniveau.

Er moet een keuze gemaakt worden ten aanzien van de snelheid waarmee de secundaire speeltoestellen en –plekken opgeheven worden. Een voordeel van het slechts langzaam verwijderen van speeltoestellen is dat deze langer ter beschikking blijven. Een nadeel is dat één of een enkel toestel dat niet uitgebreid onderhouden wordt een negatieve invloed kan hebben op het aanzicht van de openbare ruimte. Daarnaast is het in één keer verwijderen van de secundaire toestellen organisatorisch eenvoudiger en voorkomt dit dat er iedere keer opnieuw uitleg moet worden gegeven. Voorgesteld wordt om de secundaire speeltoestellen redelijk voortvarend (in één tot enkele jaren) te verwijderen.

6.2. Informele speelruimte

6.2.1. Groene speelruimte

Op diverse plekken in de kernen van Westvoorne liggen watergangen en drukke wegen. Deze vormen voor veel kinderen een fysieke en emotionele barrière voor het spelen in het buitengebied. Wel liggen over diverse buurten verspreid grotere velden en groene speelplekken. Daarnaast zijn er enkele watergangen, groenstroken en groen rondom sportcomplexen waar in meer of mindere mate gespeeld kan worden. Veel kinderen van ongeveer 8 tot 14 jaar vinden het namelijk aantrekkelijk om in het groen te spelen. Om verstoppertje te spelen, hutten te bouwen of soldaatje te spelen zijn bosjes natuurlijk de uitgelezen plek, maar niet overal mag dit en is dit goed mogelijk.

“.. hebben er een bunker gebout en hutten en we stelen nog wel eens wat, bij een huis dat ze aan het bouwen zijn”

“Bij het steigertje zit ik zomers altijd te vissen”

buurtplattegrond

Voorgesteld wordt om bij de aanleg, het beheer en het onderhoud van het groen, maar ook op de formele speelplekken, rekening te houden met en ruimte te bieden voor spelen in het groen. Voorbeelden van mogelijkheden zijn opgenomen in Bijlage V.

Het medegebruik van groen door spelende jeugd vereist duidelijkheid voor de jeugd zelf en naar bewoners. Goede voorlichting en inspraak kunnen de klachten verminderen. Uiteraard kunnen de jeugdigen wel aangesproken worden op zaken als vandalisme, het achterlaten van zwerfvuil en diefstal.

 

6.2.2. Speelruimte en honden

Hondenpoep is over het algemeen een groot probleem voor spelende jeugd. Daar waar hondenpoep ligt, kan eigenlijk de speelruimte voor een groot gedeelte afgeschreven worden. In de praktijk blijkt dat hekken en borden slechts beperkt of zelfs in het geheel niet helpen.

De hondenbezitters zouden hierin hun verantwoordelijkheid (tot o.a. het opruimen) moeten nemen. Een hond kan zeker leren waar en wanneer de behoefte te doen (hij doet het toch ook niet in huis!). Wellicht kan op langere termijn bereikt worden dat er minder overlast is door het bij herhaling verkondigen dat het niet geaccepteerd (meer) is dat honden zomaar in de speelruimte van kinderen hun behoefte doen.

 

6.2.3. Speelruimte en verkeer

Sta je net lekker te voetballen of te tennissen moet je weer aan de kant.

Naast de hondenpoep leggen ook auto’s een grote ruimteclaim op de speelruimte. Zeker de doorgaande wegen en de buurtontsluitingswegen zijn veel te druk voor kinderen en jeugdigen tot en met 9 jaar om tijdens het spelen zelfstandig over te steken. Ouders gebruiken deze wegen dan ook vaak als speelgrens voor hun kinderen.

De rijdende auto, maar ook de brommer en fietser kan storen bij het spelen op de straat. In de gemeente is hierover, ook in het kader van de verkeersveiligheid en leefbaarheid, al nagedacht. Er zijn in drukke gebieden enkele wegen als eenrichtingsweg aangeduid, verkeersremmende maatregelen aangebracht en dergelijke.

Naast de rijdende auto kan ook de geparkeerde auto een grote ruimteclaim leggen op de speelruimte. In Westvoorne is dit een probleem dat ook tot klachten leidt (voetballen op auto’s). In Westvoorne doet zich daarbij de situatie voor dat veel parkeerplaatsen overdag niet leeg zijn doordat veel mensen in ploegen werken (continuprocessen). Vooral de informele speelruimte van kinderen en jeugdigen wordt door geparkeerde auto’s beïnvloed, maar ook bijvoorbeeld het oversteken van een weg wordt hierdoor onoverzichtelijker.

Een mogelijkheid om meer informele speelruimte te realiseren is centraal parkeren, zodat elders in de straat parkeervrije zones liggen. Ook kunnen parkeerplaatsen van bedrijven in de buurt in het weekend een goede speelplek vormen.

6.3. Sporten en ontmoeten jongeren

6.3.1. Informele ontmoetingsmogelijkheden

Voor de jongeren kun je niet echt spreken van spelen; het verblijf van deze leeftijdscategorie in de openbare ruimte richt zich op het sporten en ontmoeten van leeftijdsgenoten. Het ontmoeten gebeurt veelal informeel, op spontaan ontstane plekken en veel minder op speciale speel- en ontmoetingsplekken. In Bijlage IV is een uitgebreide beschrijving van de verschillende soorten van en eisen aan de informele ontmoetingsaanleidingen voor jongeren gegeven.

De jongeren kiezen voor ontmoeting meestal plekken waar ze een beetje kunnen zitten om met elkaar te praten. Dat zijn plaatsen in het zicht, maar waar ze ook een beetje privacy hebben. Door vanuit deze visie met jongeren om te gaan, geeft men hun fysiek een plaats ín de maatschappij en niet langs de rand van de maatschappij. Enkele kenmerken van geschikte locaties voor het informele ontmoeten voor de jongeren zijn:

  • met de fiets/scooter gemakkelijk bereikbaar;

  • langs routes naar school of sport;

  • bij een straatlantaarn;

  • in het zicht langs de weg zodat vrienden kunnen zien dat je 'er bent';

  • in het zicht zodat toezichthouders snel kunnen zien wat er gebeurt zonder te hoeven uitstappen;

  • niet in de open vlakte;

  • niet te dicht bij de woningen;

  • ergens op kunnen zitten en/of tegenaan hangen.

“We kunnen nergens zitten.”

In de analyse is aangegeven welke informele ontmoetingsmogelijkheden aanwezig zijn en wat er gedaan kan worden om meer ontmoetingsmogelijkheden te creëren.

 

6.3.2. Formele voorzieningen

De jongeren zijn in beide kernen via een inspraakavond betrokken bij het opstellen van het speelruimteplan. Er is daar gesproken met twee groepen van circa vijftien jongeren. Deze jongeren waren uitgenodigd door de jongerenwerkers van stichting PUSH. Zowel in Rockanje als in Oostvoorne gaven de jongeren aan een tekort te ervaren in overdekte ontmoetingsruimten. Het liefst zouden ze een goede binnenvoorziening hebben (lees disco), maar in het kader van dit plan zou een afdak met wat zitmogelijkheden, waar ze niet steeds weggestuurd worden, al heel goed zijn.

“We hebben geen leuke disco, daarvoor moeten we naar Brielle.”

Het is opvallend dat er boetes uitgedeeld worden aan jongeren omdat ze “overlast” veroorzaken op locaties waar dit niet mag. De jongeren wordt echter niet verteld waar ze dan wel mogen rondhangen. De winkelcentra of andere overdekte galerijen zijn dan een logische keuze.

“Zo’n geel briefje kunnen ze wel uitdelen, maar zeggen waar ik wel mag rondhangen niet.”

Alle jongeren komen wel eens bij het georganiseerde jongerenwerk van stichting PUSH. De werkers bij deze stichting zijn dan ook goed op de hoogte van de behoeften van de jongeren en doen ook veel voorlichtingswerk. Het jongerencentrum bij de Til puilt op sommige winteravonden uit.

De jongeren zijn over het algemeen wel tevreden over de mogelijkheden voor het trappen van een balletje of wat sporten. Wel blijken de jeugd en jongeren tot een jaar of 14 ergens niet te mogen komen als er grotere jongens komen met auto’s, zeker niet als er het vermoeden is van (soft)drugsgebruik. De sport en ontmoetingsvoorzieningen voor de jongeren tot 18 jaar moeten daarom ook minder of niet aantrekkelijk zijn voor de oudere groep, en zeker niet geschikt zijn om met auto’s op te rijden. Deze voorzieningen liggen in de buurt zelf en hebben dus geen aantrekkingskracht voor de hele kern.

Aandachtspunt is dat op deze plekken voor jongeren de nadruk moet liggen op sportieve activiteiten. De voorzieningen waaraan hier gedacht kan worden zijn voetbaldoelen, voetbal/tenniswandjes, baskets en tafeltennistafels en eventueel een type speeltoestel voor jongeren. Daarnaast kan vormgegeven worden aan ontmoeting door het toepassen van zitaanleidingen en banken. Ook kunnen elementen die meer richting de speelkant liggen toegepast worden, bijvoorbeeld groepsschommels, de bekende JOPS en krachtsporttoestellen.

Aan de hand van aantallen kinderen en aantallen jeugdigen wordt geschat in hoeverre de aantallen jongeren in de verschillende buurten zullen toe- of afnemen. Let daarbij op het gegeven dat de categorie jongeren 12 tot en met 18 jaar zeven jaren bevat en de categorieën kinderen en jeugdigen elk zes jaren beslaan. Bij het toepassen van de normen voor formele speelruimte voor jongeren is hiermee al rekening gehouden. Per kern is de verwachting ten aanzien van de ontwikkeling bekeken.

 

6.3.3. Overlast en hangplekken

Er is wel overlast van jongeren in Westvoorne, maar in beperkte mate. Er is niet veel vandalisme op de speelplekken van kinderen geconstateerd, tijdens de rondgangen werd hierover door de jeugd niet echt veel naar voren gebracht en de jongeren waarmee gesproken is waren redelijk tevreden. Wat wel opviel, was dat op de buurtplattegronden van de nieuwbouw in Oostvoorne wel gesproken werd over enge plekken en jongeren. Dit valt mogelijk te verklaren uit het feit dat daar relatief veel jongeren wonen die weinig formele speelplekken hebben.

Indien zich op formele of informele plekken voor jongeren overlast zou voordoen, dan moet de dialoog tussen de omwonenden, de gemeente (welzijn), de politie én de jongeren gezocht worden. Vaak blijkt dat een dergelijk groepje er eigenlijk nooit per se op uit is om overlast te veroorzaken; vaak gaat dit onbewust. Als de jongeren op een normale manier op hun gedrag worden aangesproken, is de oplossing vaak al gevonden. Daarnaast blijkt het goed te werken als de jongeren verantwoordelijkheden krijgen en hier ook aan gehouden worden. Er moet door de overheden niet getolereerd worden dat er vernielingen plaatsvinden. Uiteraard moeten jongeren hun grenzen verkennen, maar ze moeten dan ook op deze grenzen gewezen worden, zo nodig door het bevoegd gezag.

6.4. De speelruimte in Oostvoorne

Gezien de ruimtelijke opbouw van Oostvoorne moeten er voor het spelen drie gedeelten onderscheiden worden:

  • I.

    westelijk, globaal ten westen van de Heveringseweg-Van de Meerweg-Nieuweweg-Zeeweg;

  • II.

    midden, Noordweg-De Ruy-Voorweg-Van de MeerwegStationsweg;

  • III.

    oostelijk, globaal tussen de Voorweg-De Ruy-Brielseweg.

De analyse van de speelruimte, in het bijzonder voor de kinderen en de jeugd, zal volgens deze indeling beschreven worden. Per gedeelte wordt de informele speelruimte beschreven. Daarna volgt wat er nodig is aan formele speelruimte en hoe men tot een goede verdeling van speelplekken komt. Ten slotte worden in een aparte paragraaf de sporten ontmoetingsmogelijkheden voor de jongeren beschreven.

het is een leuk dorp!”

buurtplattegrond

 

6.4.1. De speelruimte in het westen van Oostvoorne

“... veel hoeken waar auto’s de bocht om komen sjezen.”

E-mail bomenbuurt

 

In het westelijk gedeelte van Oostvoorne staan voornamelijk twee-onder-éénkapwoningen, villa’s, vrijstaande woningen en enkele gedeelten rijtjeswoningen. Meestal hebben de woningen ruime tuinen en op verschillende plaatsen liggen nog groenstroken, stoepen en zijn er doodlopende straatjes. In een aantal straten, zoals de Valkenlaan, is weinig informele speelruimte voor kinderen te vinden. Het blijkt echter dat daar nauwelijks kinderen wonen. Er is in dit gedeelte van Oostvoorne dus voldoende informele speelruimte voor kinderen te vinden.

“Bij bejaardenhuis willen wij graag doeltjes, dit is wel de handigste plek”. Rondgang [37]

 

Opvallend is dat in de Lijsterbeslaan relatief veel kinderen wonen, terwijl er kleinere tuinen zijn en er niet goed op straat te spelen is. In een e-mail schrijft een bewoonster dat ze de buurt verkeersonveilig vindt. Het zijn overigens de bewoners zelf die daar hard rijden, want doorgaand verkeer komt hier bijna niet. Voorgesteld wordt om na te gaan of verkeersremmende maatregelen nodig zijn. Voor het spelen zou het goed zijn als er echt 30 kilometer per uur wordt gereden en er veel doodlopende wegen zijn.

Uit onderzoek van de statistische gegevens blijkt dat in het westelijk deel van Oostvoorne totaal circa 140 jeugdigen wonen. Voor hen is er op straat, in de bossen, duinen en tuinen voldoende informele speelruimte te vinden om aan de normen hiervoor te voldoen. Om te voldoen aan de normen voor formele speelruimte zou er eigenlijk één speelplek voor jeugd moeten zijn. Tijdens de rondgang vroegen de kinderen om verbetering van de speelplek aan de Patrijzenlaan [37]. Dit wordt niet haalbaar geacht vanwege het verzorgingshuis en het gebruik van het veld voor schoolsport. In de huidige, eenvoudig ingerichte vorm blijkt de speelplek geen problemen op te leveren. Voorgesteld wordt om de speelplek [37] vooralsnog niet te wijzigen, maar afhankelijk van de ontwikkelingen van deze omgeving op zoek te gaan naar een mogelijkheid om op termijn een echte goede speelplek voor de jeugd uit het westen van Oostvoorne te realiseren [Z 6].

In het hele westelijk gedeelte van Oostvoorne is de kinderdichtheid te laag voor een formele speelplek. Zeker ook gezien de grote hoeveelheid informele speelruimte neemt de noodzaak hiertoe af. In de ruime omgeving van de speelplekken aan de Zandweg [38] en de Nachtegalenlaan [46] wonen nog geen 10 kinderen, zodat deze plekken als secundair moeten worden aangewezen. In de bomenbuurt wonen echter meer dan 25 kinderen. Voorgesteld wordt om een verkeersremmende speelplek voor kinderen te realiseren [Z 1]. Dit zou bijvoorbeeld kunnen in de Lijsterbeslaan ter hoogte van het tussenpad, zodat de plek het meest centraal ligt voor de kinderen. Hiermee zou dan meteen invulling worden gegeven aan de geuite wens om verkeersremmende maatregelen te nemen.

 

6.4.2. De speelruimte in het midden van Oostvoorne

“dat het een beetje saai is voor mij want er zijn niet te veel speelplekken.” Buurtplattegrond

 

“Op de Voorweg, de Ruy en de Stationwegs is het druk, daarbuiten niet.” buurtplattegrond

 

In het middelste gedeelte van Oostvoorne is veel minder informele speelruimte aanwezig. Uit onderzoek van de statistische gegevens blijkt dat er tussen de Rialaan/Zuster Visserlaantje/Stationsweg/Voorweg/Van de Meerweg verspreid toch bijna 30 kinderen wonen. In de huidige bebouwingsen wegenstructuur is het niet mogelijk een centrale plek aan te wijzen om een speelplek voor kinderen te realiseren [Z 2]. Voorgesteld wordt om, samen met de ouders in deze buurt, te zoeken of er wellicht toch mogelijkheden zijn.

De informele speelruimte in het gedeelte ten noorden van de Stationsweg bestaat uit tuinen, maar is niet echt ruim. Er wonen hier nauwelijks kinderen, dus er wordt wel voldaan aan de normen voor informele speelruimte.

“het Mildenburgerbos is een mooi bos. Je komt veel er oudjes en mensen met een hond tegen” buurtplattegrond.

 

“Ik ga altijd naar de nieuwe skate-baan, dat is erg leuk, maar ik mis nog een half-pipe.” Email 9 jarige

 

“Het is wel leuk alleen rond 5 uur zitten er kinderen met bier en wiet.” Buurtplattegrond [50]

 

Voor de jeugdigen in dit gedeelte van Oostvoorne is er op zich voldoende informele speelruimte te vinden. Zoals tijdens de rondgang werd uitgelegd, gaat de jeugd wel naar de sportvelden waar ze wel (mogen?) komen. Verder vertelden sommige kinderen dat ze een ruime tuin hebben waar ze graag spelen. De wat meer avontuurlijk ingestelde kinderen gaan het Mildenburg Bos in en ook de ruïne van de Burcht geeft aanleiding tot allerlei spannende gedachten (hoewel ze hier niet echt gaan spelen). Overigens zijn de Burcht en het Mildenburg Bos geen openbare ruimte en niet in eigendom of beheer bij de gemeente.

Tijdens een rondgang bleek dat de kinderen regelmatig de Stationsweg moeten oversteken tijdens het spelen of om naar school te gaan. Hiervoor worden dan de veilige oversteekpunten opgezocht. De overstekende kinderen en jeugd blijven hier een sterk punt van aandacht.

Voor de speelplekken zijn de jeugdigen aangewezen op de omliggende buurten. Ze kunnen naar de eenvoudige speelplek aan de Patrijzenlaan [37] en het skateterrein aan de Brielseweg [50]. Verder wordt voorgesteld bij het sportcomplex aan de Zwartelaan een speelplek te realiseren [Z 5], zie ook 6.4.4.

Het skateterrein aan de Brielseweg [50] blijkt door de jeugdigen gewaardeerd; op veel buurtplattegronden komt dit voor en worden er positieve dingen over geschreven. Uiteraard kan de plek niet uitgebreid genoeg zijn voor de jeugd en wil ze er altijd wel iets bij.

 

“Ik vind het fijn om hier te wonen, eigenlijk mis ik heel weinig!” buurtplattegrond

 

6.4.3. De speelruimte in het oosten van Oostvoorne

Het kinderaantal in de nieuwbouw lijkt sterk af te nemen; zes jaar geleden woonden er nog circa 300 kinderen, nu nog net iets meer dan 200. In de nieuwbouw zijn verreweg de meeste speelplekken voor kinderen te vinden (90%). De vraag is of dit (nog) helemaal terecht is. In dit gedeelte woont namelijk circa 60% van de kinderen.

De informele speelruimte voor de kinderen in de nieuwbouw bestaat uit stoepen, veldjes, rustige lanen, hofjes, achterpaden, tuinen, oprijstroken enzovoort. Het is voor de meeste kinderen wel mogelijk om direct bij huis te spelen. Er wordt dus voldaan aan de normen voor informele speelruimte voor kinderen.

 

“Natuur/groen: Dit is vaak de plek voor iedereen om een hut te maaken. Maar ik vint dat ze geen boomen voor speelplek moeten sloopen.” “ik vind het wel goed, in de nieuwbouwwijken mag wel wat meer groen”

buurtplattegronden

 

Voor de jeugd in de nieuwbouw zijn er verschillende pleintjes, grasveldjes en speelplekken als informele speelruimte aan te wijzen. Dat de jeugd daar dan ook graag gebruik van maakt, valt af te lezen van de diverse gemaakte buurtplattegronden: “Bij het bruggetje kan je in de winter schaatsen dat vinden de meeste kinderen leuk”; “met de fiets en de step en mij springtouw en meestal ging ik knikkeren”; “op de hoektoren heb je een pleintje, als ik ga voetballen en hij komt in de bosjes dan is die lek”.

Bij de Toernooiveld is het eigenlijk ook wel fijn want er is niet zo veel verkeer. Aan de Toernooiveld is een grote parkeerplaats. Daar is genoeg ruimte om dinge te doen als skaten, steppen, sports bijv voetballen en tikkertje. Ik hoop dat dit blijft”

buurtplattegrond

 

“Het speelplein is fijn omdat je er spelletjes kan

doen als knikkeren, flippoën, tikkertje, verstoppertje en nog veel meer.” buurtplattegrond [27]

 

“.. vinden dat er schommels moeten komen want dat is het leukste in een speelpleintje.” Buurtplattegrond [27]

 

“En ik zelf ben 11 jaar en speel soms nog wel met mijn vriendin in dat kleuterspeeltuintje. (erg saai)” email [49]

 

Uit de rondgang en de buurtplattegronden blijkt ook dat de jeugd niet veel in het buitengebied gaat spelen. Voor het meer avontuurlijke spelen en huttenbouwen is bijna geen ruimte in de buurt. Op buurtplattegronden is hier regelmatig iets over geschreven: “eigenlijk zou ik nog wel een klein gebiedje voor hutten willen hebben”

Voorgesteld wordt om na te gaan of het groen rondom bijvoorbeeld de watergang en aan de D. Van Leydenweg niet aantrekkelijker gemaakt kan worden om in te spelen [M 1].

 

Aangezien in sommige buurten niet veel kinderen (meer) wonen en in andere juist wel, en de hoeveelheid informele speelruimte niet overal gelijk is, zijn per buurtje/straat/speelplek de kinderaantallen in kaart gebracht. Hieronder worden de conclusies en aanbevelingen omschreven.

Gezien de normen voor formele speelruimte moeten er voor de circa 275 jeugdigen in de nieuwbouw drie tot vijf speelplekken aanwezig zijn. Gezien de huidige hoeveelheid informele speelruimte en de verwachting dat het aantal jeugdigen de komende jaren met circa 15% zal afnemen wordt voorgesteld om met vier goed verspreid liggende speelplekken invulling te geven aan de normen voor formele speelruimte.

De eerste speelplek voor de jeugd die daarvoor in aanmerking komt, is het skateterrein aan de Brielseweg [50].

Het blijkt dat de speelplek aan de Brielseweg nr. 103-105 [24] eigenlijk alleen zelfstandig te bereiken is voor kinderen die wonen aan de Brielseweg 41 tot en met 113 oneven. Aangezien dit 5 kinderen betreft, wordt de speelplek als secundair aangewezen.

Aan de Kantelenweg [22] en de Donjonweg [23] liggen twee speelplekken voor in totaal net iets meer dan 15 kinderen. De meest centraal gelegen plek aan de Kantelenweg [22] wordt voor kinderen bestemd en de plek aan de Donjonweg [23] als secundair.

Rondom de speelplek aan de Keizerlaan nr. 30 [26] wonen juist wel relatief veel kinderen: ruim 30. Deze speelplek wordt dus goed ingericht en specifiek voor kinderen aangewezen.

De speelplek aan de Troubadour nr. 22-24 [27] heeft nu een functie voor circa 15 kinderen, waarvan een gedeelte ook heel gemakkelijk naar de speelplek aan de Keizerlaan nr. 30 [26] kan gaan. Deze plek wordt ook gewaardeerd door de jeugd en biedt best de ruimte om als speelplek voor hen te dienen. Voorgesteld wordt deze plek daarom specifiek voor de jeugd in te richten.

Aan de Hertoginnenlaan/Slotlaan nr. 44 [48] en de Slotlaan nr. 102 [49] liggen twee speelplekken die ingericht zijn voor kinderen. Aangezien rondom beide plekken circa 20 kinderen wonen, worden deze specifiek voor hen bestemd.

“ik vind het daar gewoon leuk ik neem altijt mijn bal mee.. partijtje doen of porte of baskitbalen.” “graag voetbal en basketbalveldje combineren buurtplattegrond [33]

 

Ten zuiden van de watergang is het aantal kinderen de laatste jaren waarschijnlijk sterk afgenomen. Uit onderzoeken van de statistische gegevens blijkt dat rondom geen enkele speelplek meer dan 20 kinderen wonen. Voorgesteld wordt om met twee centraal en toegankelijk gelegen basisvoorzieningen te voorzien in de behoefte aan speelplekken.

Daarvoor zou dan een nieuwe speelplek aan de Goudhoekweg nabij huisnummer 16 gerealiseerd kunnen worden [Z 3]. In het zuiden biedt de huidige speelplek aan de Vrouwe Machteldweg nr. 1 [33] ruimte om een echte goede zone voor kinderen te realiseren.

Dit betekent dat de plekken aan het Binnenhof nr. 12-22 [28] voor circa 10 kinderen, het Buitenhof nr. 58 [29] voor nog geen5 kinderen, de Middellandweg [36] voor net 10 kinderen en de F. van Borselenweg nr. 47 [31], de Vrouwe Machteldweg nr. 3 [32] en de Vrouwe Machteldweg nr. 58 [35] voor gezamenlijk30 kinderen als secundair worden aangewezen.

Voor de jeugd is de speelplek aan de Vrouwe Machteldweg nr. 1 [33] zeer belangrijk; op bijna alle buurtplattegronden van de kinderen uit de nieuwbouw staat deze wel getekend en worden er ideeën voor gegeven. Voorgesteld wordt om deze als derde noodzakelijke plek voor kinderen iets te verbeteren met een aantrekkelijk toestel.

Het trapveld aan de D. van Leijdenstraat [34] wordt op dit moment minder gebruikt door de jeugd. Tijdens de rondgang werd deze plek niet genoemd en op de buurtplattegronden is deze niet getekend. Zoals in 6.4.4 voorgesteld, wordt deze plek verbeterd voor jongeren. Dat wil niet zeggen dat de jeugd daar geen medegebruik meer van kan maken.

“Ringmuur is eng. Daar staan hangjongeren en die gebruiken drugs” buurtplattegrond

 

6.4.4. De speelruimte voor de jongeren in Oostvoorne

In Oostvoorne zijn diverse pleinen, straathoeken en andere plekken te vinden waar jongeren elkaar informeel ontmoeten, bijvoorbeeld aan De Ruy, bij De Chill, bij het sportcentrum, in en rondom het dorpscentrum en bij diverse banken langs wegen en in groenstroken. Op de huidige speelplekken zijn eigenlijk niet veel voorzieningen aanwezig die aanleiding geven voor ontmoeting van jongeren, met uitzondering van de skatebaan aan de Brielseweg [50].

Om beter te voorzien in de normen voor informele speelruimte wordt voorgesteld om op ten minste drie locaties nog banken en ontmoetingsaanleidingen te plaatsen [M 2]. Geschikte plekken hiervoor zijn bijvoorbeeld bij kruisingen in de Voorweg, langs de Brielseweg, aan de Goudhoekweg en de Molenweg. Voor de circa 475 jongeren zouden er gezien de normen voor formele speelruimte vier tot vijf locaties aanwezig moeten zijn waar ze kunnen ontmoeten en sporten. In de huidige situatie zijn eigenlijk alleen de skatebaan en het sportveld aan de Vrouwe Machteldweg nr. 1 [33] min of meer geschikt voor jongeren.

“Elizabetlaante staan hangjongeren die zeggen rare dingen.” “en dat de grooten jongens het niet kapot kunnen maken” buurt“Elizabetlaante staan rondhangen en skaten?

 

“als we een blowtje roken en dat is een probleem bij de skatebaan, dan willen we graag een eigen plek.” Jongereninspraak

 

“JOP op de Ruy te zielig is voor woorden”

“graag jeugdsoos” “Chill in De Man, de tijden sluiten niet aan op de school van mijn dochter” email

 

Dit tekort verklaart wellicht dat er op verschillende buurtplattegronden (uit vooral de nieuwbouw) onder “onveilig gevoel” diverse keren jongeren werden genoemd. Dit impliceert dat er in de nieuwbouw behoefte is aan plekken voor de jongeren. Verder werd in een e-mail vanuit het westelijk deel van Oostvoorne aangegeven dat daar niets is voor jongeren.

Uit onderzoek van de statistische gegevens blijkt dat circa 200 jongeren in het westen van Oostvoorne wonen en circa 275 in de nieuwbouw en het midden van Oostvoorne. Om tot een evenredige verdeling van sporten ontmoetingsplekken voor jongeren over de kern te komen, wordt voorgesteld om in het westelijk deel een goede speelplek voor jongeren te maken, in de nieuwbouw één echte sportplek mede voor jongeren te bestemmen en daarnaast twee eenvoudiger ingerichte plekken met zitaanleidingen te realiseren.

Ten eerste kan het skateterrein aan de Brielseweg [50] als voorziening voor de skaters uit de hele kern aangewezen worden. Tijdens de inspraak met de jongeren en impliciet op de buurtplattegronden werd over deze plek verteld dat er ook nietskaters komen die ten minste de naam hebben hier bier te drinken en te blowen. Daardoor willen en mogen jeugdigen en jongeren die skaten er minder komen.

Deze trend is vaker te zien in Nederland. Een skateplek is aangelegd en na een tijdje worden er bierflesjes en wietzakjes gevonden. De plek krijgt een slechte naam, zodat echte skaters er niet meer komen. De plek verloedert verder en nodigt uit tot vandalisme. Om te voorkomen dat deze trend ook in Oostvoorne ontstaat, moeten er voldoende plekken waar jongeren kunnen komen, over de kern verspreid worden. Het belangrijkste is om invulling te geven aan de wens die tijdens de jongereninspraak werd uitgesproken: “we begrijpen dat we overlast voor skaters veroorzaken. We zouden graag in de punt (aan de overzijde van het water) wat banken hebben.”

 

Voor de jongeren in het westen van Oostvoorne zal een nieuwe sportof ontmoetingsplek worden gerealiseerd. Voorgesteld wordt om dit te combineren met de voorgestelde speelplek voor de jeugd aan de Zwartelaan nabij de parkeerplaats of in het groen [Z 5].

In de nieuwbouw voldoet het sportveld aan de Vrouwe Machteldweg nr. 1 [33] als plek voor de jongeren. Daarnaast is er niet veel ruimte voor een echte plek voor jongeren. Wel zou het trapveld aan de D. van Leijdenstraat [34] verbeterd kunnen worden voor ontmoeting door het plaatsen van een hoek met banken op verharding, dit in overleg met de jongeren zelf.

Meer in het noordelijk deel zou ook een dergelijke ontmoetingsmogelijkheid moeten zijn [Z 4]. Een locaties ligt nabij de waterpartij in het midden van de buurt.

 

6.5. De speelruimte in Rockanje

6.5.1. Hoe staat het met de informele speelruimte?

 

 

 

“met bouwen bedoel ik van die huttenbouwen en dan er een nachtje in slapen in de zomer. dat is gaaf cool vet”

 

“Daar (duinzoom) kun je heerlijk skaten in de natuur.” buurtplattegrond

 

In Rockanje zijn relatief veel doodlopende straatjes, hofjes, grasveldjes, pleintjes en brede stoepen. Daardoor is over het algemeen voldoende informele speelruimte voor kinderen te vinden. En juist in de buurten waar minder informele speelruimte aanwezig is, blijkt dat de kinderdichtheid ook laag is. Voorbeelden hiervan zijn de Bomenbuurt, de omgeving van de Raadhuislaan, en de omgeving van de Floris van Eijkstraat. Er wordt dus goed voldaan aan de normen voor informele speelruimte voor kinderen.

 

Ook voor de jeugd is er vrijwel overal voldoende informele speelruimte te vinden. Uit de rondgangen en de buurtplattegronden blijkt dat de oudere jeugd eigenlijk door het grootste gedeelte van Rockanje komt. Voor de jongere jeugd zijn de drukke straten zoals de Alardusdreef, Voornelaan en Hoogvlietlaan barrières die ze niet zelfstandig wil of mag oversteken.

Van de buurtplattegronden valt af te lezen dat er verspreid over Rockanje diverse grotere en kleinere grasvelden zijn waar de jeugd graag speelt. Het groen aan de Hoogvlietlaan, Plutostraat, Morelstraat en Groene Kruisstraat wordt veel genoemd. De straten en pleinen bieden ook mogelijkheden om informeel te voetballen en dergelijke, zoals op een buurtplattegrond wordt geschreven: “Bijna iedereen vind het leuk (de merel). Je kan er tennisen en voetbállen. Yoepiiiii!!”

Ook buiten de bebouwde kom worden diverse gebieden gekleurd, zoals de sportvelden aan de Zeeweg, het bos aan de Ommeloop en het strand met de duinen.

 

Verspreid over Rockanje zijn diverse locaties te vinden waar de jongeren elkaar informeel ontmoeten: bij de Merel, op het Dorpsplein, op diverse pleintjes en diverse banken langs wegen en in groenstroken.

Daarnaast zijn er op verschillende speelplekken ontmoetingsmogelijkheden. Zo heeft de speelplek aan de Weyerland [12] een hoekje met banken en een tafeltennistafel, is er een zithoek gerealiseerd aan de Oranjelaan [9] en is er een skatebaan in het sportpark De Drenkeling [41].

Om beter te voorzien in de normen voor informele speelruimte wordt voorgesteld om op ten minste vier locaties nog banken en ontmoetingsaanleidingen te plaatsen [M 3]. Mogelijk geschikte plekken hiervoor zijn bijvoorbeeld bij kruisingen in de Alardusdreef, de Hoogvlietlaan, Voornelaan en Strandweg.

Wat is er nodig aan formele speelruimte?

Voor de ruim 300 kinderen in Rockanje moeten verspreid diverse speelplekken aanwezig zijn. Aangezien in sommige buurten niet veel kinderen (meer) wonen en in ander juist wel en de hoeveelheid informele speelruimte niet overal gelijk is, zijn per buurtje/straat/speelplek de kinderaantallen in kaart gebracht.

 

 

Voor de circa 400 jeugdigen kan bij de huidige hoeveelheid informele speelruimte met vijf tot zes goed verspreide speelplekken invulling gegeven worden aan de normen voor formele speelruimte. Uit onderzoek van de statistische gegevens blijkt dat een evenredige verdeling van speelplekken over de buurten en jeugdigen bereikt kan worden door de grootste en aantrekkelijkste huidige speelplekken (mede) voor de jeugd te bestemmen.

Voor de circa 375 jongeren kan met drie tot vier sporten ontmoetingsplekken invulling aan de normen voor formele speelruimte worden gegeven.

 

6.5.3. Hoe komen we tot een goede verdeling van speelplekken?

“er is geen speelplek, alleen voor baby’s” buurtplattegrond [44]

“… er is geen ding wat leuk is.” buurtplattegrond [2]

 

 

 

In het gedeelte tussen de Dwarsweg en de Dirk van Voornelaan ligt een speelplek aan de Raadhuislaan [44]. Deze is voornamelijk geschikt voor kinderen. In de directe omgeving van deze speelplek wonen net 15 kinderen. Deze speelplek wordt als basisvoorziening voor kinderen aangewezen, mede omdat deze dan als basisvoorziening voor alle kinderen uit dit hele gedeelte kan dienen.

 

Verder naar het zuiden, tussen de Dirk van VoornelaanDwarsweg-Oudeweg, heeft de speelplek aan de Sudemare [2] aantrekkingskracht op de jeugdigen die daar in de buurt wonen. Tijdens de rondgang werd opgemerkt dat ze “het wel leuk vinden om met je fiets van de heuvel te gaan”, maar “met die palen en het huisje kunnen we niets” en “wel willen we er wat bij voor ons”. Het blijkt dat binnen de actieradius van deze speelplek nog geen 10 kinderen wonen. Voorgesteld wordt om deze speelplek specifiek voor de jeugd beter in te richten.

De jeugd die met de rondgang mee was, vindt de speelplek in de Heemraadlaan [19] maar saai; ook het nieuwe toestel is voor de kleine kinderen. Dit gegeven past dan ook goed bij het voorstel om deze speelplek specifiek voor de kleine kinderen te bestemmen.

Verder ligt er aan de Dwarsweg nr. 35-59 [18] nog een speelplekje. Bij de rondgang was er geen jeugdige die daar direct in de buurt woont, maar degenen die meeliepen vonden het maar een raar speelplekje. Door de direct omwonenden is er tijdens het opstellen van dit speelruimteplan een uitgebreid voorstel gedaan inclusief tekeningen.

De plek heeft voornamelijk een functie voor de direct aangelegen woningen, Dwarsstraat 35 tot en met 71. Uit gedetailleerd onderzoek van de statistische gegevens blijkt dat er daar echter maar 10 kinderen van 0 tot en met 5 jaar wonen. Gezien het lage kinderaantal (zie de normen) en het feit dat er op nog geen 100 meter nog een speelplek voor kinderen ligt, is het niet realistisch hier een echte speelplek te handhaven.

Wel zou gekeken kunnen worden hoe de gemeente tegemoet kan komen aan de overige wensen die worden geopperd. Voorgesteld wordt om het groen om te vormen naar een plein dat informeel grotendeels bespeelbaar is, dus zonder echte speeltoestellen.

“.. niet leuk omdat er geen dingen staan voor leeftijb 12 jaar er moet een tennisveldje komen” buurtplattegrond [7]

 

“er is een kabelbaan en nog meer speelactiviteiten”

“het is jammer dat er grind ligt, want het ligt op de toestellen. Er zouden meer toestellen moeten komen voor oudere kinderen.” buurtplattegrond over [8]

 

“er is een babyspeelplaats maar tog wel leuk” buurtplattegrond [16]

 

“Je kan er chillvoetballen. Geen gezeur van grote jongens.” buurtplattegrond [14]

 

“Je kan er chillvoetballen. Geen gezeur van grote jongens.” buurtplattegrond [14]

 

“Je kan er verstoppertje spelen!!!”

buurtplattegrond [17] “Overigens vindt mw B. het een fantastische speelplek”

email [17]

 

Uit onderzoek van de statistische gegevens van het gedeelte tussen de Oudeweg en de Moerbeistraat blijkt dat de kinderdichtheid eigenlijk nergens zo groot is dat de norm (circa 20 kinderen) voor een speelplek bij deze ruime hoeveelheid informele speelruimte wordt gehaald.

Zo wonen binnen de actieradius van de speelplek aan de Moerbeistraat nr. 27-39 [3] nog geen 15 kinderen, rondom de Perzikstraat [6] net 10 kinderen en rondom de Mispelstraat nr. 4 [7] net 15 kinderen.

Voorgesteld wordt om deze drie speelplekjes als secundair aan te wijzen en voor de kinderen in dit gedeelte van Rockanje een centrale basisvoorziening te realiseren. De speelplek aan de Morelstraat nr. 51-63 [8] kan hierin voorzien indien een zone voor kinderen wordt gerealiseerd.

Tijdens de rondgang moest de speelplek aan de Morelstraat nr.

51-63 [8] zeker worden bekeken. Ook op de buurtplattegronden blijkt deze speelplek favoriet bij de jeugd. Wel vinden de jeugdigen dat er een toestel bij mag komen. Voorgesteld wordt om deze speelplek te verbeteren voor de jeugd en na te gaan of er in het groen iets verderop een trapveldje kan komen. Er zou dan invulling worden gegeven aan de tijdens de rondgang geuite wens dat er in het zuidelijk gedeelte van Rockanje ook een voetbalveldje komt.

 

In het hele gedeelte tussen de Dwarsweg-het verlengde van de Oudeweg-Middeldijk-Dorpsweg wonen nergens zoveel kinderen bij elkaar dat een speelplek noodzakelijk zou zijn. Zo wonen direct rondom de speelplek aan de H. van Andelstraat [16] nog geen 10 kinderen. Toch wordt voorgesteld om deze speelplek als basisvoorziening voor alle kinderen uit dit gedeelte van Rockanje te bestemmen.

Daarnaast wordt voorgesteld om het voetbalveld aan de Dirk van Hoogvlietlaan/Alardusdreef [14] voor de jeugd te verbeteren (zie hierover verder ook pagina 58 bij het voorstel voor deze plek voor jongeren).

Uit de rondgang met de schoolkinderen bleek al dat de speelplek aan de Venusstraat [17] een belangrijke plek voor de jeugdigen is. Wel zouden zij deze plek wat uitdagender willen zien; het is nu alleen een grasveld met toestellen. Rond de speelplek wonen ruim 30 kinderen. Voorgesteld wordt om met speelaanleidingen en groen de speelplek aantrekkelijker voor de jeugd te maken. Daarbij moet dan ook aan een voetbalveldje gedacht worden.

Hiermee ontstaat dan samen met de (voorgestelde) voetbalveldjes aan de Morelstraat [8] en de Hoogvlietlaan/Alardusdreef [14] een goede spreiding van ingerichte voetbalveldjes. Daarnaast zijn er nog allerlei andere informele plekken waar gevoetbald kan worden.

Ook rondom de speelplek aan de Wielewaal [13] wonen ruim

20 kinderen. Voorgesteld wordt om deze plek specifiek voor de kinderen te bestemmen. De enkele toestellen voor de jeugd die hier staan worden daarmee als secundair aangewezen.

“een trefplek is er niet. echt met zo’n huisje niet zo klein maar best groot”

{enquêteformulier}

 

“de skatebaan is een lekker plek. je kan er goed skate/ Alleen er kan best wat meer komen”

“meer skate dingen bij de skatebaan bij de Drenkeling”

“is heel leuk want je kan er alles doen, zelfs basketballen” buurtplattegrond/enquête [41]

 

In het gedeelte Vlasakker-Oranjelaan wonen circa 20 kinderen. Voor hen kan met één speelplek volstaan worden. Voorgesteld wordt om de meest centrale en ruimste speelplek aan de Vlasakker [10] specifiek voor kinderen te bestemmen en de speelplek aan het Haverveld [11] secundair aan te wijzen.

 

Aan het Weyerland [12] ligt een prima ingericht speelveld met leuke voorbeelden van hoe je eenvoudig speelfuncties mogelijk maakt. Een voorbeeld is het tennisveldje. Het veld ligt echt tussen de woningen die ook nog eens een soort een eiland vormen. Tijdens de rondgang bleek dat vrijwel geen van de kinderen deze plek kent en ook op de buurtplattegronden is het opvallend dat dit veld niet veel genoemd of ingekleurd is. Dit is ook wel te verklaren uit de lage kinderaantallen; er wonen 4 kinderen, 9 jeugdigen en 15 jongeren rondom de plek. Voorgesteld wordt om de speelvoorzieningen voor kinderen als secundair aan te wijzen. Omdat de plek centraal ligt en als zesde plek voor de jeugd kan dienen, kan deze eenvoudig ingericht blijven voor de jeugd. Daarnaast heeft deze plek een functie voor het (informeel) ontmoeten van jongeren, zodat de voorzieningen voor hen (bank en tafeltennistafel) kunnen blijven staan.

De skatebaan in het sportpark De Drenkeling [41] heeft een belangrijke functie voor de jeugd. Op veel buurtplattegronden kwam deze voorziening positief aan bod, en natuurlijk “zou er wel iets bij kunnen”. Deze plek wordt (mede) voor de jeugd bestemd, zodat er voor de jeugd met vijf goed ingerichte speelplekken en één beperkt ingerichte speelplek invulling is gegeven aan de normen voor formele speelruimte.

 

6.5.4. Hoe verdelen we de sporten ontmoetingsplekken?

Voor de jongeren die op de inspraakavond waren heeft de hierboven genoemde skatebaan een beperkte aantrekkingskracht: “Het is te ver weg”. Er waren die avond echter geen skaters aanwezig. Misschien is het juist gunstig dat de skateplek iets verder weg ligt, zodat deze minder aantrekkingskracht heeft op niet-skaters. Het zal dan minder snel gebeuren dat ze de plek als het ware in beslag nemen ten koste van de jongere en oudere skaters.

 

“Met jongeren afgesproken dat ze mogen staan op het grasveld aan de Hoogvlietlaan. Bij slecht weer mogen ze schuilen onder de luifel van het gemeentehuis.” jongerennota

 

De op de inspraakavond aanwezige jongeren kwamen tot de slotsom dat ze meer zien in een plek binnen, zoals een discotheekje, een jongerensoos, iets als de Til (maar dan anders) of iets in ’t Golfje. Deze conclusie werd ook getrokken in de jongerennota “Een agenda voor de jeugd” 2002 van gemeente Westvoorne. Aan de jongeren is tijdens het gesprek aangegeven dat dit niet de strekking van het onderzoek was, maar ze wilden het wel als voorstel aan de gemeente meegeven.

 

Bij het bespreken van mogelijke buitenlocaties bleek dat de jongeren er niets in zien om op het industrieterrein de Moolhoek of het Weyerland een voorziening krijgen. Bij het parkeerterrein naast de Merel zijn ze bang dat er het geluid te veel weerkaatst tegen het gebouw.

 

“als we ergens droog kunnen zitten zijn we al erg geholpen” jongereninspraak

 

Om voor de verschillende groepen jongeren in Rockanje een voorzieningenniveau te realiseren, zouden er ten minste drie gevarieerde sporten ontmoetingsplekken moeten zijn. De skatebaan in het sportpark De Drenkeling [41] kan voor de oudere skaters dienen.

Voor de jongeren die meer gericht zijn op voetballen, kan het voetbalveldje aan de Hoogvlietlaan/Alardusdreef [14] verbeterd worden. Dit kan met bijvoorbeeld een kunstgrasveldje van circa 20 bij * 10 meter nagaan, een hekwerkje rondom van 1 meter hoog, minidoeltjes, enkele zitaanleidingen en prullenbak. Voor de jongeren die meer op het ontmoeten zijn gericht en minder op sporten, zou er eigenlijk nog een plek moeten zijn. In het kader van dit speelruimteplan wordt hiervoor een locatie voorgesteld die half overdekt is [Z 6]. Indien er echter een echte binnenlocatie gevonden kan worden, zoals de jongeren tijdens de inspraakavond aangaven, dan is deze buitenplek niet nodig.

In het kader van het speelruimteplan zou het terrein naast de Merel het meest geschikt zijn als ontmoetingsplek; het ligt centraal, men kan er op de op de scooter komen, er kan een combinatie met het cultureel centrum gezocht worden, er is tijdens openingstijden sociale controle, de woonbebouwing ligt er wat verder vandaan en de muur biedt mogelijkheden om er relatief eenvoudig een bescherming tegen de regen te realiseren.

Nadeel is dat er inderdaad iets gedaan moet worden aan de geluidsweerkaatsing, bijvoorbeeld een brede groenstrook tegen de muur en langs het water. Een ander nadeel is dat de locatie niet zodanig ligt dat de politie er “en passant” zou kunnen langs rijden om te kijken hoe het gaat. Als ze dan een kijkje gaan nemen, weten de jongeren dat “de politie voor hen komt”, zonder dat er al iets aan de hand hoeft te zijn.

6.6. De speelruimte in Tinte

Voor de enkele kinderen die in de landelijke kern Tinte wonen, is er voldoende informele speelruimte te vinden in de tuinen,

het groen en op rustige straten. Ook voor de jeugd is er vol

.. op straat dus, skateboarden en rollerskating. Eigen initiatieven worden ontplooid als zelfbouwramps, grindbuizen e.d.

email

 

doende ruimte te vinden om een balletje te trappen en om in het buitengebied allerlei dingen te beleven. Wel wordt aangegeven dat ze de laatste tijd veel skaten op straat. Er wordt op de Colinslandsedijk echter veel te hard gereden, ondanks dat het een 30-kilometerzone is en er veel sluipverkeer is. De verkeersveiligheid en handhaving hiervan blijven aandachtspunt. Tijdens de rondgang vertelden de jeugdigen dat ze heel graag een steiger zouden willen bij wat ze het “ronde stuk” noemen (aan het water op de hoek van de Strijpseweg en de Kade). Deze kunnen ze dan gebruiken om te vissen, te gaan varen en te zwemmen. Voorgesteld wordt om na te gaan of dit te realiseren is door buurtinitiatief, bijvoorbeeld door het oranjecomité [M 4].

Voor de jongeren zijn er voldoende gelegenheden om elkaar informeel te ontmoeten, er is zelfs een overkapping voor hen bij de Odiaan.

 

“het verkeer is het grootste probleem” rondgang

 

In Tinte en binnen een straal van 800 meter er omheen wonen nog geen 15 kinderen, ongeveer 20 jeugdigen en circa 30 jongeren. Gezien de normen voor formele speelruimte hoeft hier eigenlijk geen speelplek aanwezig te zijn. In een vergelijkbaar buurtje in bijvoorbeeld Rockanje zou deze ook niet gehandhaafd blijven. Omdat er in de wijde omgeving geen speelplek aanwezig is, wordt voorgesteld om de huidige plek aan de Weidehof [45] als basisvoorziening eenvoudig ingericht te houden voor kinderen, jeugd en jongeren.

Tijdens de rondgang vertelden de jeugdigen dat ze graag zelf een skatevoorziening in Tinte zouden willen hebben. Ze begrepen echter ook dat dit een grote investering is en dat het helaas niet haalbaar is een dergelijke dure voorziening voor een beperkte groep kinderen te realiseren. Wellicht dat, als de Weidehof een keer opnieuw wordt bestraat, er gekozen kan worden voor een verharding waarop geskatet kan worden.

7. REALISATIE WENSBEELD EN JAARLIJKSE KOSTEN

 

Aan de hand van de normen zoals in Bijlage II ’Aantal+kosten speeltoestellen’ en de beschreven maatregelen uit 4.1’Speelplekken en maatregelen’ worden in dit hoofdstuk de eenmalige en de structurele kosten weergegeven. De genoemde bedragen zijn exclusief btw.

7.1. Realiseren wensbeeld

7.1.1. Verandering in denken

In hoofdstuk 6 van dit speelruimteplan is een analyse gegeven van de speelruimte zoals die nu in Westvoorne aanwezig is. Daarbij is het voorgestelde beleid toegepast op de situatie in de buurten. Er zijn per buurt voorstellen gedaan waarmee zowel de informele als de formele speelruimte verbeterd kan worden. De kosten hiervoor zijn geraamd en weergegeven in Tabel 7.

 

De maatregelen voor het verbeteren van de informele speelruimte zijn niet exact te ramen. Het belangrijkste is dat er een omslag in denken komt bij de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Bij ontwikkelingen moet nagedacht worden of en hoe kinderen medegebruik kunnen maken van de inrichting van de openbare ruimte.

Veel van de maatregelen die het spelen ten goede komen, hoeven geen extra geld te kosten. Het is bijvoorbeeld goed mogelijk om grond die vrijkomt bij bouwwerkzaamheden te gebruiken om de speelwaarde van een speelplek of plantsoen te verhogen. Ook kunnen bij (her)bestrating van een rustige weg bijvoorbeeld “trefbalvakken” aangelegd worden.

 

7.1.2. Verbeteren informele ruimte

Om de informele speelruimte te verbeteren worden speelaanleidingen toegepast; voor de jonge kinderen en jeugdigen om op te spelen en voor de jeugdigen en jongeren om op te zitten en ontmoeten. Deze aanleidingen zijn een teken voor de gebruikers dat de ruimte gebruikt mag worden voor spel. Niet alleen bij zoekgebieden, maar ook bij de bestaande speelplekken zijn vaak nog speelaanleidingen toegevoegd. Dit is om de bestaande ruimte op en om de speelplek nog aantrekkelijker en uitdagender te maken voor spel. Voor de gemiddelde aanlegprijs van een speelaanleiding is uitgegaan van € 200 per stuk.

 

7.1.3. Nieuwe en te verbeteren plekken

Bij het toepassen van de normen voor formele speelruimte is in Westvoorne veelal uitgegaan van de bovengrens van het aantal kinderen per plek. In het streefbeeld wordt een aantal nieuwe speelplekken voorgesteld. Bij een nieuw aan te leggen plek wordt uitgegaan van gemiddeld drie tot vier toestellen en aanleidingen per plek.

Ook op bestaande locaties wordt van deze drie tot vier toestellen uitgegaan. Staan er meer toestellen dan worden deze secundair en staan er minder of te weinig voor de doelgroep dan worden er toestellen bijgeplaatst.

De gemiddelde toestelprijs zonder veiligheidsondergrond bedraagt in Westvoorne circa € 1.720 . Voor het aanbrengen van eventuele valdempende ondergronden wordt uitgegaan van 40% van de totale investering in speeltoestellen. Hierbij wordt uitgegaan dat alleen valdempende ondergrond wordt toegepast indien dit volgens het certificaat nodig is en dat een gedeelte van de toestellen in gras worden geplaatst.

 

7.1.4. Geen bezuiniging door hergebruik secundaire toestellen

Van de huidige toestellen zijn 60 toestellen als secundair aangewezen. De reden hiervoor kan zijn dat de speelplek waar ze staan secundair wordt, ze teveel zijn op een plek of dat ze niet geschikt zijn voor de leeftijdscategorie in het streefbeeld. Van deze toestellen is er aan de hand van de leeftijd, het type en de staat van onderhoud een inschatting gemaakt of het toestel geschikt zouden zijn om nog te verplaatsen (circa 20 stuks). In Westvoorne is er echter voor gekozen geen gebruik te maken van deze mogelijkheid tot besparing op de investeringskosten, zodat er langer speeltoestellen ter beschikking blijven.

7.2. Eenmalige en bijkomende kosten

 

Eenmalige kosten realiseren streefbeeld

het verbeteren informele speelruimte 0 tot en met 18: 122 speel- en zitaanleidingen het realiseren van 6 zoekgebieden + verbeteren plekken: 54 nieuwe toestellen

het hergebruik van 0 van de in totaal 60 secundaire toestellen (besparing)

de bijkomende kosten veiligheidsondergrond 40%

subtotaal

de bijkomende (her)inrichtingskosten

de kosten voor de uitvoering van het speelruimteplan 10% van de eenmalige investe- ringskosten € 154500

totaal

€ 24.400

€ 92.900

€ -

€ 37.200

€ 154.500

€ 48.900

€ 15.500

€ 218.900

Tabel 7 Kosten realisatie streefbeeld

 

7.2.1. Omvormen van de speelvoorzieningen

De raming van de eenmalige kosten gaat uit van het plaatsen van toestellen. Daarnaast zijn er ook nog bijkomende kosten. Deze kosten zijn afhankelijk van de locatie en plannen voor de plek en zijn grof geraamd. Daarbij kan gedacht worden aan het aanbrengen of aanpassen van groen en bestrating op en rondom een speelplek, het nemen van verkeersmaatregelen, het plaatsen van speelaanleidingen enzovoort.

Daarnaast is per secundaire speelplek een bedrag opgenomen om de vrijgekomen speelplek opnieuw (informeel bespeelbaar) te herinrichten. In veel gevallen bestaat dit alleen uit het opnemen van het toestel en gras inzaaien of enkele tegels aanbrengen. Er zijn echter ook enkele locaties waar een grotere herinrichting nodig zal zijn.

Aangezien deze kosten sterk verschillen per speelplek en afhankelijk zijn van de uitvoeringswijze en het ambitieniveau voor de achterblijvende ruimte betreft dit slechts een grove raming.

Deze kosten behoren niet volledig uit het speelvoorzieningenbudget te worden betaald. Het betreft hier ook inrichtingen en maatregelen die binnen het kader van wegen en groen zouden moeten vallen.

Naast de genoemde kosten kunnen er nog overige uitvoeringskosten ontstaan. Denk daarbij aan het opstellen van inrichtingsschetsen, het opstellen van een uitvoeringsplan, het verplaatsen van toestellen en het voorbereiden van het plaatsen van banken en speelaanleidingen.

 

7.2.2. Uitvoeringssnelheid en eenmalige investering

Opgemerkt moet worden dat de werkelijke eenmalige kosten sterk afhankelijk zijn van de snelheid waarmee de voorstellen kunnen worden uitgevoerd, door wie de werkzaamheden worden uitgevoerd, of er “werk met werk” gemaakt kan worden enzovoort. Als alles in de loop der jaren via de reguliere vervanging zou gaan, kost het natuurlijk minder of wordt dit uit de lopende budgetten betaald.

Bij analyse van de ingeschatte vervangingsjaren blijkt dat circa de helft van de toestellen de komende zes jaar zal worden vervangen. Als de geraamde investering niet in één keer wordt gedaan, kan naar inschatting het streefbeeld in zes tot acht jaar gerealiseerd worden. Hierbij moeten de investeringen in de nieuwe toestellen via het vervangingsbudget worden gerealiseerd. Deze werkwijze heeft tot gevolg dat er achter de feiten (lees de actuele kinderaantallen) aangelopen wordt.

Aan de hand van deze “sterfhuisconstructie” kan het voorkomen dat op een oude speelplek één of enkele toestellen nog enkele jaren staan te wachten totdat ze via reguliere vervanging elders worden herplaatst. Deze speelplekken zullen dan niet erg aantrekkelijk zijn en uitlokken tot vandalisme. Verder zijn er meer klachten en vragen vanuit bewoners te verwachten, enerzijds omdat er geen speelplekken zijn in gebieden waar wel jeugd woont, anderzijds komen er klachten over de slecht uitziende speelplekken en zijn er vragen of deze niet opgeknapt kunnen worden.

7.3. Vervangingswaarde

Aan de hand van de inventarisatie en de normen uit Bijlage II is de totale vervangingswaarde berekend voor zowel de huidige situatie als het streefbeeld. In onderstaande tabel staat dit weergegeven.

Tabel 8 Inventarisatie en vervangingswaarde

 

In deze vervangingswaarde is voor zowel het huidige als het na te streven beeld een stelpost opgenomen van 40% voor de veiligheidsondergronden.

7.4. Structurele kosten

7.4.1. Raming structurele kosten

Aan de hand van de aanwezige toesteltypen en de geformuleerde onderhoudsbedragen in de normen kan het huidige onderhoudsbudget worden berekend. In het beleidsdeel wordt een onderhoudsniveau van 85% aangegeven (zie ook Bijlage II ’Aantal+kosten speeltoestellen’).

Voor het beheer is een ervaringsgetal geformuleerd op basis van reeds opgestelde beleidsplannen. Dit percentage ligt op 4,4% van de aanschafwaarde. Binnen dit beheerbudget vallen alle bureauzaken als gegevensbeheer, werkvoorbereiding, klachtenafhandeling en beleidstechnische werkzaamheden. Het vervangingsbudget is berekend aan de hand van de levensduur en de aanschafwaarde van een toestel. In principe wordt een toestel vervangen nadat de afschrijvingstermijn is verstreken. Het moment van de daadwerkelijke vervanging van een toestel wordt mede bepaald door de staat van het toestel. Wanneer blijkt dat een toestel na de gestelde afschrijvingstermijn nog één of meer jaren veilig kan functioneren, kan de vervanging worden uitgesteld.

Indien blijkt dat een toestel voor de gestelde afschrijvingstermijn niet meer veilig is of de onderhoudskosten te hoog worden, bijvoorbeeld door vandalisme, dan moet de vervanging vervroegd worden uitgevoerd (flexibele vervanging). Hiervoor is een flexibel vervangingsschema noodzakelijk. Er kan van het genoemde budget een fonds worden gevormd waaruit de vervangingen betaald kunnen worden.

Tabel 9 Structurele kosten

 

De structurele kosten voor het streefbeeld zijn geraamd aan de hand van de percentages die uit het huidige beeld naar voren komen.

 

7.4.2. De jaarlijkse budgetten

Uit het overzicht in Tabel 9 blijkt dat in Westvoorne tot op heden in de begroting niet voldoende budget is opgenomen voor het onderhouden, beheren en vervangen van speelvoorzieningen. In de huidige begroting 2005 is in totaal € 53.869 opgenomen. Gezien de normen moet er minimaal € 71.900 beschikbaar zijn om het huidige speelvoorzieningenniveau te onderhouden, te beheren en te vervangen. In het streefbeeld ligt dit budget lager, namelijk op € 73.800 .

Dit tekort leidt ertoe dat het onderhoud ook net niet op het voorgestelde niveau wordt uitgevoerd. Dat het huidige budget lager is dan het geraamde budget valt te verklaren uit het feit dat de eisen aan het onderhoud van een speeltoestel en speelomgeving de laatste jaren sterk zijn toegenomen en dat de toestellen zelf aanzienlijk duurder zijn geworden.

DEEL III BIJLAGEN

 

Minder, maar beter!

Speelruimteplan gemeente Westvoorne

 

BIJLAGE I. BEGRIPPENLIJST

Acceptatieniveau

Het onderhoudsniveau waarop een toestel technisch nog blijft voldoen aan de veiligheidsnormen en aan de eisen voor algemene welstand.

 

Actieradius

Norm voor de afstand die een kind kan en mag afleggen om bij een speelplek te komen.

Cognitief-psychische Ontwikkeling

Ontwikkeling van o.a. ruimtelijke oriëntatie, verbalisatie, intelligentie, geheugen, concentratie, foutwaarneming en logisch denken.

Motorisch-lichamelijke Ontwikkeling

Ontwikkeling van o.a. evenwicht, houding, coördinatie, kracht, snelheid, ritme, tempo, uithoudingsvermogen en omgaan met eventuele afwijkingen/aandoeningen.

Openbare ruimte

Alle ruimte die geen privé- of overgangsruimte (=portiek/achterpaden/galerij, waar men enige verantwoordelijkheid ervaart) is, wordt openbare ruimte genoemd, bijvoorbeeld grasvelden, plantsoenen, parken, wegen, braakliggende terreinen en waterpartijen.

Primaire speelplek

Speelplek die in het streefbeeld voor één of meer leeftijdscategorieën van belang is om te handhaven.

Referentiebeeld

Het volgens de normen ideale speelvoorzieningenniveau.

Secundaire speelplek

De speelplek vervult geen functie in het belang van het na te streven speelvoorzieningenniveau en kan binnen de beleidstermijn komen te vervallen.

Sociaal-emotionele Ontwikkeling

Ontwikkeling van o.a. zelfvertrouwen, samenwerking, zelfstandigheid, foutverwerking, dynamiek, compensatietechnieken en sfeergevoeligheid.

 

Speelfunctie

De functie die het spelen heeft voor de ontwikkeling van bijvoorbeeld coördinatie, concentratie, zelfvertrouwen, etc.

Speelmogelijkheid

Een mogelijkheid om te spelen zoals klimmen of schommelen.

Speelplek

Specifiek voor spelen ingerichte plek in de openbare ruimte.

Speelvoorziening(en)

Het geheel van voorzieningen die getroffen zijn, waardoor gespeeld kan worden, zoals het aanleggen van speelplekken en het plaatsen van speeltoestellen.

Speelvoorzieningenniveau

De mate waarin speelvoorzieningen binnen de gemeente zijn aangelegd.

Streefbeeld

Het na te streven speelvoorzieningenniveau dat voortkomt uit het vergelijken van de huidige situatie ten opzichte van de normen voor speelruimte.

Zoekgebied

Een aangewezen gebied waar een speelplek voor de betrokken leeftijdscategorie aanwezig zou moeten zijn om aan het streefbeeld te voldoen.

 

BIJLAGE II. AANTAL+KOSTEN SPEELTOESTELLEN

In deze bijlage is een overzicht gegeven van de typen speelvoorzieningen waarin de toestellen zijn verdeeld met daarbij behorende normcijfers.

 

Gekozen is voor typen toestellen om zo de ramingen overzichtelijk te maken. De gebruikte normen zijn gemiddelden voor alle toestellen die binnen dit type vallen. De voornaamste redenen voor de onderscheiding van de typen zijn gebruik (speelmogelijkheid), leeftijd en aanschafwaarde.

Per type is in de eerste kolommen weergegeven:

  • de leeftijdscategorie die over het algemeen van het toesteltype gebruik maakt;

  • de gemiddelde vervangingstermijn (levensduur) van het toesteltype;

  • de geraamde aanschafwaarde van het toesteltype (nieuwwaarde inclusief BTW, maar exclusief kosten voor ontwerp, plaatsing e.d.);

  • de gemiddelde onderhoudskosten per jaar voor het toestel (gebaseerd op max. 10% van de aanschafwaarde (i.v.m. levensduur) en de vandalismegevoeligheid van het toesteltype).

 

In de volgende kolommen wordt het aantal toestellen binnen dit type doorgerekend met de genoemde normen. Hierdoor wordt inzicht verkregen in de totale aanschafwaarde en de bijbehorende onderhoudsen vervangingsbudgetten.

 

De genoemde normcijfers van de toesteltypen in de tabel gaan uit van een onderhoudsniveau van 100%. Dit betekent onder andere dat de speeltoestellen altijd optimaal in de verf zitten, er altijd proper uitzien, in perfecte technische staat verkeren en dat graffiti vrijwel de dag na het aanbrengen verwijderd wordt.

Het kan echter voldoende en meer realistisch zijn om het onderhoud van de speeltoestellen op een ander niveau uit te voeren. De ondergrens daarbij is het acceptatieniveau waarbij een toestel net blijft voldoen aan de veiligheidsnormen en aan de eisen van algemene welstand (circa 60%).

In het beleid wordt in paragraaf 5.11.4 een onderhoudsniveau “aantrekkelijk, heel en veilig” bepaald. Dit betekent dat 85% van de normbedragen noodzakelijk zijn voor het onderhoud van de toestellen. Ook in de overige financiële tabellen van het speelruimteplan wordt dit onderhoudsniveau aangehouden.

 

BIJLAGE III. GEGEVENSTABEL BUURTEN

In deze bijlage staan per kern de normen voor informele en formele speelruimte uitgewerkt voor de verschillende leeftijdscategorieën.

De tabel kan als samenvatting en toelichting voor de analyse van informele en formele speelruimte gezien worden. Op basis van deze cijfers en de daadwerkelijke inrichting van de buurt en de inspraak die heeft plaatsgevonden, wordt het streefbeeld bepaald.

Tabel 10 Beslisboom analyse speelruimte

 

Toelichting op de beslisboom: het gaat erom dat er een evenredige verdeling van informele en formele speelruimte ontstaat. Genoeg informele ruimte is daar waar kinderen goed kunnen spelen op de stoep en de straten, in het groen en langs het water. Daar zijn minder speelplekken nodig dan in buurten waar kinderen aan drukke straten met smalle stoepjes wonen. Om te bepalen of er voldoende informele ruimte is, wordt gekeken naar de uitgangspunten in de normentabel voor informele speelruimte, bijvoorbeeld voor de jongste doelgroep per kind minimaal 20 m² aan stoep, grasveld of plein, aansluitend aan de woning.

Is er genoeg informele ruimte dan moeten er circa 30 kinderen bij elkaar wonen om een speelplek voor te behouden of aan te leggen. Is er echt te weinig informele ruimte dan moeten er circa 15 kinderen bij elkaar wonen om een speelplek voor te behouden of aan te leggen.

 

BIJLAGE IV. INFORMELE ONTMOETING JONGEREN

Voldoende plekken en goede spreiding

Let erop dat er voldoende plekken zijn en dat deze goed over de kern gespreid liggen: circa 1 plek per 15 jongeren.

 

Drie typen plekken

De plekken kunnen onderverdeeld worden in drie typen: type

A: afspreken; type B: uitwisselen en type C: verblijven.

 

Plek type A: afspreken

50% betreft eenvoudige plekken voor 2 tot 4 jongeren waar ze even een kwartiertje staan te kletsen en afscheid nemen of afspreken om op elkaar te wachten als ze samen ergens heen gaan. Dit zijn vaak hoeken van straten met een iets bredere stoep of herkenningspunt (boom, bank, speciaal gebouw). Het verkeer mag hier niet te druk zijn omdat de jongeren vaak deels op de weg staan. Het moet een plek zijn op de route van en naar school, sportclub, kerk, muziekvereniging enzovoorts.

 

Plek type B: uitwisselen

30% van de plekken bestaat uit wat grotere plekken voor 5 tot

10 jongeren waar ze bij elkaar komen en bijpraten. Er is hiervoor een grotere locatie nodig waar 10 jongeren en een stuk of 5 scooters en 5 fietsen op/in passen. Het is van belang dat deze locatie in het zicht ligt zodat iedereen snel kan zien wie er op de plek aanwezig is. Verscheidene plekken voor verschillende groepen zijn van belang. ’s Zomers is te zien dat er jongeren langs deze plekken (brom)fietsen op zoek naar een praatje. Op deze locaties zouden enkele voorzieningen moeten zijn of komen. Er moeten meer plekken type B zijn dan er nu als zodanig zijn ingericht. Op deze manier kan een plek eventueel nog eens verplaatst worden naar een andere locatie als de overlast te groot wordt of de jeugd er helemaal niet meer komt.

 

Plek type C: verblijven

20% van de plekken zijn wat grotere plekken voor 5 tot circa 20 jongeren waar ze echt afspreken om bij elkaar te komen en te zitten praten of om andere activiteiten te ontplooien. Vaak gaan deze plekken samen met goed ingerichte sportplekken (bijvoorbeeld om te skaten), maar als er van deze laatste te weinig zijn, kunnen de plekken ook apart goed functioneren. De plekken zijn duurzaam ingericht voor ontmoeting en er mag hier meer dan op andere ontmoetingsplekken. Muziek bijvoorbeeld mag en er is een soort beschutte plek zodat jongeren er ook met wat slechter weer kunnen rondhangen.

 

Overlast

Er zijn verschillende typen overlast te onderscheiden, die over het algemeen als probleem worden ervaren door bewoners: geluidsoverlast, verkeersoverlast en gedragsoverlast (aanstootgevende zaken zoals vandalisme, maken van onacceptabele troep, racistische uitingen en seksuele uitingen). Een groot gedeelte van de overlast is te ondervangen door een goede locatie te kiezen en regels af te spreken.

 

Op plekken van type A is vaak geen overlast, omdat…

  • de jongeren hier overdag ontmoeten wanneer het merendeel van de mensen niet thuis is;

  • ze hier met weinig jongeren samenkomen;

  • ze hier niet lang blijven staan.

Wanneer wel overlastsituaties gaan ontstaan, doordat de plek zich ontwikkelt tot een plek type B, dan moeten de jongeren verwezen worden naar een plek die wel geschikt is voor plek type B.

 

Op plekken van type B kan overlast worden verwacht. Een lichte mate van overlast is af en toe ook toegestaan, want wat door een bewoner als overlast wordt ervaren hoeft door jongeren niet zo bedoeld te zijn en het is hun plek!

Door goede locaties te kiezen op voldoende afstand van een woning, kan een gedeelte van de geluidsoverlast worden ondervangen. Bij een afstand van 20 meter of meer wordt de geluidsoverlast niet als direct naast de deur en dreigend ervaren. Door voldoende afstand van een doorgaande weg te houden kan verkeersoverlast worden voorkomen. Deze afstand kan variëren van 2 (hek ertussen) tot 10 meter. De plek moet niet te ver van de weg omdat het zichtbaar zijn, wat op deze plekken van belang is, dan wegvalt.

Aan gedragsoverlast kan worden gewerkt door voor de plek duidelijke gedragsregels te maken en deze te controleren op naleving (controle door de buurt en eventueel de politie). De regels op deze plekken zijn gerelateerd aan het medegebruik van de openbare ruimte, dus geen harde muziek, motorlawaai, vandalisme en racistische en seksuele uitingen. Ook de inrichting van de plek kan een gedeelte van de gedragsoverlast ondervangen, bijvoorbeeld:

  • een bord met daarop de regels (houd het bij 3 tot 5 basisregels);

  • een afvalbak;

  • in zicht plaatsen van de plek zodat er altijd controle (op afstand) mogelijk is door de buurt.

Op plekken van type C kan zeker overlast worden verwacht. Door goede locaties te kiezen kan worden voorkomen dat sprake is van met name geluidsoverlast en verkeersoverlast. De afstand tot woningen moet groot zijn om geen geluidsoverlast te ondervinden. Bij een afstand van 200 meter en meer zal er minimale overlast zijn, zeker als er ook nog hoogteverschillen en groenvoorzieningen tussen de plek en de woningen liggen.

Verkeersoverlast kan worden voorkomen door de plek op voldoende afstand van een doorgaande weg te plaatsen. Door meer dan 50 meter van een doorgaande weg te blijven, zullen er over het algemeen geen problemen optreden.

Aan gedragsoverlast kan worden gewerkt door duidelijke gedragsregels voor de plek te maken en deze te controleren op naleving (controle door buurt, politie en gemeente). Ook de inrichting van de plek kan een gedeelte van deze overlast ondervangen, bijvoorbeeld:

  • een bord met daarop de regels (houd het bij 3 tot 5 basisregels);

  • een afvalbak;

  • gedeeltelijk toepassen van vandalismebestendig materiaal;

  • in zicht plaatsen van de plek zodat er altijd controle (op afstand) mogelijk is door derden en politie;

  • zonodig verlichting aanbrengen.

 

Tips om overlast te verminderen:

Maak een plek waar jongeren graffiti kunnen aanbrengen en zorg dat deze “muur” mobiel is, zodat hij wat kan rouleren door de kern, en dat deze schoon te maken of over te verven is.

 

Gebruik met georganiseerd jeugdwerk de bestaande informele en formele plekken zodat ze bekend zijn/worden bij de jongeren.

 

Geef de plekken een naam (met een naambordje) die de jongeren willen. Zo maken ze zich de plek meer eigen. Vraag tevens jongeren te helpen bij het realiseren van de 50% ingerichte ontmoetingsplekken en bij het opstellen van de regels.

 

Realiseer de voorzieningen in één buurt/kern op hetzelfde moment. Zijn er in eerste instantie maar een of twee goede locaties dan trekt iedereen daar naartoe en ontstaan er overlastsituaties. Vooral in de zomer is dit iets om rekening mee te houden. Ook als er weinig tot geen formele sporten ontmoetingsplekken zijn, zal er sneller overlast plaatsvinden op de informele plekken.

 

Criteria plek type A

Ligging:

op de routes van en naar school, sport, kerk, muziek

Verkeer:

geen druk verkeer

Locatie:

bredere stoep of andere (verharde) ruimte voor 2 tot 4 jongeren met evt. fiets/scooter; herkenningspunt (boom, bank, gebouw (flat, winkel), hekwerk)

Inrichting:

geen specifieke inrichting, maar door herkenningspunt aan te brengen kan het zo gaan functioneren

Regels:

niet nodig; geen overlast te verwachten. Bij overlast verwijzen naar plek type B of C

Flexibiliteit:

plek wordt zelf gekozen door jongeren en verschuift dus altijd door de buurt. Kan een beetje gestuurd worden door herkenningspunten aan te brengen.

 

Criteria type B

Ligging:

gespreid over de kern langs doorgaande routes (wel echt in de buurt);

niet te dicht op woningen, bijv. plein, parkeerplaats, groenstrook, winkelcentrum

Verkeer:

op voldoende afstand van doorgaande weg (2 tot 10 meter)

Locatie:

verharde ruimte met plek voor 5 tot 10 jongeren en wat fietsen en scooters

Inrichting:

een aantal zit en ontmoetingsaanleidingen zoals banken, hekwerk of poefs en afvalbakken. Gemakkelijk te verwijderen en herplaatsen en passend in straatbeeld

Regels:

regels m.b.t. geluid en gedrag. Bij overtreding verwijzen naar plek type C

Flexibiliteit:

De jongeren moeten zich aan de regels houden. Worden de regels te vaak overtreden of kunnen er geen afspraken worden gemaakt met bepaalde groepen, dan plek tijdelijk opheffen c.q. verplaatsen naar andere locatie. Voorwaarde is dus dat er meer locaties in de kern aangewezen zijn dan er ingericht worden.

 

Criteria type C

Ligging:

op voldoende afstand van woningen (bij voorkeur 200 meter of meer), bijvoorbeeld aan de rand van de kern, in het park, bij de sportvelden en bij formele sport/skateplekken. Afwegen of auto er wel of niet mag en kan komen (trekt oudere jongeren aan)

Verkeer:

goed bereikbaar, maar niet te dicht bij de doorgaande weg (minimaal 50 meter afstand)

 

Locatie:

groot genoeg voor een grotere groep jongeren (tot 25) en groot genoeg voor een aantal voorzieningen

Inrichting:

zit- en ontmoetingsaanleidingen en beschutting in de vorm van wandje of overkapping; eventueel mogelijkheden voor graffiti; verharde ondergrond; duurzaam en vandalismebestendig

 

Regels:

regels m.b.t. gedrag. De plek moet geen overmatige input vergen om in stand te houden. Vandalisme is niet toegestaan evenals racistische en seksistische uitingen

 

Flexibiliteit:

Plek wordt voor langere termijn ingericht. Bij overmatig vandalisme en teveel overlast een welzijnstraject doorlopen.

 

BIJLAGE V. SPEELAANLEIDINGEN

Speelaanleidingen zijn objecten in de openbare ruimte die aanleiding geven tot spel. Zij kunnen bewust als bespeelbaar element zijn geplaatst, maar ook onderdeel zijn van een tot ander doel ingericht stuk van de openbare ruimte. De opzet van deze aanleidingen is dat ze veel speelwaarde hebben, niet onder het Attractiebesluit vallen en hooguit een risicoanalyse vergen.

Speelaanleiding bewust als bespeelbaar element geplaatst

Vaak komen speelaanleidingen voor op en rondom de speelplek of worden ze gebruikt om kinderen te (bege)leiden. Voorbeelden hiervan zijn allerlei soorten verharding, knikkertegels, hinkeltegels, gekleurde tegels en tegels met cijfers, letters en dierenvoetstappen. Door het aanbrengen van deze verharding of patronen en door het gebruik van verschillende soorten verharding kunnen tal van speelmogelijkheden ontstaan. Een ander voorbeeld zijn betonelementen zoals poefs, bielzen, palen, bollen en muurtjes, al dan niet gekleurd. Deze elementen bieden tal van mogelijkheden zoals erop klimmen, eraf en erover springen, op zitten, een touw aan vastknopen, tegen voetballen, bokspringen enzovoorts. Meer natuurlijke speelaanleidingen zijn bomen en boomstammen, grasheuveltjes, hagen en struiken. Ook het beschilderen van muren op een speelplek kan aanleiding geven tot spel.

 

Speelaanleiding als onderdeel van de openbare ruimte

Voor het inrichten van de openbare ruimte worden tal van elementen gebruikt. Soms zijn deze elementen voor kinderen aantrekkelijk om mee te spelen. Echter lang niet altijd worden hiervoor elementen gekozen die ook bespeelbaar zijn. Als er toch een paal geplaatst moet worden, waarom dan niet een paal met een ronde kop in plaats van een scherpe? Waarom niet wat groenblijvers in het bosplantsoen? De kern van het denken over speelaanleidingen is, om bij elk plan of elke actie in de openbare ruimte na te gaan of de elementen die gebruikt worden ook geschikt zijn voor medegebruik door kinderen. Natuurlijk kan het voorkomen dat dit om bijvoorbeeld veiligheidsredenen niet mogelijk is. Uitgangspunt is echter de bespeelbaarheid en het moet gemotiveerd worden als hiervoor niet wordt gekozen.

Voorbeelden van dit soort speelaanleidingen zijn:

  • afscheidingen zoals hekwerken, muurtjes, hagen en bielzen;

  • straatmeubilair zoals banken en andere zitelementen;

  • betonelementen zoals betonpoefs/bollen, paaltjes, stoepranden en parkeerbanden en sierelementen

  • kunst;

  • toepassen van groenblijvers (hulst, laurier);

  • toepassen van vruchtdragende bomen (eik, kastanje, beuk);

  • toepassen van vruchtdragende struiken;

  • toepassen van (gedraineerd) gazon;

  • toepassen van hoogteverschillen in gras en verharding.

Veel van dergelijke elementen kunnen voor de kinderen een aanleiding vormen om te zitten of aan te hangen, maar ook om vanaf, over of op te springen. Ze kunnen er een elastiek aan vast maken, hutten mee bouwen, ze gebruiken hen als evenwichtsbalk enzovoorts.

 

Een ruimte als speelaanleiding

Door veel kinderen wordt een braakliggend terrein met een bult zand en ruigte hoog gewaardeerd. Daar zijn veel speelmogelijkheden en –functies aanwezig. Niet alleen braakliggend terrein, maar ook hoeken plantsoen en straat zijn soms favoriet bij een groep kinderen. Eenvoudige aanpassingen aan beheer en onderhoud en duidelijke voorlichting naar burgers kunnen deze speelruimte behouden. Voorbeelden hiervan zijn:

  • hutten niet opruimen (zeker niet in vakanties);

  • stukken ruigte zo lang mogelijk laten bestaan;

  • waarschuwingsborden voor automobilisten plaatsen;

  • niet op elke klacht van omwonenden over spelende kinderen ingaan.

Sturen in het medegebruik van het openbaar groen kan door sortimentskeuze. Struiken met grote doornen zijn absoluut niet aantrekkelijk voor kinderen en planten met giftige vruchten/bladen/schors mogen niet worden toegepast.

Andere eenvoudige voorbeelden van het beter bespeelbaar maken van openbaar groen zijn hoogteverschillen in het gazon (werken ook goed antivoetbal), vaker toepassen van bloemenmengsels en het gefaseerd maaien van gras.

In heestervakken en blokhagen kunnen uitsparingen worden gemaakt waar kinderen hun hutje kunnen hebben. Hagen kunnen op verschillende hoogten gesnoeid en niet recht maar golvend aangeplant worden. Het toepassen van groenblijvers in bosplantsoen of solitair draagt ook bij aan de bespeelbaarheid van openbaar groen.

 

Samengevat

Juist het aanbrengen van hoogteverschillen, randen en eenvoudige objecten prikkelen de fantasie van kinderen om zelf spelen te verzinnen of bestaande spelen aan te passen. Anders gezegd: “speelaanleidingen vergroten de speelruimte.”

 

BIJLAGE VI. RESULTATEN ENQUÊTE

BIJLAGE VII. BRONNEN

 

Aantal kinderen

  • gemeente Westvoorne 13 januari 2005

Inventarisatie

  • inventarisatiegegevens Westvoorne

Oppervlakten

  • kaarten gemeente Westvoorne

Buurt / kern / straat / speelpleknamen / speelpleknummers

  • inventarisatie Abos

  • overzicht buurten Westvoorne

Diversen

  • Gemeentegids Westvoorne 2004/2005

Toetsing normen speelruimte praktijk OBB Ingenieursbureau

Aalsmeer / Alkemade / Alphen aan den Rijn / Amsterdam: Stadsdeel Slotervaart / Apeldoorn / Bergen / Brielle / Capelle aan den IJssel / De Bilt / De Wolden / Delfzijl / Deventer (quickscan incl. scholen) / Deventer nota jongeren / Diepenheim / Drechterland / Epe / Gemert-Bakel / Gendringen / Hendrik-Ido-Ambacht / Hillegom / Horst aan de Maas / Houten / Lingewaard / Lith / Maartensdijk / Maassluis / Maastricht: Witte Vrouwenveld –Wyckerpoort / Millingen aan de Rijn / Nieuwkoop / Opmeer / Opmeer nota jongeren / Oude IJsselstreek / Raalte / Raalte + Heino (quickscan) / Soest / Twenterand / Vianen / Waddinxveen / Weert / Westvoorne / Wierden / Wijchen (quickscan) SpeelTopVeilig / Wijdemeren (quickscan) A.

 

 


2

De Europese kaderrichtlijn milieuhygiëne geeft aan dat oppervlaktewater in stedelijk gebied geen zwemwater is.