Organisatie | GBLT |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Besluit inzake ambtshalve vermindering waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen |
Citeertitel | Besluit inzake ambtshalve vermindering waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen GBLT |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-06-2023 | artikel 1, 3 | 15-03-2023 | |||
29-03-2023 | 28-06-2023 | artikel 1, 3 | 15-03-2023 | ||
11-11-2020 | 29-03-2023 | nieuwe regeling | 28-10-2020 |
Artikel 1 Reikwijdte en definities
Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van(overeenkomstige) toepassing is.
Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:
de ambtshalve vermindering: de vermindering van een onjuiste belastingaanslag of beschikking op voet van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen alsmede het verlenen van een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting als bedoeld in artikel 134 van de Waterschapswet en artikel 244 van de Gemeentewet;
de belastingaanslag: de voorlopige aanslag, de aanslag, de navorderingsaanslag en de naheffingsaanslag als bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen alsmede het voorlopig gevorderde, het gevorderde en het nagevorderde bedrag als bedoeld in artikel 125a, lid 2, onder a, van de Waterschapswet en artikel 233a, lid 2, onder a van de Gemeentewet;
het bedrag van de vermindering: het bedrag waarmee de belastingaanslag ingevolge artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 134 van de Waterschapswet en artikel 244 van de Gemeentewet wordt verminderd, dan wel het bedrag waarvoor ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belasting wordt verleend. Indien bij het vaststellen van de aanslag een boete als bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is opgelegd, wordt het terug te geven bedrag met (het eventueel daartoe toe te rekenen gedeelte van) deze boete verhoogd;
Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering van belasting wordt verleend
Indien bij de afhandeling van een te laat ingediend bezwaarschrift of een bezwaarschrift dat om andere redenen van formele aard niet-ontvankelijk wordt verklaard, blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld, wordt deze door de ambtenaar belast met de heffing ambtshalve verminderd.
Artikel 4 Jurisprudentie en beleidsbesluiten
Een uitspraak van de Hoge Raad waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan.
Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof van justitie van de Europese Gemeenschappen en andere supranationale colleges.
Artikel 5 Mededeling van toekenning en afwijzing
Zowel in het geval waarin ambtshalve vermindering wordt toegekend als in het geval waarin daartoe geen redenen aanwezig zijn, wordt belanghebbende daarvan gemotiveerd mededeling gedaan. De mededeling wordt gedaan in de beslissing op het bezwaar dan wel in de beschikking waarbij op de aanvraag wordt beslist.
Aldus vastgesteld op 28 oktober 2020.
Het dagelijks bestuur van GBLT
M.A. van Helden
Directeur
B.J. Bussink
Voorzitter
Toelichting op de beleidsregels
Deze beleidsregels geven het kader voor het verlenen van ambtshalve vermindering van waterschapsbelastingen en gemeentelijke belastingen. Het modelbeleid van de VNG is hierbij als uitgangspunt genomen.
Het modelbeleid ten aanzien van de termijn waarover ambtshalve vermindering wordt verleend biedt een keuze. In artikel 3, lid 1, is gekozen voor een driejaarstermijn in afwijking van het rijksbeleid van de rijksbelastingdienst die uitgaat van een vijfjaarstermijn.
De waterschappen en gemeenten zijn vrij om voor een andere termijn te kiezen. Dit is een afweging die deel uitmaakt van de autonomie in eigen belastinggebied voor waterschappen en gemeenten.
Een alternatief voor de vijfjaarstermijn dat in de praktijk wel gebruikt wordt, is een termijn van drie jaar. Dit in verband met artikel 11, derde lid, van de AWR, dat bepaalt dat de bevoegdheid tot het vaststellen van aanslagen vervalt door verloop van drie jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. De overweging die daaraan ten grondslag ligt, is de volgende. Indien degene die meent onjuist of onterecht aangeslagen te zijn, de termijnen voor bezwaar en beroep ongebruikt heeft laten verlopen, staat de aanslag in principe vast. Het herstel van een onjuist of onterecht opgelegde aanslag betekent een alsnog verminderde belastingopbrengst. De vraag is wie deze kostenpost dient te dragen. In principe bestaan hiervoor drie mogelijkheden:
Zolang mogelijkheid a bestaat gaat de voorkeur ernaar uit de (juiste) belastingplichtige alsnog aan te slaan. Zodra echter die mogelijkheid is uitgesloten wegens het verloop van drie jaren na het ontstaan van de belastingplicht, is de keus moeilijker. In geval b draait de gemeenschap van belastingbetalende burgers op voor een fout van de overheid, in geval c een ten onrechte aangeslagen belanghebbende. Deze laatste heeft echter de mogelijkheid gehad bezwaar te maken tegen de aanslag en heeft hiervan geen gebruik gemaakt. In dat geval is er meer reden deze belanghebbende te laten opdraaien voor een fout die hij niet heeft aangevochten dan de gehele gemeenschap, die hierin geen enkele rol heeft gehad.
Aanvullend ten opzichte van het modelbeleid van de VNG is de uitzonderingsgrond van artikel 3, lid 2: er wordt niet tot vermindering overgegaan indien, rekening houdend met alle betrokkenbelangen, niet in redelijkheid van de heffingsambtenaar mag worden verwacht dat hij de aanslag ambtshalve vermindert. Deze uitzondering beoogt met name verstrekkende financiële gevolgen voor de waterschappen en gemeenten te voorkomen, bijvoorbeeld als gevolg van massaal onjuiste aanslagen. Dat zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn bij een onverbindende verordening, bijvoorbeeld als gevolg van een onjuiste bekendmaking, of bij meer inhoudelijke gebreken daarin. Het financiële of rechtszekerheidsbelang van het waterschap of de gemeente bij de belastingopbrengst kan dan zwaarder wegen dan het belang van de verzoeker bij terugbetaling van de aanslagbedragen. Op grond van artikel 3, lid 2, kunnen dan de verzoeken worden afgewezen.