Organisatie | Dalfsen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Bijzondere Bijstand Dalfsen 2020 |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand Dalfsen 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
nvt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-03-2024 | 01-01-2024 | 2e wijziging (aanpassing aan nieuwe organisatiestructuur) | 19-03-2024 | Z/24/718679 | |
14-12-2021 | 22-03-2024 | 1e wijziging | 07-12-2021 | Z/21/637659 | |
01-01-2020 | 14-12-2021 | Nieuwe regeling | 10-12-2019 | Z/608988 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In dit besluit wordt verstaan onder:
maatwerk: bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wettelijke bepalingen en deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin of kinderen raken, kan de bijstand worden afgestemd op de individuele situatie.
HOOFDSTUK 2 VORM EN VOORWAARDEN
Artikel 3 – Vorm van de bijstand
Artikel 7 – Te verstrekken informatie
Bij de aanvraag worden die gegevens ingeleverd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om het recht op bijzondere bijstand te kunnen beoordelen. Noodzakelijke gegevens zijn onder andere een geldig identiteitsbewijs, bewijs van inkomen/ vermogen, bewijs van de kosten en overige bewijsstukken die van belang kunnen zijn voor de aanvraag. Meer specifieke richtlijnen voor hetgeen onder noodzakelijke gegevens wordt verstaan, is weergegeven in het gemeentelijke verificatie- en validatiebeleid.
Artikel 10 – In aanmerking te nemen inkomen
Personen die niet feitelijk de beschikking hebben over hun inkomen doordat ze in de Wet sanering natuurlijke personen (WSNP) zitten, worden in beginsel geacht géén draagkracht te hebben. Dit geldt ook voor personen die een minnelijke schuldregeling hebben getroffen, ofwel in afstemming met de consulent schuldhulpverlening.
Artikel 11 – In aanmerking te nemen vermogen
Indien het aannemelijk is dat sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid wat te wijten is aan het onverantwoord interen van vermogen, zoals beschreven in artikel 3, derde lid onder e, dan zullen de kosten uit het eventueel resterende vermogen voldaan moeten worden. Een periode van 3 maanden wordt in acht genomen.
Artikel 13 – Periode van declareren
Kosten die zijn gemaakt binnen het draagkrachtjaar, en waarvoor bijzondere bijstand is toegekend, dienen binnen drie maanden na afloop van het draagkrachtjaar te worden gedeclareerd.
HOOFDSTUK 5 PERIODIEKE BIJZONDERE BIJSTAND
Artikel 16 – Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18 tot 21 jaar
HOOFDSTUK 6 INDIVIDUELE VERSTREKKING
Artikel 19 – Verhuis- en inrichtingskosten en servicekosten
Artikel 21 – Kosten in verband met kinderen
Kosten voor een babyuitzet zijn algemene bestaanskosten, slechts in heel bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand worden verleend in de vorm van een renteloze geldlening.
Artikel 23 – Overige kostensoorten
HOOFDSTUK 6. GROEPSKENMERKEN INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND EN CATEGORIALE BIJZONDERE BIJSTAND
Artikel 25 – Maatschappelijke participatie ouderen (ouderenregeling)
Belanghebbenden in de AOW-gerechtigde leeftijd, met een inkomen tot maximaal 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm ontvangen, en geen vermogen hebben boven de genoemde vermogensgrenzen in de wet, kunnen eenmaal per jaar in aanmerking komen voor een tegemoetkoming om maatschappelijke participatie te bevorderen en voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen.
Artikel 27 – Aanvullende zorgverzekering
Inwoners met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en geen vermogen boven de genoemde vermogensgrenzen in de wet, kunnen een tegemoetkoming krijgen voor de aanvullende zorgverzekering van een maximum bedrag per volwassene per jaar. Deze vergoeding geldt niet voor personen die een studie volgen waarvoor recht is op studiefinanciering conform de Wet op de studiefinanciering of een financiële tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.
De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels genoemde bedragen berust bij de Concernmanager Samenleving.
Artikel 29 – Hardheidsclausule
In gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen in haar vergadering van 10-12-2019
Het college voornoemd,
de burgemeester, de gemeentesecretaris/algemeen directeur,
drs. E. van Lente drs. J.H.J. Berends
BIJLAGE FINANCIËLE UITVOERINGSRICHTLIJNEN 2020
De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in deze beleidsregels genoemde bedragen berust bij de Concernmanager Samenleving.
TOELICHTING BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND 2020
De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in de Participatiewet. In artikel 35 van deze wet is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijk kosten van het bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Bij de bijzondere bijstand is niet alleen de aard van de kosten bepalend, maar ook de omstandigheden van belanghebbende. De beoordeling van de noodzaak van kosten en van bijzondere individuele omstandigheden is aan het college van burgemeester en wethouders. Het kan gaan om bijzondere bijstand in de vorm van een lening en om bijzondere bijstand om niet (gift). De wet bepaalt in welke gevallen het een lening of een gift is.
Bijzondere bijstand in Dalfsen
Door invoering van de Participatiewet, jurisprudentie en andere ontwikkelingen in de afgelopen jaren is de noodzaak aanwezig om het Besluit bijzondere bijstand 2015 aan te passen. In januari 2019 is het ‘Beleidsplan Armoede en Schulden 2019-2022’ door de raad vastgesteld. De aanpassingen in wetgeving op het gebied van sociale zaken, maar ook de bezuinigingen daarin, zijn erop gericht dat de (bijzondere) bijstand bijdraagt aan activering en participatie van belanghebbenden in de maatschappij. En de verhoging van de zelfredzaamheid van belanghebbenden. De (inkomens)ondersteuning die geboden wordt dient zodanig te zijn vormgegeven dat deze terecht komt waar het echt nodig is. Anders gezegd, de ondersteuning is maatwerk. Dit past binnen de uitgangspunten die zijn neergelegd in het Beleidsplan Armoede en Schulden 2019 - 2022.
De individuele uitvoering van de bijzondere bijstand vraagt om richtlijnen die de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bevorderen en die leiden tot uniforme afhandeling van aanvragen bij gelijke situaties en gemiddelde belanghebbenden. Wel is de bijzondere bijstand met de wetswijziging per 1 januari 2015 nog meer een individuele beoordeling geworden. Deze beleidsregels bieden daarom ook de ruimte voor noodzakelijk maatwerk.
Om de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid verder te bevorderen en de uniforme afhandeling van aanvragen bij gelijke situaties te bewaren, is besloten de beleidsregels bijzondere bijstand nader uit te werken. Daarbij blijft de mogelijkheid tot de individualisering in stand. Gekozen is voor meer verantwoordelijkheid leggen bij belanghebbenden, door er voor te zorgen dat aanvragen tijdig gedaan worden, namelijk voordat de kosten zijn gemaakt. Dit laatste is belangrijk, omdat zo de noodzaak van de bijzondere bijstand beter beoordeeld kan worden. Dit vraagt een actieve houding van belanghebbenden.
In dit artikel worden enkele relevante begrippen toegelicht.
Artikel 2. Bijzondere bijstand
In principe wordt ervan uitgegaan dat algemene kosten van bestaan kunnen worden bekostigd vanuit de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bijzondere bijstand wordt daarom alleen toegekend voor bijzondere en noodzakelijke kosten die de aanvrager zelf niet kan bekostigen. Hierop kan aanspraak worden gemaakt voor allerlei kostensoorten.
Artikel 3. Vorm van de bijstand
De bijstand wordt in principe om niet verleend. Dat betekent dat er geen terugbetalingsverplichting is voor de verstrekte bijstand. In bepaalde situaties kan worden gekozen voor een renteloze geldlening, een borgstelling of verstrekking in natura.
Indien belanghebbende over voldoende middelen beschikt om de kosten te betalen waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd, komt belanghebbende niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
De beleidsregels bepalen tot slot dat bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan worden afgeweken van het verstrekken om niet. We gaan er daarbij vanuit dat mensen alles doen of nalaten om een beroep op bijzondere bijstand te voorkomen. De bijstand is immers het vangnet voor diegene die dat echt nodig hebben. Als men zich onvoldoende inspant om aanspraak op bijzondere bijstand te voorkomen, is sprake van een onnodig beroep op bijzondere bijstand en van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Onnodig beroep op bijzondere bijstand kan ontstaan door bijvoorbeeld babyspullen weggeven/verkopen, terwijl belanghebbende binnen twee jaar opnieuw een kindje verwacht.
Indien sprake is van te snel interen van het vermogen, dient drie maanden teruggekeken te worden. Indien nodig, kunnen voor onderzoek over de genoemde periode bankafschriften opgevraagd worden.
De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat, wanneer ter zake van bepaalde kosten meerdere (adequate) voorzieningen mogelijk zijn, voor de goedkoopste voorziening moet worden gekozen.
Als richtlijn wordt hierbij gebruik gemaakt van de Nibud-prijzengids. Gezien de individuele afweging die gemaakt moet worden, kan hier beargumenteerd van worden afgeweken. Wanneer de te maken kosten hoger zijn mogen deze vergoed worden, tenzij de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen niet noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld als een luxere, duurdere versie wordt gewenst, maar ook kan worden volstaan met een goedkopere basisuitvoering.
Artikel 5. Bestedingsverplichting
Bijzondere bijstand die wordt verstrekt voor noodzakelijke kosten, dienen ook aan die kosten besteed te worden. Dit is vooral van belang bij de bijzondere bijstand die voor specifieke kosten wordt verstrekt.
De bijzondere bijstand wordt uitbetaald op vertoon van nota of pro-forma nota. Als een pro-forma nota wordt ingediend, dient de definitieve nota binnen twee weken na het verzenden van het besluit overlegd te worden. Indien dit niet wordt gedaan, kan de verstrekte bijzondere bijstand worden teruggevorderd.
De gemeente moet de besteding van de bijstand controleren. In deze beleidsregels is ervoor gekozen dat in principe middels een steekproef te doen. Aandachtspunten zijn: inrichtingskosten en individuele bijzondere bijstand op grond van groepskenmerken. Dat betekent wel dat alle aanvragers na toekenning minimaal 12 maanden de bewijzen van de besteding moeten bewaren. De gemeente kan verzoeken om deze te overleggen als bewijs van juiste besteding van de bijzondere bijstand. Indien belanghebbende hieraan niet voldoet, kan de verstrekte bijzondere bijstand worden teruggevorderd.
Artikel 6. Voorliggende voorziening
Bijzondere bijstand is een vangnet. Dat betekent dat eerst moet worden gekeken of kosten niet op een andere wijze vergoed kunnen worden. Dan is er sprake van een voorliggende voorziening, waar eerst aanspraak op gemaakt moet worden. In dit artikel worden diverse voorliggende voorzieningen opgesomd. Deze opsomming is niet limitatief. Bij elke aanvraag wordt opnieuw gekeken of er voorliggende voorzieningen zijn.
Artikel 7. Te verstrekken informatie
Dit artikel bepaalt dat het college alle informatie kan opvragen van de aanvrager die nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen.
Artikel 8. Moment indiening aanvraag
In principe dient eerst een aanvraag ingediend en goedgekeurd te worden, voordat kosten gemaakt worden. Dit artikel beschrijft echter ook de handelswijze bij omstandigheden waarbij dat redelijkerwijs niet mogelijk is en geeft de maximale termijn weer waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend.
Zie ook de toelichting op artikel 5 betreffende de pro-forma nota.
Artikel 9. Uitgangspunt draagkracht
Draagkracht is dat deel van het vermogen en inkomen dat de aanvrager zelf dient aan te wenden om de bijzondere kosten te voldoen. Uitgangspunt is dat het vermogen en inkomen boven een vastgestelde grens als draagkracht dienen te worden aangemerkt; met andere woorden, middelen die beschikbaar zijn om de bijzondere kosten te voldoen. Het college maakt van zijn bevoegdheid gebruik om de individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag niet in de draagkrachtbepaling te betrekken, tenzij anders bepaald in de beleidsregels.
Artikel 10. In aanmerking te nemen inkomen
In dit artikel is beschreven welke inkomsten meegerekend moeten worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager.
In lid 2 worden enkele specifieke kosten genoemd waarmee het inkomen in de berekening verlaagd mag worden. Dit omvat toeslagen van de Belastingdienst, maar ook buitengewone uitgaven die in het individuele geval van toepassing zijn.
In lid 3 is bepaald dat niet alleen personen met een wettelijke schuldregeling geacht worden geen inkomen te hebben, maar ook personen met een minnelijke regeling. In de gemeente Dalfsen zijn dit overwegend regelingen die door het bureau Sociaal.nl zijn opgesteld en worden afgehandeld. Of verder sprake is van een schuldregeling wordt vastgesteld door de consulent schuldhulpverlening.
In lid 6 en 7 wordt aangeven welk deel van het inkomen tot de draagkracht wordt gerekend.
Artikel 11. In aanmerking te nemen vermogen
In dit artikel is beschreven welk vermogen meegerekend moet worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager. Voor het bepalen van de waarde van een auto wordt gebruik gemaakt van de ANWB-koerslijst.
Zelfstandigen kunnen ook een beroep doen op bijzondere bijstand. Het bepalen van het vermogen is bij deze doelgroep anders dan bij personen in loondienst of personen met een uitkering. Uitgangspunt bij het bepalen van het vermogen is het fiscale eigen vermogen. De grenzen van het eigen vermogen zijn hoger. Hierbij wordt uitgegaan van de vermogensgrenzen zoals vastgelegd in het Bbz.
Artikel 12. Draagkrachtperiode en de duur van de toekenning van bijzondere bijstand
Het college stelt de draagkracht in principe vast op 12 maanden. Er kan aanleiding zijn om de draagkracht te wijzigen in individuele gevallen. Afwijken van de periode van 12 maanden kan ook. Bijvoorbeeld bij wisselende inkomsten kan de draagkrachtperiode worden vastgesteld op drie of zes maanden. Of bijvoorbeeld bij woonkostentoeslag die moet worden afgestemd op het verkrijgen van huurtoeslag. Na 12 maanden wordt, indien de bijzondere bijstand wordt verlengd, de draagkracht en draagkrachtperiode opnieuw vastgesteld.
De draagkracht wordt bij het beoordelen van de aanvraag om bijzondere bijstand vastgesteld op basis van de informatie die op het moment van de aanvraag beschikbaar en bekend is. De aldus berekende bijzondere bijstand wordt niet teruggevorderd als achteraf blijkt dat het inkomen en de draagkracht hoger was.
De draagkracht wordt bij incidentele kosten ineens verrekend met de bijzondere bijstand. Indien het periodieke kosten zijn, kan de draagkracht maandelijks verrekend worden.
Bij het wijzigen van de draagkracht wordt een drempelbedrag van € 25,- per maand gehanteerd. Dit houdt in dat wijzigingen in het inkomen die leiden tot een verhoging of verlaging van de draagkracht die minder is dan € 25,- per maand, niet leiden tot aanpassing van de draagkracht.
In lid 5 is bepaald de bijzondere bijstand die is aangevraagd, wordt toegekend voor een periode van maximaal 12 maanden. Na deze periode kan (op basis van heronderzoek) het recht op de bijzondere bijstand opnieuw worden vastgesteld en kan de bijzondere bijstand worden toegekend voor de volgende periode. Voor personen met een uitkering voor levensonderhoud in het kader van de Participatiewet (“cliënten”) kan de toekenning ambtshalve plaatsvinden. Personen met een andere inkomstenbron (“niet-cliënten”) moeten opnieuw een aanvraag doen.
Deze bepaling is met name gericht op bijzondere bijstand die periodiek wordt uitbetaald (bijv. reiskosten, kosten bewindvoering).
Artikel 13. Periode van declareren
Kosten die zijn gemaakt binnen het draagkrachtjaar, en waarvoor bijzondere bijstand is toegekend, dienen binnen drie maanden na afloop van het draagkrachtjaar te worden gedeclareerd.
Het college mag bepalen dat de aanvrager de kosten moet opsparen totdat deze in totaal meer bedragen dan een drempelbedrag. In deze beleidsregels is ervoor gekozen geen drempelbedrag te hanteren.
Dit artikel legt vast dat het college de mogelijkheid heeft om extern advies in te winnen om te bepalen of kosten daadwerkelijk noodzakelijk en bijzonder zijn. Specifiek worden hierbij medische kosten genoemd, omdat in die gevallen vaker een bewijs van een deskundige gevraagd wordt.
Artikel 16. Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18, 19 of 20-jarigen
Jongeren tot 21 jaar hebben een lagere bijstandsnorm. In bepaalde situaties kan het echter noodzakelijk zijn om deze bijstandsnorm aan te vullen tot het niveau van iemand van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd. Dit artikel voorziet in deze mogelijkheid wanneer een jongere zelfstandig woont of in een instelling woont en geen aanspraak kan maken op ouders.
De gemeente Dalfsen kan de verstrekte bijzondere bijstand verhalen op de ouder(s). Dit geldt specifiek voor de periodieke bijzondere bijstand levensonderhoud als aanvulling op de jongerennorm. De hoogte van de ouderlijke onderhoudsbijdrage wordt berekend volgens de methode van de gemeente Zwolle. Voor incidentele bijzondere bijstand en overige periodieke bijzondere bijstand wordt geen verhaal ingesteld.
Als men (tijdelijk) geen huurtoeslag ontvangt of de woonkosten om een andere reden te hoog zijn, dan kan men aanspraak maken op een woonkostentoeslag. Dit kan zowel van toepassing zijn voor huurders als voor woningbezitters.
Bij het toekennen van een woonkostentoeslag wordt vastgesteld of een verhuisplicht wordt opgelegd. Na 12 maanden moet opnieuw worden beoordeeld of iemand in aanmerking komt voor woonkostentoeslag. Daarbij wordt onder andere getoetst of men zich voldoende heeft ingespannen om aan de opgelegde verhuisverplichting te voldoen. De toekenning kan meermaals opnieuw beoordeeld en toegekend worden, maar elke keer maximaal voor 12 maanden.
Bij een eigen woning wordt een berekening gemaakt van de maandelijkse woonlasten. Woonlasten zijn onder andere de rente en aflossing van de hypotheek, de onroerendezaakbelasting en de premie van de opstalverzekering. Voor het onderhoud wordt een vast bedrag van € 80,- per maand gerekend.
Een eventuele voorlopige aanslag rente-aftrek van de Belastingdienst wordt niet bij het inkomen opgeteld, maar van de woonkostentoeslag afgetrokken.
Medische of para-medische kosten kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Voorbeelden zijn medische behandelingen of ingrepen, tandarts, pedicure of fysiotherapie. Ook meerkosten als gevolg van ziekte of handicap kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Voorbeelden zijn meerkosten voor dieet en voedingssupplementen, meerkosten bij schoeisel of steunzolen of meerkosten voor maaltijdvoorziening. De hoogte van de kosten worden bepaald aan de hand van de Nibud-prijzengids (zie artikel 4).
De vergoedingen vanuit de Zvw en de Wlz zijn voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Indien de voorliggende voorziening de kosten niet vergoedt, zijn deze niet noodzakelijk en kan daarvoor ook geen bijzondere bijstand worden verleend.
Het uitgangspunt voor medische kosten is dat een ieder zich moet verzekeren op het voorzieningenniveau van de basis- en aanvullende zorgverzekering. Klanten worden daarom gestimuleerd zich aanvullend te verzekeren. Voor de premie van de aanvullende verzekering kan een tegemoetkoming worden verstrekt op grond van deze beleidsregels (artikel 28).
In tegenstelling tot de basisverzekering is er geen standaard c.q. landelijke aanvullende verzekering. Zorgverzekeraars hebben verschillende pakketten met verschillende dekkingen. Er wordt voor de aanvullende verzekering als voorliggende voorziening geen specifieke zorgverzekeraar of zorgpolis als norm gesteld. Wel geldt voor een aantal vergoedingen een basisnorm. Dit heeft betrekking op de behandeling van een tandarts, fysiotherapie en orthodontie. Hoortoestellen worden voor 75% vergoed uit de basisverzekering. De eigen bijdrage voor hoortoestellen kan voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Hierbij wordt rekening gehouden met het eventuele eigen risico dat van toepassing is op de eigen bijdrage hoortoestellen.
De meeste aanvragen voor bijzondere bijstand hebben betrekking op deze onderdelen. Voor overige aanvragen wordt bekeken welke aanvullende verzekering de aanvrager heeft afgesloten.
Voor brillen (montuur en glazen) wordt een vast normbedrag als maximum vastgesteld. Voor 2020 is dit een bedrag van € 150,- per drie jaar. Hierbij wordt rekening gehouden met een eventuele vergoeding van een aanvullende verzekering. In bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld medische omstandigheden) waardoor het noodzakelijk is dat een dure bril moet worden aangeschaft, kan een hoger vergoedingsbedrag worden vastgesteld.
Voor (langdurige) fysiotherapie geldt dat behandelingen vanuit een aanvullende zorgverzekering volledig opgemaakt moeten zijn, voordat bijzondere bijstand mogelijk is.
Bijzondere bijstand voor de kosten van fysiotherapie, wordt toegekend tot maximaal 20 behandelingen per kalenderjaar. Vergoede behandelingen vanuit de aanvullende verzekering, worden hierop in mindering gebracht. De overheid vergoedt fysiotherapie vanaf de 21e behandeling vanuit de basisverzekering als belanghebbende tot de doelgroep van chronisch zieken behoort. Dit moet belanghebbende navragen bij zijn/haar zorgverzekeraar. Indien belanghebbende niet behoort tot de doelgroep, kan een nieuwe aanvraag voor bijzondere bijstand worden ingediend. Daarbij moet belanghebbende de afwijzing van de zorgverzekeraar overleggen. Om de noodzaak van langdurige fysiotherapie vast te stellen, kan medisch advies worden opgevraagd. Indien de noodzaak vaststaat kan de bijzondere bijstand worden toegekend zolang deze noodzakelijk is op vertoon van nota.
In lid 2 worden alternatieve geneeswijzen, een ooglaserbehandeling en kosten mondhygiëne expliciet uitgesloten.
Daarnaast is er veel variatie in therapieën, behandelingen en medicatie. Voor mogelijke vergoeding op grond van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de vergoedingen van de basis- en aanvullende verzekering. Met andere woorden, als deze alternatieve behandelingen en medicatie niet worden vergoed vanuit deze verzekeringen, wordt hiervoor ook geen bijzondere bijstand verstrekt. Dit geldt ook voor zogeheten zelfmedicatie: medicijnen die in de vrije handel te koop zijn zonder indicatie van de (huis)arts (bijvoorbeeld paracetamol of homeopathische middelen).
Artikel 19. Verhuis- en inrichtingskosten en servicekosten
Dit artikel beschrijft in welke gevallen en onder welke voorwaarden bijzondere bijstand kan worden toegekend voor deze kosten. Het hebben van schulden alleen, is geen reden om niet te kunnen reserveren.
Artikel 20. Reis- en parkeerkosten
Reis- en parkeerkosten vallen in principe onder algemene bestaanskosten. Dit artikel beschrijft diverse gevallen waarin desondanks aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand.
Daarbij wordt uitgegaan van de kortste route volgens de ANWB-routeplanner.
In lid 3 worden specifiek de hogere reiskosten in verband met scholing genoemd. Hiervoor is vanaf
1 augustus 2015 het kindgebonden budget een passende en toereikende voorliggende voorziening. Wanneer dit toch onvoldoende blijkt te zijn, kan aanspraak worden gemaakt op een aanvullende vergoeding vanuit de bijzondere bijstand. Echter, in principe worden kinderen geacht per fiets naar school te gaan en 20 kilometer enkele reis wordt daarbij normaal gevonden.
Bij heronderzoek in verband met de continuering van de bijzondere bijstand voor de reiskosten naar het ziekenhuis/specialisten dient onderzocht te worden of belanghebbende meer kosten heeft gemaakt dan de hoogte van de eigen bijdrage ziekenvervoer. Dan kan een beroep gedaan worden op de hardheidsclausule van de zorgverzekeraar. Voor de hardheidsclausule geldt dat de kosten voor dezelfde specialist moeten zijn geweest. Bij verschillende specialisten geldt de clausule niet en is verplichte aanvraag overbodig. Belanghebbende moet dan aantonen dat hij geen vergoeding krijgt.
Artikel 21. Kosten in verband met kinderen
In bijzondere gevallen kan bijzondere bijstand worden aangevraagd voor kosten in verband met kinderen. Er wordt aangegeven dat dit mogelijk is voor de babyuitzet. Omdat dit eigenlijk wordt gezien als algemene bestaanskosten is dan sprake van een renteloze geldlening.
Artikel 22. Kosten voor rechtsbijstand en bewindvoering
In bepaalde gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de kosten van rechtsbijstand en bewindsvoering.
In lid 1 is vastgelegd dat aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand. Daarvoor dient wel een bewijs van het Juridisch Loket te worden overhandigd om de noodzaak van de rechtsbijstand aan te tonen, tenzij het Juridisch Loket geen diagnosedocument hoeft af te geven. Dat is het geval wanneer sprake is van een strafzaak, een asielzaak en een bestuurlijke sanctie of als het alleen om de griffiekosten gaat. Ook geldt dit bij de gang naar een hogere instantie in een civiele of bestuursrechtelijke zaak.
Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht. Indien de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht, dan vergoedt de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) de kosten van een op grond van deze wet toegevoegde advocaat. Indien een belanghebbende gebruik maakt van een advocaat, is een eigen bijdrage verschuldigd en soms komen daar ook nog andere kosten bij zoals griffierecht en uittreksel BRP.
De hoogte van de eigen bijdrage die wordt opgelegd is afhankelijk van het inkomen en
vermogen van belanghebbende. Uit vaste jurisprudentie van de CRvB volgt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen, indien er op grond van de Wrb een advocaat is toegevoegd.
De tarieven voor bewindvoerders worden jaarlijks vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Het bewindvoeringstarief voor problematische schulden kan alleen worden vergoed als problematische schulden worden genoemd in de beschikking van de rechtbank of na inlevering van een ingewilligd beloningsverzoek.
Sinds 1 januari 2016 wordt het tarief voor problematische schulden voor onbepaalde tijd uitgesproken, en wordt tijdens de eindverantwoording door de rechtbank beoordeeld of nog sprake was van problematische schulden. Dit betekent dat eens in de drie jaar kan worden beoordeeld of nog sprake is van problematische schulden door het opvragen van de goedgekeurde eindverantwoording.
Artikel 23. Overige kostensoorten
Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van diverse kosten waarvoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden.
In het eerste lid wordt onder andere de overbruggingsuitkering genoemd. Deze wordt voor maximaal
één maand toegekend ter overbrugging van de periode totdat de toegekende bijstand voor levensonderhoud wordt uitbetaald. De reden hiervan is dat de uitkering voor levensonderhoud altijd aan het begin van de daarop volgende maand wordt uitbetaald. Om niet meteen (opnieuw) schulden te creëren, kan een overbruggingsuitkering worden toegekend. De overbruggingsuitkering is ook bedoeld voor de betaling van de eerste maand huur en andere vaste lasten.
Naast de overbruggingsuitkering kan ook bijzondere bijstand worden toegekend voor de ontbrekende toeslagen van de belastingdienst. De toeslagen worden namelijk toegekend per eerste van de maand.
Het tweede lid van dit artikel geeft nogmaals aan dat bij toekenning van bijzondere bijstand een individuele afweging gemaakt moet worden.
Het derde lid noemt een aantal kostensoorten waarvoor bijzondere bijstand niet mogelijk is. Met betrekking tot de legeskosten wordt wel bijzondere bijstand toegekend voor legeskosten voor verlenging verblijfsvergunning (meerkosten ten opzichte van de kosten van een ID-kaart), de gehandicaptenparkeerkaart en voor een uittreksel uit het BRP nodig voor de schuldsanering.
Artikel 24. Kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie
Het gaat bij dit artikel om een tijdelijke situatie waarbij externe opvang noodzakelijk is voor een goede ontwikkeling van het kind. Krijgt de opvang een structureel karakter dan dient voor een andere oplossing te worden gekozen.
Een advies van een deskundige is hierbij noodzakelijk. De bijzondere bijstand is gelijk aan de kinderopvangtoeslag die werkenden ontvangen die in een soortgelijke financiële positie verkeren. Het eigen aandeel (de kosten van de opvang minus de berekende kinderopvangtoeslag) komt voor rekening van belanghebbende. De draagkrachtbepalingen zijn in dit artikel niet van toepassing. In lid 7 is geregeld dat belanghebbende na betaling van het eigen aandeel tenminste een inkomen moet hebben gelijk aan de bijstandsnorm.
Bij re-integratie in het kader van de Participatiewet komen de kosten van kinderopvang ten laste van het gemeentelijke budget voor re-integratie.
De tarieven voor de kinderopvang verschillen per aanbieder. Bovendien zijn de tarieven afhankelijk van de gewenste flexibiliteit. Voor de eenvoud worden de tarieven gehanteerd die jaarlijks door de Staatssecretaris van SZW worden vastgesteld als maximumtarieven voor de uurprijzen van de kinderopvangtoeslag. Voor 2020 gelden de volgende tarieven: € 8,17 voor dagopvang, € 7,02 voor buitenschoolse opvang en € 6,27 voor gastouderopvang.
Artikel 25. Maatschappelijke participatie ouderen (ouderenregeling)
Om te stimuleren dat ouderen na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd kunnen participeren, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor maatschappelijke activiteiten en de vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Een bedrag wordt verstrekt voor alleenstaanden en voor echtparen.
Deze regeling kan in een jaar niet samenlopen met de individuele inkomenstoeslag.
Er wordt gerekend met een peiljaar en geen kalenderjaar.
Artikel 26. Chronisch zieken en gehandicapten
Het college acht het van belang om chronisch zieken en gehandicapten te compenseren in kosten die zij hebben als gevolg van hun ziekte of handicap mede als gevolg van het afschaffen van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER).
Er wordt gerekend met een peiljaar en geen kalenderjaar.
Artikel 27. Aanvullende zorgverzekering
Inwoners kunnen een tegemoetkoming krijgen voor de aanvullende zorgverzekering. Een bedrag wordt verstrekt per volwassene per jaar. Vanaf 2020 is de maximale hoogte van de vergoeding vastgesteld op € 175,- per persoon per jaar.
Artikel 28, 29 en 30. Overige en slotbepalingen