Organisatie | Nederweert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent handhaving bij overtreding van de Wet kinderopvang (Beleidsregel handhaving Wet Kinderopvang) |
Citeertitel | Beleidsregel handhaving Wet Kinderopvang |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-09-2018 | nieuwe regeling | 04-09-2018 |
Deze beleidsregel is van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(en)
Artikel 5 Gevolgen niet voldoen aan definities Wet kinderopvang
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorzieningen (kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau ) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46, vijfde en zesde lid, van de Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Nederweert, 4 september 2018
Burgemeester en wethouders van Nederweert
De secretaris,
Drs. J.C.T. Bakens
De burgemeester,
H.F.M. Evers
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Voordat het eigenlijke handhavingstraject wordt gestart wordt in een persoonlijk gesprek met de houder getracht op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de geconstateerde overtreding te beëindigen en hierover concrete afspraken te maken. Pas als dit geen of onvoldoende resultaat oplevert, wordt overgegaan tot de volgende stap.
Stap 2: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid, Wet kinderopvang)
Het college van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid en 1.48d tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
Stap 3: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, lid 2, Gemeentewet en artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht)
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Stap 4: exploitatieverbod (artikel 1.66 Wet kinderopvang)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
Stap 5: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en verwijdering uit het landelijk register kinderopvang (artikel 1.47a, lid 2, Wet kinderopvang en artikel 8, lid 1, Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang )
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en een voorziening uit het register kinderopvang kan verwijderen:
Vanaf het moment dat een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot niet registreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet op de economische delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ is begaan. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang).
In de Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2 Vormen van santioneren
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 Herstellend traject.
Artikel 5 Gevolgen niet voldoen aan definities Wet kinderopvang
Indien een geregistreerde voorziening, te weten een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang, wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend traject worden ingezet
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete kan opleggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregel is bepaald onverkort van toepassing.
In geval van de volgende overtredingen legt het college altijd een boete op.
Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van overtreding met een hoge prioriteit maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.
Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in artikel 1.47 van de Wet kinderopvang; de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht; het exploiteren van een voorziening in strijd met artikel 1.45 van de Wet kinderopvang; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 van de Wet kinderopvang en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van dergelijke ’overige overtredingen’ maakt het college eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.45 en 1.66 van de Wet kinderopvang is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de economische delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Bijlage 1 Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau
Exploitatie zonder toestemming college van burgemeester en wethouders | ||||||
Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. | € 20.750,- (boete 4e categorie 1 ) | |||||
Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt. | ||||||
Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder. | ||||||
Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.48d tweede en derde lid en 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang. | ||||||
Onverwijld melden wijziging aan het college van burgemeester en wethouders | ||||||
De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen. | Artikel 7 lid 2, 3 en 4 Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang | |||||
Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften. | ||||||
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en doorbetaling van gastouderbureau aan gastouders. | ||||||
Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. | Artikel 7 lid 4 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang | |||||
Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. | Prioritering en boetebedrag zijn aangegeven bij de inhoudelijke overtredingen, die de overtreding van verantwoorde kinderopvang veroorzaken. | |||||
Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:
| Prioritering en boetebedrag zijn aangegeven bij de inhoudelijke overtredingen, die de overtreding van verantwoorde kinderopvang veroorzaken. | |||||
Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. | Prioritering en boetebedrag zijn aangegeven bij de inhoudelijke overtredingen, die de overtreding van verantwoorde kinderopvang veroorzaken. |
Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.2 | |||
Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. | Artikel 1.49 lid 4 en 1.56 lid 1 en 2 Wko Artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; | ||
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang. | Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 2 en 3 lid 2 onder a of artikel 11 en 12 lid 2 onder a Besluit kwaliteit kinderopvang | ||
Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige daaraan gestelde kwaliteitseisen. | Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 3 lid 2 en 3 of artikel 12 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang | ||
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen om en sociale competenties te ontwikkelen en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. | Artikel 1.49 lid 4 en 1.56 lid 1 en 2 Wko Artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang Artikel 12a lid 1 onder a Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang | ||
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van het aantal kinderen dat door de gastouder wordt opgevangen en de leeftijden van die kinderen. En het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de eisen die aan de voorzieningen voor gastouderopvang worden gesteld. | Artikel 1.49 lid 4 en 1.56 lid 1 en 2 Wko Artikel 11 lid 1 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang Artikel 12a lid 1 onder b en c Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang | ||
Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld. | Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 3 lid 1 of artikel 12 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang | ||
Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder. De houder draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders het pedagogisch beleid uitvoeren. Het pedagogisch beleid is door het gastouderbureau aan de gastouders verstrekt. | Artikel 1.49 lid 4 onder a en 1.56 lid 1 Wko Artikel 11 en 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang | ||
De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld. | Artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang | ||
Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie3 | |||
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. | Artikel 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | ||
Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig. | Artikel 3 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | ||
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen. | Artikel 3 lid 2 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | ||
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie. | Artikel 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | ||
Artikel 4 lid 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | |||
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling. | Artikel 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie | ||
Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. |
| Artikel 1.48d en 1.50 lid 3 tot en met 8 en artikel 1.56 lid 3 en artikel 1.56b lid 3 Wko | |||||
| ||||||
Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen | ||||||
| Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 4 lid 5, artikel 6 lid 1 en 2, artikel 7 lid 1, 2, 7, 8 en 9 of artikel 13 lid 4, artikel 15 lid 1 en 2, artikel 16 lid 1, 2, 7 en 8 Besluit kwaliteit kinderopvang Artikel 7 lid 1, artikel 8, artikel 9 of artikel 9a lid 1 en 2, artikel 9b en artikel 9c Regeling Wet kinderopvang | geen (juiste) beroeps-kwalificatie of verkeerd ingezette beroeps-kracht in opleiding | ||||
| Artikel 13 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang | |||||
Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma. | ||||||
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling. | Artikel 11b lid 2 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang | |||||
Het aantal minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een
Daarbij is rekening gehouden met de leeftijd en het aantal aanwezige kinderen. | Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 7 lid 1, 2 en 7 of artikel 16 lid 1 en 2 Besluit kwaliteit kinderopvang | |||||
Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten. | Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 7 lid 3 of artikel 16 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang | |||||
Minder beroepskrachten inzetten
| Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 4 lid 3 onder f, 7 lid 4, 5 en 6 of artikel 13 lid 3 onder f, 16 lid 4, 5 en 6 Besluit kwaliteit kinderopvang | Per minder ingezette beroeps-kracht of ontbreken achterwacht | ||||
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang). | Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 9 lid 1 of artikel 18 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang | |||||
Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang). Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden.4 | Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 9 lid 2 en 10 of artikel 18 lid 2 Besluit kwaliteit kinderopvang | |||||
Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang). | Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 9 lid 9 of artikel 18 lid 4 Besluit kwaliteit kinderopvang | |||||
Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.
| Artikel 1.49 lid 1 en 2 en 1.50 lid 1 en 2 Wko Artikel 9 lid 11 of artikel 18 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang | |||||
Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen. | ||||||
| ||||||
Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes. | ||||||
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar). De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend. | Artikel 1.49 lid 3 en 1.56b lid 1 en 2 Wko Artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang Artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang | |||||
De Nederlandse voertaal wordt gebruikt of er wordt meertalige buitenschoolse opvang verzorgd. Waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of spreektaal in levend gebruik is mag ook die taal als voertaal worden gebruikt; of Er wordt naast de Nederlandse voertaal mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode. |