Organisatie | Elburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Jeugdhulp Gemeente Elburg 2021 |
Citeertitel | Nadere regels Jeugdhulp Gemeente Elburg 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2021 | nieuwe regeling | 24-11-2020 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg;
gelezen het voorstel van 24 november 2020;
overwegende dat, het gewenst is om nadere regels vast te stellen ten aanzien van voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een maatwerkvoorziening;
gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;
de Jeugdwet en de Verordening Jeugdhulp Gemeente Elburg 2018.
b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregel: Nadere regels Jeugdhulp Gemeente Elburg 2021:
Hoofdstuk 1: Nadere regels met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een maatwerkvoorziening
Artikel 2. Registratie en gespreksvoorbereiding
1. Het college regelt in overleg met het CJG-team die met de uitvoering van de jeugdhulp is belast:
2. Het is een cliëntondersteuner van een jeugdige of zijn ouders die ook lid is van het CJG-team niet toegestaan om in verband met hun specifieke hulpvraag mee te beslissen over de toeleiding naar een passende voorziening.
3. Indien de gespreksvoorbereiding een afgerond beeld oplevert over de hulpvraag en een nader gesprek niet noodzakelijk is, kan het college afzien van een gesprek en een onderzoeksverslag voor akkoord aan de jeugdige of zijn ouders voorleggen.
1. Indien een gesprek noodzakelijk wordt geacht, onderzoekt het CJG-team, zo spoedig mogelijk en in ieder geval de in verordening vastgelegde elementen.
2. Het college regelt in overleg met de CJG-team, dat de jeugdige of zijn ouders voorafgaand aan het gesprek worden geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten, de vervolgprocedure en de toestemming die zal worden gevraagd om hun persoonsgegevens te kunnen verwerken.
Artikel 4. Gespreksverslag of ondersteuningsplan
1. Van het gesprek zoals bedoeld in artikel 3 wordt een verslag gemaakt, waarin het oordeel van het college over de noodzakelijkheid van verstrekking van een maatwerk- of overige voorziening wordt vastgelegd onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen. Indien de jeugdige of zijn ouders niet instemmen met het oordeel van het college, wordt dit eveneens in het verslag vastgelegd.
2. Indien het gesprek naar het oordeel van het college leidt tot de noodzakelijkheid van toekenning van een maatwerkvoorziening, zo nodig in combinatie met een overige voorziening, wordt ter zake een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is. In het ondersteuningsplan worden de doelen van de te verstrekken voorziening benoemd.
3. Zo spoedig mogelijk na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders, een schriftelijke weergave van het gesprek en, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.
4. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag of ondersteuningsplan toegevoegd.
Artikel 5. De aanvraag voor een maatwerkvoorziening
1. Het college bepaalt in overleg met het CJG-team die met de uitvoering van de jeugdhulp is belast:
2. Ten behoeve van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid, is een voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan opgesteld.
3. Een door cliënt niet voor akkoord ondertekend onderzoeksverslag, gespreksverslag of ondersteuningsplan kan alleen als aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden beschouwd, indien de jeugdige of zijn ouders aan het CJG team te kennen hebben gegeven een dergelijke aanvraag te wensen met het oog op het indienen van bezwaar. In dat geval wordt op het verslag de aantekening ‘gezien/niet akkoord’ gemaakt.
Artikel 6. Inhoud van de beschikking
1. In het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen dit besluit kan worden gemaakt.
2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in het besluit in ieder geval vastgelegd:
3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
1. Vervoer van en naar jeugdhulp wordt alleen georganiseerd door de gemeente als:
2. CJG beoordeelt, in overleg met de gemeente, of en voor welke vervoersvoorziening de jeugdige in aanmerking komt, op basis van de volgende punten:
3. Als er een noodzaak is voor de inzet van vervoer. Ouders de vervoersvraag niet zelf op kunnen lossen en er geen mogelijkheden zijn binnen het netwerk, kan vervoer worden ingezet. Daarbij zijn een viertal mogelijkheden. In deze mogelijkheden zit een opbouw. Dus eerste optie is 1, als dat niet kan 2 en als ultieme maatwerkmogelijkheid de vierde optie voor uitzonderlijke gevallen.
4. Wanneer de noodzaak van vervoer naar een jeugdhulpaanbieder is vastgesteld handelt de CJG-medewerker als volgt:
Stap 1: Bekeken wordt of het vervoer bij de desbetreffende jeugdhulpaanbieder inclusief is ingekocht.
Indien dit het geval is, is de aanbieder verantwoordelijk voor het regelen van het vervoer.
Stap 2: als het vervoer niet is ingekocht: Wanneer ouders zelf het vervoer wel kunnen regelen maar de kosten niet kunnen betalen kan het CJG aangeven dat ouders in aanmerking komen voor een kilometervergoeding, danwel declaratie van OV kosten.
De kilometervergoeding voor ouders/het netwerk/vrijwilligers die zelf rijden bedraagt €0,19 per kilometer. Het gaat hierbij om alle kilometers die door de ouder worden gemaakt om de jeugdige van en naar de instelling te brengen. CJG geeft in het besluit op zorg aan hoeveel kilometers max. gereden kan worden per keer en het aantal keren dat gereden wordt per week.
Stap 3: als vervoer door de ouders zelf ook niet mogelijk is: Wanneer ouders het vervoer niet zelf of door middel van hun netwerk kunnen regelen kan een medewerker van het CJG beslissen vervoer in te zetten via ViaVé.
Stap 4: als vervoer met ViaVé ook niet mogelijk is: Wanneer de vraag niet inpasbaar is binnen ViaVé en de noodzaak vervoer is vastgesteld kan individueel taxivervoer ingezet worden (dit zijn uitzonderingssituaties en tot deze inzet kan alleen besloten worden na overleg met de gemeente!).
Het CJG vraagt een offerte op bij het taxibedrijf. Het CJG is samen met de ouders verantwoordelijk om een juiste vervoerder te regelen. Zij vragen offertes op bij een taxibedrijf en maken een keuze voor een taxibedrijf. Het CJG geeft in het besluit op zorg aan welk taxibedrijf gekozen is, om hoeveel kilometer het gaat en wat het afgesproken tarief is.
Het CJG maakt een besluit op zorg en stuurt dit aan jeugdwet@elburg.nl
Het taxibedrijf kan de factuur zenden aan jeugdwet@elburg.nl
5. Vervoersvragen worden altijd eerst overlegd met de contactpersoon casuïstiek van de gemeente.
6. Bij ingewikkelde casussen wordt een overlegd gepland met degenen die nodig zijn om tot een beslissing te komen: denk dan aan CJG-medewerker, contactpersoon casuïstiek, consulent leerlingenvervoer, Viave-contactpersoon en de financieel medewerker.
7. Vervoer wordt altijd voor bepaalde tijd afgegeven. Het vervoer stopt automatisch na de einddatum opgegeven in het aanmeldformulier. Wanneer de zorg doorloopt moet ook de vervoersvraag opnieuw worden beoordeeld en eventueel een afzonderlijk besluit genomen worden. Er moet opnieuw een aanmeldformulier aangeleverd worden.
8. Als de jongere 18 dient de vervoersvraag te worden meegenomen in het perspectiefplan.
Hoofdstuk 2: Nadere regels met betrekking tot toekenning van een Persoonsgebonden Budget (pgb)
Voor de definities van gebruikte begrippen wordt verwezen naar de Jeugdwet, Besluit Jeugdwet, Regeling Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp.
Artikel 9. Bekwaamheid van de aanvrager
1. De inzet van een pgb vereist in ieder geval inzicht en verantwoordelijkheid op meerdere gebieden. Overwegende bezwaren zijn er als er een vermoeden is dat de belanghebbende als budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel kunnen zijn:
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. In deze situaties kan een pgb worden geweigerd. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. Tot slot kan het college een persoonsgebonden budget weigeren:
2. Indien aan de jeugdige of zijn ouders in de afgelopen drie jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een persoonsgebonden budget is verleend en waarbij door de jeugdige of zijn ouders niet is voldaan aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget;
3. Voor zover dit is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget.
Het college neemt de ingangsdatum van het pgb op in de beschikking. Een pgb wordt niet toegekend met ingang van een datum die ligt voor de datum waarop de jeugdige dan wel zijn ouders/verzorgers zich hebben gemeld bij het CJG, behoudens bijzondere omstandigheden.
Artikel 11. De periode waarvoor een pgb wordt toekend
1. Het college kent een pgb voor maximaal een jaar toe, behoudens bijzondere omstandigheden.
2. Indien de jongere 17 jaar is en de jeugdhulp naar verwachting zal doorlopen na de 18e verjaardag dient de pgb in afstemming met de vervolgvoorziening, zoals Wmo, te worden opgesteld.
Artikel 12. Voorliggende voorziening
1. Indien op grond van een andere wettelijke regeling een passende en toereikende voorziening mogelijk is, wordt geen voorziening op grond van de Jeugdwet verstrekt.
2. Als voorliggende voorzieningen voor de Jeugdwet worden in ieder geval beschouwd: De Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet passend onderwijs.
Artikel 13. Bepaling hoogte pgb
wordt voor wat betreft een pgb voor informele hulp voor begeleiding vastgesteld op het hoogste uurtarief (gebaseerd op een 36-urige werkweek voor een persoon van 22 jaar en ouder) van het wettelijk minimumloon en minimumvakantiebijslag. Ingeval er sprake is van informele hulp in de vorm van begeleiding, anders dan geboden door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de jeugdige, geldt het tarief voor begeleiding dat wordt gehanteerd bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg.
kan voor wat betreft een pgb voor informele hulp in de vorm van verblijf(respijtzorg) alleen worden betaald in de vorm van een tegemoetkoming van € 30,- per etmaal tot een maximum van € 130,- per kalendermaand. Een zorgverlener die deze tegemoetkoming ontvangt, kan daarnaast geen pgb voor begeleiding ontvangen.
1. indien de jeugdige per auto wordt vervoerd, € 0,19 per kilometer;
2. indien de jeugdige per (rolstoel)taxi wordt vervoerd, wordt voor de maximale tarieven voor taxivervoer uitgegaan van de tarieven genoemd op de website www.kilometerafstanden.nl.
2. Indien de door de jeugdige dan wel diens ouders/verzorgers een plan is ingediend, waarin de geraamde kosten lager zijn dan het maximaal te verstrekken bedrag op basis van artikel 6.1 onder a, wordt het PGB vastgesteld op basis van de geraamde kosten.
3. Tijdens de looptijd van de beschikking waarin een pgb wordt toegekend, blijft de hoogte van het tarief zoals deze van toepassing was op de datum van de beschikking, uitgangspunt.
Hoofdstuk 3: Nadere regels in het kader van de Jeugdwet omtrent bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening, alsmede misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het herzien, intrekken en beëindigen van de maatwerkvoorziening dan wel het Persoonsgebonden budget en terugvordering van ten onrechte verstrekte Jeugdhulp gelden als bedoeld in de artikelen 4, 9 en 10 van de verordening Jeugdhulp gemeente Elburg 2018.
1. Een vordering dient in zijn geheel binnen 6 weken te worden voldaan;
2. Is het niet mogelijk de vordering in zijn geheel te voldoen dan wordt een aflossingsregeling per maand overeengekomen of opgelegd op basis van de draagkracht van de debiteur.
Artikel 18. De betalingscontrole
1. De debiteur dient zelfstandig zorg te dragen voor een correcte aflossing conform hetgeen meegedeeld in het besluit.
2. Indien de aflossingsverplichting niet wordt nagekomen worden maximaal twee aanmaningen verstuurd.
3. Indien de debiteur na twee aanmaningen de aflossingsverplichting niet nakomt wordt een dwangbevel aan debiteur verstuurd.
4. Indien niet of niet volledig wordt voldaan aan de aflossingsverplichting wordt de beslagprocedure conform het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in werking gesteld.