Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent de bestuurlijke boete bij de Wet basisregistratie personen (Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Delft 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent de bestuurlijke boete bij de Wet basisregistratie personen (Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Delft 2021)
CiteertitelBeleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Delft 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.38 van de Wet basisregistratie personen
  2. artikel 2.39 van de Wet basisregistratie personen
  3. artikel 2.40, vijfde lid, van de Wet basisregistratie personen
  4. artikel 2.43 van de Wet basisregistratie personen
  5. artikel 2.44 van de Wet basisregistratie personen
  6. artikel 2.45 van de Wet basisregistratie personen
  7. artikel 2.46 van de Wet basisregistratie personen
  8. artikel 2.47 van de Wet basisregistratie personen
  9. artikel 2.50 van de Wet basisregistratie personen
  10. artikel 2.51 van de Wet basisregistratie personen
  11. artikel 2.52 van de Wet basisregistratie personen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-01-2021nieuwe regeling

19-01-2021

gmb-2021-24503

4462717

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent de bestuurlijke boete bij de Wet basisregistratie personen (Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Delft 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft besluit vast te stellen:

 

  • -

    De Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Delft 2021.

Het doel van deze beleidsregel is de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd in de Wet basisregistratie personen (de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52).

 

Het college neemt dit besluit op grond van de Wet basisregistratie personen (artikel 4.17) en de Algemene Wet Bestuursrecht (titel 5.4).

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1: Begrippen

In deze beleidsregel gebruiken we de volgende definities:

  • De Wet: de Wet basisregistratie personen;

  • College: het college van burgemeester en wethouders;

  • Toezichthouder: de ambtenaar die het college heeft aangewezen op grond van de Wet (artikel 4.2);

  • Boete: de bestuurlijke boete zoals bedoeld in de Wet (artikel 4.17);

  • Overtreder: degene die:

    • o

      Verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen zoals bedoeld in de Wet (artikel 4.17 onder a)

    • o

      Of zich schuldig heeft gemaakt aan wat is opgenomen in de Wet (artikel 4.17 onder b)

    • o

      Of een valse aangifte heeft gedaan;

  • Verantwoordelijk leidinggevende: het hoofd van de afdeling gegevensmanagement dan wel diens rechtsopvolger.

Alle begripsbepalingen die zijn opgenomen in de Wet gelden ook voor deze beleidsregel.

Hoofdstuk II Doelstelling, bevoegdheden en mandatering

Artikel 2: Het doel

De boete heeft ten doel de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals bedoeld in de Wet (artikel 4.17).

Artikel 3: Bevoegdheden en mandatering

  • 1.

    Het college is bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Dit op grond van de Wet (artikel 4.17).

  • 2.

    Het college kan deze bevoegdheid mandateren.

Hoofdstuk III Toepassing

Artikel 4: Voorwaarden

  • 1.

    Bij de toepassing van deze beleidsregel is titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.

  • 2.

    Per overtreding kan het college slechts één boete opleggen.

  • 3.

    Een boete wordt opgelegd binnen 3 jaar na de overtreding.

  • 4.

    Is het niet de ingeschrevene zelf die moet voldoen aan de verplichtingen in de Wet? Is het niet de aangifteplichtige die moet voldoen aan de verplichtingen in de Wet? Dan legt het college de boete op aan degene op wie de verplichting wel rust.

  • 5.

    Het college kan aan meerdere personen een boete opleggen voor dezelfde overtreding. In dat geval zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk aansprakelijk voor de hele boete.

  • 6.

    Overlijdt de overtreder voor inning van de opgelegde boete, dan vervalt deze op de datum van overlijden.

Artikel 5: Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Voor het opleggen van een boete moet er sprake zijn van verwijtbaarheid.

  • 2.

    Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, volgt geen boete.

  • 3.

    Is er sprake van bijzondere omstandigheden? Dan kan het college afzien van het opleggen van een boete of het boetebedrag matigen.

Artikel 6: Boetebedragen

  • 1.

    De hoogte van de standaardboete is € 200,00.

  • 1.

    Deze boete wordt opgelegd als een overtreder niet voldoet aan de verplichtingen zoals genoemd in de Wet.

  • 2.

    De hoogte van de boete is € 325,00 indien:

    • a.

      Het aannemelijk is dat een overtreder een verplichting, zoals genoemd in de Wet, bewust niet is nagekomen;

    • b.

      Er sprake is van "gelegenheid geven" zoals bedoeld in de Wet (artikel 4.17 onder b);

    • c.

      Er sprake is van recidive vanaf de datum dat de Wet geldt;

    • d.

      Er sprake is van valsheid in geschrifte.

  • 3.

    Het college legt een boete alleen op als de overtreder van tevoren is geïnformeerd over de oplegging hiervan bij het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de Wet.

Artikel 7: Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Bij valsheid in geschrifte volgt aangifte bij de politie;

  • 2.

    In het geval van strafvervolging, legt het college geen boete op zoals bedoeld in deze beleidsregel.

  • 3.

    Als geen strafvervolging plaatsvindt, kan alsnog een bestuurlijke boete opgelegd worden.

Artikel 8: Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

  • 1.

    In de gevallen waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel. Dit kan als de toepassing hiervan leidt tot onredelijkheid of onbillijkheid.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9: Citeertitel

Deze beleidsregel heet “Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Delft 2021”, afgekort: Beleidsregel bestuurlijke boete BRP 2021.

Artikel 10: Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

Deze beleidsregel is vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders op 19-01-2021.

De secretaris,

De burgemeester,

Toelichting op de Beleidsregel bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Delft 2021

 

Algemeen

Sinds 6 januari 2014 geldt de Wet basisregistratie personen. Deze nieuwe wet vervangt de Wet Gemeentelijke Basisadministratie Personen (Wet GBA). De nieuwe wet biedt de gemeente een aantal nieuwe instrumenten voor de handhaving van de plichten die de burgers hebben op grond van de nieuwe wetgeving. Het gaat om onder meer tijdige aangifte van vestiging, verhuizing, emigratie, overleggen van bescheiden en voldoen aan de informatieplicht. Een en ander voor het borgen en/of verbeteren van de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de gegevens in de basisregistratie.

 

Toezichthouders

Op grond van de Wet basisregistratie personen (artikel 4.2) wijst het college één of meer ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van de verplichtingen door de burger (toezichthouders).

 

Om deze nieuwe taak te kunnen uitvoeren, heeft de toezichthouder een aantal bevoegdheden gekregen. Deze zijn vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:15 tot en met 5:19). De toezichthouder mag deze bevoegdheden gebruiken als dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van de taak.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:20) is een ieder verplicht aan de toezichthouder de gevraagde medewerking te verlenen.

 

De gemeente zet toezichthouders in om de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van de in de basisregistratie opgenomen gegevens te kunnen borgen en/of verbeteren. Een ander instrument dat wij gaan inzetten is de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete.

 

Bestuurlijke boete

De bestuurlijke boete is een handhavingsinstrument in het bestuursrecht. Het is een boete die een bestuursorgaan of aangewezen toezichthouder kan opleggen voor een overtreding van een wettelijke regel. Het gaat hier om een zogenaamde punitieve sanctie. Dat wil zeggen: een sanctie die wordt opgelegd met het doel te bestraffen. De opgelegde sanctie is onvoorwaardelijk. Dat betekent dat de opgelegde boete niet kan worden ingetrokken of gewijzigd als de overtreder alsnog aan de verplichtingen voldoet. Tegen het opleggen van de bestuurlijke boete is wel bezwaar en beroep mogelijk.

 

Bij het opstellen van deze beleidsregel is rekening gehouden met de Algemene wet bestuursrecht (titel 5.4). In deze titel is onder meer bepaald wanneer een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, hoe de boete wordt opgelegd en wanneer de opgelegde boete vervalt.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de in de beleidsregel gebruikte begrippen nader gedefinieerd. De formulering sluit aan bij de wettelijke begripsomschrijvingen. Die zijn onverkort van toepassing.

 

Hoofdstuk II Doelstelling, bevoegdheden en mandatering

 

Artikel 2: Doel

De Wet basisregistratie personen introduceert de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete in het geval de burger bewust niet aan de verplichtingen als bedoeld in deze Wet voldoet. Het opleggen van de bestuurlijke boete is geen doel op zich. Het moet de burgers aanzetten tot het nakomen van de verplichtingen die deze Wet aan hen oplegt.

 

Daarom wordt altijd als blijkt dat de registratie niet overeenkomt met de werkelijke situatie formeel gevraagd om de registratie aan te passen. Hiervoor krijgt de betrokkene een periode van 2 weken. Heeft de betrokkene binnen deze twee weken de registratie aangepast naar de werkelijke situatie dan wordt geen verdere actie ondernomen.

Is de registratie niet aangepast dan kan de gemeente besluiten een boete op te leggen.

 

De mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen vervangt de strafbaarstelling via de weg van het strafrecht, die in de eerder in de Wet GBA was opgenomen.

 

De verplichtingen zoals deze momenteel in de Wet staan zijn onder andere:

  • het niet voldoen aan verplichtingen die te maken hebben met aangiften van vestiging (verblijf en adres), adreswijziging of vertrek,

  • het overleggen van documenten waaraan gegevens over de identiteit, de burgerlijke staat en nationaliteit moeten worden ontleend,

  • de verplichting om in persoon te verschijnen, of

  • het verstrekken informatie.

Artikel 3: Bevoegdheden en mandatering

Bevoegdheden

Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als daarvoor een wettelijke basis is. De noodzakelijke wettelijke basis is de Wet basisregistratie personen (artikel 4.17).

 

Mandatering

Zoals blijkt uit dit artikel heeft het college de bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen. Uit praktische overwegingen (snelheid, effectiviteit) is besloten de bevoegdheid te mandateren tot het niveau van afdelingshoofd en aangewezen toezichthouders.

 

Artikel 4: Voorwaarden

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:43) kan één overtreding slechts éénmaal worden beboet. Als de burger geen aangifte doet van adreswijziging en vervolgens niet verschijnt als het college hem daartoe verplicht, dan zijn er in feite twee overtredingen begaan. Het kan echter buiten proportie zijn om dan twee boetes op te leggen. Overweging kan dan zijn om ‘slechts’ één boete op te leggen.

 

De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan (Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:45). Het is dus van belang te bepalen op welke datum de overtreding van een verplichting op grond van de Wet basisregistratie personen is begaan.

 

Uitgangspunt is dat de overtreding wordt begaan op het moment dat het college constateert dat niet is voldaan aan de wettelijke verplichtingen. Na overtreding van de aangifteplicht, bijvoorbeeld, blijft de overtreding actueel. Elke dag dat de burger in gebreke blijft, overtreedt hij de Wet. De termijn schuift daarmee dus ook op.

 

In het geval de verplichtingen van de Wet basisregistratie personen rusten op de wettelijke vertegenwoordigers van minderjarigen tot 16 jaar of mensen die onder curatele staan, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan die wettelijk vertegenwoordiger(s) of de curator. De minderjarige, bijvoorbeeld, is niet bevoegd om zelf aangifte van verhuizing te doen, terwijl aan hem ook niet de verplichting tot het overleggen van (bron)documenten kan worden opgelegd. Die verplichtingen rusten op de wettelijke vertegenwoordiger of de curator. Het college kan hen aanspreken op deze verantwoordelijkheid, door het opleggen van een bestuurlijke boete.

 

Een bestuurlijke boete kan niet worden opgelegd aan een overtreder die al is overleden. In de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:42) staat dat de opgelegde boete vervalt als deze bij leven van de overtreder is opgelegd, maar voor inning van het opgelegde boetebedrag komt te overlijden.

 

Artikel 5: Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden

Een bestuurlijke boete kan alleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve en subjectieve verwijtbaarheid.

Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of nalaten van betrokkene. De vraag is dan of betrokkene feitelijk een wettelijke regel heeft overtreden.

Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist of kon hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen?

De mate waarin de gedragingen verwijtbaar zijn, beoordeelt het college op basis van de situatie op het moment waarop de verplichtingen hadden moeten worden nagekomen.

 

Of er sprake is van verwijtbaar gedrag moet blijken uit een dossier, op grond waarvan het college uiteindelijk een boete oplegt. Het is in verband met de bewijslast noodzakelijk dat feiten en omstandigheden worden vastgelegd. Onderdeel van het op te bouwen dossier is in ieder geval een rapportage van de toezichthouder over de overtreding (Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:48).

 

Het nalaten van het vervullen van verplichtingen, al dan niet bewust, kan als verwijtbaar bestempeld worden. Aan de hand van feiten en omstandigheden kan bepaald worden in welke mate het niet voldoen aan de verplichtingen verwijtbaar is.

 

Artikel 6: Boetebedragen

Het bestuursrecht maakt onderscheid tussen lage en hoge bestuurlijke boeten. Voor lage bestuurlijke boeten gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boeten. De grens ligt op € 340,00. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen, heeft de wetgever voor het opleggen van boeten ingevolge de Wet basisregistratie personen gekozen voor een maximum boetebedrag van € 325,00.

In dit artikel is aangegeven in welke gevallen de maximumboete volgt. Dat is het geval:

  • 1.

    Bij overtredingen waarbij het aannemelijk is dat verplichtingen bewust niet zijn nagekomen of zijn nagelaten;

  • 2.

    Als er sprake is van "gelegenheid geven" als bedoeld in de Wet (artikel 4.17 onder b): bewust iemand op het eigen woonadres laten inschrijven, die er feitelijk niet woont;

  • 3.

    In geval van herhaling van vergelijkbare overtredingen (recidive);

  • 4.

    Als er sprake is van valsheid in geschrifte.

Artikel 7: Valsheid in geschrifte

Er is sprake van valsheid in geschrifte wanneer iemand “een geschrift, dat bestemd is om als bewijs van enig feit te dienen, valselijk opmaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken”.

Uit deze wettelijke definitie blijkt dat het om een schriftelijk document moet gaan, dat het een bewijsbestemming heeft, dat het valselijk is opgemaakt of vervalst met de intentie het als echt en onvervalst te gaan gebruiken.

Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift is valsheid in geschrifte.

 

Bij een valse aangifte kan het college een bestuurlijke boete opleggen, vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er moet dan wel rekening worden gehouden met de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:44). Als er naast het overtreden van de aangifteplicht ook sprake is van valsheid in geschrifte, moet de zaak eerst worden voorgelegd aan het Openbaar Ministerie (OM). Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen, dan kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd. Er moet in een dergelijk geval dus aangifte van valsheid in geschrifte bij de politie worden gedaan. Daarna moet overleg volgen met het OM: of strafvervolging of een gemeentelijke bestuurlijke boete. Op grond van genoemd artikel 5:44 mogen voor hetzelfde feit niet beide sancties worden opgelegd.

 

Artikel 8: Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

Dit artikel geeft het college nog enige ‘speelruimte’. In een geval waarin deze beleidsregel niet voorziet, kan het college alsnog besluiten een bestuurlijke boete op te leggen. Op grond van het bepaalde in het tweede lid van dit artikel kan het college in geval van bijzondere omstandigheden echter ook besluiten om geen boete op te leggen, of het boetebedrag te matigen. Dat kan bijvoorbeeld zijn in het geval het niet voldoen aan de verplichtingen weliswaar verwijtbaar is, maar het opleggen van een boete vanuit onze gemeentelijke zorgplicht onwenselijk is.

 

Artikel 9: Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 10: Inwerkingtreding

De oplegging van de bestuurlijke boete is gebaseerd op de Wet basisregistratie personen. Genoemde Wet is op 6 januari 2014 in werking getreden. Deze beleidsregel gaat over de uitwerking van de vanaf die datum verkregen bevoegdheid. Na de publicatie past de gemeente Delft deze beleidsregel toe, waarbij de datum inwerkingtreding daarvoor bepalend is.