Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tiel

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel houdende regels omtrent de uitvoering en handhaving van de WABO en Omgevingswet 2020-2025

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTiel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel houdende regels omtrent de uitvoering en handhaving van de WABO en Omgevingswet 2020-2025
CiteertitelUitvoerings- en Handhavingsbeleid Wabo / Omgevingswet Gemeente Tiel 2020 – 2025
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp
Externe bijlageUitvoering/Handhavingsbeleid Wabo/Omgevingswet

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-01-2021nieuwe regeling

24-11-2020

gmb-2021-22399

Regelgevingregister 2021, nr. 1.02

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel houdende regels omtrent de uitvoering en handhaving van de WABO en Omgevingswet 2020-2025

Samenvatting

 

Dit Uitvoering- en handhavingsbeleid geeft invulling aan de wettelijke taken uit de Wabo en – straks – de Omgevingswet. Inwoners en ondernemers weten hiermee beter waar ze aan toe zijn bij de beoordeling van hun aanvragen en de wijze waarop het toezicht wordt uitgevoerd. Dit beleid focust zich op de taken zoals Tiel die zelf uitvoert. Het is dynamisch beleid dat regelmatig bijgesteld wordt aan de hand van de ontwikkelingen binnen Tiel, onder meer betrekking tot de Omgevingswet.

 

Onze visie: Ja, mits

We willen samen met onze inwoners, ondernemers en overige organisaties werken aan een veilig, prettig en duurzaam woon-, werk- en leefklimaat in onze stad, dorp en buitengebied. Wij dragen daaraan bij door het verstrekken van informatie over en voor ruimtelijke initiatieven in de fysieke leefomgeving van Tiel en het geven van toestemming daarvoor via het verlenen van omgevingsvergunningen vanuit de ‘ja, mits’-gedachte. Dit is passend bij de doelstelling van de Omgevingswet en is lokaal verwoord in het Tielse Kompas.

 

Onze uitvoeringsstrategie voor omgevingsvergunningen: Wat we buiten belangrijk vinden, vinden we ookbinnen belangrijk

Onze kernwaarde bij het toetsen van aanvragen om omgevingsvergunning is: ‘wat we buiten (toezicht) belangrijk vinden, vinden we ook binnen (toets) belangrijk’. Onze uitvoeringsstrategie bestaat uit 3 onderdelen: een Preventie-, Toets- en een Toezichtstrategie. Succesvolle onderdelen daarvan, zoals het vooroverleg en het omgevingsloket willen we voortzetten en zo mogelijk verder versterken. Voor risicovolle onderdelen van de toetsing en het toezicht (constructies, brandveiligheid) stellen we specifiek beleid vast voor de diepgang van de toetsing.

 

Onze nalevingstrategie bij de handhaving van regelgeving: Het oplossingsgericht beëindigen vanovertredingen

De Nalevingsstrategie is gericht op het voorkomen van overtredingen, maar ook op goed toezicht en het oplossingsgericht beëindigen daarvan. Als een overtreding is vastgesteld die we niet kunnen of willen legaliseren treden we daartegen efficiënt op. De Landelijke Handhavingstrategie (LHS) vormt bij de prioritering het uitgangspunt. Deze beproefde strategie waarborgt dat er passend en uniform wordt ingegrepen.

 

Onze prioriteiten in de bebouwde omgeving

We willen bedrijvigheid en woningbouw faciliteren binnen onze gemeente door middel van een optimale dienstverlening. Tegelijkertijd willen we de leefbaarheid van onze gemeenschap beschermen, alsmede het bewaken van een voldoende monumentale en bouwkwaliteit. Bijvoorbeeld door controle op de huisvesting van arbeidsmigranten. Daarnaast vormen de invoering van de Omgevingswet, de Wet kwaliteitsborging en de stikstofproblematiek, belangrijke prioriteiten in de beleidsperiode tot en met 2025.

 

Hoofdstuk 1. Waarom dit document?

 

Tiel is een gemeente met een rijk historisch verleden en heeft van oudsher een positie als centrumstad in de Betuwe. Tiel blijft zich ontwikkelen met nieuwe woonlocaties, nieuwe bedrijventerreinen/werklocaties en recreatieve voorzieningen met een vlotte en veilige bereikbaarheid. Cultuurhistorische waarden en duurzaamheid hebben hierin een belangrijke rol. Kortom: Tiel blijft investeren in de aantrekkelijkheid van de gemeente, waar iedereen kan meedoen.

 

Heldere kaders in het omgevingsrecht dragen in belangrijke mate daaraan bij. Dit Uitvoerings- en handhavingsbeleid heeft de bedoeling om onze werkwijzen en (beleids-) keuzes in het omgevingsrecht helder en inzichtelijk te maken. Op die manier willen we inwoners en ondernemers op weg helpen in het woud aan regels en hen laten zien hoe de gemeente Tiel invulling geeft aan de taken die nu nog benoemd zijn in de Wabo en straks de Omgevingswet.

 

Daarnaast zijn er ook vanuit de wetgeving verplichtingen voor het vastleggen van nieuw beleid (zie het blauwe kader hiernaast). Vanaf 2017 1 geldt bovendien de wettelijke plicht om naast handhaving ook de vergunningverlening op te nemen in het beleid. Tot slot zijn de bestaande beleidskaders2 verouderd en sluiten die niet aan bij de uitdagingen van de aankomende periode tot 2025.

1.1 Wat is onze doelstelling met dit beleid?

Dit beleidskader brengt in beeld hoe de gemeente Tiel haar taken vanuit de Wabo en (in de toekomst) Omgevingswet uitvoert en welke keuze het daarbij maakt op het gebied van informatieverstrekking, vergunningverlening, toezicht en handhaving.

1.2 Hoe te werken met dit document?

Inwoners en ondernemers kunnen aan de hand van dit document nagaan welke verwachtingen zij mogen hebben van onze dienstverlening. Voor medewerkers is het vooral een naslagwerk over onze kernwaarden en inhoudelijke beleidskeuzes.

 

Dit beleidsplan vormt tezamen met het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en een evaluatie van het voorgaande jaar, onderdeel van de planning & controlcyclus, zoals bedoeld in de BIG-8 (zie kader). De jaarlijkse evaluatie vormt steeds aanleiding om te beoordelen of dit UItvoerings- en Handhavingsbeleid aanpassing behoeft. Het is daarmee een dynamisch document. De verwachting is dat met name ‘Omgevingswet-proof’ de komende jaren meer een plek verovert in dit beleidsplan, naarmate dit zich verder ontwikkelt binnen organisatie en bestuur.

1.3 Welke regelgeving is op dit beleid van toepassing?

De wettelijke verplichting en criteria voor dit beleidskader liggen ten tijden van het vaststellen hiervan vast in hoofdstuk 5 van de Wabo en hoofdstuk 7 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Artikel 7.2 stelt de verplichting tot het vaststellen van uitvoerings- en handhavingsbeleid onder de daarbij genoemde criteria. Dit beleidskader is hiervan een uitwerking.

 

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet, vermoedelijk in 2022, verandert er inhoudelijk niet veel aan deze verplichtingen, inclusief de kwaliteitscriteria en de verplichting tot het opstellen van jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s. De huidige artikelen uit de Wabo en het Bor, worden overgenomen in afdeling 18.3 van de Omgevingswet respectievelijk afdeling 13.2 van het Omgevingsbesluit.

1.3 Waar gaat dit document niet over?

De handhavingstaken binnen het sociaal domein staan los van dit beleidskader, evenals de bepalingen uit lokale regelingen, zoals de APV, behoudens de activiteiten, zoals benoemd in de Wabo3 .

 

Deze nota ziet verder niet op de Wabo-taken, zoals uitgevoerd door de Omgevingsdienst Rivierenland (milieutaken en sloopmeldingen) en VRGZ (behalve wat betreft de advisering brandveiligheid bij omgevingsvergunningen). Voor de milieutaken is het Beleidskader uitvoering VTH-taken Regio Rivierenland van toepassing. Op de Wabo-taken van VRGZ is het Regionaal Beleidsplan van kracht.

 

Overigens staat deze afbakening een brede samenwerking bij de gemeentelijke handhaving niet in de weg. Samenwerking met de genoemde partners in de uitvoering van de Wabo-taken is stevig verankerd in de organisatie. Ook projectmatig wordt met diverse partners goed samen gewerkt. Zo werken toezichthouders/handhavers samen met brandweer en politie in bijvoorbeeld het toezicht op de huisvesting van arbeidsmigranten en vele andere thema’s.

Hoofdstuk 2. Wat verstaan wij onder goede dienstverlening?

 

De taken op grond van de Wabo en Omgevingswet zijn in Tiel opgedeeld in 3 kernactiviteiten: informatieverstrekking, vergunningverlening en handhaving. In dit hoofdstuk staan onze kernwaarden voor een goede dienstverlening bij deze kernactiviteiten centraal.

2.1 Onze centrale visie op dienstverlening

  • »

    Samen met onze inwoners, ondernemers en overige organisaties werken we aan een veilig, prettig en duurzaam woon-, werk- en leefklimaat in onze stad, dorp en buitengebied.

     

  • »

    Wij dragen daaraan bij door het verstrekken van informatie over en voor ruimtelijke initiatieven in de fysieke leefomgeving van Tiel en het geven van toestemming daarvoor via het verlenen van omgevingsvergunningen vanuit de ‘ja, mits’-gedachte. Dit is passend bij de doelstelling van de Omgevingswet en is lokaal verwoord in het Tielse Kompas (zie kader).

     

  • »

    Wij dragen bij aan een veilige, prettige en duurzame leefomgeving door het houden van risicogericht toezicht en effectief optreden.

2.2 Kernwaarden van onze dienstverlening

De voorgaande visie heeft een vrij hoog niveau van abstractie. Daarom is hieronder concreet omschreven welk niveau van dienstverlening we willen behouden cq bereiken. Daarbij gaan we uit van de 3 genoemde kernactiviteiten.

 

Onze kernwaarden:

 

Kernactiviteit

Informatieverstrekking & Vooroverleg

Wat doen wij?

Wij leveren op de kortst mogelijke termijn concrete antwoorden op de gestelde vragen en verzoeken van onze inwoners en ondernemers, waardoor de klant de juiste verwachtingen heeft.

Wat ervaart de klant?

De klant begrijpt het antwoord op zijn vraag, wat de kansen en risico’s zijn en hoe dit aan te pakken.

Wat is onze grondhouding?

Wij vragen door en geven alternatieven indien nodig. We stellen ook de vraag achter de vraag indien mogelijk om de klant beter te kunnen bedienen.

Hoe communiceren we?

We spreken en schrijven in klare taal. Kernwoorden zijn: vriendelijk, uitnodigend, maar ook realistisch

 

Kernactiviteit

Vergunningverlening (incl. toezicht)

Wat doen wij?

Wij behandelen aanvragen om vergunningen en houden toezicht bij de realisatie van (bouw-) projecten op hoogwaardig niveau en binnen de kortst mogelijke termijn.

Wat ervaart de klant?

De klant voelt zich positief betrokken en meegenomen in het proces. De status en risico’s van de aanvraag zijn steeds helder. De beslistermijn is duidelijk. De beslissing is logisch en sluit aan bij de verwachtingen van de klant.

Wat is onze grondhouding?

Wij handelen in dienst van de aanvrager en andere betrokkenen door de juiste stukken te vragen, gericht te toetsen en helderheid te geven over de werkwijze. Wij focussen ons daarnaast op de risico’s die activiteiten in de fysieke leefomgeving met zich mee brengen. We zoeken actief samenwerking met onze partners.

Hoe communiceren we?

We spreken en schrijven in klare taal. De geschreven correspondentie (brieven, e-mails) zijn B1 niveau, danwel het niveau van de ontvanger. Kernwoorden zijn: samenwerking, oplossingsgericht, overtuigend.

 

Kernactiviteit

Handhaving (incl. toezicht)

Wat doen wij?

Wij houden toezicht op de bebouwde leefomgeving en maken overtredingen op de meest efficiënte wijze ongedaan en handelen klachten daarover af. We begrijpen de risico’s en kansen bij elke overtreding en handelen hiernaar.

Wat ervaart de klant?

De klant weet snel waar hij of zij aan toe is, begrijpt de afwegingen die daarbij zijn gemaakt. Het proces en de beslissing is voor hem duidelijk en overtuigend, alsmede de gevolgen, indien daaraan niet wordt voldaan.

Wat is onze grondhouding?

Wij onderzoeken grondig de mogelijkheden alvorens op te treden en stimuleren de eigen verantwoordelijkheid om overtredingen op te lossen.

Hoe communiceren we?

We spreken en schrijven in klare taal. De geschreven correspondentie (brieven, emails) zijn B1 niveau danwel het niveau van de ontvanger. Kernwoorden zijn: duidelijkheid, oplossingsgericht, overtuigend.

 

Hoofdstuk 3. Wat is onze uitvoeringsstrategie voor omgevingsvergunningen?

 

In dit hoofdstuk staat onze Uitvoeringsstrategie voor het behandelen van aanvragen om omgevingsvergunningen centraal. Die strategie valt uit in de 3 delen: de preventiestrategie, de toetsstrategie en de toezichtstrategie, die hieronder worden beschreven. Het leidende credo daarbij is: ‘wat we buiten (toezicht) belangrijk vinden, vinden we ook binnen (toets) belangrijk’.

3.1 Uitvoeringsstrategie Omgevingsvergunningen: Preventie

 

3.1.1. Beleidsuitgangspunt

Onze preventieve inzet is vooral gericht op het voorkomen van incomplete aanvragen en aanvragen die niet gehonoreerd kunnen worden. Dit betekent dat we potentiele aanvragers stimuleren om:

  • »

    Na te gaan of voor een initiatief vergunningsvrij is, dan wel daarvoor een omgevingsvergunning nodig is.

  • »

    Te komen tot goed uitgewerkte aanvragen.

  • »

    Te komen tot haalbare aanvragen, zodat deze niet geweigerd hoeven te worden.

De gemeente Tiel draagt daaraan bij via de zogenaamde “aanpak aan de voorkant”. Deze aanpak vormt al jaren een ‘unique selling point’ van Tiel. Het Vooroverleg en het Omgevingsloket zijn, ook in de komende jaren, de belangrijkste instrumenten daarbij.

 

3.1.2 Vooroverleg

Jaarlijks verzoeken onze inwoners en ondernemers 100 – 150 keer om een vooroverleg over hun bouwinitiatieven. Vooroverleg vormt een informele procedure die als doel heeft een indicatie te geven over de haalbaarheid van het bouwplan. Het overleg stelt een potentiele aanvrager in de gelegenheid om de haalbaarheid van een initiatief na te gaan zonder veel kosten te maken en het plan tot in detail uit te werken. Het vooroverleg stelt het college in staat om – meestal via het Beoordelingsteam en onder de Omgevingswet de Omgevingstafel (zie 3.2.2) – zich een oordeel te vormen over een initiatief en eventueel daartoe wijzigingen of alternatieven voor te stellen. Tijdens een formele aanvraag zijn we daarin minder flexibel vanwege ‘het primaat van de aanvraag’ (het bevoegd gezag moet beslissen op hetgeen is aangevraagd) en de beslistermijn. Het vooroverleg heeft de afgelopen jaren aan populariteit gewonnen en wordt actief door Tiel uitgedragen.

 

Deze werkwijze sluit bovendien goed aan bij de Omgevingswet. Daarbij moeten alle aanvragen straks immers in principe binnen 8 weken worden afgehandeld. Daarbij vraagt de Omgevingswet om een integrale afweging, met als uitgangspunt: ‘Hoe kunnen we dit initiatief mogelijk maken?’. Een dergelijke vraag past naar zijn aard beter bij het informele karakter van het vooroverleg dan bij een formele aanvraagprocedure.

 

Het vooroverleg is daarmee een instrument dat we ook de komende periode willen blijven stimuleren voor alle bouwinitiatieven van enige omvang.

 

3.1.3 Omgevingsloket

Het Omgevingsloket is al jaren een vertrouwde ingang voor onze inwoners en ondernemers voor juiste en gedetailleerde informatie over omgevingsvergunningen en ander zaken (zie kader). Onze dienstverlening via het Omgevingsloket wordt over het algemeen erg gewaardeerd.

 

In de afgelopen jaren constateren we dat de gestelde vragen steeds veelomvattender en complexer worden. Enerzijds is dit positief omdat onze inwoners en ondernemers relatief eenvoudige vragen zelf kunnen opzoeken via internet. Tegelijkertijd kost het steeds meer tijd nodig om de vragen goed te kunnen beantwoorden. In de aankomende beleidsperiode worden verdere maatregelen genomen om de kwaliteit van de dienstverlening op peil te houden, bijvoorbeeld door het aanpassen van de openingstijden en de reactietijd.

 

3.1.4. Hoeveel capaciteit hebben we hiervoor

Voor het Vooroverleg is circa 0,8 fte beschikbaar (zie ook 3.2.2) 1,83 fte is beschikbaar voor het Omgevingsloket.

3.2 Uitvoeringsstrategie omgevingsvergunningen: Toetsstrategie

De Toetsstrategie geeft op hoofdlijnen weer op welke wijze Tiel vergunningsaanvragen beoordeelt, welke beleidskeuze daarbij zijn gemaakt en hoeveel capaciteit daarmee gemoeid gaat. De Toetsstrategie sluit aan bij de Wabo en Omgevingswet en bestaat uit een technische toets, planologische toets en welstand. Elk onderdeel is hieronder uitgewerkt.

 

3.2.1Toetsstrategie omgevingsvergunningen: Technische Toets

De technische toets bestaat onder de Wabo vooral uit een toetsing aan het Bouwbesluit 2012 en de daarin genoemde regelingen. Met de Omgevingswet worden de technische regelgeving opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving4 (hierna: Bbl). De beoordeling van de bouwactiviteit5 gaat dan door de scheiding van het technisch en ruimtelijk bouwen alleen over de technische aspecten van het bouwen.

 

Wat doen we bij deze toets?

Per jaar worden er circa 200 keer een omgevingsvergunning aangevraagd voor de activiteit ‘Bouwen’, straks ‘Bouwactiviteit’. Onderdeel van de beoordeling is een technische toets aan de hand van de genoemde regelgeving. Daarbij ligt de nadruk op de veiligheid, maar worden ook de overige bouwvoorschriften uit oogpunt van gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu gecontroleerd. Ook wordt de wijze waarop de bouw- en sloopwerkzaamheden plaats vinden, getoetst.

 

Waar hebben we beleidsvrijheid?

Voor de toetsing aan het Bouwbesluit, de bouwverordening en het Bbl geldt een ‘aannemelijkheidstoets’. Het is onmogelijk om alle aanvragen voor 100% aan alle technische regelgeving te toetsen. Vanuit de gedachte van de aannemelijkheidstoets is dit ook niet noodzakelijk.

 

Hoe vullen we deze beleidsvrijheid in?

Tiel kiest in de regel voor maatwerk per aanvraag. Dit betekent dat we niet vooraf beleidsmatig willen vastleggen met welke diepgang toetsing plaats vindt, maar dat we dat per aanvraag bepalen. Daarmee behouden we flexibiliteit, bijvoorbeeld bij drukte. Hierop maken we twee uitzonderingen, die hieronder zijn weergegeven.,

 

Constructieve veiligheid van bouwwerken

Een belangrijk onderdeel van een bouwwerk is de constructie. De kwaliteit van de constructie bepaalt immers of het gebouw voldoende sterk en stabiel blijft, ook bij intensief gebruik en/of een calamiteit. Gezien dit veiligheidsrisico leggen we het toetsniveau voor constructies in dit document beleidsmatig vast.

 

Ons beleid voor het toetsen van de constructies hebben we weergegeven in het toetsprotocol in bijlage 1 bij dit beleid. Op basis van dit toetsprotocol vindt een risicogestuurde toetsing plaats. Samenvattend is daarbij het toetsniveau bepaald per bouwwerktype. Er zijn 4 verschillende toetsniveaus. Uiteraard is er enige ruimte ingebouwd om het toetsniveau aan te passen indien dit niveau onvoldoende is om aannemelijk te maken dat de constructie voldoet.

 

Brandveiligheid van bouwwerken

Een ander cruciaal deel van de toetsing vormt de brandveiligheid van bouwwerken. Net als bij de constructieve veiligheid onderstrepen dramatische gebeurtenissen, zoals de gevelbrand in de Londense Grenfell Tower in het recente verleden, het belang van dit deel van de toetsing.

 

Ons beleid voor het toetsen van de brandveiligheid ligt vast in het toetsprotocol in bijlage 2 bij dit beleid. Daarbij is voor eenzelfde toetsmethodiek gekozen als bij de constructieve veiligheid, dus door middel van een toetsprotocol.

 

Hoeveel capaciteit is hiervoor minimaal nodig?

Voor het constructieve deel van de technische toets is op jaarbasis minimaal 1 fte vereist. Daarbij wordt opgemerkt dat een aanzienlijk deel van die constructieve toets plaats vindt in de uitvoeringsfase (voor aanvang van en tijdens bouw) omdat constructieve details en wijzigingen daarvan meestal pas later worden ingediend. Dit is wettelijk toegestaan.

 

Wat betreft de brandveiligheid vindt de toetsing deels plaats door de case-manager en deels door de Veiligheidsregio. De case-manager voert ook het overige deel van de technische toets uit. De case-manager houdt verder de regie over de aanvraag, draagt zorg voor de contacten met de aanvrager en de adviserende partijen, de termijnbewaking en de berekening van de leges. De case-manager is daarmee de welbekende ‘spin-in-het-web’. Ook wordt vanuit deze capaciteit de secretaris van welstand geleverd. In totaal zijn voor de taken van de case-manager een minimale capaciteit van 1,8 fte nodig en aanwezig.

 

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb, zie kader) kan vanaf 2022 gevolgen hebben voor de benodigde capaciteit, zoals hier genoemd. Dit wordt momenteel nog onderzocht via een zogenaamde impactsanalyse. Deze tool wordt mede gefaciliteerd door de VNG. Daarmee kan de impact van wegvallende taken door de invoering van de Wkb worden in beeld worden gebracht.

 

3.2.2 Toetsstrategie omgevingsvergunningen: Planologisch

Een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ wordt getoetst aan het bestemmingsplan. Met de Omgevingswet verandert dat straks door de introductie van het omgevingsplan. Een activiteit die voldoet aan de regels in het omgevingsplan, maar waar toch een vergunningplicht voor geldt, heet dan een binnenplanse omgevingsactiviteit. Er is sprake van buitenplanse omgevingsactiviteit als het plan in strijd is met het omgevingsplan.

 

Wat doen we bij deze toets?

De planologische toets houdt in dat initiatieven (meestal via het vooroverleg) worden beoordeeld aan de hand van het bestemmingsplan/omgevingsplan en worden besproken op haalbaarheid. Indien wordt besloten tot afwijking van het bestemmingsplan/ omgevingsplan (ca 50 – 60 keer per jaar) begeleidt de planologische toetser het ‘afwijkingsproces’, bijvoorbeeld door het afwegen van eventueel ingediende zienswijzen. Daarnaast valt ook het behandelen van bezwaar- en beroepszaken (ca 5 – 15 x per jaar) tot het taakveld van de planologische toetser.

 

Waar hebben we beleidsvrijheid?

Als een initiatief niet mogelijk is binnen de regels van het bestemmingsplan/ omgevingsplan, dan is er beleidsruimte om via een afwijking van het bestemmingsplan c.q. een buitenplanse omgevingsplanactiviteit alsnog toestemming te verlenen. Wel moet daarbij steeds rekening gehouden worden met de criteria ‘goede ruimtelijke ordening’ (Wabo, Wro) of ‘een evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (Omgevingswet). Daarnaast moet ook steeds rekening worden gehouden met hogere regelgeving.

 

Hoe vullen we deze beleidsvrijheid in?

Binnen de gemeente Tiel werken we met een Beoordelingsteam voor het beoordelen van initiatieven. Dit is een forum van ambtelijke specialisten op het gebied van vergunningverlening, ruimtelijke ontwikkeling, milieu, verkeer, wonen en economische zaken. Het Beoordelingsteam komt eens in de 6 weken samen. Alle ontwikkelingen die niet passend zijn worden in beginsel door het Beoordelingsteam besproken en beoordeeld op haalbaarheid. Ter invulling van onze beleidsvrijheid leveren we daarmee maatwerk per geval. Alleen kleine afwijkingen worden zonder een dergelijke uitgebreide toets beoordeeld.

 

Het Beoordelingsteam sluit aan bij de geest van de Omgevingswet en zal in de komende beleidsperiode waarschijnlijk verder getransformeerd worden tot een Omgevingstafel. De Omgevingstafel kan (soms in meerdere sessies) uitkomst bieden bij met name complexe aanvragen. Naast de al genoemde specialisten kan dan ook de initiatiefnemer en eventueel andere betrokkenen een plek aan tafel krijgen om zijn voorstel nader toe te lichten. Met een Omgevingstafel wordt daarmee klantgericht gewerkt: ja, mits. Een Omgevingstafel geeft vorm aan participatie, klantvriendelijkheid en een snelle integrale vergunningverlening.

 

Hoeveel capaciteit is hiervoor minimaal nodig?

Voor het uitvoeren van deze taak is 1fte beschikbaar. Deze capaciteit wordt voor het grootste gedeelte geïnvesteerd in het vooroverleg (ca 0,8 fte), zodat we de kwaliteit van dienstverlening in dat proces kunnen waarmaken. De overige capaciteit (0,2 fte) wordt ingezet voor het begeleiden van het ‘afwijkingsproces’ en het bezwaar- en beroepsproces.

 

3.2.3 Toetsstrategie omgevingsvergunningen: Welstand

In Tiel is het welstandsbeleid vastgelegd in de Welstandsnota. Op grond van de Omgevingswet zal de gemeente uiteindelijk in het Omgevingsplan regels moeten opnemen over het uiterlijk van bouwwerken. In de overgangsfase moet de gemeente beleidsregels6 vaststellen ten aanzien van welstand. De huidige welstandsnota wordt onder de Omgevingswet van rechtswege beschouwd als dergelijke beleidsregels.

 

Wat doen we bij deze toets?

Bouwplannen worden getoetst aan de redelijke eisen van welstand. Er wordt uitvoering aan deze taak gegeven door de Stadsbouwmeester, bijgestaan door ambtelijke ondersteuning vanuit Team Vergunningen. Er wordt tweewekelijkse vergaderd.

 

Waar hebben we beleidsvrijheid?

De gemeenteraad heeft op grond van de Woningwet de bevoegdheid om de inhoud van een welstandsnota te bepalen. Ook onder de Omgevingswet heeft de raad via het Omgevingsplan het primaat bij het stellen van regels over het uiterlijk van bouwwerken. Deze regels kunnen tevens inhouden dat er in bepaalde gevallen geen redelijke eisen van welstand gelden.

 

Hoe vullen we deze beleidsvrijheid in?

In de huidige welstandsnota zijn vier categorieën welstandscriteria opgenomen: gebieds- en objectgerichte criteria, criteria voor kleine bouwwerken en algemene welstandscriteria. Ook zijn er een aantal welstandsvrije zones aangewezen.

Tiel beraadt zich nog op de vraag op welke wijze welstand in de toekomst vorm krijgt: objectieve regels in het omgevingsplan voor locaties en bouwwerken, welstandsvrij of voor een generieke open norm via beleidsregels, zoals nu het geval is.

 

Hoeveel capaciteit is hiervoor minimaal nodig?

De stadsbouwmeester wordt voor een termijn van twee jaar worden benoemd en kan worden herbenoemd voor een volgende periode van ten hoogste vier jaar. De rol van secretaris van de welstandscommissie taak beslaat ca 0,2 fte en valt binnen de bestaande ‘technische’ capaciteit voor de case-manager, zoals genoemd onder 3.1. Het beheren van de welstandsnota en het Reglement van Orde Stadsbouwmeester Tiel 2019 en daarbij behorende werkzaamheden behoort tot de taken van de beleidsmedewerker.

3.3 Uitvoeringsstrategie omgevingsvergunningen: Toezicht

Toezicht op de uitvoering van de verleende vergunning vormt het slotstuk van het vergunningenproces.

 

Wat doen we bij deze toets?

Per jaar worden er circa 1500 controles uitgevoerd op de bouwplaats door onze toezichthouders. Naast het toezicht op de bouwactiviteiten en de bouwplaats omvat het tevens het beoordelen van administratieve bescheiden, zoals rapportages en het laten nader (laten) beoordelen van aangetroffen afwijkingen. Jaarlijks worden er gemiddeld 200 vergunningen gereed gemeld. Dat betekent dat de uitvoering is afgerond en akkoord is bevonden.

 

Waar hebben we beleidsvrijheid?

Zowel wat betreft de frequentie en de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend heeft de gemeente beleidsvrijheid.

 

Hoe vullen we deze beleidsvrijheid in?

Tiel heeft als uitgangspunt dat elke vergunning in de uitvoering wordt gecontroleerd. De uitvoerder blijft verantwoordelijk voor een juiste uitvoering, het toezicht controleert op hoofdlijnen. Daarbij staat veiligheid (constructieve veiligheid, brandveiligheid, installaties) voorop.

 

De frequentie en de diepgang van de controle hangen af van het type bouwwerk en de observaties van de toezichthouder gedurende het vergunningen en controleproces. De controlefrequentie en diepgang daarvan zijn beleidsmatig vastgelegd in de beleidsregels en de daarbij behorende tabel 4 en 5 in bijlage 1.

 

Hoeveel capaciteit is hiervoor minimaal nodig?

Voor het toezicht op de uitvoering van de verleende vergunning overeenkomstig dit beleid is minimaal 2 fte vereist, zoals ook feitelijk het geval is geweest in de afgelopen jaren. Bij die capaciteit kan worden voldaan aan het uitgangspunt dat elke vergunning in de uitvoering wordt gecontroleerd overeenkomstig het toetsniveau dat in dit beleid is vastgelegd.

 

Met de introductie van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is de verwachting dat de minimaal benodigde capaciteit afneemt omdat het toezicht op de bouw dan gedeeltelijk wordt overgenomen door de kwaliteitsborger van de aannemer. Daartoe zal nog een impactanalyse worden opgesteld en nadere besluitvorming plaats vonden.

Hoofdstuk 4 Wat is onze nalevingstrategie bij de handhaving van regelgeving?

 

In dit hoofdstuk staat de Nalevingsstrategie centraal, oftewel goed toezicht, het voorkomen van overtredingen en het oplossingsgericht beëindigen daarvan. De Landelijke Handhavingstrategie (LHS) vormt de basis daarvoor. Deze beproefde strategie waarborgt dat er passend en uniform wordt ingegrepen.

 

De Nalevingsstrategie bestaat uit 3 onderdelen. Preventie heeft als voornaamste doel om te voorkomen dat overtredingen plaats vinden. Het Toezicht bestaat uit het behandelen van meldingen en verzoeken om handhaving, thema-gericht toezicht en gebiedssurveillance. Tot slot is er de Sanctiestrategie, waarin is opgenomen welke wijze Tiel optreedt in geval een overtreding wordt vastgesteld.

4.1 Nalevingsstrategie handhaving: Preventie

De gemeente Tiel verkiest een handhavingsstrategie die goed gedrag stimuleert en overtredingen voorkomt. Tiel richt zich dus bewust op preventie in gesprek met onze inwoners en ondernemers. Natuurlijk neemt dit niet weg dat de gemeente doorpakt daar waar nodig is. De kernwaarden bij onze preventiestrategie is het geven van duidelijkheid en een focus op de eigen verantwoordelijkheid.

 

Voorlichting

Een belangrijk element van elke preventiestrategie is voorlichting. Veel overtredingen worden immers begaan door onbekendheid met de regels van bijvoorbeeld het bestemmingsplan/omgevingsplan. Uitleg over de regels, over het onderliggende doel ervan en de wijze waarop de gemeente toezicht blijft daarom belangrijk. Hiervoor gebruiken we al jaren onze gemeentelijke website. Dit willen we de komende jaren intensiveren. Jaarlijks worden activiteiten op het terrein van communicatie in het uitvoeringsprogramma opgenomen.

 

Beinvloeden/Nudging

Het Engelse woord nudge staat voor een vriendelijk duwtje in de goede richting. Nudging is een vorm van gedragpsychologie waarbij mensen subtiel worden gestimuleerd om zich op een gewenste wijze te gedragen, maar waarbij men wel vrij blijft een eigen keuze te maken. Nudging is daarmee een goede aanvulling op voorlichting.

 

In de komende periode onderzoeken we of bepaalde nudges in de praktijk kunnen worden gebracht en bijdragen aan het voorkomen van overtredingen.

 

Zichtbaarheid en nazorg

Zichtbaarheid van het toezicht en de mogelijke gevolgen van een overtreding is een belangrijke factor bij het voorkomen van overtredingen. Ook willen we voorkomen dat overtreders opnieuw in de fout gaan en een nieuwe overtreding plegen. Daarom besteden we veel ‘nazorg’ in de vorm van hercontroles om recidive te voorkomen door in het toezicht zichtbaar te zijn nadat de overtreding is beëindigd.

 

Hoeveel capaciteit is hiervoor minimaal nodig?

De uitvoering van de preventietaken is een gedeelde verantwoordelijkheid van de toezichthouder, juridisch medewerker en beleidsmedewerker. Zie paragraaf 6.1 voor de beschikbare capaciteit.

4.2 Nalevingsstrategie Handhaving: Handhavingstoezicht

Handhavingstoezicht is het toezicht op de overige omgevingsrechtelijke regelgeving, naast het vergunningentoezicht. Vooral het toezicht op de naleving van bestemmingsplannen valt daaronder, maar ook illegaal bouwen en de naleving van de technische voorschriften uit het Bouwbesluit/Bbl.

 

Wat doen we bij deze toets?

Jaarlijks ontvangt en behandelt Tiel circa 25-50 meldingen en/of klachten van inwoners, bedrijven en belangengroepen die betrekking hebben op de Wabo/Omgevingswet. Daarnaast voeren we specifieke toezichtsthema’s uit, die vooraf in het uitvoeringsprogramma zijn benoemd. Tot slot vindt er ambtshalve surveillance plaats per gebied.

 

Waar hebben we beleidsvrijheid?

Zowel wat betreft de frequentie waarin en de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend heeft het college beleidsvrijheid.

 

Hoe vullen we deze beleidsvrijheid in?

Tiel heeft als uitgangspunt dat het toezicht moet passen bij onze kernwaarden: duidelijk, oplossingsgericht en overtuigend. Binnen Tiel omvat het toezicht 3 vormen, de behandeling van klachten en meldingen, thematisch toezicht en wijkgericht toezicht.

 

  • »

    Verzoeken om handhaving en overige klachten

Bij verzoeken om handhaving, klachten en overige meldingen is het handhavingstoezicht primair verantwoordelijk voor een goede afhandeling. In de meeste gevallen zijn dergelijke meldingen afkomstig van particulieren, maar soms ook van bedrijven en belangengroepen.

 

Richtlijnen die daarbij gelden:

  • >

    We handelen verzoeken zo snel mogelijk af, het streven is een maximale termijn van 8 weken. Verlenging van die termijn wordt gecommuniceerd.

  • >

    De overtreder wordt uitgenodigd om te reageren op het verzoek om handhaving.

  • >

    Er wordt gekeken naar het ‘probleem achter het probleem’.

  • >

    Indien daartoe mogelijkheden zijn, wordt andere instrumenten zoals pre-mediation en buurtbemiddeling ingezet.

  • >

    Indien er sprake is van een overtreding en er geen bijzondere omstandigheden zijn, wordt een handhavingsprocedure gestart.

 

  • »

    Thematisch toezicht

Het toezicht op thema richt zich op een specifiek thema in een bepaalde branche of gebied en vergt veelal een projectmatige aanpak (zie kader). De gekozen thema’s zijn deels lokaal gekozen en deels regionaal of landelijk vastgelegd. Landelijke prioriteiten worden soms ook wettelijk verplicht, zoals bijvoorbeeld volgt uit Hoofdstuk 5a Regeling Bouwbesluit 2012.

 

De lokale thema’s worden opgenomen in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. Deze lokale thema’s worden bepaald door het college in samenspraak met de toezichthouders en andere deskundigen in het veld.

 

  • »

    Wijkgericht toezicht

Tot slot houdt de toezichthouder ook specifiek in het centrum, woonwijken, dorpen en buitengebieden toezicht. Zo zijn zij zichtbaar voor de inwoners van de gemeente en kunnen inwoners hen gemakkelijk aanspreken op eventuele (overlast)zaken die spelen. Ook wordt er voorlichting gegeven over de geldende regels.

 

Daarbij werken wij gebiedsgericht. Via het uitvoeringsprogramma wordt bepaald welk gebied dat jaar bijzondere aandacht krijgt voor surveillance. Bij de surveillance wordt gelet op alle type overtredingen die zijn benoemd in de Wabo en Omgevingswet.

 

Wat is de werkwijze ?

Bij het toezicht geldt in zijn algemeenheid dat de toezichthouder zich kan identificeren en zijn wettelijke bevoegdheden spaarzaam, maar daar waar nodig, gebruikt. Kernwoorden zijn: vriendelijk, de-escalerend, duidelijk, overtuigend.

 

Bij het aangaan van gesprekken met (mogelijke) overtreders en de overig betrokkenen is het doel om te komen tot een gelijkwaardige dialoog met de overtreder om de juiste feiten en omstandigheden te achterhalen. De aangesprokene wordt uitgenodigd om zijn/haar perspectief weer te geven.

 

De toezichthouder beoordeelt altijd de mogelijkheden om te komen tot een oplossing en daartoe tot afspraken te komen. Daarbij speelt de ernst van de overtreding een rol, maar ook de persoon van de overtreder en eventueel overig betrokkenen. Eventuele afspraken en termijn worden schriftelijk vastgelegd in het controlerapport en gecontroleerd. Het controlerapport voldoet aan de minimale eisen die de Raad van State daaraan stelt (zie kader).

 

Hoeveel capaciteit is hiervoor minimaal nodig?

Voor de uitvoering van dit beleid is minimaal 1 fte benodigd. Momenteel wordt slechts 0,22 fte ingezet. Dat heeft als gevolg dat er momenteel (vrijwel) geen sprake is van thematisch toezicht of wijkgericht toezicht. Ook het behandelen van meldingen en klachten krijgt momenteel onvoldoende aandacht. Om dat te verbeteren is de formatie voor deze taak uitgebreid.

4.3 Nalevingsstrategie handhaving: Sanctiestrategie

In deze paragraaf staat de vraag centraal welke prioriteiten we hebben bij handhavend optreden. Het handhavingsrecht is bij uitstek gevormd door de vele jurisprudentie hierover.

 

Wat doen we hierbij?

Elk jaar is het nodig om in circa 15 – 30 situatie sanctionerend op te treden met als doel om overtredingen ongedaan te maken. Deze zaken kunnen voortvloeien uit verzoeken om handhaving van inwoners of door de toezichthouders (zowel de toezichthouders Vergunningen als de toezichthouder Handhaving) geconstateerde overtredingen die niet door hen kunnen worden opgelost.

 

Waar hebben we beleidsvrijheid?

Als gevolg van de huidige rechtspraak (zie kader volgende pagina) heeft het college op dit punt weinig beleidsvrijheid: indien er sprake is van een overtreding waartoe het college bevoegd is om handhavend op te treden, dient het college in beginsel van deze bevoegdheid gebruik te maken. Dit is de in de rechtspraak ontwikkelde ‘beginselplicht tot handhaving’.

 

Wel is het mogelijk om hierbij prioriteiten te stellen, bijvoorbeeld door te stellen dat bij bepaalde overtredingen enkel handhavend wordt opgetreden naar aanleiding van een klacht of een verzoek van een belanghebbende. Handhavingsbeleid mag er echter niet toe leiden dat tegen overtredingen met een lage prioriteit nooit wordt opgetreden.

 

Hoe vullen we deze beleidsvrijheid in?

Tiel hanteert bij het bepalen van de prioriteiten de Landelijke Handhaving Strategie (hierna: LHS). Bij het bepalen van de juiste interventie vormen daarom de ernst van een overtreding en het gedrag van de overtreder de belangrijkste weegfactoren. Deze criteria wordt per geval (maatwerk) bepaald, maar daarbij wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de interventiematrix in bijlage 3.

 

Ter invulling van de vraag of een overtreding als ‘ernstig’ gekwalificeerd moet worden geldt dat daar in ieder geval in de volgende gevallen sprake van is:

  • »

    De veiligheid van mensen is in het geding, zowel direct, als op termijn,

  • »

    De overtreding kan niet - of slechts tegen enorme kosten en/of inspanningen – ongedaan worden gemaakt en legalisatie is geen optie, bijvoorbeeld een bouwstop

  • »

    De overtreding valt samen met een misdrijf, zoals bedoeld in het wetboek van strafrecht.

  • »

    Er is ingestemd met een formeel verzoek om handhavend optreden tegen een overtreding door een belanghebbende.

  • »

    De overtreding valt binnen een thema, zoals aangewezen in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.

Indien de overtreder wordt gekwalificeerd als calculerende danwel een bewuste en structureel/criminele overtreder wordt tevens de mogelijkheden voor strafrechtelijk optreden onderzocht. De mogelijkheden voor de inzet van de bestuurlijke boete wordt nog onderzocht in de aankomende periode.

 

Overtredingen door een overheidsorgaan behandelen wij niet anders dan andere overtreders. Bij overtredingen door de overheid geldt nog meer dan in andere gevallen het algemeen normbesef en de geloofwaardigheid7 .

 

Wat is de werkwijze?

De werkwijze bij het uitvoeren van een handhavingsprocedure moet passen bij onze kernwaarden: duidelijk en overtuigend. De keuzes die Tiel daarbij maakt zijn hieronder beschreven.

 

  • »

    Processtappen

In de regel zal gekozen worden om eerst een waarschuwing te sturen met een korte termijn om de overtreding te beëindigen. In die gevallen hebben betrokkenen bovendien de mogelijkheid om hun bedenkingen in te dienen tegen een handhavingsbesluit.

 

In een aantal gevallen zal direct een handhavingsbesluit worden opgelegd:

  • a.

    De overtreding levert op korte termijn veiligheid- en gezondheidsrisico’s op.

  • b.

    De overtreding is onomkeerbaar, indien voortgezet (bijv. bouwstop).

  • c.

    De overtreding is een directe en ernstige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit.

  • d.

    De overtreding is in strijd met de openbare orde en de leefomgeving.

  •  

  • »

    Sanctiemiddel: last onder dwangsom of bestuursdwang

Als sanctiemiddel wordt in de regel gebruik gemaakt van de last onder dwangsom. Er wordt daarentegen gekozen voor de last onder bestuursdwang indien:

  • a.

    De overtreding direct beëindigd moet worden (onomkeerbaar, veiligheid), of;

  • b.

    Evident is dat de overtreder niet in staat zal zijn om de dwangsom te betalen en daardoor niet de overtreding zal gaan beëindigen.

Wat betreft het bepalen van de hoogte van de dwangsom past Tiel maatwerk toe. Dit houdt in dat Tiel de hoogte niet beleidsmatig vastlegt, maar per situatie bepaalt. Van de dwangsom moet een zodanige prikkel uitgaan, dat de opgelegde last wordt uitgevoerd zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

 

 

  • »

    Duur van de begunstigingstermijn

Bij de duur van de begunstigingstermijn geldt als uitgangspunt dat deze niet langer is dan strikt noodzakelijk om de overtreding te beëindigen. De duur mag niet zodanig lang zijn dat het feitelijk een vorm van gedogen is.

 

 

  • »

    Invordering van de dwangsom

Invordering vindt plaats overeenkomstig de in de rechtspraak geformuleerde beginselplicht tot invordering en de uitzonderingen daarbij. Kwijtschelding van de verbeurde dwangsom vindt niet plaats. Matiging van de dwangsom vindt in ieder geval niet plaats voordat de overtreding ongedaan is gemaakt.

 

 

  • »

    Geweld of bedreiging

Van bedreiging van of geweld tegen een medewerker of bestuurder wordt altijd aangifte gedaan.

 

 

  • »

    Opschorting en/of afzien van de handhavingsprocedure

Opschorting van de handhavingsprocedure is mogelijk indien gedurende het proces alsnog de mogelijkheid ontstaat om te komen tot een oplossing en daartoe afspraken kunnen worden gemaakt, waarbij de eigen verantwoordelijkheid steeds leidend is. Het gedogen van de overtreding is in beginsel geen mogelijkheid.

 

Hoeveel capaciteit is hiervoor minimaal nodig?

Er is 1,8 fte beschikbaar voor het uitvoeren van deze taak. Binnen die formatie zijn ook andere taken belegd, zoals de juridische backoffice voor het omgevingsloket, het participeren in integrale, gemeentebrede, projecten en beleidsondersteuning.

Hoofdstuk 5. Wat zijn onze prioriteiten in de bebouwde omgeving?

 

In dit hoofdstuk zijn onze prioriteiten voor de periode tot en met 2025 beschreven en het speelveld waarin Tiel zich bevindt. Aan de hand hiervan leggen we jaarlijks verdere accenten via het uitvoeringsprogramma.

5.1 Analyse van het speelveld

Bij het opstellen van dit beleidskader is een heldere analyse van het Tielse speelveld essentieel. Deze analyses zijn veelal reeds opgenomen in de documenten zoals benoemd in het kader hiernaast. Daarin zijn ook de doelen en plannen verwoord die Tiel heeft wat betreft de fysieke leefomgeving. Daarnaar wordt verwezen.

 

Hieronder is een korte SWOT analyse8 opgemaakt aan de hand van die documenten. Een SWOT-analyse is een opsomming van kansen, bedreigingen, kracht en zwaktes die zich voordoen bij de taken, zoals verwoord in dit beleid.

 

De kracht van Tiel als centrumgemeente van de Betuwe, is helder. Het is een veelzijdige, historische en goed bereikbare stad, niet ver van de Randstad, met een prachtig buitengebied en dorpen als Wadenoijen, Kapel-Avezaath, Zennewijnen en een klein deel van Kerk-Avezaath. Een gemeente die goed bereikbaar is over de weg, het water en het spoort. Het is hier goed leven, werken en verblijven. Tiel heeft daarmee een blijvende aantrekkingskracht.

 

Het voorgaande brengt veel kansen met zich mee, ook vanuit het ruimtelijk perspectief. Zo blijft Tiel bijvoorbeeld aantrekkelijk voor de vestiging van bedrijven. Het stimuleren daarvan is positief voor de werkgelegenheid. Tegelijkertijd zet dat soms kwetsbare functies onder druk. Met name in het buitengebied is in de afgelopen jaren zichtbaar dat bedrijven daar meer ruimte in gebruik nemen. Dit levert spanningen op met de omgeving en kwetsbare natuur.

 

Wat betreft woningbouw zijn in de komende periode vooral inbreidingslocaties actueel, zoals het Vijverterrein, Beursplein, de Lingedijk en het Westledeplein, Mogelijk volgt later nog de uitbreiding van Passewaaij. Ook wat betreft onze bedrijventerreinen is er nog voldoende ontwikkeling. De afronding van Medel is recentelijk in de raad geweest. Op Kellen is vooral sprake van renovatie en uitbreiding van bestaande complexen.

 

Deze dynamiek brengt ook regelmatig mee dat er strijdigheden plaats vinden, zoals het wonen wordt op plekken die daar niet voor bestemd zijn of de bouw- en brandtechnische kwaliteit van woningen, met name in geval van kamerbewoning in oudere woningen in en rond het centrum en bij huisvesting voor arbeidsmigranten.

 

Het centrum brengt zijn eigen uitdagingen mee: de drukte tijdens evenementen en het intensive gebruik van de openbare ruimte in het algemeen vragen om veel aandacht voor de fysieke leefomgeving, zowel vanuit veiligheid, ruimtelijk perspectief als vanuit welstand.

 

Vanuit het perspectief van toezicht en handhaving blijft het voor Tiel belangrijk om de grenzen te bewaken bij initiatieven. Een positieve grondhouding ‘Ja’ is immers onverantwoord indien niet tegelijkertijd voldoende kritisch vermogen en een daadkrachtig ‘Mits’ aan de dag wordt gelegd.

 

Een externe bedreiging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de gevolgen van de Corona-pandemie op onze samenleving en de stikstof-uitspraken, waardoor het Programma Aanpak Stikstof (PAS) niet langer als toestemmingsbasis mag worden gebruikt. Daarbij is Tiel volgend bij de landelijke ontwikkelingen. Andere (al genoemde) grote uitdagingen zijn de invoering van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

 

Tot slot zit de gemeente Tiel financieel in zwaar weer. Dit kan tot gevolg hebben dat er onvoldoende formatie beschikbaar wordt gesteld om dit beleid uit te voeren, waardoor de daarin gestelde doelen niet worden bereikt. In hoofdstuk 6 is de benodigde formatie opgesomd en verantwoord.

5.2 Inhoudelijk prioriteiten in de komende jaren

Voor de komende beleidsperiode tot 2025 zijn de onderstaande onderwerpen de belangrijkste prioriteiten.

 

Implementatie Omgevingswet en kwaliteitscriteria

De belangrijkste activiteit buiten de reguliere activiteiten betreft de implementatie van de Omgevingswet. Binnen de gemeente Tiel is hiervoor veel aandacht. Er is een roadmap vastgesteld ter invoering van de Omgevingswet. Daarin zijn o.m. de mijlpalen opgenomen voor het proces rondom omgevingsvergunningen. Het doel is uiteraard om de overgang van de Wabo naar de Omgevingswet zo soepel mogelijk te laten lopen voor onze inwoners, bedrijven en medewerkers.

 

Gevolgen Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Op 14 mei 2019 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Deze wetswijziging heeft gevolgen voor het proces rondom de vergunningverlening en het toezicht op omgevingsvergunning, zoals al benoemd. De VNG richt op dit moment een collectief ondersteuningsprogramma in voor gemeenten. Aan de hand van dit programma brengen wij in 2020 en 2021 in kaart welke gevolgen dit heeft voor Tiel.

 

Aanpak stikstofproblematiek

Op 29 mei 2019 heeft de Raad van State het Programma aanpak Stikstof (PAS) vernietigd. Deze uitspraak heeft grote gevolgen voor de vergunningverlening op grond van de Wabo/Omgevingswet. Verwacht wordt dat het kabinet in 2020 en 2021 de nodige maatregelen neemt om de schade bij vergunningverlening te beperken. De aandacht van Tiel gaat er met name naar uit om mogelijke schade te beperken.

 

Huisvesting voor arbeidsmigranten

De huisvesting van arbeidsmigranten vormt al enige jaren een zwaartepunt bij het toezicht in het toezicht door de gemeente Tiel, tezamen met VRGZ (Brandweer) en Politie. Ondertussen heeft Tiel hiervoor als voortrekker ook de nodige landelijke aandacht gekregen. Met de vaststelling van nieuwe regels voor de huisvesting van deze doelgroep heeft dit thema een helder beleidskader gekregen en verschuift de aandacht ook naar de voorzijde: eerst een vergunning aanvragen en dan pas de bewoning starten. Op grond hiervan geven we ook het toezicht verder vorm.

 

Aanwijzen Erfgoed

De plannen voor een aantrekkelijke historische gemeente staan beschreven in Erfgoed in Balans, Tiel is viel, Erfgoedplan 2019-2023 vastgesteld. Onderdeel daarvan is het aanwijzen van de vijftig meest bijzondere monumenten en beeldbepalende gebouwen in de buitenring rond de stadsgracht. We zijn ook begonnen beschermde stadsgezichten aan te wijzen. Tegelijkertijd kijken we ook of er gebouwen zijn, die beter van monument naar beeldbepalend pand kunnen gaan.

Hoofdstuk 6. Hoe voeren we dit beleid uit?

 

In dit hoofdstuk staat de vraag centraal hoe we dit beleid gaan uitvoeren. Voor de uitvoering van de dit beleid en de uitvoeringsprogramma’s moet er immers voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn. Daarnaast moet de uitvoering van het beleid en de uitvoeringsprogramma’s voldoende gemonitord en geëvalueerd worden.

6.1 Personeelsformatie, financiën en organisatie

In het Besluit omgevingsrecht is opgenomen9 dat de personeelsformatie ten behoeve van de uitvoering en de handhaving worden vastgelegd. In de vorige hoofdstukken is beschreven hoeveel formatie minimaal is vereist voor de uitvoering van de taken op grond van de Wabo en Omgevingswet. Deze capaciteit voor de uitvoering van dit beleid bedraagt in totaal 13,54 fte, waarvan 12,24 fte binnen Team Vergunningen. Hieronder is een volledige opsomming geven per taak.

 

Formatie uitvoering Wabo/Omgevingswet

Formatie

Informatieverstrekking/ Vooroverleg

2,63 fte

Vergunningverlening

6,78 fte

Handhaving(-stoezicht)

2,83 fte

Formatie Kappen/Uitwegen overige teams

1,3 fte

Totaal

13,54

Voor het uitvoeren van dit beleid was een uitbreiding van 2,49 fte vereist. Deze uitbreiding is geaccordeerd met de vaststelling van het formatieplan door de raad in november 2020. Deze beleidsnota is daarmee verder budgetneutraal.

 

Toezicht op verleende vergunningen

Zoals verwoord in hoofdstuk 3.3. is voor het toezicht op de uitvoering van de verleende vergunningen minimaal 2 fte vereist. Minder toezicht leidt er toe dat slechts een gedeelte van de verleende vergunningen in de uitvoering wordt gecontroleerd en dat niet het toetsniveau wordt behaald dat in dit beleid is vastgelegd. Dit levert een onacceptabel fysiek risico op in de bebouwde omgeving.

 

De verwachting is dat er met de introductie van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen de minimaal benodigde capaciteit afneemt, zodat deze uitbreiding van tijdelijke aard is. Daartoe zal nog een impactanalyse worden opgesteld en nadere besluitvorming plaats vinden.

 

Handhavingstoezicht

De capaciteit voor het handhavingstoezicht is in de afgelopen jaren terug gelopen naar 0,22 fte, waar dit voorheen 1 fte bedroeg. Dit heeft er in geresulteerd dat momenteel slechts (een gedeelte van) de meldingen en klachten worden opgepakt en voor het overig geen toezicht plaats vindt. Daarmee wordt niet systematisch gecontroleerd of de doelen (in bijvoorbeeld bestemmingsplannen) worden nageleefd en is er weinig inzicht in de aanwezige risico’s. Het is onvoldoende om de ambities in dit beleid waar te maken. Voor het uitvoeren van gericht thematisch toezicht en surveillance per gebied overeenkomstig dit beleid is de toezichtscapaciteit vastgesteld op 0,78 fte.

 

Uitbreiding vergunningverlening

In verband met de introductie van de Omgevingswet is extra capaciteit ter grootte van 0,42 fte benodigd om de transitiefrictie in de vergunningverlening op te kunnen vangen. Deze formatie wordt ingezet als (tijdelijke) helpende hand om de overgangsproblemen die verwacht worden, te beperken, zodat onze inwoners en ondernemers daarvan zo weinig mogelijk merken.

 

Uitbreiding flexibele schil

Zowel in de uitvoering bij de vergunningverlening als bij de handhaving is er regelmatig sprake van piekbelasting. Dit kan bijvoorbeeld voortkomen uit de complexiteit van bepaalde bouwinitiatieven, opgelegde landelijke thematiek en/of teamoverschrijdende activiteiten binnen de organisatie van Tiel. Voorbeeld van het voorgaande is het beschikbaar houden van een tweede constructeur (op inhuurbasis) om zo nodig assistentie te verlenen in geval van oplopende werkdruk of een risicoafweging. Om hierin te participeren is soms (tijdelijk) is de benodigde capaciteit geschat op 0,3 fte.

 

Betere inbedding beleidsondersteuning

De uitvoering van de Wabo taken wordt beleidsmatig ondersteund door 0,5 fte. Deze formatie is aanwezig in de organisatie, maar gezien het belang van deze taak, is de invulling hiervan hieronder benoemd.

 

De taken van de beleidsondersteuner zijn het evalueren van het gevoerde beleid, zoals verwoord in dit document, het opstellen van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en jaarverslag, het actualiseren van het welstandsbeleid, het initiëren van de in dit beleid voorgestelde preventiemaatregelen en het coördineren van het beheer van lokale regelgeving, het interbestuurlijk toezicht en het participeren in organisatiebrede trajecten, zoals nu de Omgevingswet.

6.3 Kwaliteitscriteria

Om een goede kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten te waarborgen vereist de Wabo (artikel 5.4 e.v.) en Omgevingswet (§ 18.3.3) dat de raad bij verordening regels stelt over de uitvoering en handhaving van de taken uit die wetten. Deze Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht gemeente Tiel 2016 is op 20 april 2016 door de raad vastgesteld. De verordening is op 27 april 2016 in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal deze verordening moeten worden geactualiseerd.

 

Zowel de landelijk wetgeving als de verordening zien op de taken, zoals deze uitgevoerd worden door de Omgevingsdiensten en dus niet op de taken zoals genoemd in dit uitvoerings- en handhavingsbeleid. Het college streeft echter na om te voldoen aan VTH-kwaliteitscriteria versie 2.2, zoals bestuurlijk vastgesteld en in werking getreden op 1 juli 2019.

6.4 Monitoring en evaluatie

Voor monitoring en registratie van bouwtaken wordt bij gemeente Tiel gebruik gemaakt van twee digitale systemen (Wave/OpenWave en Corsa/Djuma). Van een aantal indicatoren zijn al over meerdere jaren gegevens bekend en is het mogelijk deze te vergelijken en verbeteringen of verslechteringen aan te geven. Dit is bijvoorbeeld van toepassing op het aantal activiteiten omgevingsvergunning die wordt aangevraagd en het toezichtsbezoeken. Voor andere activiteiten, bijvoorbeeld het aantal handhavingszaken is dat minder inzichtelijk en kan dit nog verbeterd worden. Dit vormt eveneens een taak in de komende periode.

 

Jaarlijks vindt er verslaglegging en evaluatie plaats via de daarvoor gebruikelijke kanalen in de gemeente Tiel, zoals de Jaarrekening en LIAS.

6.5 Samenwerking met andere bestuursorganen

Tiel heeft afspraken gemaakt met de betrokken partners (ODR en VRGZ) over de samenwerking bij en de afstemming van de werkzaamheden die in het kader van de Wabo en de Omgevingswet plaatsvinden. De samenwerking met andere handhavingspartners, zoals de waterschappen, de politie en het OM, vindt op basis van incidenten plaats. Wel hebben de toezichthouders van alle ketenpartners een signaleringsfunctie op alle taakvelden.

 

De ODR en VRGZ monitoren zelf hun werkzaamheden. Het beleid, uitvoeringsprogramma’s en jaarverslag van de ODR wordt afgestemd met de beleidsregisseur via het opdrachtgeversoverleg en aan het college aangeboden. Het jaarverslag van de VRGZ heeft een separaat traject.

Bijlage 1: Beleid constructieve toets aanvraag en toezicht

 

Artikel 1. Uitgangspunten niveau technische toets constructies

  • 1.

    Het toetsniveau bij het beoordelen van de constructiegegevens wordt bepaald per bouwwerktype, zoals weergegeven in tabel 1 in deze bijlage.

  • 2.

    Er gelden verschillende toetsniveaus voor de stabiliteit van de constructie en voor de overige onderdelen, overeenkomstig tabel 2 van deze bijlage.

  • 3.

    De inhoud van elk toetsniveau is weergegeven in tabel 3 van deze bijlage.

Artikel 2. Uitgangspunten controleniveau toezicht

  • 1.

    De controles in het toezicht wordt bepaald per bouwwerktype, zoals weergegeven in tabel 4 van deze bijlage.

  • 2.

    De inhoud van elk controle is weergegeven in tabel 5 van deze bijlage.

Artikel 3. Verlagen en/of verhogen van het toets- en controleniveau

  • 1.

    In geval van grote drukte is het mogelijk om het toetsniveau voor stabiliteit en toezicht van een bepaald bouwwerktype met één niveau te verlagen.

  • 2.

    Als bij het gehanteerde toetsniveau onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de constructie voldoet, kan het toetsniveau verhoogd worden.

  • 3.

    Het gehanteerde en bereikte toets- en controleniveau wordt administratief vastgelegd.

 

ALGEMENE TABEL BOUWWERKTYPE

 

TABEL 1: BOUWWERKTYPE

Nr.

Bouwwerktype (soms geen eenduidige benaming mogelijk)

Voorbeelden

Specificatie

1

Verbouwingen eenvoudig

Alleen bij woningen

Dakkapellen, dakramen, erfscheidingen, pergola's, vlaggenmasten en catalogus tuinhuisjes.

Geringe aanpassingen aan bestaande gevels

2

Bijbehorende bouwwerken eenvoudig

Alleen bij woningen

Serres, simpele uitbreidingen, overkappingen, muurdoorbraken, garages en bergingen.

Geringe invloed op bestaande constructie en omgeving

3

Bijbehorende bouwwerken complexer

Alleen bij woningen

Ingewikkelde uitbreidingen, dakopbouwen, grote bergingen, woonwagens en stallen.

Grote invloed op bestaande constructie en omgeving

4

Woningen

Exclusief verbouwingen

Vrijstaande woningen, seriematige woningen, woningen met een beroep aan huis en boerderijen.

Laagbouw, veelal particuliere eigenaren of huurders

5

Woongebouwen

Inclusief verbouwingen

Appartementsgebouwen, verzorgingshuizen en hotels.

Verzamelgebouwen voor (tijdelijk) verblijf

6

Publiektoegankelijke bouwwerken

Inclusief verbouwingen

Winkels, restaurants, sporthallen, scholen, bibliotheken, musea, theaters en bioscopen.

Gebouwen voor het ontvangen van klanten en publiek

7

Bedrijfsmatige bouwwerken

Inclusief verbouwingen

Kantoren, fabrieken en werkplaatsen.

Hoofdzakelijk eigen personeel aanwezig

8

Bouwwerken geen gebouw zijnde

Inclusief verbouwingen

Bruggen, viaducten, zendmasten, trafohuisjes, geluidsschermen en hoge constructies voor borden.

Tijdelijke grond kerende constructies, torenkranen en zwaarbelaste steigerwerken

Kunstwerken en hulpconstructies

 

 

Hulpconstructies

9a

Evenementen klein

-

Categorie B: o.a. Woodstock, Koningsdag, Smartlappenfestival, tentfeesten

Tenten, tribunes en podia

9b

Evenementen groot

-

Categorie C: Appelpop, Fruitcorso

Tenten, stellages, tribunes en podia

 

TABELLEN TOETSING CONSTRUCTIEVE TOETS

 

 

TABEL 2: TOETSNIVEAUS CONSTRUCTIES AANVRAGEN

Nr.

Type project

Stabiliteit

Overige onderdelen

1

Verbouwingen eenvoudig

0

0

2

Bijbehorende bouwwerken eenvoudig

2

1

3

Bijbehorende bouwwerken complexer

3

2

4

Woningen

3

2

5

Woongebouwen

3

3

6

Publiektoegankelijke bouwwerken

3

3

7

Bedrijfsmatige bouwwerken

3

2

8

Bouwwerken geen gebouw zijnde

3

3

9a

Evenementen klein

2

1

9b

Evenementen groot

3

1

 

 

Definitie toetsniveaus:

 

Stabiliteit: algehele stabiliteit en stabiliteit van gevels, stabiliteitsverbindingen en excentrische aansluitingen.

 

Overige onderdelen: fundering, vloeren, liggers, kolommen, bouwmuren, e.d. (meer de elementen afzonderlijk zonder voortschrijdende instorting).

 

 

TABEL 3: TOELICHTING TOETSNIVEAUS AANVRAGEN MET BIJBEHORENDE WERKZAAMHEDEN

Toetsniveau

Toelichting werkzaamheden toetsniveau

0

Geen constructieve toetsing

1

Betrouwbaarheid en volledigheid

  • Zijn de ontvangen documenten van een organisatie die over het algemeen goed werk verricht?

  • Controleren of voldoende samenhang is tussen de verstrekte gegeven en verder alleen administratief afhandelen.

2

Niveau 1 + globaal op hoofdlijnen toetsen

  • 1.

    Controles uitvoeren, zoals bij toetsniveau 1.

  • 2.

    Controleren of de uitgangspunten kloppen en dat de dimensies op tekeningen en uitkomsten in de berekeningen voldoen aan eigen verwachtingen zonder de onderbouwing inhoudelijk te toetsen. Controleren of geen belangrijke zaken ontbreken.

3

Niveau 2 + belangrijke representatieve onderdelen inhoudelijk toetsen

  • 1.

    Controles uitvoeren, zoals bij toetsniveau 1 en 2.

  • 2.

    Belangrijke representatieve en kritische uitwerkingen/details volledig controleren vanuit het tekenwerk en rekenwerk.

  • 3.

    Rekenwerk controleren door middel van een eigen berekening of door stap voor stap de ingediende berekening doorlopen.

4

Niveau 2 + alle representatieve onderdelen inhoudelijk toetsen.

  • 1.

    Controles uitvoeren, zoals bij toetsniveau 1, 2 en 3.

  • 2.

    Alle representatieve onderdelen inhoudelijk volledig controleren vanuit het tekenwerk en rekenwerk.

  • 3.

    Al het rekenwerk controleren door middel van een eigen berekening of door stap voor stap de ingediende berekening doorlopen.

 

TABELLEN TOEZICHT

 

TABEL 4: TOETSNIVEAUS TOEZICHT

Nr.

Bouwwerktype (zie Tabel 1)

1

2

3

4

5

6

7

8

9a

9b

1

Startbespreking (doornemen bouwvergunning, planning en terreininrichting)

Nee

Nee

Nee

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Nee

Ja

2

Bouwplaats inrichting / hulpconstructies (torenkraan, damwanden, e.d.)

0

0

2

2

2

3

2

2

0

0

3

Peilhoogte

0

0

2

2

2

2

2

2

0

0

4

Uitzetten

0

0

2

2

2

2

2

2

0

0

5

Funderingspalen

0

0

2

2

3

3

3

2

0

0

6

Funderingsconstructie (grondslag, funderingsstroken, vloeren, balken en poeren)

0

0

2

3

3

3

3

3

0

0

7

Kanaalplaten als verdiepingsvloer en dakvloer

0

1

1

1

2

3

2

0

0

0

8

In het werk gestorte (dak)vloeren (gietbouw en breedplaatvloeren)

0

1

1

2

3

3

2

3

0

0

9

Lichte dak- en vloerconstructies, geen hoofddraagconstructie (kapconstructies)

0

1

2

2

2

3

2

0

0

0

10

Grote lichte constructies, wel hoofddraagconstructies (bedrijfshallen, e.d.)

0

2

2

2

2

3

2

2

0

0

11

Vloer dragende wanden, kolommen, balken en lateien

0

2

2

2

3

3

2

3

0

0

12

Niet-vloer dragende wanden, kolommen, balken en lateien

0

1

1

1

1

1

1

1

0

0

13

Tentconstructie, podia, steigerwanden, verankering en ballast

0

0

0

0

0

0

0

0

1

2

14

Rioleringen, hemelwaterafvoeren en noodafvoeren

0

1

1

1

1

2

2

1

0

0

15

Visuele aanblik (maatvoering, materiaalgebruik, kleuren en welstand)

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

16

Trappen, bordessen, balkons en galerijen, inclusief maatvoering

0

1

1

1

2

3

2

0

0

0

17

Vloerafscheidingen en doorvalbeveiligingen

0

1

1

1

2

3

2

0

1

2

18

Brandcompartimenten (scheidingswanden, brandkleppen, e.d.)

1

2

3

1

3

3

3

0

0

0

19

Vluchtwegen (noodverlichting, bordjes, e.d.)

0

1

2

2

2

3

2

0

1

2

20

Installaties m.b.t. brandveiligheid (sprinkler, overdruk, ontruiming, brandmelding, e.d.)

1

2

2

2

3

3

2

0

1

2

21

Ventilatie

1

2

2

3

3

3

3

0

0

0

22

Glas(isolatie)

0

0

2

2

2

2

2

0

0

0

23

Isolatie van (dak)vloeren en wanden

0

1

2

2

2

2

2

0

0

0

24

Geluid

0

0

2

2

2

3

1

0

0

0

25

Overige installaties (elektra, water, verwarming en beveiliging)

0

0

0

2

2

2

2

0

0

0

 

TABEL 5: TOELICHTING TOETSNIVEAUS TOEZICHT MET BIJBEHORENDE WERKZAAMHEDEN

Toetsniveau

Visueel op hoofdlijnen?

Visueel op detail?

Tekeningen op hoofdlijnen?

Tekeningen op details?

0

Geen toetsing

Nee

Nee

Nee

Nee

1

Betrouwbaarheidstoets; marginaal

Alleen een vluchtige beoordeling op het oog op basis van kennis en ervaring en zonder specifieke projectinformatie

Nee

Nee

Nee

2

Globale toets; beperkte toets

Op hoofdlijnen controleren of de onderdelen plausibel zijn met algemene projectinformatie en zonder inhoudelijke toetsing

Alleen bij twijfel (in dat geval dus opschalen)

Ja

Alleen bij twijfel

3

Representatieve toets

Als bij toetsniveau 2

Alleen de belangrijkste kritische en representatieve details inhoudelijk toetsen. Bij twijfel opschalen

Ja

Ja

4

Integrale toets

Als bij toetsniveau 2

Alle kritische en representatieve details inhoudelijk toetsen

Ja

Ja

 

Bijlage 2: Beleid brandveiligheidstoets

 

Artikel 1. Uitgangspunten niveau brandveiligheidstoets

  • 1.

    Het toetsniveau bij het beoordelen van de brandveiligheid wordt bepaald per bouwwerktype, zoals weergegeven in tabel 1 in bijlage 1.

  • 2.

    Er gelden verschillende toetsniveaus voor de brandveiligheid van het bouwwerk, overeenkomstig tabel 1 van deze bijlage

  • 3.

    De inhoud van elk toetsniveau is weergegeven in tabel 2 van deze bijlage.

Artikel 2. Verlagen en/of verhogen van het toets- en controleniveau

  • 1.

    In geval van grote drukte is het mogelijk om het toetsniveau voor brandveiligheid van een bepaald bouwwerktype met één niveau te verlagen.

  • 2.

    Als bij het gehanteerde toetsniveau onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de brandveiligheid voldoet, kan het toetsniveau verhoogd worden.

  • 3.

    Het gehanteerde en bereikte toets- en controleniveau wordt administratief vastgelegd.

 

TABELLEN TOETSING BRANDVEILIGHEID

 

TABEL 1: TOETSNIVEAUS BRANDVEILIGHEID

Afd.

Bouwwerktype (zie Tabel 1, bijlage 1)

1

2

3

4

5

6

7

8

9a

9b

2.2

Sterkte bij brand

Nee

Nee

Nee

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

Nee

Ja

2.8

Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie

0

0

2

2

2

4

2

2

0

2

2.9

Beperking van het ontwikkelen van brand en rook

0

0

2

2

2

4

2

2

0

2

2.10

Beperking van uitbreiding van brand

0

0

2

2

2

4

2

2

1

4

2.11

Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook

0

0

2

2

3

4

3

2

2

4

2.12

Vluchtroutes

0

0

2

3

3

4

3

3

2

4

2.13

Hulpverlening bij brand

0

1

1

1

2

4

2

0

1

4

2.14

Hoge en ondergrondse gebouwen

0

1

1

2

3

4

2

3

2

1

 

TABEL 2: TOELICHTING TOETSNIVEAUS BRANDVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN

Toetsniveau

Toelichting werkzaamheden toetsniveau

0

Geen toetsing op brandveiligheid

1

Betrouwbaarheid en volledigheid

  • Zijn de ontvangen documenten van een organisatie die over het algemeen goed werk verricht?

  • Controleren of voldoende samenhang is tussen de verstrekte gegeven en verder alleen administratief afhandelen.

2

Niveau 1 + globaal op hoofdlijnen toetsen

  • Controles uitvoeren, zoals bij toetsniveau 1.

  • Controleren of de uitgangspunten kloppen. Controleren of geen belangrijke zaken ontbreken.

3

Niveau 2 + belangrijke representatieve onderdelen inhoudelijk toetsen

  • Controles uitvoeren, zoals bij toetsniveau 1 en 2.

  • Belangrijke representatieve en kritische uitwerkingen/details volledig controleren vanuit het tekenwerk en rekenwerk.

  • Rekenwerk controleren door middel van een eigen berekening of door stap voor stap de ingediende berekening doorlopen.

4

Bouwplan op alle brandveiligheidsvoorschriften toetsen

 

Bijlage 3: Handhaving en sanctionering

 

Interventiematrix


1

Deze plicht is door het Rijk opgelegd in de Wet VTH (2017).

2

Nota Bouw- en woningtoezicht 2005 en Integraal handhavingsbeleid 2012-2017

3

Artikel 2.2. Wabo (gemeentelijke monumenten, uitwegen, kappen)

4

Artikel 8.3b van het Bbl: “…. wordt de omgevingsvergunning alleen verleend als aannemelijk is …”

5

Artikel 5.1 van de Omgevingswet en afdeling 8.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

6

artikel 4.19 Omgevingswet

7

Overeenkomstig artikel 7.2, lid 7, sub e Bor.

8

de SWOT of sterkte-zwakteanalyse is een bedrijfskundig model dat intern de sterktes en zwaktes en in de omgeving de kansen en bedreigingen analyseert; op basis hiervan wordt vervolgens de strategie bepaald.

9

Artikel 7.4, eerste lid Besluit omgevingsrecht