Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 12 januari 2021, DOS-2020-0007953, PZH-2020-762191693, tot vaststelling van de beleidsregel voor het verlenen van ontheffing voor organische groene reststromen op grond van artikel 10:63 Wet milieubeheer (Beleidsregel organische groene reststromen Zuid-Holland) |
Citeertitel | Beleidsregel organische groene reststromen Zuid-Holland |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-01-2021 | nieuwe regeling | 12-01-2021 | DOS-2020-0007953, PZH-2020-762191693 |
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op artikel 10.63 van de Wet milieubeheer;
Overwegende dat het wenselijk is ontheffing te verlenen om in het kader van hergebruik van groene reststromen in het kader van Circulaire Economie, pilots voor het toepassen van organische groene reststromen als bodemverbeteraar en/of meststof, mogelijk te maken;
Overwegende dat het wenselijk is dat de voorwaarden voor het verlenen van een ontheffing duidelijk, transparant en voorspelbaar zijn;
Overwegende dat de Omgevingsdienst Midden-Holland op grond van het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de Omgevingsdienst Midden-Holland 2020 voor het verlenen van een ontheffing als genoemd, namens gedeputeerde staten van Zuid-Holland gemandateerd is;
Deze beleidsregel gaat over het verlenen van een ontheffing voor een pilotproject om kennis op te doen en te onderzoeken hoe, en of, de toepassing van organische groene reststromen kunnen worden gebruikt als bodemverbeteraar of als meststof.
Artikel 3 Aanwijzing van proef tot pilotproject
Artikel 4 Voorschriften aan de ontheffing
Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden, waaronder:
Deze beleidsregel treedt inwerking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin deze beleidsregel wordt geplaatst.
Den Haag, 12-01-2021
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland
drs. H.M.M. KOEK, secretaris
drs. J. SMIT, voorzitter
Bijlage 1: behorende bij artikel 3 onderdeel g van de Beleidsregel organische groene reststromen Zuid-Holland.
Toelichting behorende bij de Beleidsregel organische groene reststromen
De provincie Zuid-Holland heeft sinds 1999 een beleidsregel ten aanzien van slootdempingen, die gebaseerd is op de ontheffingsbevoegdheid van gedeputeerde staten op basis van artikel 10.63 van de Wet Milieubeheer
De provincie Zuid-Holland heeft in het kader van Circulaire Economie de behoefte om specifiek voor organische groene reststromen te onderzoeken hoe deze op een andere manier nuttig toegepast kunnen worden. Daartoe maakt de provincie ook gebruik van de ontheffingsbevoegdheid die gedeputeerde staten hebben op basis van artikel 10.63 van de Wet Milieubeheer.
Artikel 1:1 eerste lid van de Wet milieubeheer luidt:
Afvalstoffen: alle stoffen, mengsels of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Artikel 10:2 eerste lid van de Wet milieubeheer luidt:
Het is verboden zich van afvalstoffen te ontdoen door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten, anderszins op of in de bodem te brengen of te verbranden.
Artikel 10:63 tweede lid van de Wet milieubeheer luidt:
Gedeputeerde staten kunnen, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van het in artikel 10.2, eerste lid, gestelde verbod om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen, voor zover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft, en, indien het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen zich daartegen niet verzet, ontheffing verlenen van de in de artikelen 10.37 en 10.54 gestelde verboden.
Doel van de Beleidsregel organische groene reststromen
De provincie wil kennis opdoen en onderzoeken hoe, en of, organische groene reststromen kunnen worden toegepast als bodemverbeteraar of als meststof, en of, en onder welke omstandigheden, dit het verwachte positieve effect heeft op de bodemkwaliteit.
In het kader van haar circulaire ambities wil de provincie diverse pilots voor bodemverbeteraars mogelijk maken. Hiermee wil zij onderzoeken of en hoe de regionale verwerking en toepassing van (de nutriënten van) groene reststromen, kunnen bijdragen aan het verhogen van organische stof in de bodem. De meest logische perspectieven lijken om organische groene reststromen zoals bokashi1 te laten erkennen als meststof of te laten certificeren als product, zodat het niet langer als afvalstof wordt aangemerkt. Hiertoe zal er informatie moeten worden aangeleverd bij de certificerende instantie of bij het ministerie. De pilots in Zuid-Holland dienen er toe om, in landelijk verband met de Biomassa Alliantie en de Wageningen University of Research (WUR), de benodigde inzichten te verzamelen ten behoeve van beleidsbeslissingen door de Ministeries van I&W en LNV,
Kader en randvoorwaarden voor pilots
De provincie Zuid-Holland staat achter de doelstelling van de Rijksoverheid om in 2050 de Nederlandse economie circulair te krijgen. Hierdoor wordt het steeds belangrijker om de beschikbare grondstoffen zo efficiënt mogelijk te (her)gebruiken en om (nutriënten)kringlopen te sluiten zoals in de kringlooplandbouw. Door de toepassing van groene reststromen als bodemverbeteraar, wordt beoogd dat er minder gebruik van kunstmest en bodemverbeteraar nodig is. Dit betekent dat bepaalde soorten organische groene reststromen die juridisch gezien als afval bestempeld moeten worden, zoals bermmaaisel, ingezet kunnen worden als bodemverbeteraar/meststof of bouwmateriaal in plaats van verwerkt als afvalstof. Naast de milieuwinst levert dit mogelijk ook financieel voordeel op, wegens het vermijden van een deel van de transport- en verwerkingskosten (nu vooral composteren of verbranden). In het kader van een Circulaire Economie is ook inzet van het provinciale beleid dat organische reststromen zo hoogwaardig mogelijk hergebruikt kan worden en dat het verbeteren van de kwaliteit van de bodem een belangrijke randvoorwaarde is.
Belemmeringen en uitzonderingen
De huidige wet- en regelgeving lijkt een aantal gewenste toepassingen te belemmeren. Zodra iemand zich ontdoet van groenafval of het wil afgeven aan een derde, is er sprake van afval. Indien men groenafval wil toepassen op de bodem, is het stortverbod uit artikel 10.2 Wet milieubeheer van toepassing.
Er zijn wel uitzonderingsbepalingen.
Een derde optie om het groenafval toe te passen is een ontheffing van het stortverbod buiten inrichtingen op grond van artikel 10.63, lid 2 Wet milieubeheer: hiervoor zijn gedeputeerde staten het bevoegde gezag. Deze derde optie bevat de categorie onderzoeken waar door gedeputeerde staten pilots mogelijk worden gemaakt.
Zoals aangegeven zijn de beoogde pilots mogelijk als gedeputeerde staten ontheffing verlenen van het stortverbod buiten inrichtingen op grond van artikel 10.63, lid 2 Wet milieubeheer, voorzover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft, en indien het belang van een doelmatig beheer van afvalstoffen zich daartegen niet verzet. Om voor een ontheffing in aanmerking te komen dient eerst de proef bij de Omgevingsdienst Midden-Holland als pilotproject aangewezen te worden vóórafgaand aan de ontheffingsaanvraag.
De Omgevingsdienst Midden-Holland houdt voor de provincie Zuid-Holland een lijst bij met gehonoreerde pilots. Op de lijst is te zien welke onderzoeksvragen onderzocht zijn. Hiervoor wordt op landelijk niveau afgestemd met de Biomassa Alliantie / Circulair Terreinbeheer, die in samenwerking met de WUR de inzichten en onderzoeksresultaten coördineert.
Mogelijke onderzoeksvragen voor de organische groene reststroom op de ontvangende bodem hebben betrekking op:
Artikel 3, eerste en vijfde lid, artikel 4 en 5
Na accordering tot pilotproject kan bij de Omgevingsdienst Midden-Holland de ontheffingsaanvraag ingediend worden en wordt de ontheffingsprocedure gestart. De Omgevingsdienst verbindt pilot specifieke randvoorwaarden aan de ontheffing, zoals: duur van de pilot, rapportageverplichtingen, afstanden waar vandaan de organische groene reststroom mag worden aangevoerd en voorschriften tot het beëindigen van de pilot. Het indienen van een aanvraag om ontheffing betekent niet altijd dat ook een ontheffing zal worden verleend. Dit wordt steeds per geval en pilot locatie beoordeeld. Met de werkzaamheden mag niet worden begonnen voordat alle ontheffingen zijn verkregen. Indien de uitkomsten van de pilot niet in overeenstemming zijn met de doelstelling, dient het aangebrachte organische materiaal te worden verwijderd van de pilotlocatie en de bodem in oorspronkelijke staat hersteld.
Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal deze beleidsregel van toepassing zijn. De provincie beoogt met de beleidsregel een soepele overgang van provincie naar gemeente bevoegd gezag mogelijk te maken. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet gaat de ontheffingsbevoegdheid naar gemeentelijk niveau. Daarom vervalt deze beleidsregel op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, met dien verstande dat de beleidsregel van kracht blijft voor ontheffingen die voor die datum van inwerkingtreding zijn aangevraagd.