Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunschoten

Nadere regel Subsidie kinder- en peuteropvang 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regel Subsidie kinder- en peuteropvang 2021
CiteertitelNadere regel Subsidie kinder- en peuteropvang 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met de inwerkingtreding van deze nadere regel op 1 januari 2021 wordt de Nadere regel Subsidie kinder- en peuteropvang 2020 ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Bunschoten/64168/CVDR64168_1.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-01-202101-01-2021Nieuwe regeling

24-11-2020

gmb-2021-17745

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regel Subsidie kinder- en peuteropvang 2021

Burgemeester en Wethouders van Bunschoten;

 

overwegende dat

  • -

    de gemeente per 1 augustus 20201 ervoor dient te zorgen dat geïndiceerde doelgroeppeuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar een voorschools educatief aanbod van 960 uur2 over 1,5 jaar krijgen (maximaal zes uur per dag) zodat alle peuters met een goede en gelijke start – zonder achterstand – aan het basisonderwijs beginnen.

    Deze nieuwe eis geldt voor alle geïndiceerde doelgroeppeuters die vanaf 1 augustus 2020 2,5 jaar worden.

    Doelgroeppeuters die voor 1 augustus 2020 waren geplaatst, mogen het aanbod waaraan zij deelnemen continueren;

  • -

    de gemeente per 1 augustus 2020 een aanbod (maximaal 8 uur per week) organiseert voor peuters van alleenverdieners of niet-werkende ouders (huishoudens waarbij één van de partners werkt; de kostwinners), éénoudergezinnen waarbij de ouder niet werkt of huishoudens waarbij beide partners niet werken).

 

gelet op artikel 2, tweede lid en artikel 4, tweede lid van de Algemene subsidieverordening gemeente Bunschoten 2011

besluiten

 

de volgende nadere regel vast te stellen:

 

Nadere regel Subsidie kinder- en peuteropvang 2021.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regel wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening gemeente Bunschoten 2011;

  • c.

    Aanbieder: een exploitant van een kindercentrum die kinder- en/of peuteropvang in de gemeente Bunschoten aanbiedt en is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) en voldoet aan de kwaliteitseisen en regelgeving.

  • d.

    Benutte kindplaats: rekeneenheid die overeenkomt met het aantal uren per kind per jaar dat een kind daadwerkelijk een aanbieder bezoekt.

  • e.

    Doelgroeppeuter3: een kind van tweeënhalf tot en met drie jaar die een indicatie van de Jeugdgezondheidsdienst (GGD-regio Utrecht) heeft gekregen op basis van een van de volgende twee criteria:

    • 1.

      Een achterstand (of een risico op een achterstand) in de Nederlandse taalontwikkeling;

    • 2.

      Kinderen die in hun Nederlandse (taal)ontwikkeling worden bedreigd vanwege sociale factoren.

  • Deze kinderen worden uitsluitend door de jeugdgezondheidszorg geïndiceerd en hebben baat bij extra inzet van voorschoolse educatie.

  • Een doelgroeppeuter4 dient een kwalitatief voorschools aanbod (voorschoolse educatie) van 960 uur verspreid over 1,5 jaar5 te krijgen.

  • f.

    Voorschoolse educatie: uitvoering van een erkend Voorschools Educatie programma – opgenomen in de databank van de Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut – waarbij tenminste wordt voldaan aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie waarbij kinderen op gestructureerde en samenhangende wijze worden gestimuleerd bij hun ontwikkeling (taal, rekenen, sociaal-emotioneel en motorisch). Het programma is bedoeld voor kinderen vanaf 2 jaar tot de eerste dag dat zij de basisschool bezoeken.

  • g.

    Kinder- en peuteropvang: de verzorging, de opvoeding, het stimuleren van de ontwikkeling en het voorbereiden op de basisschool van peuters vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

  • h.

    Subsidienorm: een bedrag per benutte kindplaats, 40 weken per jaar, zijnde de genormeerde kosten berekend volgens het maximum uurtarief conform de regeling voor de kinderopvangtoeslag voor dagopvang

    • -

      vermeerderd met een opslag vanwege het aanbod van voorschoolse educatie wanneer het een geïndiceerde doelgroeppeuter betreft en

    • -

      verminderd met de eigen bijdrage van ouders volgens deze nadere regel.

  • Bij benutting van een kindplaats voor een gedeelte van het jaar wordt de subsidie naar rato van het aantal weken bepaald.

  • i.

    Eigen bijdrage van ouders van geïndiceerde doelgroeppeuters: de bijdrage die ouders van doelgroeppeuters kunnen betalen aan de aanbieder voor kinder- en peuteropvang

  • voor de eerste helft6 van het aantal uren voorschools educatief aanbod per week is gebaseerd op:

    • -

      de minimale eigen bijdrage op basis van de ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk’ die elk kalenderjaar wordt aangepast;

    • -

      het maximale uurtarief dat de belastingdienst hanteert bij de kinderopvangtoeslag voor ouders die hiervoor in aanmerking komen en die elk kalenderjaar wordt aangepast.

  • Voor de tweede helft7 van het aantal uren VVE-aanbod per week heft de aanbieder geen eigen bijdrage voor zover er sprake is van een doelgroeppeuter met een geïndiceerd risico op taalachterstand.

  • j.

    Eigen bijdrage van ouders van geïndiceerde doelgroeppeuters die per 1 juli 20218 voorschoolse educatie gaan volgen en aanspraak maken op kinderopvangtoeslag:

    • -

      de bijdrage die ouders van doelgroeppeuters betalen aan de aanbieder voor kinder- en peuteropvang voor de eerste 12 uren9 van het aantal uren voorschools educatief aanbod per week is gebaseerd op:

    • -

      het maximale uurtarief dat de belastingdienst hanteert bij de kinderopvangtoeslag voor ouders die hiervoor in aanmerking komen en die elk kalenderjaar wordt aangepast.

  • Voor de laatste 4 uren10 van het aantal uren VVE-aanbod per week heft de aanbieder geen eigen bijdrage voor zover er sprake is van een doelgroeppeuter met een geïndiceerd risico op taalachterstand waarbij ouders aanspraak maken op kinderopvangtoeslag.

  • k.

    Eigen bijdrage van ouders van peuters zonder (risico op een) taalachterstand: de bijdrage die ouders van peuters zonder een indicatie van de GGD voor een risico op een taalachterstand kunnen betalen aan de aanbieder voor kinder- en peuteropvang voor het eerste en tweede dagdeel (maximaal 8 uur per week); deze ouders11 kunnen geen aanspraak maken op een kinderopvangtoeslag of op een tegemoetkoming in het kader van arbeidsintegratie of voorliggende voorziening.

Artikel 2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie op grond van deze nadere regel kan worden verleend voor activiteiten van aanbieders kinder- en peuteropvang die zijn gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van peuters in de gemeente Bunschoten. Deze activiteiten voldoen aan de door de rijksoverheid gestelde eisen.

We onderscheiden de volgende activiteiten:

  • a.

    Activiteiten met een aanbod van kwalitatieve voorschoolse educatie die op gestructureerde en samenhangende wijze in de groep worden aangeboden aan geïndiceerde doelgroeppeuters;

  • b.

    Activiteiten die op gestructureerde en samenhangende wijze in de groep worden aangeboden aan peuters zonder een (geïndiceerd risico op een) taalachterstand.

Artikel 3 Doelgroepen

  • 1.

    Doelgroeppeuters die conform de doelgroepdefinitie van de gemeente Bunschoten een indicatie van de GGD hebben gekregen voor een (risico op een) taalachterstand en 960 uur verspreid over 1,5 jaar voorschoolse educatie12 krijgen aangeboden.

  • 2.

    Peuters zonder een indicatie van de GGD voor (een risico op) een taalachterstand, waarvoor geen aanspraak bestaat op de kinderopvangtoeslag of een tegemoetkoming in het kader van arbeidsintegratie en maximaal 8 uur per week naar een aanbieder van kinder- en peuteropvang gaan.

Artikel 4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bestaat uit een bijdrage aan de aanbieder per benutte kindplaats tot aan maximaal de subsidienorm. Het maximale uurtarief dat voor subsidiëring in aanmerking komt, overschrijdt nooit het uurtarief dat de betreffende aanbieder hanteert.

  • 2.

    Als subsidienorm geldt:

    • -

      het maximum uurtarief conform de regeling van de belastingdienst voor de kinderopvangtoeslag voor dagopvang (€ 8,46 per 1 januari 2021) met

    • -

      een opslag (maximaal € 3,31 per 1 januari 202113) wanneer het een geïndiceerde doelgroeppeuter betreft vanwege het kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie.

  • Per 1 januari 2022 dienen aanbieders uit de opslag alle (meer)kosten die voortvloeien uit het kwalitatief aanbod van voorschoolse educatie alsmede om aan de wet- en regelgeving te voldoen zoals deskundigheidsbevordering, scholing, observatie- en volgsystemen, registratie- en administratiesystemen, etc. te voldoen.

  • 3.

    De bedragen, waarnaar in deze nadere regel gerefereerd wordt, kunnen jaarlijks door het college worden vastgesteld in een subsidielijst en/of collegevoorstel.

Artikel 5 Verdeling van de subsidie

  • 1.

    Binnen het vastgestelde subsidieplafond (Jaarprogramma subsidies) wordt 2/3 deel bestemd voor subsidie die ten goede komt aan de activiteiten voor peuters als genoemd onder artikel 3 lid 1 in deze nadere regel;

  • 2.

    Binnen het vastgestelde subsidieplafond (Jaarprogramma subsidies) wordt 1/3 deel bestemd voor subsidie die ten goede komt aan de activiteiten voor peuters als genoemd onder artikel 3 lid 2 in deze nadere regel;

  • 3.

    Wanneer blijkt dat deze verdeling een tekort bij het ene deel alsmede een overschot bij het ander deel oplevert, dan kan het college bij de subsidieverlening, respectievelijk de subsidievaststelling, besluiten tot overheveling van het restant naar het deel dat een tekort heeft, teneinde de totale beschikbare middelen efficiënt in te zetten;

  • 4.

    Van de rijksmiddelen14Specifieke uitkering Onderwijsachterstandenbeleid’ wordt een deel ingezet dat nodig is ten behoeve van activiteiten/ondersteuning van een kwalitatief educatief aanbod voor geïndiceerde doelgroeppeuters om aan de 960-uren eis te voldoen;

  • 5.

    De gemeentelijke en de rijksmiddelen worden in samenhang ingezet.

Artikel 6 Subsidieverplichtingen

De in dit artikel genoemde verplichtingen worden in een beschikking vastgelegd.

Aan de subsidie-ontvanger als bedoeld onder artikel 1 onder c kan het college de volgende verplichtingen opleggen:

  • a.

    de aanbieder houdt een administratie bij van de doelgroepen waaruit het aantal benutte kindplaatsen per kalenderjaar blijkt met daarbij een specificatie van:

    • -

      de periode en het aantal dagen / uren waarin de (doelgroep)peuter deelneemt aan de kinder- en/of peuteropvang;

    • -

      de hoogte van de eigen bijdragen van ouders voor zover dit relevant is voor de subsidieverlening;

    • -

      of een peuter doelgroeppeuter is op basis van de afgegeven indicatiestelling door de Jeugdgezondheidszorg.

  • b.

    de aanbieder verstrekt elk kwartaal een overzicht van de berekening van de subsidiebijdrage per benutte kindplaats op basis van de door de aanbieder bijgehouden deugdelijke administratie.

  • c.

    de aanbieder werkt (pro)actief mee bij:

    • -

      het aanbieden van voorschoolse educatie van 960 uur over 1,5 jaar (maximaal 6 uur per dag) aan geïndiceerde doelgroeppeuters;

    • -

      op incidentele en strucurele basis overleggen en samenwerken met de Jeugdgezondheidszorg GGD regio Utrecht (consultatiebureau Bunschoten);

    • -

      medewerking verlenen - teneinde ouders van doelgroeppeuters toe te leiden naar deelname aan voorschoolse educatie door onder andere door een actieve benadering en het geven van voorlichting;

    • -

      het (mee) realiseren van de doorgaande leer- en ontwikkelingslijn;

    • -

      ontwikkelen, versterken en vergroten van ouderbetrokkenheid;

    • -

      het realiseren van een (warme) overdracht naar het basisonderwijs of een andere passende instelling;

    • -

      het werken met een kind- en / of ontwikkelvolgsysteem waarbij gemaakte afspraken over de inzet/resultaten worden nagekomen;

    • -

      het vastleggen en de borging van afspraken die gezamenlijk met andere betrokken partners worden gemaakt - mede in het kader van het voorkomen en het aanpakken van onderwijsachterstanden en andere relevante thema’s in het kader van de Lokale Educatieve Agenda;

    • -

      het ontplooien van activiteiten die zijn gericht op het verkrijgen van (meer) zicht op het (non)-bereik van (doelgroep)peuters;

    • -

      het samenwerken, afstemmen en overleggen met andere betrokken partners zoals het basisonderwijs, Jeugdgezondheidszorg, De Boei opvoedondersteuners (Opgroeien en Opvoeden), Sociaal Team De Lingt, Bibliotheek, etc.;

    • -

      deelname aan deskundigheidsbevordering, scholing, toetsing alsmede het ontplooien van activiteiten teneinde te (blijven) voldoen aan alle wet- en regelgeving;

    • -

      overige activiteiten die in het belang zijn voor de kwaliteit(seisen) van de uitvoering van kinderopvang en (doelgroep)peuterwerk.

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2.

    De regeling wordt aangehaald als: Nadere regel Subsidie kinder- en peuteropvang 2021.

  • 3.

    Gelijktijdig wordt op 1 januari 2021 de Nadere regel Subsidie kinder- en peuteropvang 2020 ingetrokken.

     

Bunschoten-Spakenburg,24 november 2020.

Burgemeester en wethouders,

Secretaris

drs. J.F.H.Jennekens

Burgemeester

M. van deGroep


1

Op basis van ‘Besluit van 20 september 2019 tot wijziging van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie in verband met de verhoging van het minimaal aantal uren aanbod voorschoolse educatie en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker’, gepubliceerd op 16 oktober 2019.

2

Dit is gemiddeld 16 uur per week bij 40 weken per jaar. Deze uren mogen gevarieerd (maximaal 6 uur per dag) worden aangeboden. Bijvoorbeeld aan jongere peuters drie of kortere dagdelen en oudere peuters vijf of langere dagdelen. Het is aan de instellingen om hierin maatwerk aan te bieden zolang zij aan het kwalitatieve aanbod van de 960 uur (in 1,5 jaar) voldoen waarbij maximaal 6 uur per dag meetelt. Ouders/verzorgers zijn niet verplicht om dit aanbod volledig af te nemen.

3

Dit betreft de definitie van de doelgroep voor voorschoolse educatie (doelgroeppeuters) zoals het college deze voor Bunschoten heeft vastgesteld op 6 juni 2017.

4

Dit geldt voor doelgroeppeuters die vanaf 1 januari 2020 2,5 jaar worden.

5

Hierbij geldt een maximum van 6 uur voorschoolseducatief aanbod per dag.

6

Deze uren moeten passen in de uitvoering van de eis van ‘960 uur over 1,5 jaar’. De eerste en tweede helft omvatten evenveel uren.

7

Deze uren moeten passen in de uitvoering van de eis van ‘960 uur over 1,5 jaar’. De eerste en tweede helft omvatten evenveel uren.

8

De lopende kindplaatsen op basis van artikel 1 i van deze nadere regel waarbij met 8 uur werd gerekend, vervallen hiermee automatisch als deze kinderen naar de basisschool gaan.

9

Ouders vragen voor 12 uur kinderopvangtoelag aan (1e tot en met het 12e uur). Deze uren moeten passen in de uitvoering van de eis van ‘960 uur over 1,5 jaar’.

10

Deze uren (13e tot en met het 16e uur) moeten passen in de uitvoering van de eis van ‘960 uur over 1,5 jaar’.

11

Dit worden ook wel de ‘kostwinnersgezinnen’ genoemd.

12

Hierbij geldt een maximum van 6 uur per dag.

13

Op basis van een advies van Sociaal Werk Nederland / inventarisatie Oberon over hoogtes van de verschillen in hoogte van opslagen. € 3,31 blijkt tot de gemiddelden te behoren en wordt veelal niet geïndexeerd.

14

Het Rijk stelt jaarlijks een bedrag aan gemeenten ter beschikking met als beleidsdoelstelling: Het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden in de Nederlandse taal, het voorkomen van segregatie en het bevorderen van integratie (artikel 168a, eerste en derde lid van de Wet op het Primair Onderwijs).