Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ooststellingwerf

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ooststellingwerf houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening Ooststellingwerf 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOoststellingwerf
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Ooststellingwerf houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening Ooststellingwerf 2020)
CiteertitelFinanciële verordening Ooststellingwerf 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Ooststellingwerf 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-01-202101-01-2020nieuwe regeling

16-12-2020

gmb-2021-12747

Raad 16 december 2020 nr. 15

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ooststellingwerf houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening Ooststellingwerf 2020)

De raad van de gemeente Ooststellingwerf,

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

Financiële verordening Ooststellingwerf 2020

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • c.

    BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • d.

    begroting: als gedefinieerd in het BBV, artikel 7 lid 1;

  • e.

    jaarstukken: als gedefinieerd in het BBV, artikel 24 lid 1;

  • f.

    deelproduct: hierin worden opgenomen de te bereiken resultaten, de activiteiten en de middeleninzet om te voldoen aan de beleidsdoelstellingen, de daarmee samenhangende taakstelling evenals de daartoe benodigde budgetten.

  • g.

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • h.

    investeringskrediet: een budget bestemd voor het vastleggen van vermogen in een object waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt;

  • i.

    overheidsbedrijf: als gedefinieerd in Mededingingswet artikel 25 lid g: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet samen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de thema’s per programma vast. Wijzigingen worden bij de begroting of bij voorstellen tot wijziging van de begroting doorgevoerd.

  • 3.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden de voorgeschreven onderdelen, zoals genoemd in het BBV, opgenomen.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    Het college kan voor 1 juli aan de raad een kaderbrief aanbieden met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen, waarbij geen beperkingen zijn gesteld aan de besteding.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten.

  • 4.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, dan wel wanneer in de begroting niet in de dekking is voorzien, legt het college altijd voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van twee tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente in het lopende boekjaar. Een voorjaars- en een najaarsrapportage.

  • 2.

    In de voorjaarsrapportage wordt een financiële verantwoording en een inhoudelijke verantwoording over de uitvoering van beleid opgenomen.

  • 3.

    In de najaarsrapportage wordt een financiële verantwoording over de uitvoering van beleid opgenomen.

  • 4.

    De tussentijdse rapportages gaan in op afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van een deelproduct, en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1.

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen, voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen over:

    • a.

      investeringen groter dan € 25.000;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 25.000;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties.

  • 2.

    Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen aangaat waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 25.000.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Immateriële en materiële vaste activa worden lineair afgeschreven, tenzij de raad in voorkomend geval anders besluit, en volgens de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening. De termijnen sluiten aan bij de reële gebruiksduur.

  • 2.

    In de gevallen waarin lid 1 en de bijbehorende bijlage niet voorzien, wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de reële verwachte gebruiksduur.

  • 3.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    De componentenbenadering wordt alleen toegepast voor zover de componenten benoemd zijn in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening.

  • 5.

    Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd, tenzij de grond de functie van openbare ruimte krijgt.

  • 6.

    Activa met maatschappelijk nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 250.000 worden niet geactiveerd.

  • 7.

    Afschrijvingstermijnen worden zo bepaald dat de boekwaarde aan het eind van de afschrijvingstermijn nihil is.

  • 8.

    In afwijking van artikel 8 lid 7 wordt bij investeringen in bedrijfsgebouwen een restwaarde gehanteerd. Deze restwaarde bedraagt maximaal 50% van de WOZ waarde na investering.

  • 9.

    De eerste afschrijving vindt plaats in het jaar na het gereedkomen van het actief.

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Jaarlijks, bij de vaststelling van de Jaarstukken, wordt in principe de ‘Nota reserves en voorzieningen’ vastgesteld.

  • 2.

    Deze nota maakt onderdeel uit van de Jaarstukken als toelichting op de reserves en voorzieningen en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

Artikel 10. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten. De overhead wordt uitgedrukt in een percentage van de directe salariskosten.

Artikel 11. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en overige leges en tarieven.

Artikel 13. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan een jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Het verstrekken van leningen, garanties, borgstellingen en risicodragend kapitaal wordt uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak nadat de gemeenteraad hierover is gehoord.

  • 3.

    Het college motiveert in zijn besluit het publieke belang en bedingt indien mogelijk zekerheden of garanties.

  • 4.

    Het overschot aan liquide middelen wordt, overeenkomstig artikel 2 van de Wet financiering decentrale overheden, aangehouden in ’s Rijks schatkist.

  • 5.

    De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsprognose (looptijd tot een jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar. Deze planning wordt minimaal twee keer per jaar opgesteld.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 14. Lokale heffingen, Weerstandsvermogen & risicobeheersing, Financiering, Bedrijfsvoering en Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen & risicobeheersing, financiering, bedrijfsvoering en verbonden partijen de verplichte onderdelen op als gedefinieerd in het BBV.

Artikel 15. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV op.

  • 2.

    Het college informeert de raad ten minste eenmaal per raadsperiode over de onderhoudsplannen openbare ruimte. De plannen geven het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, wegen, civieltechnische kunstwerken en openbare verlichting.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de vijf jaar een gemeentelijk rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 4.

    Het college informeert de raad ten minste eenmaal per raadsperiode over de onderhoudsplannen voor gebouwen (sportaccommodaties en overige gebouwen). De plannen bevatten voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen.

Artikel 16. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het BBV op.

  • 2.

    Het college biedt de raad eenmaal per raadsperiode een “Nota Grondbeleid” aan. Met het oog op relevante wettelijke wijzigingen kan hiervan worden afgeweken. De raad stelt de nota vast.

  • 3.

    Het college kan strategische aankopen verrichten tot een bedrag van € 1.000.000 per jaar. De voorwaarden om het krediet aan te mogen spreken staan in de “Nota Grondbeleid”.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 17. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en overige balansposten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 18. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

    opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 19. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 20. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De financiële verordening gemeente Ooststellingwerf 2017 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de financiële verordening gemeente Ooststellingwerf 2005 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2020 en is van toepassing op alle planning en control documenten die vanaf het begrotingsjaar 2020 tot stand komen;

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Ooststellingwerf 2020.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 16 december 2020.

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage I afschrijvingstermijnen bij artikel 8 – Waardering en afschrijving vaste activa

 

Omschrijving

Afschrijvingstermijn

 

1. Immateriële activa

1.1 Kosten voor onderzoek en ontwikkeling (niet toe te rekenen aan een actief)

5

1.2 Bijdrage activa in eigendom van derden

Divers

2. Gebouwen

2.1 Nieuwbouw gebouwen (inclusief onderwijs)

40

2.2 Renovatie, restauratie, aankoop woonruimten en bedrijfsgebouwen

25

2.3 Ingrijpende bouwkundige aanpassingen

40

2.4 Uitbreidingen/verbouwingen bestaande activa

20

2.5 Kantoorinventaris, schoolmeubilair, onderwijsleerpakketten, gebruiksduur verlengend

groot onderhoud woonruimten en bedrijfsgebouwen

10

3. Grond-, weg-, en waterbouwkundige werken

3.1 Rioleringen en milieumaatregelen

50

3.2 Bouwkundige delen van gemalen, persleidingen

45

3.3 Mechanisch/elektrisch gedeelte pompen en gemalen riolering

25

3.4 Aanleg begraafplaatsen en vaarten

40

3.5 Oevervoorzieningen

15

4. Vervoer- en hulpmiddelen

4.1 Zware vrachtauto’s, minikraan, aanhangwagens

10

4.2 Zware tractoren, grote houtversnipperaars

9

4.3 Sneeuwploegen, schaftwagens, aanhangstrooiers

15

4.4 Maaimachines

6

4.5 Lichte bestelauto’s

5

4.6 Zwaardere bestelauto’s

7

4.7 Opzetstrooiers

10

5. Machines, apparaten en installaties

5.1 Telefooninstallaties, veiligheidsvoorzieningen

10

5.2 Technische installaties bedrijfsgebouwen (lift, c.v.)

15

5.3 Automatiseringsapparatuur (hardware en software)

5

6. Grond-, weg en waterbouwkundige werken (maatschappelijk nut)

6.1 Wegen, bruggen, viaducten, walbeschoeiing

15

6.2 Betonnen wegen, betonnen fietspaden, betonnen en kunststof bruggen

50

6.3 Stalen bruggen

25

6.4 Houten (fiets-) bruggen

25

6.5 Verkeersinstallaties, bushaltes

10

6.6 Armaturen straatverlichting

20

6.7 Lichtmasten

40