Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eemsdelta

Verordening Jeugdhulp gemeente Eemsdelta 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEemsdelta
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdhulp gemeente Eemsdelta 2021
CiteertitelVerordening jeugdhulp gemeente Eemsdelta 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  3. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1 van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-01-202101-01-2021nieuwe regeling

04-01-2021

gmb-2021-9507

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Eemsdelta 2021

De raad van de gemeente Eemsdelta,

Gezien het voorstel van de Stuurgroep Herindeling Eemsdelta d.d. 3 december 2020;

Gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

overwegende dat:

De Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij:

het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt; en dat

het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

de door het college te verlenen algemene voorzieningen en individuele voorzieningen,

met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening,

over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen,

de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld,

voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet,

en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

overwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

besluit

vast te stellen, de volgende verordening:

Verordening Jeugdhulp gemeente Eemsdelta 2021

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Andere voorziening: een voorziening voor zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen die niet valt onder de Jeugdwet;

    • b.

      Algemene voorziening: met algemene voorziening wordt hetzelfde bedoeld als met de term 'overige voorziening' in de Jeugdwet. Het gaat om jeugdhulp die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

    • c.

      Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die ouders doorgaans aan kinderen bieden;

    • d.

      Hulpvraag: de behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, zoals in artikel 2.3, lid 1 van de wet staat;

    • e.

      Jeugdige: iemand die nog geen 18 is of iemand die ouder is, maar toch onder de jeugdwet valt zoals staat beschreven in artikel 1.1 van de wet.

    • f.

      Individuele voorziening: een jeugdhulpvoorziening die niet rechtstreeks toegankelijk is en die is toegesneden op de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouders.;

    • g.

      Informele ondersteuning: ondersteuning, ingekocht met een PGB, die wordt verleend door een niet-professional uit het sociale netwerk.;

    • h.

      Formele ondersteuning: ondersteuning die niet door het netwerk verleend wordt;

    • i.

      Melding: melding van een hulpvraag;

    • j.

      Ouder: iemand die de jeugdige verzorgt en opvoedt zoals staat beschreven in artikel 1.1 van de wet;

    • k.

      PGB: een persoonsgebonden budget op grond van artikel 8.1.1 van de wet. Met dit budget kan de jeugdige of zijn ouders jeugdhulp inkopen;

    • l.

      Sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de jeugdige of zijn ouders een sociale relatie onderhouden;

    • m.

      Wet: Jeugdwet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet anders worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene verordening gegevensbescherming.

 

HOOFDSTUK 2 – VORMEN VAN JEUGDHULP

 

 

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende algemene voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Versterken van de sociale omgeving:

      • i.

        Algemene (ook digitale) informatieverstrekking over ontwikkelingsbehoeften van jeugdigen en opvoedingsvragen van opvoeders;

      • ii.

        Activiteiten om de sociale omgeving te versterken, zoals het stimuleren en faciliteren van initiatieven van de informele netwerken, steuncontacten tussen (groot-)ouders of jongeren die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders om elkaar te ontmoeten;

      • iii.

        Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

      • iv.

        Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden;

      • v.

        Mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.

    • b.

      Basisondersteuning:

      • i.

        Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

      • ii.

        Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

      • iii.

        Ondersteuning en lichte hulp die aansluit bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het gaat om activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

      • iv.

        Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  • 2.

    De volgende individuele voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

      • i.

        Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige of gezinssysteem;

      • ii.

        Langdurige ‘leun en steun’ contacten;

      • iii.

        Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

      • iv.

        Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen (integrale trajecten).

    • b.

      Intensieve ondersteuning:

  • i.

    Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel of rehabilitatie;

  • ii.

    Intensieve dagbehandeling op maat;

  • iii.

    Inzet van een (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van jeugdigen buiten de gewone leef/gezinssituatie;

  • iv.

    Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties);

  • v.

    Gedwongen jeugdhulp en dwang- en drangtrajecten;

  • vi.

    Specialistische diagnostiek.

 

HOOFDSTUK 3 – PROCEDURE

 

 

Artikel 3 Toegang algemene voorzieningen en individuele voorzieningen

  • 1.

    Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of na een beperkte toegangsbeoordeling.

  • 2.

    Jeugdigen of ouders kunnen in aanmerking komen voor een individuele voorziening wanneer zij op eigen kracht, met gebruikelijke zorg, met hulp van andere personen uit het sociale netwerk, of met gebruik van algemene voorzieningen en andere voorzieningen de hulpvraag niet kunnen verminderen of wegnemen.

 

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via huisarts, medisch specialist of jeugdarts

Het college zorgt voor de inzet van gecontracteerde jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, voor zover deze jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

 

Artikel 5 Toegang jeugdhulp gecertificeerde instellingen of strafrechtelijke beslissingen

Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig vindt bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Ook zorgt het college voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur van de justitiële jeugdinrichting (JJI) of de selectiefunctionaris van de JJI nodig vindt bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.

 

Artikel 6 Toegang jeugdhulp via gemeente, melding van de hulpvraag

  • 1.

    Jeugdigen of ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk (mogelijk digitaal).

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp zoals staat beschreven in hoofdstuk 6 van de wet. Het college legt de beslissing over de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een plan van aanpak.

 

Artikel 7 Vooronderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle gegevens over de jeugdige en zijn situatie die nodig zijn voor het onderzoek en beschikbaar zijn en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij biedt het college de jeugdige of zijn ouders de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan zoals in artikel 1.1 van de wet staat beschreven, op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom vragen, zorgt het college voor ondersteuning bij het maken van een familiegroepsplan.

  • 2.

    Voor het gesprek leveren de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en documenten die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders laten een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht zien.

  • 3.

    Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in lid 1 en lid 2.

 

Artikel 8 Clientondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat de jeugdige of zijn ouders een beroep kunnen doen op kosteloze (onafhankelijke) cliëntondersteuning, waarbij het belang van de jeugdige of zijn ouders het uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de jeugdige of zijn ouders voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van de gratis (onafhankelijke) cliëntondersteuning.

 

Artikel 9 Gesprek

  • 1.

    Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag.

  • 2.

    Naar aanleiding van de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouders worden de opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problematiek in kaart gebracht, zo nodig door een specifieke jeugdhulpdeskundige waarbij de expertise van de deskundige kenbaar wordt gemaakt aan de jeugdige of zijn ouders.

  • 3.

    Vervolgens wordt, zo nodig met hulp van een specifieke jeugdhulpdeskundige, vastgesteld welke jeugdhulp noodzakelijk is. Daarbij wordt gekeken naar:

    • a.

      Het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • b.

      Het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • c.

      De mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • d.

      De mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;

    • e.

      De mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • f.

      De in te zetten jeugdhulp wordt afgestemd op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen volgens de samenwerkingsafspraken op grond van hoofdstuk 5 van deze verordening;

    • g.

      Hoe rekening wordt gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders; en

    • h.

      De mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 4.

    Op basis van lid 3 a t/m h wordt een plan van aanpak gemaakt. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, zoals vermeld in artikel 7, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en informeert hen over de verwerking van hun persoonsgegevens en vraagt voor zover nodig aanvullende toestemming.

  • 6.

    Wanneer de te onderzoeken gegevens al voldoende bekend zijn bij het college, kan het college in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

 

Artikel 10 Verslag

  • 1.

    Het college zorgt voor een schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 9 van deze verordening.

  • 2.

    Binnen 10 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek dan wel de integrale vraag analyse, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het dossier toegevoegd.

 

Artikel 11 Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen of ouders en professionals werkzaam binnen gecontracteerde instellingen kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college kan het ondertekend verslag van het gesprek, dan wel het ondertekende plan van aanpak, aanmerken als een aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag of plan van aanpak hebben aangegeven.

  • 3.

    Als de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening in natura niet passend vinden, kan de jeugdige of zijn ouders een aanvraag doen voor een PGB.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels over de gegevens en de motivering die de jeugdige of zijn ouders moeten vermelden bij een aanvraag voor een PGB.

  • 5.

    Als de jeugdhulp wordt aangevraagd voor een ander dan de aanvrager, is de instemming van de jeugdige of zijn ouders voor wie de jeugdhulp wordt aangevraagd nodig.

 

Artikel 12 Toekenning individuele voorzieningen

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag of uit het gesprek wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      Op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      Geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene of andere voorziening, of

    • c.

      Geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, mogelijk gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Het college kent ook een individuele voorziening toe voor zover voor de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 4 en 5 van deze verordening, is afgegeven.

 

Artikel 13 Regels voor PGB

  • 1.

    Het college verstrekt een PGB volgens de regels van artikel 8.1.1. van de wet.

  • 2.

    Aanvullend op de regels van artikel 8.1.1.van de wet verstrekt het college geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3.

    Een PGB wordt in principe niet verstrekt voor:

    • a.

      Spoedzorg;

    • b.

      Voortgezette diagnostiek;

    • c.

      Pleegzorg;

    • d.

      Ondersteuningsinkopen buiten EU-landen.

  • 3.

    Een PGB mag alleen besteed worden aan een individuele voorziening zoals bedoeld in artikel 2.2 en niet aan bijkomende kosten of gebruikelijke zorg, tenzij dit expliciet is bepaald bij nadere regeling of in de beschikking.

  • 4.

    Een jeugdige aan wie een PGB wordt verstrekt kan diensten betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als vaststaat dat deze hulpverlener in staat is tot het verrichten van de zorg op kwalitatieve, doelmatige en veilige wijze.

  • 5.

    Een individuele voorziening vanuit een PGB kan uitsluitend worden verstrekt aan een persoon die behoort tot het sociale netwerk indien deze persoon:

    • a.

      Voor zijn diensten niet meer pgb betaald krijgt dan door het college vastgestelde tarief voor informele zorg;

    • b.

      Niet heeft aangegeven dat de zorg aan de ontvanger van het PGB hem te zwaar valt.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de aan het PGB verbonden voorwaarden en verplichtingen.

 

Artikel 14 Hoogte en opbouw van het PGB bij jeugdhulpvoorziening, tegemoetkoming en onkostenvergoeding

  • 1.

    De hoogte van het PGB wordt vastgesteld aan de hand van:

    • a.

      Een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe hij het PGB gaat besteden;

    • b.

      Op basis van door het college vastgestelde tarieven zoals beschreven in lid 2 en lid 3 van dit artikel.

  • 2.

    De PGB-tarieven worden berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, van derden te betrekken:

    • a.

      Het tarief van een PGB voor formele ondersteuning wordt in beginsel vastgesteld op 60 tot 80 procent van het door het RIGG (Regionale Inkoop Organisatie Groninger Gemeenten) vastgestelde maximumtarief voor producten jeugdhulp in natura, tenzij daarmee redelijkerwijs geen toereikende voorziening kan worden ingekocht;

    • b.

      De PGB-tarieven voor ondersteuning vanuit het sociaal netwerk zijn tenminste gebaseerd op het wettelijk minimumloon;

  • 3.

    Het college stelt bij besluit PGB tarieven vast voor individuele voorzieningen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen dienstverlening door professionals en door sociaal netwerk.

  • 4.

    De tegemoetkoming voor hulp uit het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 8ab van de Regeling Jeugdwet kan worden toegekend voor informele hulp in de vorm van logeervoorziening / kortdurend verblijf.

  • 5.

    Naast de tegemoetkoming kan voor informele hulp in de vorm van logeervoorziening / kortdurend verblijf een onkostenvergoeding per etmaal worden toegekend voor levensmiddelen en vervoer.

  • 6.

    De hoogte van de tegemoetkoming en de onkostenvergoeding wordt bepaald aan de hand van een door het college vast te stellen bedrag per etmaal.

 

Artikel 15 Beschikking

  • 1.

    Als de jeugdige of zijn ouders een aanvraag indienen voor een individuele voorziening, in de vorm van ZIN of een PGB, dan legt het college de te verlenen individuele voorziening of het afwijzen daarvan, vast in een beschikking.

  • 2.

    Het college kan over de inhoud van de beschikking nadere regels stellen.

 

HOOFDSTUK 4 - HERZIENING, INTREKKING, TERUGVORDERING EN CONTROLE

 

 

Artikel 16 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Een jeugdige of zijn ouders stellen het college op de hoogte van wijzingen in hun persoonlijke situatie die van invloed kunnen zijn op de beslissing over de toekenning van een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een beslissing over de toekenning van een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      De jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      De jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      De individuele voorziening niet meer toereikend is;

    • d.

      De jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van een individuele voorziening of aan de voorwaarden voor het PGB; of

    • e.

      De jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan wel hebben gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van lid 2 sub a. of lid 2 sub e. heeft ingetrokken, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft of degene die het PGB voor een ander doel heeft gebruikt dan bestemd, de gehele of gedeeltelijke geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten PGB.

  • 4.

    Een besluit tot toekenning van een individuele voorziening kan worden ingetrokken, als de jeugdige of zijn ouders zich niet binnen drie maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder.

  • 5.

    Een besluit tot toekenning van een PGB kan worden ingetrokken als blijkt dat het PGB binnen drie maanden na uitbetaling niet is gebruikt voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Het college onderzoekt, mogelijk steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

 

HOOFDSTUK 5 - AFSTEMMING MET ANDERE VOORZIENINGEN

 

 

Artikel 17 Gezondheidszorg

Het college stemt af met huisartsen en andere partners binnen de gezondheidszorg over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel g van de wet plaatsvindt.

 

Artikel 18 Gecertificeerde instellingen.

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de wet;

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit over inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 2.

    Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken uit het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de wet.

 

Artikel 19 Justitiedomein

Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet.

 

Artikel 20 Voorschoolse voorzieningen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de (brancheorganisatie van) instellingen voor kinderopvang over:

    • a.

      de afstemming tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2, leerplicht en het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen op de scholen;

    • b.

      de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor jeugdigen en hun ouders;

    • c.

      de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;

    • d.

      de gezamenlijke zorgarrangementen en de toegang hiertoe.

  • 2.

    Het college en de brancheorganisatie leggen de afspraken uit het eerste lid vast in de zorgroute onderwijs.

 

Artikel 21 Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over het afstemmen van de inzet van algemene en individuele voorzieningen.

 

Artikel 22 Onderwijs

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de samenwerkingsverbanden (speciaal) primair en (speciaal) voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs over:

    • a.

      de afstemming tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 2, leerplicht en het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen op de scholen;

    • b.

      de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor leerlingen en hun ouders;

    • c.

      de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;

    • d.

      de gezamenlijke onderwijszorgarrangementen en de toegang hiertoe.

  • 2.

    Het college en de samenwerkingsverbanden (speciaal) primair en (speciaal) voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs leggen de afspraken uit het eerste lid vast.

 

Artikel 23 Wmo‐voorzieningen

  • 1.

    Het college zorgt voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Het college zorgt voor een goede afstemming van de voorzieningen voor jeugdigen of hun ouders op grond van deze verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 3.

    Het college zorgt voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

  • 4.

    Wanneer het voor afstemming in een individueel geval nodig is om gegevens te delen, informeert het college de jeugdige of zijn ouders over de verwerking van hun persoonsgegevens en vraagt indien nodig aanvullende toestemming.

 

Artikel 24 Voorzieningen Participatiewet

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en (re‐)integratievoorzieningen voor jeugdigen op grond van de Participatiewet, waaronder leerwerktrajecten.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen op grond van de Participatiewet en aanvullend minimabeleid.

  • 3.

    Wanneer het voor afstemming in een individueel geval nodig is om gegevens te delen, informeert het college de jeugdige of zijn ouders over de verwerking van hun persoonsgegevens en vraagt indien nodig aanvullende toestemming.

 

HOOFDSTUK 6 - VERHOUDING PRIJS EN KWALITEIT

 

 

Artikel 25 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel; en

  • f.

    kwaliteitseisen zoals gezamenlijk opgesteld met de Regionale Inkooporganisatie Groninger Gemeenten (RIGG).

 

HOOFDSTUK 7 - VERTROUWENSPERSOON, KLACHTEN EN MEDEZEGGENSCHAP

 

 

Artikel 26 Vertrouwenspersoon

Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

 

Artikel 27 Klachtenregeling

De gemeentelijke klachtregeling is ook van toepassing op de afhandeling van klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

 

Artikel 28 Betrekken van ingezetenen bij het beleid – Adviesraad sociaal domein

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen in de gelegenheid om voorstellen voor het jeugdbeleid te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over de verordening en beleidsvoorstellen betreffende het jeugdbeleid en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede lid, betreffende de uitvoering van de Adviesraad sociaal domein.

 

HOOFDSTUK 8 - SLOTBEPALINGEN

 

 

Artikel 29 Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

 

Artikel 30 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De volgende verordeningen en de daarop gebaseerde regelingen en beleidsregels worden per 1 januari 2021 ingetrokken:

    • a.

      de Verordening Jeugdhulp gemeente Delfzijl 2018, vastgesteld in de vergadering van de raad van 27 september 2018;

    • b.

      de Verordening Jeugdhulp gemeente Appingedam 2018, vastgesteld in de vergadering van de raad van 27 september 2018; en

    • c.

      de Verordening Jeugdhulp gemeente Loppersum 2018, vastgesteld in de vergadering van de raad van 2 juli 2018.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp 2018 zoals aangehaald in het eerste lid aanhef en onder a, b of c en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp 2018 zoals aangehaald in het eerste lid aanhef en onder a, b of c, wordt beslist met inachtneming van die verordening en de daarop gebaseerde regelingen.

 

Artikel 31 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2021.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Eemsdelta 2021.

 

 

 

Eemsdelta, 4 januari 2021

De raad voornoemd,

T.G.C. Kramer-Klein G.Beukema

Griffier Voorzitter