Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eemsdelta

Financiële verordening 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEemsdelta
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening 2021
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Eemsdelta 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-01-202101-01-2021nieuwe regeling

04-01-2021

gmb-2021-8795

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening 2021

De raad van de gemeente Eemsdelta,

gelezen het voorstel van de Stuurgroep Herindeling Eemsdelta

d.d 3 december 2020,

gelet op artikel van de Gemeentewet,

besluit

vast te stellen, de volgende verordening:

 

Financiële verordening 2021

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de gemeentelijke organisatie en verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • Doelmatigheid: het streven om met een zo beperkt mogelijke inzet van de beschikbare middelen het gewenste resultaat te bereiken.

  • Doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden bereikt.

  • Financiële organisatie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van de gemeentelijke organisatie, om te komen tot een goed inzicht in:

  • de financieel-economische positie;

  • het financiële beheer;

  • de uitvoering van de begroting;

  • het afwikkelen van vorderingen en schulden;

  • alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

    • Financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en de uitoefening van rechten van de gemeente.

    • Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

    • Verbonden partijen: die partijen waarmee de gemeente een bestuurlijke relatie heeft én waarin zij een financieel belang heeft.

 

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2. Financiële beleidscyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college de raad een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college aan de raad en het vaststellen door de raad van de volgende documenten:

  • a.

    Richtlijnen en uitgangspunten voor de begroting voor het volgende begrotingsjaar (aanbieding aan presidium);

  • b.

    Jaarstukken;

  • c.

    Kadernota;

  • d.

    Tussentijdse rapportage(s);

  • e.

    Begroting met de meerjarenraming.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode de volgende onderdelen vast:

    • a.

      De programma-indeling.

    • b.

      De taakvelden per programma.

    • c.

      De beleidsindicatoren per programma. Deze bevatten ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

    • d.

      De onderwerpen waarover de raad in extra paragrafen kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd, naast de verplichte paragrafen.

  • 2.

    Per nieuwe investering wordt in de begroting het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5.

    In de begroting en in de jaarrekening worden incidentele baten en/of lasten groter dan € 50.000 nader toegelicht.

 

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt de raad een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt dit voorstel vast.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Het college informeert de raad als ze verwacht:

    • a.

      dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden

    • b.

      dat de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden.

  • De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en/of het bijstellen van het beleid.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet met een dekkingsvoorstel aan de raad voor.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van twee rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.

  • 2.

    Een tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid

  • 3.

    In een tussenrapportage wordt ingegaan op afwijkingen van de baten en de lasten per taakveld groter dan € 50.000 en/of de afwijkingen in de investeringskredieten groter dan € 50.000.

  •  

Artikel 7. Informatieplicht

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen in een aantal voorkomende gevallen, zoals hieronder benoemd en waarvan de kaders zijn vastgelegd in de genoemde beleidsnota's:

  • a.

    investeringen boven een maximum, zoals vastgelegd in de nota Waardering & Afschrijving vaste activa;

  • b.

    aankoop en verkoop van goederen en diensten boven een maximum, zoals vastgelegd in het inkoop- en aanbestedingsbeleid;

  • c.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, zoals vastgelegd in de verordening garantstellingen.

 

Artikel 8. EMU saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het college stelt periodiek de nota Waardering & afschrijving materiële vaste activa vast. In deze nota wordt het beleid van de gemeente Eemsdelta vastgelegd. Hierin is onder meer het beleid opgenomen ten aanzien van de volgende punten:

  • a.

    de grondslagen voor waardering en activering van materiële vaste activa;

  • b.

    de afschrijvingsmethode en –termijnen van materiële vaste activa;

  • c.

    het moment waarop de afschrijving van materiële vaste activa begint.

    • 1.

      Voor de exacte afschrijvingstermijn en –methode per actief stelt het college een tabel vast, onderhoudt deze en past deze toe. De raad wordt geïnformeerd over de afschrijvingstabel.

    • 2.

      Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel aan de raad voor.

 

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van inschatting van oninbaarheid.

 

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad periodiek een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld. De volgende onderdelen worden behandeld:

    • a.

      de visie op het beleid van reserves en voorzieningen;

    • b.

      de vorming en besteding van reserves;

    • c.

      de maximale omvang en looptijd van reserves;

    • d.

      de rentetoerekening aan reserves;

    • e.

      het doel van reserves en voorzieningen;

    • f.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 2.

    De raad stelt de nota "Reserves en voorzieningen" vast.

  • 3.

    Nieuwe reserves worden ingesteld bij expliciet raadsbesluit.

  • 4.

    Het instellen van nieuwe voorzieningen is een bevoegdheid van het college;

  • 5.

    Het doen van stortingen in en onttrekkingen aan een voorziening is een bevoegdheid van het college.

 

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde (integrale) kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Voor de definitie van overhead wordt aangesloten bij de in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) weergegeven definitie.

  • 3.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten, worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten, welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, alsmede aan de grondexploitatie, investeringen of werken voor derden binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en toegerekend aan die activiteiten.

  • 5.

    De tarieven voor afvalstoffenheffing, rioolheffing en de leges worden extracomptabel berekend o.b.v. een opslagpercentage voor overhead op de directe formatiekosten.

  • 6.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 7.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 8.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zevende lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.

  • 9.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

 

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

 

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het college doet de raad jaarlijks tijdens de begroting een voorstel over de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, heffingen, rechten, leges en marktgelden.

 

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt alleen gebruik gemaakt van financiële derivaten als voldaan is aan de voorwaarden zoals opgenomen in het Treasurystatuut.

  • 2.

    De raad stelt het treasurystatuut vast.

  • 3.

    Bij het uitoefenen van de financieringsfunctie handelt het college conform het treasurystatuut.

  • 4.

    De raad stelt de verordening garantstellingen vast.

 

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen over op grond van artikel 10 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

 

Artikel 17. Financiering

De paragraaf Financiering bij de begroting en de jaarstukken op grond van artikel 13 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, is tevens een verantwoording van het college over de uitvoering van het treasurystatuut.

 

Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen over op grond van artikel 11 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

 

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang van het achterstallig onderhoud (voor zover van toepassing) wegen, riolering, water, openbaar groen, gebouwen.

 

Artikel 20. Bedrijfsvoering

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Bedrijfsvoering de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten provincies en gemeenten.

 

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten provincies en gemeenten.

 

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf grondbeleid naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      grondexploitatiecomplexen met een looptijd langer dan 10 jaar (richttermijn);

    • b.

      de toegerekende rente.

  • 2.

    De gehanteerde disconteringsvoet voor het berekenen van de contante waarde ten behoeve van het treffen van een verliesvoorziening bij verlieslatende grondexploitaties.

  • 3.

    De te verwachten resultaten in de paragraaf grondbeleid zijn opgenomen tegen nominale waarde.

 

Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatieonderdelen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over de uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

 

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

 

Artikel 25. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vijf jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De financiële Verordeningen:

  • a.

    "Financiële verordening gemeente Appingedam 2017", vastgesteld op 16 februari 2017

  • b.

    "Financiële verordening gemeente Delfzijl 2017", vastgesteld op 10 november 2016

  • c.

    "Financiële verordening van de gemeente Loppersum 2019", vastgesteld op 25 februari 2019

worden ingetrokken, met dien verstande zij van toepassing blijven op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

 

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Financiële verordening gemeente Eemsdelta 2021".

 

 

 

 

 

 

Eemsdelta, 4 januari 2021

De raad voornoemd,

T.G.C. Kramer-Klein G.Beukema

Griffier Voorzitter

Toelichting op de artikelen

 

Artikel 1. Begripsbepaling

Voor de leesbaarheid en het begrip van de volgende artikelen zijn een aantal begrippen gedefinieerd. Het begrip administratie is gedefinieerd ten behoeve van artikel 23 van de verordening. Het begrip afdeling is gedefinieerd ten behoeve van de artikelen 23 en 24 van de verordening.

 

Artikel 2. Financiële beleidscyclus

De invulling van de beleidscyclus staat onder invloed van een groot aantal inhoudelijke en praktische factoren. Zo beïnvloedt de start van een nieuwe bestuursperiode met een nieuw programma de invulling van de cyclus. Ook goede aansluiting op essentiële externe ramingsinformatie is een belangrijke factor.

Hoewel bepaalde onderdelen, mede door wettelijke termijnen, redelijk vastliggen, vraagt de precieze invulling van de cyclus en vooral de verbinding tussen de verschillende instrumenten afstemming tussen college en raad. In de beleidscyclus staat de kaderstelling in meerjarig financieel perspectief centraal.

De financiële beleidscyclus wordt jaarlijks vooraf in het presidium voorgelegd en afgestemd.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het artikel schrijft voor, dat de baten en lasten onder de programma’s in de begroting per taakveld worden weergegeven.

In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen, dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten mogelijk te maken. Bij investeringen moet ook worden gedacht aan grondexploitaties.

Het derde lid bepaalt, dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en meerjarenraming voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt.

In het vierde lid wordt voor de jaarrekening het inzicht in de uitputting van investeringskredieten geregeld.

In het vijfde lid is opgenomen, conform de aanbeveling van de commissie BBV, vanaf welk bedrag de incidentele baten en lasten (separaat) worden toegelicht.

 

Artikel 4. Kaders begroting

Artikel 4 biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staan een aantal die het college bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen. Dit in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV.

Het artikel bepaalt, dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een document vaststelt, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. Deze kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Deze systematiek wordt in veel gemeenten toegepast en deze nota draagt de naam kadernota.

 

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

Artikel 5 bevat regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet). De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Autorisatie door de raad van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma's (eerste lid).

Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties. Ook uitgaven voor investeringen moeten door de raad worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (tweede lid). Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven, welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

Het college dient dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.

Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussenrapportages (vierde lid).

Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel, die bij het opstellen van de begroting niet waren voorzien. Het zesde lid van het artikel regelt de autorisatie van de investeringskredieten anders dan bij vaststelling van de begroting. Dus ook voor investeringen die pas in de loop van het begrotingsjaar worden voorzien.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

De tussenrapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad. Op basis van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Er is gekozen voor twee tussentijdse rapportage.

Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage.

Het derde lid bepaalt, welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college in de tussenrapportages moet toelichten.

 

Artikel 7. Informatieplicht

In artikel 7 van de financiële verordening is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

In artikel 7 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden.

De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen.

Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.

 

Artikel 8. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd, dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan de gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

In het artikel is opgenomen, dat het college de raad informeert als de gemeente van het Rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

 

Artikel 9. Waardering & afschrijving vaste activa

In het tweede lid, onder a, van artikel 212 van de Gemeentewet is opgenomen, dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven. Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële vaste activa wordt verwezen naar de nota waardering en afschrijving van materiële vaste activa. Naast de methodiek zijn de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën immateriële vaste activa, materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met maatschappelijk nut opgenomen.

 

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening de hoogte van deze voorziening.

 

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Het eerste lid bepaalt, dat het college periodiek een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen. Voor de bepalingen over reserves en voorzieningen wordt verwezen naar de nota reserves en voorzieningen.

 

Artikel 12. Kostprijsberekening

Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.

Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 is een eenduidige definitie gegeven van het begrip 'overhead' en is bepaald dat de overheadkosten apart moeten worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.

Het eerste lid van artikel 12 bepaalt, dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden vastgelegd en dat de kostprijzen bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van (vaste) activa die voor desbetreffende rechten en heffingen en voor de desbetreffende goederen, werken en diensten worden ingezet.

 

Het derde lid bepaalt, dat ook bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden betrokken bij de kostprijsberekening. Voor de gemeentelijke rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht zoals de rioolheffing, in de kostprijsberekening wordt ook de compensabele BTW meegenomen.

 

Het vierde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan specifieke uitkeringen en subsidies, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding aan specifieke uitkeringen en subsidies worden toegerekend.

 

Het vijfde en zesde lid gaan over de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en over de kostprijs van prijzen van goederen, diensten en werken die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden. Het vijfde lid geeft de definitie van de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en heffingen waarmee de gemeente kosten in rekening brengt zoals de afvalstoffenheffing en de rioolheffing. Het zesde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan de activiteiten die onder de vennootschapsbelastingplicht vallen, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de belastingaangifte aan deze activiteiten worden toegerekend.

 

Het zevende, achtste en negende lid handelen over de toerekening van rente over de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van activa aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en aan de kostprijs van goederen, werken en diensten die aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd. Het zevende lid geeft de berekeningswijze van de omslagrente voor het toerekenen van de rente aan de kostprijs voor de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van activa. Het achtste lid geeft voor de omslagrente voor de kostprijs van verstrekte leningen een afwijkend voorschrift. Die kostprijs wordt gebaseerd op de rente van de lening die is aangetrokken voor de verstrekte lening. Die rente moet worden verhoogd met een risico-opslag voor de kans dat de (een deel van) de lening niet wordt terugbetaald. Dit heet het debiteurenrisico. Daarnaast moeten voor het bepalen van die kostprijs natuurlijk als directe kosten ook de afsluitkosten e.d. worden meegenomen. Het negende lid bepaalt tenslotte, dat in de kostprijs van vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties geen rente over de inzet van reserves en voorzieningen wordt meegenomen. Die rente wordt door de rijksbelastingdienst niet als kosten geaccepteerd. Grondexploitaties vallen bij de meeste gemeenten ook onder de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten, maar dit hoeft altijd het geval te zijn. Voor de methodiek van het bepalen van de omslagrente wordt in dit lid aangesloten bij de Notitie Grondexploitaties van de Commissie BBV.`

 

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.

Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.

 

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Artikel 14 bepaalt, dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Het betekent, dat de bijbehorende verordeningen jaarlijks moeten worden herzien. Eventueel kan overwogen worden om ook de verordening ‘kwijtschelding gemeentelijke belastingen’ jaarlijks te herzien.

Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen onder artikel 229 van de Gemeentewet, is een privaatrechtelijk besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (eerste lid, onder e, van artikel 160 van de Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.

 

Artikel 15. Financieringsfunctie

Artikel 212 van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15 geeft invulling aan deze plicht. Het artikel bevat kaders voor het financieringsbeleid. De kaders voor de financiële organisatie van de financieringsfunctie staan op hoofdlijnen in artikel 25 van deze verordening en zijn verder uitgewerkt in het treasurystatuut.

Gemeenten mogen alleen leningen en garanties verstrekken en financiële participaties aangaan voor het behartigen van een publiek belang (artikel 2 van de Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160 van de Gemeentewet, dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

 

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Het BBV geeft in de artikelen 16 tot en met 21 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen, dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd. Hoofdstuk 4 van de financiële verordening geeft hier invulling aan.

 

Artikel 16. Lokale heffingen

In het BBV staat in artikel 10, welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. De tekst van artikel 10 BBV is als volgt:

De paragraaf betreffende de lokale heffingen bevat ten minste:

  • a.

    de geraamde inkomsten;

  • b.

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • c.

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

  • d.

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • e.

    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

 

Artikel 17. Financiering

In het BBV staat in artikel 13, welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten. De tekst van artikel 13 BBV is als volgt:

De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

Daarnaast verantwoord het college zich in deze paragraaf over de uitvoering van het treasurystatuut.

 

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In het BBV staat in artikel 11, welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in elk geval moet bevatten. De tekst van artikel 11 BBV is als volgt:

  • 1.

    Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:

    • a.

      de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken;

    • b.

      alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in relatie tot de financiële positie.

  • 2.

    De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat ten minste:

    • a.

      een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

    • b.

      een inventarisatie van de risico's;

    • c.

      het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

    • d.

      een kengetal voor de:

  • 1a°. netto schuldquote;

  • 1b° netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

  • 2°. solvabiliteitsratio;

  • 3°. grondexploitatie;

  • 4°. structurele exploitatieruimte; en

  • 5°. belastingcapaciteit.

    • e.

      een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

  • 3.

    Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de kengetallen, genoemd in het tweede lid, onderdeel d, door provincies en gemeenten worden vastgesteld en in de begroting en het jaarverslag worden opgenomen.

 

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

In het BBV staat in artikel 12, welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. De tekst van artikel 12 BBV is als volgt:

  • 1.

    De paragraaf betreffende het onderhoud van kapitaalgoederen bevat ten minste de volgende kapitaalgoederen:

    • a.

      wegen;

    • b.

      riolering;

    • c.

      water;

    • d.

      groen;

    • e.

      gebouwen.

  • 2.

    Van de kapitaalgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:

    • a.

      het beleidskader;

    • b.

      de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;

    • c.

      de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

 

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In het BBV staat in artikel 14, welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. De tekst van artikel 14 BBV is als volgt:

De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

 

Artikel 21. Verbonden partijen

In het BBV staat in artikel 15, welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten. De tekst van artikel 15 BBV is als volgt:

  • 1.

    De paragraaf betreffende de verbonden partijen bevat ten minste:

    • a.

      de visie op en de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

    • b.

      de lijst van verbonden partijen, die wordt onderverdeeld in:

  • 1° gemeenschappelijke regelingen;

  • 2° vennootschappen en coöperaties;

  • 3° stichtingen en verenigingen, en,

  • 4° overige verbonden partijen;

    • c.

      de lijst van verbonden partijen.

  • 2.

    In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:

    • a.

      de wijze waarop de provincie onderscheidenlijk de gemeente een belang heeft in de verbonden partij en het openbaar belang dat ermee gediend wordt;

    • b.

      het belang dat de provincie onderscheidenlijk de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

    • c.

      de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • d.

      de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar;

    • e.

      de eventuele risico’s, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de verbonden partij voor de financiële positie van de provincie onderscheidenlijk gemeente.

 

Artikel 22. Grondbeleid

In het BBV staat in artikel 16, welke informatie de paragraaf grondbeleid in elk geval moet bevatten. In het eerste lid van artikel 22 is de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd.

 

Artikel 23. Administratie

Onder artikel 23 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.

 

Artikel 24. Financiële organisatie

Artikel 24 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie, blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.

Artikel 24 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels moet stellen. Om hier invulling aan te geven ligt het voor de hand, dat het college een organisatiebesluit en een treasurystatuut vaststelt en dat het college de volmachten en mandaten alsook de kostenverdeelsleutels voor de (extracomptabele) kostentoerekening vastlegt.

Bij het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een inkoopreglement en ook aan gemeentelijke inkoopvoorwaarden.

Bij het beleid en de interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen.

In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het bijvoorbeeld om het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden, waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de rechtmatigheid van de beheershandelingen met een financieel gevolg en de getrouwheid van de jaarrekening.

 

Artikel 25. Interne controle

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen. Het eerste lid van artikel 25 draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.

Het tweede lid bepaalt, dat het college maatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiële bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met wat de gemeente daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een jaarlijkse controle gevraagd.

Eens in 5 jaar moet worden gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.

 

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Dit is ook nodig in geval van een herindeling. De oude verordeningen blijven bestaan totdat zij vervallen zijn verklaard door de nieuwe heringedeelde gemeente. Volgens de wet Arhi dienen de oude verordeningen ingetrokken te worden, anders blijven ze 2 jaar gelden na herindelingsdatum.

Deze verordening treedt in werking met ingang van begrotingsjaar 2021. De stukken voor het begrotingsjaar 2021 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

 

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

Na besluitvorming door de raad zal de verordening met ingang van 1 januari 2021 in werking treden voor de gemeente Eemsdelta.

 

Vaststelling

Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (eerste lid artikel 75 van de Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c van de Gemeentewet). De financiële verordening moet worden gepubliceerd.

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 van de Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet (artikel 215 van de Gemeentewet).