Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 9 december 2020, tot vaststelling van de uitgangspunten van het financiële beleid, het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie alsmede van regels voor periodiek onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur (Financiële verordening provincie Utrecht) |
Citeertitel | Financiële verordening provincie Utrecht |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-01-2021 | 01-01-2021 | Nieuwe regeling | 09-12-2020 | 2020-53 |
Provinciale Staten van Utrecht;
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 10 november 2020, nr. 821994FE;
Gelet op de artikelen 216 en 217a van de Provinciewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;
Overwegende dat het uit oogpunt van actualisatie wenselijk is de regeling in de Verordening interne zaken provincie Utrecht 2004 te vervangen door bijgaande Financiële verordening.
HOOFDSTUK 2 BEGROTING EN VERANTWOORDING
Artikel 3 Planning & Controlcyclus
De Planning- en Controlcyclus bestaat uit de programmabegroting, het jaarverslag en de jaarrekening, de kadernota, de zomernota en de slotwijziging. Het college van Gedeputeerde Staten kan daarnaast tussentijds extra rapportages verstrekken. Gedeputeerde Staten publiceert de P&C-stukken elektronisch uiterlijk 1 week na het versturen van de stukken aan Provinciale Staten.
Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken
Jaarlijks worden in de begroting de indexeringen opgenomen, de actuele raming van de personeelslasten en de meicirculaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, tenzij Provinciale Staten anders beslissen. De budgetten en tarieven van de provincie Utrecht worden op drie verschillende manieren geïndexeerd:
Gedeputeerde Staten bieden voor het zomerreces voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de kadernota betrekking heeft aan Provinciale Staten de kadernota ter vaststelling aan, met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. In een verkiezingsjaar van Provinciale Staten kan het College van Gedeputeerde Staten ervoor kiezen een beperktere, beleidsarme kadernota uit te brengen en informeert PS hierover.
Artikel 6 Autorisatie begroting en wijzigingen daarop
Gedeputeerde Staten stellen, naast de verplicht voorgeschreven indicatoren op grond van artikel 25 lid 2a BBV, per programma of beleidsprogramma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de wijze waarop ernaar gestreefd zal worden die effecten en of prestaties te bereiken.
Gedeputeerde Staten dragen er bij de uitvoering van de begroting zorg voor dat de lasten van een beleidsdoel niet dusdanig overschreden worden dat de realisatie van andere beleidsdoelen binnen hetzelfde Programma onder druk komen te staan. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om binnen een programma te schuiven met het budget indien:
Artikel 10 Financiële stabiliteit
Bij de beoordeling van de financiële stabiliteit van de provincie worden de volgende signaalwaarden met status gezond, neutraal en risicovol gebruikt:
Artikel 11 Grondslagen en registratie van investeringen, waardering en afschrijving activa
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de provincie Utrecht systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de schulden, borgstellingen en garanties jaarlijks worden gecontroleerd en de registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar.
Artikel 14 Niet uit de balans blijkende verplichtingen
In de toelichting op de balans worden de niet uit de balans blijkende verplichtingen opgenomen naar hoogte in euro’s en resterende looptijd. Hierbij worden onderscheiden:
Artikel 15 Kostprijsberekening
Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.
De overheadberekening is gebaseerd op de voorschriften uit de nota overhead van juli 2017 van de commissie BBV. Het overheadpercentage betreft het breukdeel: totale kosten overhead gedeeld door de totale geraamde directe kosten van het primaire proces van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, vermenigvuldigd met het overheadpercentage als bedoeld in lid 4.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
In afwijking van het achtste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering wordt de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 16 Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden waarbij de provincie Utrecht in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen Gedeputeerde Staten vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een besluit van Provinciale Staten, waarin het publiek belang van levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de provincie Utrecht aan overheidsbedrijven en derden worden tenminste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen Gedeputeerde Staten vooraf een voorstel voor een besluit van Provinciale Staten, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de provincie Utrecht aan overheidsbedrijven en derden gaan Gedeputeerde Staten uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doen Gedeputeerde Staten vooraf een voorstel van Provinciale Staten, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 17 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Gedeputeerde Staten bieden Provinciale Staten ten minste eenmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicobeheersing ter vaststelling aan. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.
Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen
In de “Nota investeren, waarderen en exploiteren” worden regels gegeven voor het opstellen van de nota’s kapitaalgoederen, de meerjareninvesterings en -onderhoudsplannen en de wijze waarop deze worden opgenomen in de begroting.
HOOFDSTUK 5 FINANCIEEL BEHEER EN INTERNE CONTROLE
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Gedeputeerde Staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld van het Jaarverslag en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen tot herstel.
HOOFDSTUK 6 FINANCIELE ORGANISATIE
Artikel 24 Aanbesteden en inkoop
Gedeputeerde Staten stellen voor een periode van vier jaar het inkoop- en aanbestedingsbeleid vast. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels hierover van de Europese Unie.
Artikel 25 Subsidieverstrekking en steunverlening
HOOFDSTUK 7 ONDERZOEK NAAR DOELMATIGHEID EN DOELTREFFENDHEID BESTUUR
Artikel 27 Intrekken oude regeling
De financiële verordening van de Provincie Utrecht 2018 komt hiermee te vervallen.
Deze financiële verordening wordt gepubliceerd in het Provinciaal Blad en opgenomen in de databank regelgeving op www.overheid.nl. De financiële verordening treedt per 1 januari 2021 in werking.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Utrecht van 9 december 2020.
Provinciale staten van Utrecht,
Voorzitter,
Griffier,
Artikel 2 Indeling programma’s
Dit artikel bevat bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de provincie tot uiting komt. Provinciale Staten stellen bij aanvang van een nieuwe Statenperiode zo nodig de indeling van de begroting in programma’s vast, evenals de indicatoren waarop Provinciale Staten willen sturen en controleren. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten bepaalt in aanvulling hierop dat Gedeputeerde Staten de taakvelden aan de programma’s toewijst. Overigens is het doel van dit artikel niet om elke nieuwe Statenperiode de gehele begroting en jaarstukken te herindelen. Als de indeling en gebruikte indicatoren de vorige Statenperiode goed zijn bevallen, kunnen deze ongewijzigd opnieuw wordt vastgesteld. In andere gevallen zijn (kleine) bijstellingen of wijzigingen meestal voldoende.
Indien de programma-indeling wel wordt gewijzigd dan gebeurt dit bij het vaststellen van het Coalitieakkoord of bij de 1e kadernota van de nieuwe Statenperiode. Daarnaast is het mogelijk om programma’s op te delen in beleidsprogramma’s. Dit kan alleen als dit noodzakelijk wordt geacht in het kader van het financieel beleid en beheer. Hiervoor is een besluit nodig van Provinciale Staten. Eventuele tussentijdse wijziging in de programma-indeling of het onderverdelen van programma’s in beleidsprogramma’s wordt ter besluitvorming aangeboden in de kadernota voorafgaand aan de begroting van het jaar t+1. Dit betekent dat na besluitvorming de kadernota de wijziging verwerkt wordt in de begroting van volgend boekjaar. Zoals opgenomen in het BBV stellen Provinciale Staten per programma vast:
Artikel 3 Planning & Controlcyclus
In het BBV is alleen de verplichting tot het opstellen van begroting en verantwoording opgenomen. In de Provinciewet is bepaald wanneer deze stukken aan de toezichthouder moeten worden aangeboden. De andere planning en control documenten, bijvoorbeeld de tussentijdse rapportages, worden door de Provinciale Staten bepaald en worden jaarlijks via de bestuurlijke planning voorgelegd aan Provinciale Staten.
Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken
Omdat het BBV al vergaande voorschriften geeft over de inrichting van de begroting en de jaarstukken is hier alleen opgenomen wat aan extra regels wordt voorgeschreven. En die zijn: Dat per programma inzage wordt gegeven in de baten en lasten per programma en de mutaties in de reserves en investeringen per programma. Daarnaast wordt op totaalniveau inzage gegeven in de (meerjaren)raming van de investeringen en bij de jaarstukken de actualisatie hiervan. Ook wordt hier aangegeven dat in de begroting, tenzij anders in de kadernota (zie artikel 5) is besloten, wordt overgegaan tot het toepassen van loon- en prijsindex (CPB/CEP overheidsconsumptie). Dit is om praktische redenen, omdat de zogenaamde meicirculaire pas begin juni wordt gepubliceerd en ook in deze circulaire wordt uitgegaan van loon- en prijsindexen.
In dit artikel worden de minimumvereisten aangegeven die in de Kadernota moeten worden opgenomen.De Kadernota is de voorloper van de programmabegroting om te komen tot een eerste dialoog wat de (beleidsmatige) speerpunten zullen zijn voor het nieuwe begrotingsjaar. Ook wordt aangegeven of met indexen voor loon- en prijsbijstelling wordt gerekend.
Artikel 6 Autorisatie begroting en wijzigingen daarop
Om te voorkomen dat bij de begrotingsvaststelling steeds expliciet moet worden gewezen, dat hiermee ook de investeringen, de mutaties in de reserves en de algemene dekkingsmiddelen worden vastgesteld, is dit hier vastgelegd.
Daarnaast worden de grenzen vastgelegd waarbinnen Gedeputeerde Staten begrotingswijzigingen wel/niet kunnen vaststellen alvorens Provinciale Staten te informeren. Dit om te voorkomen dat allerlei kleine wijzigingen van veelal technische aard via separate voorstellen aan Provinciale Staten moeten worden aangeboden. Hiermee wordt voorkomen dat er (te) snel sprake is van een begrotingsonrechtmatigheid en worden ook onnodige uitvoeringslasten vermeden.
In lid 5 wordt vastgesteld welke verschillen de jaarstukken worden toegelicht om te zorgen dat er op hoofdlijnen wordt gerapporteerd. In lid 6 is aangegeven dat alleen incidentele budgetten kunnen worden overgeheveld naar een volgend dienstjaar en dit ook slechts eenmalig.
Artikel 7 Tussentijdse rapportage
Naar analogie van de voorgaande artikelen wordt in dit artikel de minimumvereisten vastgelegd voor een tussentijdse rapportage. Het accent ligt op afwijkingen in de voortgang van de doelrealisatie van beleid en uitvoering. Maar een tussentijdse rapportage geeft ook inzage in de hierbij ingezette middelen en heeft een belangrijke functie in het realiseren van de begrotingsrechtmatigheid. Voorbeelden van tussentijdse rapportages zijn voorjaarsnota, zomernota, najaarsnota en slotwijziging. Per jaar, via de bestuurlijke planning (zie artikel 3), wordt bepaald welke tussentijdse rapportages worden opgesteld.
In dit artikel is een nadere invulling van de informatieplicht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 167 Provinciewet. Dat artikel verplicht Gedeputeerde Staten vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen Provinciale Staten inlichtingen te verstrekken indien Provinciale Staten daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van Gedeputeerde Staten ingrijpende gevolgen heeft voor de provincie. In dit artikel verzoekt Provinciale Staten Gedeputeerde Staten om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel genoemde bedragen overschrijden. De bepalingen uit het artikel ontslaan Gedeputeerde Staten niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van Gedeputeerde Staten voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door Provinciale Staten is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten over wanneer Provinciale Staten in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan Gedeputeerde Staten kenbaar te maken.
Artikel 9 Financieringsfunctie
Artikel 216, lid 2 onder c, Provinciewet bepaalt dat de verordening in ieder geval regels bevat over het beleid en de organisatie van de financieringsfunctie. Dit artikel van de verordening geeft invulling aan deze wettelijke plicht. Het Treasurystatuut is een regeling voor het sturen en het beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. Daarnaast zijn regels over financiering vastgelegd in de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO). Gedeputeerde Staten dragen er zorg voor dat aan deze wet wordt voldaan. In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken rapporteren Gedeputeerde Staten over de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV, te weten de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille.
Artikel 10 Financiële stabiliteit
Artikel 11 Grondslagen en registratie van investeringen, waardering en afschrijving activa
Hier wordt met name aangegeven met welke periodiciteit de controle van bezittingen moet plaatsvinden. Tevens is hier de nieuwe “Nota investeren, waarderen en exploiteren” verankerd.
Artikel 12 Reserves en voorzieningen
Dit artikel bepaalt de opzet van de overzichten van de reserves en voorzieningen en dat er geen automatische bijstelling plaatsvindt door middel van rente- of inflatiecorrectie. Daarnaast wordt bepaald dat Gedeputeerde Staten een nota over de reserves en voorzieningen ter vaststelling aanbieden aan de Provinciale Staten. Met deze nota stelt Provinciale Staten regels voor de vorming van reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde omdat deze een verplichtend karakter hebben en artikel 44 BBV voorschrijft wanneer voorzieningen gevormd dienen te worden.
Artikel 13 Voorziening voor oninbare vorderingen
Dit artikel geeft aan welke voorzieningen voor mogelijk oninbare vorderingen er kunnen zijn en op welke wijze de hoogte hiervan wordt bepaald. Om te voorkomen dat in deze verordening gedetailleerd wordt vastgelegd hoe de berekening van deze voorziening plaatsvindt wordt dit in een nota vastgelegd.
Artikel 14 Niet uit de balans blijkende verplichtingen
Naast de verplichte onderdelen conform artikel 50 van het BBV worden hier de grenzen gesteld van het vermelden van andere verplichtingen die de provincie kan hebben en die niet uit de balans naar voren komen. Het gaat hier vooral om de Provinciale Staten te informeren welke verplichtingen dit zijn en wat de hoogte hiervan is in euro’s en de resterende looptijd. Hiermee wordt inzage gegeven in het nog resterende beslag van deze verplichtingen op de nog komende begrotingsjaren.
Artikel 15 Kostprijsberekening
Artikel 216, lid 2 onder b, Provinciewet bepaalt dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het provinciebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. In dit artikel van de verordening zijn de kaders voor de bepaling van de kostprijzen van de provinciale diensten opgenomen. Hierbij is specifiek aangegeven hoe moet worden omgegaan met de toerekening van de overhead, omdat dit niet meer een integraal onderdeel is van de programma’s maar is opgenomen in het overzicht overhead. Ook wordt ingegaan op de toerekening van rente (bij financiering met vreemd vermogen) aan de kostprijs. Dit artikel is redelijk uitgebreid om te voorkomen dat er een aparte nota moet worden gemaakt mede ook in het licht van Artikel 16 Prijzen economische activiteiten.
Artikel 16 Prijzen economische activiteiten
Als een provincie goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de provincie in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een besluit van Provinciale Staten het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het besluit van Provinciale Staten moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de provincie (artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht). De provincie moet binnen zes weken een besluit nemen over het bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Algemene wet bestuursrecht is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de bestuursrechter. Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.
Artikelen 17 t/m 20 Paragrafen
In het BBV wordt expliciet geregeld welke paragrafen in de begroting en jaarstukken moeten worden opgenomen. En dat zijn de paragrafen (artikel 9, BBV):
In de artikelen 17 t/m 20 wordt aangeven bij welke paragrafen nog onderliggende nota’s worden opgesteld respectievelijk welke andere eisen aan de paragrafen respectievelijk nota’s worden gesteld. Het is mogelijk dat de Provinciale Staten nog andere dan de verplichte paragrafen aan de begroting en jaarstukken willen toevoegen. Wanneer een wijziging van de paragrafen aan de orde is, dan wordt dit ter besluitvorming aangeboden in de kadernota voorafgaand aan de begroting van het jaar t+1. Dit betekent dat na besluitvorming de kadernota de wijziging verwerkt wordt in de begroting van volgend boekjaar.
In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de provinciale administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks of de jaarstukken een getrouw beeld geven van de provinciale financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 22 dragen Gedeputeerde Staten op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of voorafgaand aan de accountantscontrole de provincie zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 23 Financiële organisatie
Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Ingevolge artikel 158 lid 1 onder c, Provinciewet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de provincie. In dit artikel van de verordening worden Gedeputeerde Staten opgedragen om zorg te dragen voor bepaalde regels die de financiële organisatie betreffen. De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en beleid aan ede eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de randvoorwaarden waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar de financiële rechtmatigheid van de beheershandelingen en getrouwheid van de jaarrekening.
Artikel 24 Aanbesteding en inkoop
Hier is expliciet vastgelegd dat er regels moeten zijn rond aanbesteding en inkoop om in ieder geval de Europese regelgeving te borgen, maar ook om de provinciale uitvoeringsregels te bepalen rond het geheel van aanbesteding en inkoop.
Artikel 25 Subsidieverstrekking en steunverlening
Dit artikel geeft aan dat bij subsidieverstrekking en steunverlening de vigerende regels worden toegepast. Dit met name om te voorkomen dat er sprake is van ongeoorloofde staatssteun.
Per 1 januari 2021 wijzigt de regelgeving vanuit het BBV met betrekking tot de verantwoording van de lastneming van subsidies. De wijziging heeft betrekking op subsidiebeschikkingen voor meerjarige projecten. De door de Commissie BBV geadviseerde bandbreedte betreft een percentage dat gerelateerd is aan de totale lasten, inclusief toevoegingen aan reserves, van het boekjaar op basis van de primaire begroting.
Artikel 26 Periodiek onderzoek naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het bestuur
Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 217a van de Provinciewet. Nieuw is de rol van de Financiële auditcommissie van Provinciale Staten bij dit onderzoek (artikel 3, punt c van Reglement van orde voor de Financiële auditcommissie van de Provincie Utrecht). De leden 2, 3 en 6 hebben hier betrekking op.