Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weesp

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Weesp houdende regels omtrent parkeren (Parkeerverordening Weesp 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeesp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Weesp houdende regels omtrent parkeren (Parkeerverordening Weesp 2021)
CiteertitelParkeerverordening Weesp 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-03-2021Nieuwe regeling

17-12-2020

gmb-2021-7169

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Weesp houdende regels omtrent parkeren (Parkeerverordening Weesp 2021)

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    adres: een adresseerbaar object - dat wil zeggen een zelfstandig verblijfsobject, ligplaats of standplaats - zoals opgenomen in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), niet zijnde een nevenadres;

  • b.

    bedrijf of beroep:

    • -

      elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht;

    • -

      de zelfstandige die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep;

    • -

      een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college is gelijkgesteld, met dien verstande dat bedrijven en beroepen worden beschouwd als één bedrijf en één beroep;

      • indien de vestigingsadressen dezelfde zijn en de bedrijven of beroepen met dezelfde activiteiten zijn ingeschreven bij de KvK;

      • als sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft;

  • c.

    bedrijfsvoertuig: bedrijfsvoertuig volgens het kentekenbewijs deel IA;

  • d.

    bewoner: inwoner van de gemeente Weesp die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en is ingeschreven als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Weesp op het adres dat hij bewoont of een inwoner van Weesp die is ingeschreven in de protocollaire basisadministratie op het adres dat hij bewoont en beschikt over een identiteitsbewijs van het Ministerie van Buitenlandse Zaken waaruit blijkt dat er sprake is van een geprivilegieerde status;

  • e.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders van Weesp;

  • f.

    gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats die is aangeduid door bord E6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • g.

    houder van een motorvoertuig: degene die beschikt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs van het desbetreffende motorvoertuig, met dien verstande dat degene die blijkens een leaseovereenkomst gebruik maakt van een leaseauto, of degene die - gelet op de inhoud en de strekking van de arbeidsovereenkomst tussen de aanvrager en zijn werkgever, en een verklaring van de werkgever van de aanvrager, waaruit de exclusieve terbeschikkingstelling blijkt ten aanzien van het gebruik – gebruik maakt van een door de werkgever beschikbaar gestelde auto, geacht wordt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs te beschikken;

  • h.

    mantelzorg: niet-beroepsmatige zorg die met regelmaat wordt verleend door familie, vrienden of kennissen van de persoon die de zorg krijgt;

  • i.

    motorvoertuig: elk gemotoriseerd voertuig behalve bromfietsen en fietsen met trapondersteuning, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen, doch met inbegrip van brommobielen;

  • j.

    parkeerplaats: plaats op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop parkeren niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • k.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, mobiele telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, websites, centrale computers en hetgeen naar maatschappelijke opvatting onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • l.

    parkeerapparatuurplaats: parkeerplaats, behorende bij de parkeerapparatuur, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven;

  • m.

    parkeerrecht: kentekenregistratie in het digitale parkeerbelastingbestand waarbij is voldaan aan parkeerbelastingplicht voor het gebruik van parkeerapparatuurplaatsen op basis van of krachtens deze verordening doormiddel van parkeervergunningen, bijzondere vergunningen, tijdgebonden parkeerrechten en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur;

  • n.

    parkeervergunning: vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een parkeerapparatuurplaats;

  • o.

    parkeren: gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • p.

    stallingsplaats: plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen te stallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk;

  • q.

    tariefgebied: gebied waar krachtens de vigerende Verordening Parkeerbelastingen voor het parkeren van een voertuig parkeerbelasting wordt geheven;

  • r.

    tijdgebonden parkeerrecht: registratie van het kenteken van een motorvoertuig met behulp van parkeerapparatuur waarbij parkeerbelasting is voldaan, krachtens welke het is toegestaan het motorvoertuig gedurende een bepaalde tijd te parkeren op een parkeerapparatuurplaats;

  • s.

    vergunning: een parkeervergunning of een bijzondere vergunning als bedoeld in artikel 7;

  • t.

    vergunningenplafond: aantal vergunningen van één type vergunning als bedoeld in artikel 7, of van verschillende typen vergunningen samen, dat maximaal wordt verleend binnen een vergunninggebied;

  • u.

    vergunninggebied: gebied waarbinnen parkeervergunningen kunnen worden verleend indien en voor zover in dat gebied voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven;

  • v.

    vergunninghouder: natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • w.

    vergunning met wisselend kenteken: parkeervergunning waar de vergunninghouder zelf wisselende kentekens aan kan verbinden;

  • x.

    werknemer: persoon, werkzaam in een bedrijf voor minimaal 36 uur per week; werknemers in deeltijd worden herleid tot voltijdse equivalenten;

  • y.

    zorginstelling: instelling in de curatieve zorg welke op basis van de Wet toelating zorginstellingen (Wtz) is toegelaten tot het leveren van zorg die valt binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Zorgverzekeringswet (Zvw), tenzij dit alleen de enkele functie ‘huishoudelijke verzorging' betreft;

  • z.

    eerste vergunning: bewonersvergunning voor bewoners die als eerste bewonersvergunning voor bewoners is verleend, met uitzondering van de eerste bewonersvergunning die is verstrekt aan een bewoner die over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken;

  • aa.

    tweede vergunning: bewonersvergunning voor bewoners die als tweede bewonersvergunning voor bewoners is verleend alsmede de bewonersvergunning die als eerste bewonersvergunning is verleend aan een bewoner die over een stallingsplaats beschikt of kan beschikken;

  • bb.

    P+R-terrein: een verbijzonderd gebied met als primaire doel het faciliteren van openbaar vervoer reizigers die op het betreffende terrein hun auto parkeren voor een overstap naar het openbaar vervoer en secundair voor andere parkeerders.

Artikel 2 Regulering parkeren

  • 1.

    Regulering van het gebruik van parkeerplaatsen geschiedt op basis van of krachtens deze verordening door middel van parkeervergunningen, bijzondere vergunningen, tijdgebonden parkeerrechten en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur.

  • 2.

    Indien tot enige vorm van regulering van het gebruik van parkeerplaatsen wordt besloten, geschiedt dit met inachtneming van het bepaalde in deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde regelingen.

Artikel 3 Reguleringstijden

  • 1.

    Indien voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven, geschiedt dit:

    • -

      dagelijks van maandag tot en met vrijdag van 10.00 uur tot 20.00 uur;

    • -

      zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur.

  • 2.

    Voor het P+R-terrein wordt parkeerbelasting geheven:

    • -

      dagelijks van maandag tot en met vrijdag van 07:00 uur tot 18:00 uur;

    • -

      dagelijks van maandag tot en met zondag van 02:00 uur tot 06:00 uur.

Hoofdstuk 2 Nadere regels

Artikel 4 Vergunninggebieden en aantal vergunningen

Het college kan regels vaststellen aangaande:

  • a.

    de indeling in vergunninggebieden en de grenzen daarvan;

  • b.

    een vergunningenplafond per vergunninggebied;

  • c.

    gedurende welke tijden er voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven;

  • d.

    het maximum aantal te verlenen vergunningen per adres of bedrijf.

Artikel 5 Vergunningen

Het college kan regels vaststellen aangaande het verlenen van verschillende typen vergunningen zoals bedoeld in artikel 7.

Artikel 6 Overige zaken

  • 1.

    Het college kan regels vaststellen omtrent:

    • a.

      het beperken van het maximum aantal uren dat tegen gereduceerd tarief kan worden geparkeerd als bedoeld in artikel 14 tweede lid;

    • b.

      het beperken van de geldigheid van een parkeervergunning als bedoeld in artikel 18, derde lid;

    • c.

      de ingangsdatum van parkeervergunningen en bijzondere vergunningen indien deze anders is dan de eerste van de maand;

    • d.

      het instellen van een parkeerduurbeperking als bedoeld in artikel 21.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent:

    • a.

      het wijzigen van het kenteken waarvoor de vergunning is verleend;

    • b.

      het wijzigen van het kenteken van vergunningen met wisselend kenteken als bedoeld in de artikelen 10, 11, en 12.

Hoofdstuk 3

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen inzake de vergunningen

Artikel 7 Soorten vergunningen

  • 1.

    De op basis van deze verordening te verlenen parkeervergunningen betreffen uitsluitend:

    • a.

      de bewonersvergunning als bedoeld in artikel 9;

    • b.

      de bedrijfsvergunning als bedoeld in artikel 10;

    • c.

      de hulpverlenersvergunning als bedoeld in artikel 11;

    • d.

      de maatschappelijke vergunning als bedoeld in artikel 12;

    • e.

      de mantelzorgvergunning als bedoeld in artikel 13;

    • f.

      de bezoekersvergunning als bedoeld in artikel 14;

    • g.

      de GA-parkeervergunning voor bewoners als bedoeld in artikel 15 A;

    • h.

      de GA-parkeervergunning voor bezoekers als bedoeld in artikel 15 B;

    • i.

      de GA-bezoekerskaart als bedoeld in artikel 15 C.

  • 2.

    Parkeervergunningen worden verleend op kenteken, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1.

    Aanvragen worden behandeld in volgorde van datum van binnenkomst.

  • 2.

    Het college stelt het formulier vast waarop de aanvraag voor een vergunning wordt ingediend.

     

Paragraaf 2. Parkeervergunningen

Artikel 9 De bewonersvergunning

  • 1.

    Het college kan een bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een adres, gelegen in een vergunninggebied en een bewoner van dat adres niet beschikt over een stallingsplaats.

  • 2.

    Het college kan een tweede bewonersvergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig die bewoner is van een adres gelegen in:

    • a.

      vergunninggebied Weesp-1, Weesp-2 of Weesp-3, indien de bewoner of bewoners van het adres op 30 juni 2020 houder zijn van ten minste twee motorvoertuigen en de bewoner of bewoners vóór 1 juli 2021 een tweede bewonersvergunning hebben aangevraagd;

    • b.

      in vergunninggebied Weesp-4, indien de bewoner of bewoners van het adres vanaf het moment van aanvraag houder zijn van ten minste twee motorvoertuigen.

  • 3.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat per adres één of twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend.

  • 4.

    Het aantal op basis van dit artikel te verlenen bewonersvergunningen wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende bedrijfsvergunningen.

Artikel 10 De bedrijfsvergunning

  • 1.

    Het college kan een bedrijfsvergunning verlenen aan een bedrijf dat gevestigd is op een adres dat gelegen is in een vergunninggebied.

  • 2.

    Bedrijfsvergunningen zijn niet voertuiggebonden: zij kunnen afwisselend door motorvoertuigen met verschillende kentekens worden gebruikt.

  • 3.

    Het aantal vergunningen per bedrijf is afhankelijk van het aantal werknemers dat daadwerkelijk bij het bedrijf is gestationeerd op het adres waarvoor de vergunning wordt verleend en bedraagt maximaal één per tien werknemers.

  • 4.

    Het aantal op basis van dit artikel te verlenen vergunningen wordt verminderd met het aantal bij het bedrijf behorende of zich op het grondgebied van het bedrijf bevindende stallingsplaatsen.

  • 5.

    Het aantal op basis van dit artikel te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende bewonersvergunningen.

Artikel 11 De hulpverlenersvergunning

  • 1.

    Het college kan een hulpverlenersvergunning verlenen aan een huisarts, een verloskundige of een andere professionele zorg- of hulpverleningsinstelling in Weesp, indien het motorvoertuig nodig is vanwege het vaak met spoed of met groot materieel zorg of hulp verlenen aan personen of dieren op wisselende plaatsen in een gebied waar betaald parkeren is ingevoerd.

  • 2.

    Hulpverlenersvergunningen zijn niet voertuiggebonden: zij kunnen afwisselend door motorvoertuigen met verschillende kentekens worden gebruikt.

  • 3.

    Per professionele zorg- of hulpverleningsinstelling, wordt maximaal één hulpverlenersvergunning per vijf werknemers verleend, met een maximum van drie hulpverlenersvergunningen per professionele zorg- of hulpverleningsinstelling.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen welke professionele zorg- of hulpverleningsinstellingen precies in aanmerking kunnen komen voor een hulpverlenersvergunning.

Artikel 12 De maatschappelijke vergunning

  • 1.

    Het college kan een maatschappelijke vergunning verlenen aan werknemers van een zorginstelling, politiebureau of een onderwijsinstelling behorende tot het basisonderwijs danwel tot het voortgezet onderwijs.

  • 2.

    De bepalingen van artikel 10 het eerste tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen welke instellingen precies in aanmerking kunnen komen voor een maatschappelijke vergunning.

Artikel 13 De mantelzorgvergunning

  • 1.

    Het college kan een mantelzorgvergunning verlenen aan een bewoner die mantelzorg behoeft, indien de noodzaak tot mantelzorg op objectieve wijze is aangetoond met een recente verklaring van een instantie waaruit blijkt dat hij/zij aangewezen is op mantelzorg of met een indicatie voor thuiszorg of een verpleeghuis.

  • 2.

    Een mantelzorgvergunning wordt uitsluitend verleend voor een motorvoertuig van degene die mantelzorg verleent en die woonachtig is buiten het vergunninggebied van de bewoner die mantelzorg behoeft.

  • 3.

    Per adres kan slechts één mantelzorgvergunning worden verleend, met dien verstande dat bij de vergunning drie kentekens kunnen worden vermeld. De vergunning kan echter slechts voor één kenteken tegelijkertijd worden gebruikt.

Artikel 14 De bezoekersvergunning

  • 1.

    Het college kan een bezoekersvergunning verlenen aan een bewoner van een adres, gelegen in een vergunninggebied.

  • 2.

    De bezoekersvergunning geeft een bewoner recht om diens bezoek maximaal 300 uur per jaar tegen een gereduceerd tarief van 50% te laten parkeren in het vergunninggebied van het adres van de vergunninghouder.

  • 3.

    Per adres kan maximaal één bezoekersvergunning worden verleend. Per bezoekersvergunning kunnen maximaal vijf bezoekers tegelijkertijd parkeren in het vergunninggebied van het adres van de vergunninghouder.

Artikel 15A De GA-parkeervergunning voor bewoners of instellingen

  • 1.

    Het college kan een GA-parkeervergunning voor bestuurders verlenen aan een bewoner indien:

    • a.

      de bewoner in het bezit is van een Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Bestuurder (B); en

    • b.

      de bewoner dan wel een persoon die op hetzelfde adres is ingeschreven, houder is van een motorvoertuig.

  • 2.

    Het college kan een GA-parkeervergunning voor passagiers verlenen aan een inwoner van de gemeente Weesp indien:

    • a.

      de inwoner in het bezit is van een Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Passagier (P) of Passagier/Bestuurder (P/B); en

    • b.

      de inwoner is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

  • 3.

    Het college kan een GA-parkeervergunning voor instellingen verlenen aan een instelling indien:

    • a.

      de instelling in het bezit is van een Europese gehandicaptenparkeerkaart met kaarttype Instelling (I); en

    • b.

      de instelling is gevestigd in de gemeente Weesp.

  • 4.

    Een GA-parkeervergunning voor passagiers en instellingen kan voor maximaal drie kentekens worden verleend.

  • 5.

    De vergunning kan slechts voor één kenteken tegelijkertijd worden gebruikt.

Artikel 15B De GA-parkeervergunning voor bezoekers

  • 1.

    Het college kan een GA-parkeervergunning voor bezoekers verlenen aan een bezoeker, niet zijnde een bewoner, indien de bezoeker:

    • a.

      in het bezit is van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) met kaarttype Bestuurder (B),

    • b.

      houder is van een motorvoertuig, en

    • c.

      niet beschikt over een GA-bezoekerskaart.

  • 2.

    Per bezoeker wordt maximaal één GA-parkeervergunning verleend.

Artikel 15C De GA-bezoekerskaart (voor bezoekers zonder eigen motorvoertuig)

  • 1.

    Het college kan een GA-parkeervergunning voor bezoekers verlenen aan een bezoeker, niet zijnde een bewoner, indien de bezoeker:

    • a.

      in het bezit is van een geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) met kaarttype Bestuurder (B) of passagier (P), en

    • b.

      geen houder is van een GA-parkeervergunning voor bezoekers.

  • 2.

    De GA-bezoekerskaart geeft recht om op de door de bezoeker aangegeven uren te parkeren.

  • 3.

    Per bezoeker wordt maximaal één GA-bezoekerskaart verleend.

     

Paragraaf 4. Tijdgebonden parkeerrechten

Artikel 16 Soorten tijdgebonden parkeerrechten

  • 1.

    Tijdgebonden parkeerrechten kunnen betreffen:

    • a.

      Minuten- en dagparkeerrechten;

    • b.

      Parkeerrechten op basis van een bezoekersvergunning;

    • c.

      Parkeerrechten op basis van een GA-bezoekerskaart.

  • 2.

    Parkeerrechten als bedoeld in het eerste lid onder b en c worden slechts uitgegeven ten behoeve van het bezoek van de houders van een bezoekersvergunning respectievelijk houders van een GA-bezoekerskaart.

     

Paragraaf 5. Geldigheid vergunningen en tijdgebonden parkeerrechten

Artikel 17 Geldigheidsduur vergunningen

  • 1.

    De geldigheid van parkeervergunningen gaat in op de eerste dag van de maand, tenzij het college de ingang van de geldigheid bij nadere regeling anders heeft geregeld.

  • 2.

    De parkeervergunningen vermeld in artikel 7, eerste lid, onder a tot en met e zijn steeds geldig voor een periode van zes maanden.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan de geldigheid van de parkeervergunningen, vermeld in artikel 7, eerste lid, korter zijn dan zes maanden, indien:

    • a.

      dat nodig is om de afloop aan te sluiten aan de periodieke verlenging als bedoeld in het zesde lid;

    • b.

      de vergunninghouder verhuist naar een ander vergunninggebied;

    • c.

      de vergunninghouder niet meer voldoet aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de vigerende Verordening Parkeerbelasting.

  • 4.

    De bezoekersvergunning is geldig zolang voldaan is aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • 5.

    De GA-parkeervergunning voor bewoners en de GA-parkeervergunning voor bezoekers zijn maximaal geldig voor een periode van vijf jaar, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.

  • 6.

    Behoudens het bepaalde in het zevende lid wordt de geldigheid van de in het tweede lid bedoelde parkeervergunningen, steeds stilzwijgend verlengd voor een periode van zes maanden, zolang is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening en de verschuldigde parkeerbelasting tijdig is voldaan.

  • 7.

    De geldigheid van de mantelzorgvergunning wordt eenmalig stilzwijgend verlengd, mits is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening en de verschuldigde parkeerbelasting tijdig is voldaan.

Artikel 18 Plaats van geldigheid van de vergunningen

  • 1.

    De bewonersvergunning, de bedrijfsvergunning, de maatschappelijke vergunning, de mantelzorgvergunning en de bezoekersvergunning zijn geldig in het vergunninggebied waarvoor ze zijn verleend, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge het derde lid van dit artikel of ingevolge artikel 21, vierde lid.

  • 2.

    De hulpverlenersvergunning, de GA-parkeervergunning voor bewoners en de GA-parkeervergunning voor bezoekers zijn geldig in alle vergunninggebieden.

  • 3.

    Het college kan in nadere regels bepalen dat de geldigheid van de parkeervergunningen binnen een vergunninggebied naar plaats gedurende bepaalde tijden wordt beperkt.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op de hulpverlenersvergunning en de GA-parkeervergunning.

Artikel 19 Geldigheidsduur tijdgebonden parkeerrechten

  • 1.

    Een minutenparkeerrecht is geldig op de geregistreerde datum en tijd.

  • 2.

    Een dagparkeerrecht is geldig op de geregistreerde datum.

  • 3.

    Een GA-bezoekerskaart is geldig gedurende één jaar.

Artikel 20 Plaats van geldigheid van tijdgebonden parkeerrechten

  • 1.

    Een minuten-, of dagparkeerrecht is geldig in het tariefgebied dat overeenkomt met de geregistreerde tariefaanduiding, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge artikel 21, vierde lid.

  • 2.

    Een parkeerrecht op basis van een bezoekersvergunning is geldig in het vergunninggebied waarvoor de vergunning is verleend, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge artikel 21, vierde lid.

  • 3.

    Een parkeerrecht op basis van een GA-bezoekerskaart is geldig in alle vergunninggebieden.

Artikel 21 Parkeerduurbeperking en parkeerduuronderbreking

  • 1.

    In de volgende straten geldt van maandag tot en met donderdag van 10.00 tot 18.00 uur, vrijdag van 10.00 uur tot 20.00 uur en zaterdag van 10.00 uur tot 17.00 uur een maximaal toegestane parkeerduur 120 minuten:

    • -

      Nieuwstad tussen Breedstraat en Binnenveer;

    • -

      Het Grote Plein;

    • -

      Nieuwstraat tussen Het Grote Plein en Slijkstraat;

    • -

      Kerkstraat;

    • -

      Hoogstraat ter hoogte van woningen nummer 1 tot en met 16.

  • 2.

    In de straten zoals vermeld in het eerste lid is, in afwijking van artikel 18, eerste lid en artikel 20, een parkeervergunning vermeld in artikel 7, eerste lid, onder a en b en onder d tot en met f, respectievelijk een dagparkeerrecht bedoeld in artikel 19, tweede lid, niet geldig gedurende de perioden waarvoor de parkeerduurbeperking van kracht is.

  • 3.

    Het is in de straten zoals vermeld in het eerste lid niet toegestaan om binnen 60 minuten na afloop van de parkeertijd te parkeren in hetzelfde gebied.

     

Paragraaf 6. Overige regelingen ten aanzien van vergunningen voor parkeerplaatsen

Artikel 22 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Een vergunning wordt tevens geweigerd indien het vergunningenplafond voor het desbetreffende type vergunning en van het desbetreffende vergunninggebied is bereikt.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het tweede lid van dit artikel, indien dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig is voor een overgangsregeling.

  • 4.

    Een vergunning kan worden geweigerd indien een vergunning van dezelfde aanvrager is ingetrokken op grond van artikel 25, tweede lid onder b, c of e.

Artikel 23 Instellen vergunningenplafond en wachtlijst

  • 1.

    Indien uit monitoring van de parkeerdruk blijkt dat dit nodig is, kan het college voor een vergunninggebied besluiten tot het instellen van een vergunningenplafond of van vergunningenplafonds voor verschillende typen vergunningen.

  • 2.

    De aanvrager wordt op een wachtlijst geplaatst, indien zijn aanvraag voor een vergunning is geweigerd op grond van het feit dat het adres waarvoor de vergunning is aangevraagd is gelegen in een vergunninggebied waarvan het vergunningenplafond voor de desbetreffende vergunning is bereikt.

  • 3.

    Indien een wachtlijst wordt ingesteld, stelt het college nadere regels op omtrent de plaatsing op en verwijdering van deze wachtlijst.

Artikel 24 Gegevens en voorschriften

  • 1.

    Een vergunning bevat - voorzover van toepassing - in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de tijden waarvoor de vergunning geldt;

    • d.

      het kenteken of de kentekens van het motorvoertuig of van de motorvoertuigen waarvoor de vergunning is verleend.

  • 2.

    Aan een vergunning worden - voor zover van toepassing - in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

    • a.

      de vergunning is uitsluitend geldig voor het parkeren van het motorvoertuig waarvan het kenteken is vermeld op de vergunning of in het digitale parkeerbelastingbestand;

    • b.

      een parkeervergunning geldt voor het parkeren van één motorvoertuig op één parkeerapparatuurplaats.

  • 3.

    Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden ter bescherming van:

    • a.

      het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte;

    • b.

      het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu;

    • c.

      overige belangen in verband met regulering van het gebruik van plaatsen.

Artikel 25 Intrekken van vergunningen

  • 1.

    Het college trekt een vergunning in, indien:

    • a.

      de vergunninghouder daarom verzoekt;

    • b.

      blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag van de vergunning zou hebben geleid;

    • c.

      niet voldaan of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de vigerende Verordening Parkeerbelasting;

    • d.

      de vergunningverlening onjuist was en de vergunninghouder dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      de vergunning is verleend ten behoeve van een motorvoertuig dat niet meer voldoet aan de definitie van een motorvoertuig zoals vermeld in het op de Wegenverkeerswet gebaseerde Regeling voertuigen.

  • 2.

    Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen, indien:

    • a.

      de vergunninghouder verhuist naar een ander vergunninggebied;

    • b.

      zich een wijziging voordoet in de omstandigheden voor zover die gewijzigde omstandigheden zich verzetten tegen het in stand laten van de verleende vergunning;

    • c.

      de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • d.

      op een adres twee bewonersvergunningen zijn verleend en het vergunningenplafond binnen het desbetreffende vergunninggebied inmiddels is bereikt;

    • e.

      de vergunninghouder de vergunning gebruikt voor een ander doel dan waarvoor de vergunning is verleend;

    • f.

      de vergunningverlening onjuist was.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, onder d, wordt de houder(s) van de vergunningen de keuze gelaten, of de eerste vergunning, dan wel de tweede vergunning wordt ingetrokken. Indien de houder(s) van de vergunningen zelf geen voorkeur aangeven, wordt de tweede vergunning ingetrokken.

Artikel 26 Vervallen van vergunningen

Onverminderd artikel 17 vervalt een vergunning door het verstrijken van de geldigheidsduur.

 

Paragraaf 7. Overige bepalingen

Artikel 27 Parkeerplaatsen niet zijnde parkeerapparatuurplaatsen

Een parkeerplaats geldt niet als een parkeerapparatuurplaats, indien:

  • a.

    het een gehandicaptenparkeerplaats betreft;

  • b.

    het een taxistandplaats betreft;

  • c.

    het een parkeerplaats in een parkeerschijfzone betreft.

Artikel 28 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 4 Verbodsbepalingen en strafbepaling

Artikel 29
  • 1.

    Het is verboden, enig voorwerp, niet-zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een gehandicaptenparkeerplaats.

  • 2.

    Het is verboden, een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor het gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het is verboden parkeerapparatuur met andere middelen dan die welke in de kennisgeving op of bij de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 30

Overtreding van het bepaalde in artikel 30 van deze verordening, alsmede het handelen in strijd met de aan de vergunningen verbonden voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 31

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de daartoe door het college aangewezen personen of categorieën van personen belast.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen, overgangsrecht en citeertitel

Artikel 32 Experimenten

Het college kan voor een gebied waar parkeerregulering op grond van deze verordening is ingevoerd voor de duur van een te houden experiment, de werking van bepaalde artikelen voor een bepaald gebied, buiten toepassing stellen.

Artikel 33 Overgangsbepalingen

Parkeervergunningen die krachtens de Parkeerverordening 1994 zijn verleend, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Artikel 34 Inwerkingtreding

  • 1.

    De Parkeerverordening 1994 (versie december 2010), vastgesteld bij raadsbesluit van 9 december 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking per 29 maart 2021.

Artikel 35 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Parkeerverordening Weesp 2021.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 17 september 2020,

de raad voornoemd,

M. vanEngelshoven

griffier

B.J. vanBochove

voorzitter

Toelichting Parkeerverordening 2021

 

Op basis van de Gemeentewet worden de kaders voor fiscaal parkeren door de gemeenteraad vastgesteld in de Verordening Parkeerbelastingen en de Parkeerverordening. Parkeerbelasting kan worden voldaan door middel van het betalen voor een parkeervergunning, een tijdgebonden parkeerrecht en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur.

 

De tarieven van de parkeervergunningen en tijdgebonden parkeerrechten worden onder meer geregeld in de Verordening parkeerbelastingen. In de Parkeerverordening worden de kaders voor het parkeerbeleid gegeven, zoals de verschillende soorten parkeervergunningen. Deze kaders worden door het college nader ingevuld in nadere regelingen. De onderwerpen die in de nadere regelingen dienen te worden geregeld of kunnen worden geregeld, zijn genoemd in hoofdstuk 2 van de Parkeerverordening.

 

De verlening en registratie van de parkeervergunningen en andere parkeerrechten is gedigitaliseerd. Daardoor hoeft de parkeervergunning of het parkeerkaartje niet fysiek in het voertuig aanwezig te zijn. In plaats daarvan wordt gecontroleerd of parkeerbelasting is voldaan door het kenteken van een geparkeerd voertuig te vergelijken met kentekens die zijn geregistreerd in een digitaal parkeerbelastingbestand. Daarin is vermeld voor welke kentekens voor welke plaatsen en periode de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan.

Artikelgewijze toelichting Parkeerverordening 2021

Artikel 1 onder a

Het is mogelijk dat aan éénzelfde adresseerbaar object meer dan één nummeraanduiding wordt toegekend. Deze worden dan onderscheiden in hoofdadres en nevenadres. Een nevenadres kan worden toegekend als dit in het dagelijkse verkeer wenselijk is om een andere ontsluiting te kunnen vinden, zoals een aparte leveranciersingang. Omdat een nevenadres niet wordt toegekend aan een apart adresseerbaar object, kan op een nevenadres geen parkeervergunning worden verleend.

Artikel 1 onder g

Houder van een motorvoertuig is degene op wiens naam een kenteken van een motorvoertuig is geregistreerd in het kentekenregister als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994. Bedrijfsauto's die incidenteel mee naar huis genomen worden, vallen niet onder de regeling. Als kentekenbewijs wordt mede aangemerkt: een op naam afgegeven verzekeringsbewijs van een niet-kentekenplichtig motorvoertuig.

Artikel 1 onder h

‘Met regelmaat' betekent dat de zorg vrijwel dagelijks en in ieder geval wekelijks wordt verleend.

Artikel 1 onder i

Aangesloten is bij de definitie van het Reglement voor verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). Voor deze verordening is daar de brommobiel aan toegevoegd. Ook gehandicaptenvoertuigen (zoals gedefinieerd in het RVV) mogen op parkeerapparatuurplaatsen staan.

Artikel 1 onder p

Voor een parkeerplaats op eigen terrein die niet voor openbaar verkeer toegankelijk is, wordt de term ‘stallingsplaats' gebruikt. De woorden "planologisch bestemd" verwijzen naar het vigerende bestemmingsplan of een legale afwijking van het bestemmingsplan.

Artikel 1 onder z en aa

Er wordt onderscheid gemaakt in eerste en tweede bewonersvergunningen omdat voor tweede bewonersvergunningen een hoger tarief is vastgesteld in de Verordening Parkeerbelastingen 2021. Het verhoogde tarief geldt ook voor bewoners die voor hun eerste auto een stallingsplaats gebruiken en voor hun tweede auto over een (eerste) bewonersvergunning beschikken. In dit geval wordt de ‘eerste bewonersvergunning’ als een ‘tweede bewonersvergunning’ gezien.

Artikel 7, lid 1

De parkeervergunningen betreffen de fiscale vergunningen. De parkeerbelasting wordt voldaan door periodiek te betalen voor de vergunning. De bezoekersvergunning is een bijzondere vergunning: deze geeft de vergunninghouder een recht om bezoek tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren.

Artikel 9, lid 1

Bij de beoordeling van de vraag of een bewoner over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenparkeerplaats beschikt of kan beschikken, wordt op grond van de jurisprudentie uitgegaan van een ruime interpretatie. Onder ‘kan beschikken' wordt dus ook verstaan dat de aanvrager een stallingsplaats kan kopen of huren in de garage die hoort bij het blok(deel) waar hij gevestigd is. Het gaat daarbij niet om de vraag of men financieel in staat is een stallingsplaats te kopen of huren, maar om de vraag of er een stallingsplaats te koop of te huur is. In een vergunninggebied waarin het parkeren inpandig is georganiseerd en geen parkeervergunningen worden verstrekt, worden opvolgende kopers of huurders van eerste kopers of huurders zonder stallingplaats, geacht bekend te zijn met het gegeven dat er voor dat adres geen aanspraak bestaat op een parkeervergunning. Indien een bewoner een stallingsplaats niet als zodanig gebruikt of heeft gerealiseerd, komt dit voor risico van de bewoner. Gedacht kan worden aan de situatie dat een woning beschikt of behoort te beschikken over een garage of een parkeerplek maar dat deze voor andere doeleinden wordt gebruikt. Indien, voordat een beleidsvoornemen tot invoering van betaald parkeren is vrijgegeven, stallingplaatsen aard- en nagelvast zijn verbouwd en redelijkerwijs niet meer als stallingplaats bruikbaar zijn, worden deze stallingsplaatsen niet afgetrokken van het recht op parkeervergunningen.

Artikel 9, lid 2

Artikel 9 lid 2 geeft invulling aan de overgangsregeling dat bestaande bewoners bij de start van het nieuwe regime een tweede vergunning mogen aanschaffen. Om te voorkomen dat bewoners geruime tijd na de invoering nog steeds van deze regeling gebruik maken, is opgenomen dat de tweede vergunning voor 1 juni 2021 moet zijn aangevraagd. Bewoners die binnen deze termijn een tweede vergunning hebben aangevraagd, kunnen deze later wel verlengen. Na genoemde termijn kunnen geen nieuwe tweede vergunningen meer worden aangevraagd.

Artikel 10, lid 1

Bij de beoordeling of een bedrijf gelegen is binnen een vergunninggebied wordt in eerste instantie uitgegaan van de vestiging volgens de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Voor bedrijven waarvoor dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld ambulante handel, kan op andere wijze worden aangetoond dat er binnen het vergunninggebied sprake is van daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf.

Artikel 10, lid 3

Bij het maximum aantal te verlenen vergunningen per bedrijf wordt uitgegaan van daadwerkelijke gestationeerde werknemers in een bedrijf. Er zijn immers bedrijven (bijvoorbeeld uitzendbureaus) die veel mensen in dienst hebben die hun werkelijke werkplek op een geheel andere locatie hebben.

Artikel 10, lid 4

Zie ook de toelichting bij artikel 9, eerste lid. Met bij het bedrijf behorende parkeerplaatsen worden tevens parkeerplaatsen die conform de parkeernorm zijn toebedeeld aan het bedrijf bedoeld (zoals in parkeergarages).

Artikel 11, lid 1

  • Onder huisarts of verloskundige wordt verstaan degene die op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg gerechtigd is die titel te mogen voeren maar tevens ook degene die nog in opleiding is voor huisarts of verloskundige. Voorwaarde is wel dat zij zodanig gevorderd zijn in hun opleiding dat zij reeds zelfstandig diensten draaien en daarbij gebruik maken van een eigen auto. Voorts wordt onder huisarts of verloskundige ook hun waarnemer verstaan, mits de waarnemer voor een langere periode werkzaam is in de praktijk.

  • De hulpverlener die slechts incidenteel zorg of hulp aan huis verleent, komt niet voor de vergunning in aanmerking. Tandartspraktijken of praktijken voor fysiotherapie komen bijvoorbeeld slechts in aanmerking voor een hulpverlenersvergunning, indien aangetoond is dat de patiënten uitsluitend of in overwegende mate niet op het praktijkadres komen.

  • Met wisselende plaatsen wordt bedoeld het verlenen van hulp of zorg op wisselende plaatsen op één dag of gedurende één dienst.

Artikel 11, lid 4

Indien artikel 11 lid 1 en de toelichting daarop in de praktijk tot problemen leidt, kan het college een lijst vaststellen van professionele zorg- of hulpverleningsinstellingen die in aanmerking kunnen komen voor een hulpverlenersvergunning. De criteria voor opname op die lijst sluiten nauw aan bij het gestelde in het eerste lid. Daarbij wordt gelet op de aard van de werkzaamheden en de frequentie van de verleende zorg of hulp.

Artikel 12

Vanuit maatschappelijk oogpunt is het ongewenst dat voor zorginstellingen, lagere en middelbare scholen en politiebureaus een personeelstekort ontstaat doordat werknemers hun werkplek moeilijk kunnen bereiken als gevolg van het parkeerregime.

Artikel 13, lid 2

Ook mantelzorgers van buiten Weesp komen in aanmerking.

Artikel 14, lid 2

Uren die niet zijn gebruikt kunnen niet worden meegenomen naar een volgend jaar.

Artikel 15A, lid 1

Het kenteken van het voertuig moet op naam staan van de vergunninghouder of zijn of haar huisgenoot.

Artikel 15A, lid 2

Om in aanmerking te komen voor een GA-vergunning voor passagiers hoeft een passagier niet ouder te zijn dan 18 jaar.

Artikel 15B

De GA-parkeervergunning voor bezoekers is uitsluitend bedoeld voor het vervoer en parkeren van de gehandicapte die in het bezit is van de aan de vergunning verbonden GPK. Indien in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften wordt gehandeld, kan het college de vergunning intrekken.

Artikel 15C

Voor gehandicapte bezoekers die geen eigen auto hebben, is de GA-parkeervergunning niet bruikbaar. Voor hen is de GA-bezoekerskaart bedoeld. Ook de GA-bezoekerskaart is uitsluitend bedoeld voor het vervoer en parkeren van de gehandicapte die in het bezit is van de aan GA-bezoekerskaart verbonden GPK. Indien in strijd met de aan de bijzondere vergunning verbonden voorschriften wordt gehandeld, kan het college de GA-bezoekerskaart intrekken.

Artikel 16, lid 1

De minuten- en dagparkeerrechten kunnen door iedereen worden aangeschaft.

Artikel 17, lid 6

Met tijdig wordt bedoeld: voor ingangsdatum van de nieuwe vergunningperiode. Indien ook op een herinnering niet wordt gereageerd, dan vervalt de vergunning zonder nader bericht.

Artikel 17, lid 7

De mantelzorgvergunning wordt verleend voor de tijd dat de mantelzorg nodig is en daadwerkelijk plaatsvindt. Daarom wordt periodiek getoetst of nog steeds aan de voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 21

Op de locaties waar vóór inwerkingtreding van deze parkeerverordening al betaald parkeren gold, geldt een zogenoemde fiscale parkeerduurbeperking. Een fiscale parkeerduurbeperking houdt in dat maar voor beperkte tijd betaald kan worden (bij parkeerapparatuur of andere betaalmethoden zoals belparkeren) en dat parkeervergunningen niet geldig zijn, met uitzondering van hulpverlenersvergunningen en gehandicaptenvergunningen.

Aanvullend wordt een parkeerduuronderbreking van 60 minuten ingesteld na afloop van de initiële parkeertijd. Parkeerders kunnen zo voor hetzelfde kenteken geen aansluitende parkeeractie starten via parkeerautomaat of parkeerapp. De parkeerduur blijft dan beperkt tot het bedoelde maximum van 2 uur en kan niet worden overschreden. Na die 60 minuten kan weer gewoon geparkeerd worden voor (max.) 2 uur.

Artikel 23, lid 3

In eerste instantie wordt nog niet met een vergunningenplafond en wachtlijsten gewerkt. Dit komt pas aan de orde als uit monitoring van de parkeerdruk blijkt dat dit nodig is (zie lid 1). Om die reden zijn in deze verordening nog geen exacte regels opgenomen over vergunningenplafonds en wachtlijsten. Naar verwachting zal dit niet aan de orde zijn, voordat Weesp en Amsterdam bestuurlijk gefuseerd zijn. Het ligt dan ook in de rede om op dat moment aan te sluiten bij de Amsterdamse regelgeving hieromtrent.

Artikel 24, lid 2 onder b

Er kunnen zich in de praktijk situaties voor doen dat een motorvoertuig groter is dan de omvang van één parkeerapparatuurplaats. In dat geval is het toegestaan meer dan één parkeerplaats in beslag te nemen zonder dat daarvoor extra parkeerbelasting voldaan hoeft te worden.

Artikel 26

Doordat de vergunning vervalt na het verstrijken van de geldigheidsduur, hoeft geen besluit tot intrekking van de vergunning te worden genomen.

Artikel 28

Dit artikel maakt het mogelijk om, in gevallen waarin toepassing van deze verordening (gegeven het doel en de strekking van deze verordening) een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van deze verordening buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.

Artikel 32

Het is denkbaar, dat onder bepaalde condities experimenten op het gebied van parkeren kunnen plaatsvinden. Soms is het daarvoor nodig om de werking van bepalingen van de verordening buiten werking te stellen. In dat geval kan het college daartoe besluiten voor de duur van het experiment.