Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Plassenschap Loosdrecht e.o.

Regeling voorrang bij schutting door de Mijndense sluis

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePlassenschap Loosdrecht e.o.
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingRegeling voorrang bij schutting door de Mijndense sluis
CiteertitelRegeling voorrang bij schutting door de Mijndense sluis
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-01-202101-01-2001Nieuwe regeling

15-12-2000

bgr-2021-31

15122000

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling voorrang bij schutting door de Mijndense sluis
  • 1.

    De secretaris van het Plassenschap Loosdrecht en omstreken kan op grond van veiligheid en het vlotte verloop van de scheepvaart het recht op voorrang hij schutting door de Mijndense Sluis toekennen aan:

    • a.

      schepen met een lengte van 20m of weer, die tevens

    • b.

      een economische functie vervullen.

  • 2.

    De secretaris van het Plassenschap Loosdrecht en omstreken kan op grond van historische rechten aan andere schepen het recht op voorrang bij schutting door de Mijndense Sluis verlenen.

  • 3.

    Het recht op voorrang geldt alleen gedurende de periode van 1 mei tot en met 15 september.

  • 4.

    Het recht op voorrang bij schutting dient jaarlijks te worden aangevraagd bij het secretariaat van het Plassenschap Loosdrecht en omstreken.

  • 5.

    Schepen die van het toegekende recht op voorrang gebruik willen maken dienen bij nadering van de sluis de rode wimpel te voeren op een zodanige hoogte dat deze goed zichtbaar is (cfm. art. 3.17 van het BPR).

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2001.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 15 december 2000.

voorzitter

secretaris

TOELICHTING BIJ DE REGELING VOORRANG BIJ SCHUTTING DOOR DE MIJNDENSE SLUIS

Motivering

De Mijndense Sluis vormt de belangrijkste verbinding tussen de Loosdrechtse Plassen en de Vecht. Jaarlijks passeren vele duizenden schepen voornamelijk pleziervaartuigen deze sluis.

Ook de beroepsvaart maakt geregeld van de sluis gebruik; vooral partyschepen, rondvaartboten en schepen van aannemers.

Om de veiligheid en het vlotte verloop van de scheepvaart in en rond de sluis te garanderen heeft het bestuur van het plassenschap besloten een voorrangsregeling in te stellen voor het schutten van een beperkt aantal grote schepen door de Mijndense sluis. De specifieke situatie bij de sluis, aan de ene kant gelegen tegen de Vecht – een zeer druk bevaren, vooral recreatieve, vaarweg – en aan de andere kant aansluitend op de veel smallere Drecht, geeft daartoe aanleiding.

 

Uit art. 3 van de Scheepvaartverkeerswet blijkt dat het instellen van een voorrangsregeling alleen mag geschieden in het belang van het scheepvaartverkeer of de scheepvaartwegen, waarbij met name de veiligheid en het vlotte verloop van de scheepvaart centraal staan.

 

Art. 6.29 eerste lid van het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) geeft een limitatieve opsomming van de schepen die het recht op voorrang hebben. Daaronder vallen overeenkomstig sub c ook schepen waaraan de bevoegde autoriteit het recht op voorrang heeft toegekend.

 

Ten aanzien van de veiligheid en het vlotte verloop van de scheepvaart (aspecten die zeer nauw met elkaar samenhangen) is het bestuur van mening dat, wanneer grote schepen zoals partyschepen geregeld voor de sluis moeten wachten, zij de doorgaande scheepvaart op de Vecht in ernstige mate hinderen wanneer er niet in een goede wachtgelegenheid is voorzien. Zo'n wachtgelegenheid op de Vecht is er niet. De bestaande wachtgelegenheid is in drukke tijden niet eens groot genoeg voor de ‘kleine’ pleziervaart, laat staan dat daaraan ook nog grote schepen kunnen worden afgemeerd. Het voor anker gaan op de Vecht wordt door de vaarwegbeheerder (Dienst Waterbeheer en Riolering (DWR) van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht) ongewenst geacht, evenals het blijven manoeuvreren voor de sluis. Voor het realiseren van een adequate wachtgelegenheid is nauwelijks ruimte. Het ontbreken van een wachtplaats leidt, behalve tot onveiligheid, ook onvermijdelijk tot schade aan de vaarweg en tot milieuoverlast.

De situatie op de Drecht is nog moeilijker dan op de Vecht, omdat de ruimte daar aanzienlijk kleiner is dan aan de Vechtkant. Een goede wachtgelegenheid is hier – gelet op de ruimte – evenmin te realiseren. Niet voor niets is er een verbod om af te meren aan noordkant van de huidige wachtplaats, die ook maar nauwelijks groot genoeg is voor de normale pleziervaart. Voor anker gaan of blijven manoeuvreren op de Drecht wordt door het Plassenschap (de vaarwegbeheerder) zeker ongewenst geacht.

 

Op grond van bovenstaande is er naar het oordeel van het bestuur voldoende aanleiding een voorrangsregeling in te stellen. De specifieke situatie bij de Mijndense Sluis rechtvaardigt dat.

Bepaling voorrangsgerechtigen

In art. 6.29 eerste lid onder c van het BPR worden geen nadere bepalingen gesteld ten aanzien van het verlenen van het recht op voorrang door de bevoegde autoriteit. Het staat de bevoegde autoriteit vrij om dat recht toe te kennen of niet, uiteraard met inachtneming van de vraag of de veiligheid en het vlotte verloop van de scheepvaart daarmede gediend is.

Omdat grote schepen de veiligheid en het vlotte verloop van de scheepvaart het meest in gevaar brengen is besloten het recht van voorrang toe te kennen aan schepen van 20m en langer. Deze maat sluit aan bij de definiëring uit het BPR, waarin een schip van 20m of langer wordt aangemerkt als ‘groot schip’.

Voorts is besloten dat ook het economische belang in het geding moet zijn om voor het recht op voorrang in aanmerking te kunnen komen. Daarmede wordt voorkomen dat ieder groot pleziervaartuig een beroep kan doen op het voorrangsrecht. Hoewel ook deze schepen vanwege hun formaat op de vaarwegen voor problemen kunnen zorgen, is de frequentie waarmede deze schepen zich bij de sluis melden niet van dien aard dat zij geregeld voor overlast op de vaarwegen zorgen; incidenteel is enige overlast aanvaardbaar,

Voorts is het bestuur van mening dat schepen die al jaren het recht van voorrang bij de sluis verkregen, erop mochten vertrouwen dat dit zij recht bij een nieuwe regeling opnieuw zouden verkrijgen. Derhalve kent het bestuur aan 6 partyschepen ook het recht van voorrang toe.

 

Aangezien bovengenoemde criteria niet exclusief gelden voor partyschepen, maar ook voor andere vaartuigen die bedrijfsmatig gebruikt worden, behoeft voor schepen van aannemers geen aparte voorrangsregeling te worden getroffen.

 

Het verlenen van het voorrangsrecht aan een ongelimiteerd aantal bedrijfsvaartuigen brengt het vlotte verloop van de recreatievaart door de sluis teveel in het gedrang. Met een beperking op basis van bovengenoemde criteria doen zich voor de recreatievaart noch bij de sluis, noch op de Vecht en de Drecht onoverkomelijke problemen voor.

Bevoegde autoriteit

Art. 6.29 eerste lid onder c van het BPR bepaalt dat de bevoegde autoriteit het recht van voorrang kan toekennen.

De secretaris van het plassenschap Loosdrecht is op 23 december 1999 door het dagelijks bestuur benoemd tot bevoegde autoriteit. Hij is dus degene die het recht op voorrang kan toekennen.

Beperking van de voorrangsperiode

De geconstateerde problemen met grote schepen rond de Mijndense Sluis doen zich feitelijk alleen voor in het drukke vaarseizoen. Het bestuur heeft derhalve besloten het recht van voorrang alleen toe te kennen gedurende de periode van 1 mei tot 15 september.

Looptijd van het voorrangsrecht

Het recht op voorrang geldt slechts voor 1 jaar en dient jaarlijks bij het secretariaat van het plassenschap te worden aangevraagd. Op deze wijze kan de bevoegde autoriteit jaarlijks beoordelen of de toekenning van het recht op voorrang aan de specifieke houder van dat recht, nog opportuun is.

Rode wimpel

Teneinde aan een ieder – en met name de wachtenden bij de sluis – duidelijk te tonen dat een groot schip van het recht op voorrang gebruik wil maken, dient dit schip, overeenkomstig art. 3.17 BPR aan de voorsteven een rode wimpel te voeren. Zonder deze wimpel kan geen voorrang worden verleend.