Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sociale Dienst Oost Achterhoek

Beleidsregels taaleis Participatiewet 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSociale Dienst Oost Achterhoek
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels taaleis Participatiewet 2021
Citeertitel
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpTaaleis

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 18b van de Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Artikel 4 Gemeenschappelijke Regeling van de Sociale Dienst Oost Achterhoek

Delegatiebesluit Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Oost Achterhoek

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021Wijziging

17-12-2020

bgr-2021-21

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels taaleis Participatiewet 2021

Het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek;

 

gelet op artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling van de Sociale Dienst Oost Achterhoek en het delegatiebesluit Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Oost Achterhoek, waarin het bestuur de zelfstandige bevoegdheid voor de uitvoering van bovengenoemde taken gedelegeerd heeft gekregen van zijn deelnemende gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk, en;

 

gelet op artikel 18b van de Participatiewet;

 

Omdat het vanwege rechtszekerheid en doelmatigheid wenselijk is om beleidsregels vast te stellen over de taaleis Participatiewet;

 

besluit tot het vaststellen van de volgende beleidsregels:

Beleidsregels taaleis Participatiewet Sociale Dienst Oost Achterhoek 2021

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Betrokken persoon: degene die algemene bijstand ontvangt of aanvraagt en woont in de gemeenten Berkelland, Oost Gelre of Winterswijk, nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is;

  • b.

    Educatie: educatie zoals bedoeld in artikel 7.3.1, lid 1, aanhef en onder b tot en met f van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • c.

    Inspanningsverplichting: de verplichting van de betrokken persoon binnen een bepaalde tijd inspanningen te doen met als resultaat dat hij aan het eind van die tijd de vaardigheden in de Nederlandse taal op minimaal referentieniveau 1F beheerst;

  • d.

    Taaleis: het beheersen van de vaardigheden in de Nederlandse taal, genoemd in artikel 18b, achtste lid, van de wet op minimaal referentieniveau 1F;

  • e.

    Taalplan: plan waarin de afspraken over het taaltraject zijn opgenomen;

  • f.

    Taaltoets: de toets bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de wet, die voldoet aan de eisen van het Besluit taaltoets Participatiewet;

  • g.

    Wet: de Participatiewet.

Artikel 2 Aantonen taalvaardigheid

  • 1.

    Bij het doen van een aanvraag voor algemene bijstand moet de betrokken persoon een document inleveren waaruit blijkt dat hij aan de taaleis voldoet, tenzij:

    • a.

      hij tijdens de leerplichtige leeftijd minstens 8 jaar in Nederland heeft gewoond;

    • b.

      hij kan aantonen dat hij 8 jaar lang Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd;

    • c.

      hij een inburgeringsdiploma kan inleveren als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inburgering; of

    • d.

      tijdens een eerdere periode waarin hij bijstand ontving is vastgesteld dat hij aan de taaleis voldoet.

  • 2.

    Een document als bedoeld in het eerste lid kan zijn:

    • a.

      een diploma van een Nederlandstalige school in Nederland, de Nederlandse Antillen, Suriname of Vlaanderen;

    • b.

      een diploma van een MBO-, HBO-, of universitaire opleiding in Nederland of Vlaanderen;

    • c.

      een diploma van een opleiding Nederlands gevolgd buiten Nederland;

    • d.

      een beschikking of een rapportage van een vorige gemeente die bijstand aan de betrokken persoon heeft gegeven en waaruit blijkt dat hij voldoet aan de taaleis; of

    • e.

      enig ander document waaruit blijkt of voldoende kan worden afgeleid dat de betrokken persoon voldoet aan de taaleis.

  • 3.

    Indien de betrokken persoon voldoet aan de taaleis, wordt hem dit gemeld in het besluit waarmee hem de bijstand wordt gegeven.

Artikel 3 De taaltoets

  • 1.

    De betrokken persoon die zijn taalvaardigheid niet aantoont, legt een taaltoets af om te bepalen of hij de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst op referentieniveau 1F.

  • 2.

    De taaltoets wordt afgenomen zodra blijkt dat de betrokken persoon zijn taalvaardigheid niet aantoont. Deze taaltoets zal worden afgenomen zodra er minstens vier kandidaten zijn voor het afleggen van de taaltoets.

  • 3.

    Als de betrokken persoon niet of onvoldoende meewerkt aan het afleggen van een taaltoets, wordt zijn bijstandsuitkering verlaagd volgens wat hierover genoemd staat in de Afstemmingsverordening.

  • 4.

    De taaltoets zal worden afgenomen door een daarvoor bevoegde organisatie. Zij zullen op de locatie van de Sociale Dienst Oost Achterhoek de toetsen komen afnemen voor ten minste 4 betrokken personen en maximaal 8 betrokken personen per toetsmoment. De toets bestaat uit mondelinge onderdelen (spreekvaardigheid, luistervaardigheid en gespreksvaardigheid) en schriftelijke onderdelen (schrijfvaardigheid en leesvaardigheid).

  • 5.

    De onderdelen van de taaltoets worden afgenomen door gekwalificeerde toetsers. De mondelinge onderdelen spreekvaardigheid en gespreksvaardigheid worden individueel afgenomen. Het onderdeel luistervaardigheid wordt mondeling afgenomen. De onderdelen schrijfvaardigheid en leesvaardigheid worden op papier afgenomen. Binnen vijf werkdagen na de afname van de taaltoets wordt een rapportage met de resultaten van de betrokken persoon verstuurd naar de Sociale Dienst Oost Achterhoek en de betrokken persoon.

Artikel 4 Geen taaltoets

De betrokken persoon hoeft geen taaltoets af te leggen als:

  • a.

    bij de behandeling van de aanvraag blijkt dat hij geen recht heeft op algemene bijstand;

  • b.

    hij op grond van artikel 5 van de Wet inburgering of de artikelen 2.3, 2.4 en 2.5 van het Besluit inburgering niet inburgeringsplichtig is, of als hij op grond van deze artikelen van de inburgeringsplicht is vrijgesteld;

  • c.

    hem op grond van artikel 6 van de Wet inburgering of de artikelen 2.8, 2.8a en 2.8b van het Besluit inburgering is aangegeven dat hij geen inburgeringsplicht heeft;

  • d.

    hij een taaltraject volgt in het kader van de Wet inburgering;

  • e.

    is vastgesteld dat hij een leerprobleem heeft;

  • f.

    er door kenmerken van de persoon wordt verwacht dat hij niet aan de taaleis kan voldoen waarbij dit mogelijk al blijkt uit een eerder gevolgde taalcursus;

  • g.

    hij op grond van psychische, fysieke of sociale problemen geen arbeidsverplichting heeft als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet;

  • h.

    hem de algemene bijstand voor een kortdurende periode wordt verleend; of

  • i.

    hij gebruik maakt van een door het Dagelijks Bestuur aangeboden voorziening zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet.

Artikel 5 Uitkomst eerste taaltoets

  • 1.

    Als de betrokken persoon volgens de uitkomst van de taaltoets de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst op referentieniveau 1F, wordt hem door middel van een besluit meegedeeld dat hij voldoet aan de taaleis.

  • 2.

    Als de betrokken persoon volgens de uitkomst van de taaltoets de vaardigheden in de Nederlandse taal niet voldoende beheerst:

    • a.

      wordt hem binnen 2 weken meegedeeld dat het redelijk vermoeden bestaat dat hij niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal beheerst die noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; en

    • b.

      wordt hij uitgenodigd voor een gesprek dat plaats zal vinden binnen 4 weken. Tijdens dit gesprek wordt hij geïnformeerd over de uitkomst van de taaltoets en de gevolgen daarvan en krijgt hij de mogelijkheid om aan te geven dat hij bereid is te beginnen met het aanleren van de vaardigheden in de Nederlandse taal.

  • 3.

    Als de betrokken persoon bereid is te beginnen met het aanleren van de taalvaardigheden, ondertekent hij een bereidverklaring. Het Dagelijks Bestuur bevestigt de ontvangst van de bereidverklaring en vertelt de betrokken persoon ook dat de bijstand niet zal worden verlaagd volgens het bepaalde in artikel 18b, eerste lid, van de wet, zolang hij voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden.

  • 4.

    Als de betrokken persoon niet bereid is te beginnen met het aanleren van de taalvaardigheden, of de bereidverklaring niet binnen 1 maand na het gesprek heeft ondertekend, verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand voor de duur van zes maanden met 20% van de bijstandsnorm, met ingang van de datum waarop de betrokken persoon is verteld over de uitkomst van de taaltoets.

  • 5.

    De bijstand wordt niet verlaagd als de betrokken persoon hier zelf niet schuldig aan is.

Artikel 6 Taalplan en ondersteuning

  • 1.

    Het taaltraject dat de betrokken persoon zal volgen, wordt door het Dagelijks Bestuur vastgelegd in een taalplan. Het taaltraject wordt afgestemd op:

    • a.

      het startniveau van de betrokken persoon;

    • b.

      de voortgang en de inspanningen die van hem mogen worden verwacht; en

    • c.

      de ondersteuning die het Dagelijks Bestuur biedt bij het mogelijk maken van het taaltraject.

  • 2.

    De voortgang en de inspanningen die van de betrokken persoon mogen worden verwacht, worden in ieder geval afgestemd op;

    • a.

      zijn mogelijkheden;

    • b.

      zijn omstandigheden; en

    • c.

      zijn toekomstige mogelijkheden op reguliere arbeid.

  • 3.

    In het taalplan wordt verder bepaald op welke momenten het Dagelijks Bestuur opnieuw een taaltoets zal afnemen. Dit zal in ieder geval gebeuren 6 maanden en 12 maanden nadat betrokken persoon is verteld dat het redelijk vermoeden bestaat dat hij de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheerst.

  • 4.

    Voor betrokken personen bij wie onder artikel 4 is bepaald dat zij geen taaltoets hoeven af te leggen, kan op basis van maatwerk worden besloten dat ondersteuning kan worden geboden als dit bijdraagt aan hun taalontwikkeling en zelfredzaamheid.

  • 5.

    Het taalplan wordt door de betrokken persoon ondertekend. Als de betrokken persoon zijn taalplan niet ondertekent, neemt het Dagelijks Bestuur aan dat hij zijn bereidverklaring intrekt. Dit betekent dat het Dagelijks Bestuur een besluit neemt waarbij het de bijstand verlaagt volgens artikel 18b, eerste lid, van de wet, met ingang van de datum waarop het de betrokken persoon heeft verteld dat het redelijk vermoeden bestaat dat hij de Nederlandse taal niet of niet voldoende beheerst.

  • 6.

    Het Dagelijks Bestuur kan het taalplan opnemen in het plan van aanpak of het werkplan dat het Dagelijks Bestuur voor de betrokken persoon opstelt voor zijn re-integratie.

  • 7.

    De betrokken persoon kan worden ondersteund door het inzetten van formele of informele taaltrajecten om het vereiste niveau te behalen. Dit wordt bepaald door de klantmanager in het taalplan.

Artikel 7 Voortgang en verlaging na eerste besluit tot verlaging

  • 1.

    Als de betrokken persoon na ontvangst van het besluit waarmee het Dagelijks Bestuur de bijstand met 20% heeft verlaagd (als bedoeld in artikel 5, vierde lid) alsnog bereid is een taaltraject te volgen, beëindigt het Dagelijks Bestuur de verlaging van de bijstandsuitkering met ingang van de eerste van de maand die volgt op de datum waarop de betrokken persoon heeft aangegeven dat hij bereid is een taaltraject te volgen.

  • 2.

    Als de betrokken persoon na de ontvangst van het besluit waarmee het Dagelijks Bestuur de bijstand heeft verlaagd (als bedoeld in artikel 5, vierde lid) niet alsnog bereid is een taaltraject te volgen neemt het Dagelijks Bestuur vóór het bereiken van de einddatum van de verlaging van de bijstandsuitkering, opnieuw een taaltoets af.

  • 3.

    Als uit de uitkomst van de tweede taaltoets blijkt dat de betrokken persoon de vaardigheden in de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand volgens het bepaalde in artikel 18b, tiende lid, van de wet voor de duur van zes maanden met 40% van de bijstandsnorm volgend op de eerdere verlaging van de bijstandsuitkering.

  • 4.

    Als de betrokken persoon na de tweede taaltoets alsnog bereid is te beginnen met een taaltraject, beëindigt het Dagelijks Bestuur de tweede verlaging op de eerste van de maand volgend op de datum waarop de betrokken persoon dit heeft aangegeven.

Artikel 8 Voortgang taaltraject en verlaging

  • 1.

    De betrokken persoon die een taaltraject volgt, legt na een periode van 6 maanden na het gesprek als bedoeld in artikel 5, tweede lid, opnieuw een taaltoets af. Voordat de betrokken persoon de tweede taaltoets aflegt, heeft het Dagelijks Bestuur hem minimaal één keer gesproken over de voortgang. Afhankelijk van de voortgang en de inspanningen die van de betrokken persoon mogen worden verwacht, spreekt het Dagelijks Bestuur meerdere keren met de betrokken persoon.

  • 2.

    Als tijdens het gesprek bedoeld in het eerste lid blijkt dat de betrokken persoon is gestopt met zijn taaltraject of dat hij niet voldoet aan de inspanningen die van hem verwacht mogen worden, neemt het Dagelijks Bestuur op een eerder moment een taaltoets af.

  • 3.

    Als uit de uitkomst van de tweede taaltoets blijkt dat de voortgang onvoldoende is, verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand met 20% voor de duur van 6 maanden vanaf de dag waarop het Dagelijks Bestuur de uitkomst van de tweede taaltoets weet.

  • 4.

    Als de betrokken persoon weer voldoende voortgang maakt met zijn taaltraject, beëindigt het Dagelijks Bestuur de verlaging met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum waarop het Dagelijks Bestuur weet dat de betrokken persoon weer voldoet aan de inspanningen die van hem mogen worden verwacht.

  • 5.

    Als uit de uitkomst van de tweede taaltoets blijkt dat de betrokken persoon de vaardigheden in de Nederlandse taal voldoende beheerst, wordt hem middels een besluit verteld dat hij voldoet aan de taaleis.

Artikel 9 Verdere voortgang

  • 1.

    De betrokken persoon die voldoende voortgang maakt met zijn taaltraject, legt na een periode van 12 maanden na het gesprek als bedoeld in artikel 5, tweede lid, opnieuw een taaltoets af. Voordat de betrokken persoon de derde taaltoets aflegt, heeft het Dagelijks Bestuur hem minimaal één keer gesproken over de voortgang. Afhankelijk van de voortgang en de inspanningen die van de betrokken persoon mogen worden verwacht, spreekt het Dagelijks Bestuur de betrokken persoon meerdere keren.

  • 2.

    De bepalingen van artikel 8, tweede, derde, vierde en vijfde lid, worden hetzelfde toegepast, alleen als het Dagelijks Bestuur de bijstand verlaagt met 40% wanneer het Dagelijks Bestuur eerder een verlaging van 20% heeft opgelegd.

  • 3.

    Als de betrokken persoon na een periode van 18 maanden na het gesprek als bedoeld in artikel 5, tweede lid, niet voldoet aan de taaleis en:

    • a.

      hem hiervoor een verwijt kan worden gemaakt;

    • b.

      het Dagelijks Bestuur de bijstand eerder heeft verlaagd met 40%; en

    • c.

      de betrokken persoon zijn gedrag niet wil verbeteren,

  • verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand in aansluiting op de eerdere verlaging met 100% voor een periode van 2 maanden.

  • 4.

    Als de betrokken persoon ook na de verlaging bedoeld in het derde lid niet wil voldoen aan zijn inspanningsverplichting, verlaagt het Dagelijks Bestuur de bijstand nogmaals met 100% voor de duur van 2 maanden.

  • 5.

    Voordat het Dagelijks Bestuur de bijstand verlaagt zoals bedoeld in het derde en het vierde lid, geeft het de betrokken persoon de mogelijkheid om een taaltoets af te leggen.

Artikel 10 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur kan afwijken van wat is vastgesteld in deze beleidsregels als dit tot onwenselijke individuele situaties leidt.

  • 2.

    Als deze beleidsregels niet passend zijn beslist het Dagelijks Bestuur.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels taaleis Participatiewet 2021 Sociale Dienst Oost Achterhoek en treden in werking op 1 januari 2021, tegelijk met het intrekken van de Beleidsregels taaleis Participatiewet 2018 Sociale Dienst Oost Achterhoek.

Aldus besloten in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van de Sociale Dienst Oost Achterhoek, gehouden op 17 december 2020,

De voorzitter,

J.B.M. Hoenderboom,

De secretaris,

T.A. Beijer