Organisatie | Waterschap De Dommel |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Besluit van het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel houdende regels omtrent legger oppervlaktewaterlichamen 2018 |
Citeertitel | Besluit legger oppervlaktewaterlichamen 2018 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2019 | nieuwe regeling | 22-01-2019 |
De legger oppervlaktewaterlichamen 2018 omvat de volgende onderdelen:
Leggerkaarten waarop staan aangegeven de exacte ligging van de oppervlaktewaterlichamen, ondersteunende kunstwerken, de van de standaardbreedte van 5 meter afwijkende beschermingszones en de profielen van vrije ruimte. De leggerkaarten hebben een schaal van 1: 2500. Op deze kaarten staan de oppervlaktewaterlichamen met de daarbij behorende kunstwerken. Uit de leggerkaarten en de bijbehorende gegevens in de tabellen kan worden afgeleid hoe de onderhoudsplicht is geregeld.
Het gebied ‘Waterhuishouding Kinderbos in de gemeente Boxtel’ is toegevoegd aan de legger. Daarmee komt het waterschap tegemoet aan de uitspraak van de rechtbank 3 juli 2015. 1 Nu er geen gerechtelijke procedures meer lopen over de waterhuishouding Kinderbos, worden de profielen van de BS39 (inclusief stuw in BS39 net voorbij de instroom van de BS60), BS60 en BS64 toegevoegd aan de legger, waarbij de situatie van de vorige legger (juli 2009) als basis is gebruikt. Van de stuw is inmiddels vastgesteld dat hiervoor met de Ruilverkaveling een ontheffing is afgegeven en deze is opgenomen in het anti-verdrogingsplan de Mortelen uit 2001 waarbij is besloten de stuw gedeeltelijk te amoveren.
Vastgesteld op d.d. 22 januari 2019
Hoogachtend,
het dagelijks bestuur,
ing. A.H.C. Huijbers
waarnemend watergraaf
drs. A.G. Dekker
secretaris
Toelichting legger oppervlaktewaterlichamen 2018
In deze legger zijn alle wijzigingen verwerkt uit de periode tussen 1-07-2012 en 01-11-2018 en kan derhalve worden beschouwd als een volledige revisie van de vorige legger. De nieuwe legger oppervlaktewaterlichamen 2018 vervangt daarmee de huidige legger oppervlaktewaterlichamen 2013, herziene versie.
Op 30 januari 2018 heeft het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel de ontwerp legger oppervlaktewaterlichamen 2017 ingetrokken. Deze ontwerp-legger bevatte een aantal beleidsmatige keuzes waarvan de impact op de organisatie en naar buiten toe onvoldoende was geduid. Tevens waren er nieuwe inzichten voortkomend uit het traject wateroverlast 2016, welke zijn beslag heeft gekregen in het Actieplan ‘Leven de Dommel’. Derhalve heeft het dagelijks bestuur besloten om:
De wijzigingen die beleidsneutraal zijn en onderdeel uitmaken van deze herziening, kunnen als volgt worden omschreven:
2.Grondslag en reikwijdte van de legger
Ingevolge artikel 5.1, eerste lid, van de Waterwet draagt de beheerder zorg voor de vaststelling van een legger. In de legger worden de ligging, vorm, afmeting en constructie waaraan waterstaatswerken moeten voldoen, omschreven. Door de provincie is in de Verordening water Noord-Brabant nader omschreven welke waterlopen in de legger vastgelegd dienen te worden en wanneer dwarsprofielen moeten worden opgenomen. Daarnaast schrijft de Waterschapswet voor dat het waterschap dient te beschikken over een legger waarin de onderhoudsplichtigen en onderhoudsverplichtingen zijn opgenomen. Beide wettelijke verplichtingen zijn door het waterschap in één legger geïntegreerd.
In de legger zijn van alle oppervlaktewaterlichamen waarvan de Verordening water Noord-Brabant dat voorschrijft, dwarsprofielen opgenomen. Deze worden in de legger vastgelegd door middel van een vijftal punten, namelijk:
Omwille van de praktische toepasbaarheid is in de dwarsprofielen per punt met 2 cijfers achter de komma aangegeven wat de NAP hoogte is. Uitzondering is het geval waarbij het getal achter de komma 00 is, bijvoorbeeld 7,00. In dat geval wordt uitsluitend het getal voor de komma vermeld. Voorts is dit het geval bij getallen waarbij alleen het tweede cijfer achter de komma 0 is. Bijvoorbeeld: 7,80 wordt weergegeven als 7,8.
Per dwarsprofiel is indicatief het profiel/de profielvorm van het oppervlaktewaterlichaam opgenomen. Deze keuze brengt met zich mee, dat alleen de hierboven genoemde vijf punten normatief zijn voor de toepassing van de legger en dat daarvan de rechten en plichten vanuit de Keur worden afgeleid. Het indicatieve profiel is dan ook juridisch niet-bindend, maar richtinggevend voor wat betreft de vorm van het profiel. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de in de bijlage opgenomen vijf standaardprofielen.
Bij de beantwoording van de vraag of een (gedeelte) van een oppervlaktewaterlichaam voldoet aan hetgeen de legger daaromtrent bepaalt, zal het waterschap artikel 2.1 van de Waterwet betrekken. 2
Uitgaande van de vijf bovenomschreven punten zal het waterschap, in geval van een knelpunt met betrekking tot de waterhuishouding, beoordelen of het betreffende oppervlaktewaterlichaam functioneert overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1 van de Waterwet. Het waterschap houdt daarbij rekening met het indicatieve profiel, de functie van het oppervlaktewaterlichaam en de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.
4.Indeling van oppervlaktewaterlichamen
De categorisering van oppervlaktewaterlichamen vindt zijn grondslag in de Verordening water Noord-Brabant (hierna Verordening). Hierin staat ook de mogelijkheid tot vrijstelling van leggerverplichtingen voor vrij meanderende A-wateren met betrekking tot de omschrijving van de vorm en afmeting van watergangen.
Oppervlaktewaterlichamen met een debiet van 30 l/s of meer zijn categorie A oppervlaktewaterlichamen (= A-water). De belangrijkste factor om het verschil in status te definiëren is het minimale debiet dat door een A water stroomt onder maatgevende omstandigheden (= de afvoer die minimaal één à twee maal per jaar voorkomt). Hierbij is er een duidelijke relatie met de eisen die aan het watersysteem worden gesteld op basis van de vastgestelde hydraulische randvoorwaarden van het waterschap. Daarnaast is de grens die hier wordt aangehouden ook bij andere waterschappen met een vergelijkbaar beheergebied gebruikelijk en sluit dit aan bij de Verordening Water Noord-Brabant. Ook de in A-water aanwezige waterstaatswerken (kunstwerken) worden vastgelegd in de legger.
Los van het afvoercriterium kunnen watergangen ook A-water zijn vanwege een specifieke wateraanvoerfunctie of bij lozingen vanuit riooloverstorten. Ook op basis van een KRW functie inrichtingsvariant heeft een watergang een A-status.
A- wateren met een KRW functie
Voor watergangen met een KRW functie inrichtingsvariant meandering zijn in de legger geen profielen opgenomen3 .
Voor de wateren is in 2007 voor het eerst de Q/H (de maatgevende afvoer met het daarbij behorende peil) in de legger vastgelegd op basis van uitgangspunten uit 2004. Bijna alle projecten na 2004 waar de inrichting (en meestal ook het peil) is veranderd, zijn nog niet doorgevoerd in de legger 2018. Deze aanpassing zal in een volgende herziening worden doorgevoerd. Voor deze wateren kan in de tussentijd worden teruggevallen op de ontwerpsituatie uit het projectplan. Bij de wateren waar er vanaf 2004 niets is veranderd aan de feitelijke situatie, zijn de Q/H gegevens onveranderd overgenomen in deze legger.
Daarnaast zijn in de legger A-wateren opgenomen met een afwijkende afvoercapaciteit (A-AA-wateren). Dit zijn watergangen met een maatgevende afvoer < 30 liter/sec waar het waterschap als aanliggend eigenaar (aangelande) zelf onderhoudsplichtig is. Van deze laatste categorie streeft het waterschap er naar het eigendom over te dragen naar de aangrenzende eigenaren waarna deze kunnen worden afgewaardeerd naar een B-water.
Voor A-AA-wateren wordt volstaan met het vastleggen van de geografische ligging door middel van een lijnelement op kaart met een schaal van maximaal 1:10.000.
C-wateren zijn gedefinieerd in de keur4 als: oppervlaktewaterlichamen waarbij gebruik is gemaakt van de vrijstelling van opname in de legger uit artikel 5.2 lid 5 Verordening water provincie Noord Brabant. Over het algemeen betreft dit wateren met een afvoer van < dan 10l/s.
B-wateren: alle oppervlaktewaterlichamen die geen A-water of C-water zijn. Voor B-wateren wordt volstaan met het vastleggen van de geografische ligging door middel van een lijnelement op kaart met een schaal van maximaal 1:10.000.5 Voor C-wateren waarvan door de beheerder is vastgesteld dat deze een knelpunt (kunnen) vormen voor de waterbeheersing (wateroverlastsituaties) wordt in principe geen gebruik gemaakt van de vrijstelling als bedoeld in artikel 5.2 lid 6 Verordening. Door deze als B-water op de legger te plaatsen kunnen ze worden meegenomen in de schouw.
Zandvangen behoren tot de oppervlaktewaterlichamen met een A-status. Bij zandvangen wordt de ligging aangegeven door middel van de insteek en wordt het ontwerpprofiel vastgelegd. Dit profiel is nodig om als zandvang goed te kunnen functioneren, uitgaande van een gebaggerde situatie (lege zandvang).
Bij de A-wateren zijn de kenmerkende maten van ondersteunende kunstwerken opgenomen. Bij B-wateren is dit, gezien het minder grote belang van deze waterlopen, minder relevant. Informatie over de ondersteunende kunstwerken wordt weggelaten, tenzij er bijzondere redenen zijn deze te vermelden in een leggertabel of kaart.
Ten behoeve van het beheer en onderhoud van de A-wateren geldt in de legger aan weerszijden van deze wateren een beschermingszone met een standaardbreedte van 5 meter vanuit de dichtstbijzijnde insteek zoals aangegeven in de legger. Activiteiten van derden binnen de beschermingszones zijn aan regels (en vaak beperkingen) gebonden. De regels en beperkingen vloeien voort uit de keur. Qua beperkingen kan onder meer worden gedacht aan het verbod op het oprichten van bouwwerken en andere obstakels.
Eén van de uitgangspunten van het beheer en onderhoud van watergangen is het zo efficiënt mogelijk gebruik maken van de beschermingszones. Uit ervaring heeft het waterschap vastgesteld dat het nodige onderhoud veelal plaatsvindt vanuit een en dezelfde zijde van de watergang dan wel slechts gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld een strook van 2 of 2,5 meter ter weerszijden van de watergang.
Dit betekent dat bepaalde beschermingszone niet of in ieder geval niet volledig worden gebruikt voor de functie waarvoor zij zijn aangewezen. Het niet of slechts gedeeltelijk gebruik maken van de beschermingszone kan onder bepaalde omstandigheden leiden tot onevenredige beperkingen bij de eigenaren van de betreffende gronden. Het waterschap neemt separaat aan dit leggerbesluit aparte besluiten tot het aanpassen van de beschermingszones in de legger oppervlaktewaterlichamen daar waar dat vanuit waterstaatkundig oogpunt mogelijk of zelfs wenselijk is. Bij afwijkingen van de generieke afmeting van 5 meter wordt door middel van een aanduiding op de leggerkaart (alleen op de PDF. Op de webkaarten zit deze informatie in de achterliggende tabellen) de specifieke breedte van de beschermingszone langs de betreffende watergang weergegeven.
Het op maat brengen en als zodanig op een leggerkaart markeren van de beschermingszones sluit aan bij de filosofie van de Omgevingswet. Bij het nieuwe traject ‘kwaliteitsimpuls legger’ zal de legger op dit onderdeel voor het gehele beheergebied worden aangepast. De huidige planning hiervoor richt zich op 2019.
De waterschappen hebben de mogelijkheid om in de legger een ‘profiel van vrije ruimte’ bij oppervlaktewateren op te nemen, als reservering voor toekomstige verbetering of uitbreiding van het waterstaatswerk. Het profiel van vrije ruimte is bedoeld om ruimte vrij te houden voor toekomstige ontwikkeling van de watergang. Het doel van het verbod is het voorkomen van ingrepen die het uit te voeren beekherstel ernstig belemmeren of onmogelijk maken. Dit profiel van vrije ruimte staat los van de beschermingszone. In de Keur is de basis gelegd voor dit instrument.
Het profiel van vrije ruimte is op de kaart te zien als een vlakdekkende arcering over de watergang. De exacte begrenzing is niet op schaal ingetekend en dus niet op kaart af te lezen.
Het in de legger gehanteerde profiel van vrije ruimte is verbonden aan de inrichtingsvarianten meandering, natte natuurzone en natuurvriendelijke oever in het WBP IV voor “behoud en herstel watersystemen” en is:
7.Aanwijzing onderhoudsplichtigen
In artikel 2.1 van de keur wordt algemeen geregeld dat degenen die zijn aangewezen als onderhoudsplichtigen in de legger, verplicht zijn tot het verrichten van gewoon of buitengewoon onderhoud, zoals beschreven is in hoofdstuk 2. Met dit artikel wordt dus de verbinding gelegd tussen de legger en de gebodsbepalingen in hoofdstuk 2 van de keur. De legger geeft aan wie onderhoudsplichtig is, de gebodsbepalingen geven aan welk onderhoud van deze onderhoudsplichtigen wordt geëist.
Onderhoud oppervlaktewaterlichamen
De A-wateren worden over het algemeen onderhouden door of namens het waterschap zelf; dit betreft dan het buitengewoon onderhoud (baggeren) en het gewoon onderhoud zoals het maaien van de watergang. Op deze regel zijn uitzonderingen mogelijk. Indien het waterschap niet onderhoudsplichtig is, staat in de leggertabel en op de leggerkaart aangegeven bij wie de onderhoudsplicht dan wel berust.
De B-wateren worden onderhouden door de aanliggende eigenaren. Eigenaren en/of beperkt gerechtigden van percelen, waarvan de kadastrale ondergrond gescheiden is van het water door een strook grond ter breedte van 50 cm of minder, gemeten vanaf de insteek, worden ook aangemerkt als (ieder voor de helft) onderhoudsplichtig.6 Dit is bestendig beleid ten opzichte van de legger 2013 (herziene versie). De achterliggende reden is dat het waterschap zijn middelen vooral wil besteden aan het beheer en onderhoud van het hoofdwatersysteem.
Gewoon en buitengewoon onderhoud ondersteunende kunstwerken
De verplichting tot het schoonhouden van het doorstromingsprofiel van een kunstwerk zoals bedoeld in de keur rust op de onderhoudsplichtige van het oppervlaktewaterlichaam waartoe het ondersteunend kunstwerk behoort, tenzij in de leggertabel van deze legger anders is bepaald.
Bouwkundig onderhoud aan ondersteunende kunstwerken
Het bouwkundig onderhoud van een werk dat is aangelegd door of vanwege een publiekrechtelijke rechtspersoon ter behartiging van zijn taken, berust bij die rechtspersoon. Bij grote werken (van Rijkswaterstaat, provincie, gemeente, waterschap, ProRail) is ervoor gekozen om de bouwkundig onderhoudsplichtige expliciet in deze legger aan te wijzen, omwille van de duidelijkheid.
Met publiekrechtelijke rechtspersoon wordt gelijkgesteld een privaatrechtelijke rechtspersoon die onder overwegende overheidsinvloed staat voor zover het de publieke taakvoering betreft (zoals bijv. ProRail waar de Staat enig aandeelhouder is).
In alle andere gevallen berust het bouwkundig onderhoud bij degene die in overwegende mate belang heeft bij de aanwezigheid en het functioneren van het werk, daaronder niet begrepen een waterstaatkundig belang. De term “degene die” maakt duidelijk dat de toepassing zich niet beperkt tot natuurlijke personen. Ook rechtspersonen of andere juridische entiteiten kunnen als onderhoudsplichtige worden aangemerkt. 7
Ten aanzien van sommige waterstaatswerken is de onderhoudsplicht toegewezen aan de eigenaar van een expliciet genoemd kadastraal perceel. Indien zo’n perceel wordt gesplitst in twee of meer nieuwe percelen, dan worden de eigenaren van beide nieuwe percelen geacht onderhoudsplichtig te zijn ingevolge deze legger.
De rechtbank heeft het waterschap opgedragen voor de BS,39, BS60 en BS64 een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van 3 juli 2015 en de volgende aanwijzingen:
• Het waterschap dient de profielen voor de drie watergangen BS39, de BS60 en de BS64 opnieuw vast te stellen met inachtneming van de situatie zoals vastgelegd in de vorige legger;
• Indien het waterschap besluit tot het opnemen van een in de BS39 geplaatste cascadestuw dan dient het waterschap door middel van schriftelijk bewijs aan te tonen dat ten behoeve van deze cascadestuw in het verleden de wettelijk vereiste toestemming is verleend in de vorm van een besluit, dan wel hiertoe eerst een nieuw legaliserend besluit te nemen.
1. De toepassing van deze wet is gericht op:
a. voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met
b. bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen en
c. vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
De toepassing van deze wet is mede gericht op andere doelstellingen dan genoemd in het eerste lid, voor zover dat elders in deze wet is bepaald.
Oppervlaktewateren met een maatgevende afvoer van minder dan 30 liter per seconde zijn in de Verordening water Noord-Brabant vrijgesteld van de in de Waterwet bedoelde verplichtingen met betrekking tot omschrijving van de vorm, afmeting en constructie van de waterloop en het dwarsprofiel, bedoeld in artikel 5.1. eerste lid onder b.
Indien een perceel op een afstand van uiterlijk 0,5 meter is gelegen uit de insteek van een B-watergang, wordt dat perceel als aangrenzend aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de hiervoor genoemde beleidskeuze in redelijkheid heeft kunnen maken en dat de beleidskeuze in het leggerbesluit van 2013 voldoende is gemotiveerd. Rechtbank Oost-Brabant, datum uitspraak 29-01-2014, datum publicatie 06-02-2014, zaaknummerAWB-134076.