Organisatie | Midden-Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2021 |
Citeertitel | Nadere regels jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 10-11-2020 |
eigen kracht: de feitelijke eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van jeugdige en/of ouders om problemen op te lossen of het hoofd te bieden;
pedagogische civil society: de sociale omgeving rond de jeugdige, bestaande uit ouders, familie, buurtvrienden, school, peuterspeelzalen, vrijwilligers, sportcoaches en anderen die betrokken zijn bij de opvoeding en het opgroeien van de jeugdige met als doel om de draagkracht van het gezin van de jeugdige te vergroten en opvoedingsproblemen te voorkomen;
verordening: verordening jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2021;
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene Wet Bestuursrecht, de Algemene Verordening Gegevensbescherming of de Verordening Jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2021.
Artikel 2. Vormen van jeugdhulp
De volgende algemene voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:
a. versterken van de sociale context:
algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders;
activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jongeren en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;
laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;
maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden;
mantelzorgondersteuning voor kinderen en gezinnen.
bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei- en opvoedvragen;
ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;
ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;
regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.
Hoofstuk 2. Procedure en voorwaarden toegang
Artikel 3. Toetsing pgb-vaardigheid
Artikel 4. Onderscheid formele en informele hulp
Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
Artikel 5. Kwaliteitseisen formele en informele jeugdhulp
Artikel 6. Bestedingsmogelijkheden van het pgb
Een pgb voor vervoer als bedoeld in artikel 12 lid 8 onder g van de verordening en een pgb voor vormen van jeugdhulp als bedoeld in artikel 12 lid 8 onder a tot en met f van de verordening waarvoor een tarief is vastgesteld per uur, per dagdeel of per etmaal mag uitsluitend besteed worden voor dat vervoer en voor een vergoeding van die daadwerkelijk geleverde diensten per uur, dagdeel of etmaal.
De hoogte van een pgb kan zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten.
Het pgb mag ingezet worden voor de volgende kosten:
eenmalige uitkering. Na beëindiging van pgb waar de budgethouder niet verantwoordelijk is kan er maximaal 1 volledig maand salaris worden uit betaald;
feestdagenuitkering. De feestdagen uitkering is een onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Er kan binnen het budget maximaal €272,00 gereserveerd worden. Dit kan op een moment in het kalender jaar als extra loon worden uitbetaald;
reiskosten. Binnen het werkgeverschap is het wettelijk toegestaan om reiskosten voor woon-werkverkeer te vergoeden als secundaire arbeidsvoorwaarde. Hierbij geldt de vigerende belastingwetgeving en de vergoeding betreft onbelast loon. De kosten moeten gemaakt worden om de zorg uit te kunnen voeren. De reiskosten worden gezien als onderdeel van een arbeidsovereenkomst.
De keuze van de jeugdige/ouders om het pgb in te zetten voor deze kosten heeft effect op de bestedingsruimte van het pgb.
Het pgb mag niet ingezet worden voor de volgende kosten:
reservering vrij besteedbaar bedrag. Het budget is bedoeld om zorg in te kopen. Met de invoering van het trekkingsrecht is alleen betaling mogelijk als de zorg geleverd wordt;
kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers en administratiekosten. Om in aanmerking te komen voor een pgb moet iemand zelf in staat zijn, of diens vertegenwoordiger, zelf de regie over het pgb te voeren.
Het college is alleen gehouden een individuele voorziening te treffen als de jeugdige en ouder(s) er niet op eigen kracht uitkomen, doordat de benodigde hulp de eigen draagkracht overstijgt, er geen mogelijkheden zijn in het sociale netwerk, algemene/voorliggende voorzieningen of aanvullende verzekeringen niet beschikbaar zijn of dat er financiële problemen ontstaan bij gebruikmaking van eigen kracht.
Artikel 9. Afwegingskader eigen kracht
Het college moet vaststellen of degene waarvan oplossingen vanuit eigen kracht wordt verwacht:
niet overbelast dreigt te raken door het bieden van de noodzakelijke hulp;
er moet een causaal verband zijn tussen de overbelasting en de hulp die iemand aan een jeugdige biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van teveel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk;
niet in de financiële problemen komt door het bieden van de hulp;
indien ouder(s) stellen dat hun gezinsinkomen niet meer toereikend is doordat zij zelf hulp moeten leveren, kan dit aangetoond worden door middel van een draagkrachtberekening met behulp van de rekentool van het NIBUD, te raadplegen via https://persoonlijkbudgetadvies.nibud.nl.
Bij een (gedeeltelijke) afwijzing van een aanvraag tot het toekennen van jeugdhulp in verband met voldoende mogelijkheden binnen de eigen kracht, wordt op inzichtelijke wijze gemotiveerd waarom de gevraagde hulp voor de betreffende jeugdige op eigen kracht geboden kan worden en dat zich geen andere in deze nadere regels opgenomen omstandigheid voordoet waardoor het college desondanks een voorziening verstrekt.
Artikel 10. Voorwaarden vervoersvoorziening
Het toekennen van een vervoersvoorziening geschiedt alleen aan de jeugdige wanneer aantoonbaar is gemaakt dat er een noodzaak bestaat tot het inzetten van de vervoersvoorziening en dat bij een gebrek aan deze voorziening de toegang tot jeugdhulp wordt onthouden. De noodzaak van een vervoersvoorziening wordt aannemelijk gemaakt indien:
Artikel 11. Afwegingskader vervoersvoorziening
Wanneer aantoonbaar is gemaakt dat het inzetten van een vervoersvoorziening noodzakelijk is, wordt door middel van onderstaand stroomschema een keus gemaakt voor de best passende eerst beschikbare optie van a naar f.
Hoofstuk 4. Afbakening Jeugdwet
Artikel 12. Afbakening Jeugdwet met andere wetten
Op grond van artikel 1.2 lid 1 sub b van de wet treft het college geen voorziening als naar het oordeel van het college met betrekking tot de problematiek een aanspraak bestaat op een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling, zoals de Wet passend onderwijs, de Wlz, de Wmo, de Zvw en de Participatiewet. Deze wetten zijn voorliggend op de Jeugdwet.
Artikel 13. Afbakening Jeugdwet en Wet passend onderwijs
Indien er onduidelijkheid is over de verantwoordelijke wettelijke bepaling bij een hulpvraag op het snijvlak van de Wet passend onderwijs en de Jeugdwet, wordt er een gezinsplan opgesteld door jeugdige, ouders, school, JGZ en een casemanager jeugd van het sociaal team conform vastgestelde werkwijze.
Artikel 14. Afbakening Jeugdwet en de Wet langdurige zorg
Wanneer jeugdige en/of ouders weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een indicatiebesluit Wlz terwijl er gegronde redenen zijn die aannemelijk maken dat de jeugdige een indicatie voor Wlz-zorg zou kunnen krijgen, weigert het college een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet. Op de onderbouwing van die weigering is de laatste zin van lid 6 van toepassing.
Artikel 15. Afbakening Jeugdwet en Zorgverzekeringswet
Een uitzondering op lid 1 is wanneer er meervoudige problematiek ten grondslag ligt aan de problemen van jeugdigen en er daardoor recht is op een soortgelijke voorziening op grond van zowel de Jeugdwet als de Zvw, in dat geval is het college gehouden een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet te treffen.
Artikel 16. Afbakening Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning
Als een jeugdige ondersteuning nodig heeft om de zelfredzaamheid te vergroten, kan er in sommige gevallen recht zijn op een voorziening vanuit de Wmo. Als dat zo is, is de Wmo voorliggend aan de Jeugdwet en is er geen recht op een individuele voorziening op basis van de Jeugdwet. Het betreft dan bijvoorbeeld:
Artikel 17. Verlengde jeugdhulp
Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2021.
Artikel 19. Intrekking en inwerkingtreding
De Nadere regels jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2020, vastgesteld op 12 november 2019, worden ingetrokken per 1 januari 2021.
Deze nadere regels treden in werking met ingang van 1 januari 2021, mits de gemeenteraad vóór deze datum de Verordening Jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2021 heeft vastgesteld.
Aanvragen die zijn ingediend onder de in het eerste lid genoemde nadere regels en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze nadere regels, worden afgehandeld krachtens deze nadere regels.