Organisatie | Zevenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Zevenaar 2021 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 35 van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | Nieuwe regeling | 15-12-2020 |
1.2 B063 – Draagkrachtpercentages
Met draagkrachtniveau wordt een tweetal zaken bedoeld. Op de eerste plaats heeft het betrekking op de inkomensgrens om te bepalen of men tot de doelgroep behoort of niet. Op de tweede plaats heeft het betrekking op de eigen (financiële) mogelijkheden van de aanvrager, ook wel het vermogen dat iemand kan aanwenden om kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd te betalen.
Bij een inkomen op bijstandsniveau van 110% of minder is er geen draagkracht. Het inkomen op grond van de AOW wordt gelijkgesteld met het inkomen op bijstandsniveau. Er wordt geen kostendelersnorm toegepast. Het inkomen is het netto inkomen zonder vakantietoeslag.
Verder gelden de volgende draagkrachtpercentages:
1.2.3 Draagkracht uit vermogen
De draagkracht uit vermogen bedraagt:
Indien de vermogensgrens, rekening houdend met het hier bovenstaande, wordt overschreden wordt de aanvraag van bijzondere bijstand afgewezen.
1.3 B064 – Draagkrachtperiode bijzondere bijstand
De periode waarover de draagkracht geldt, de draagkrachtperiode, is in beginsel een jaar of voor onbepaalde tijd voor mensen met een Participatiewet-uitkering of pensioengerechtigden en wordt vastgesteld vanaf het moment dat de kosten zijn gemaakt en maximaal drie maanden met terugwerkende kracht. Het meetmoment voor de berekening van de draagkrachtperiode wordt vastgesteld per de eerste van de maand waarin de kosten zich voordoen.
Bijzondere bijstand kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd tot drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Wanneer de gemaakte kosten meer dan drie maanden geleden zijn gemaakt, is geen bijstand meer mogelijk.
1.3.1b Draagkracht voor langere periode vaststellen
De draagkracht kan voor een langere periode dan een jaar worden vastgesteld.
Er zijn twee categorieën inwoners die zelden of nooit draagkracht hebben en bovendien langer dan een jaar voldoen aan de voorwaarden die gesteld worden voor de diverse regelingen.
Daarnaast zijn er nog categorieën waarvoor de draagkracht gemotiveerd langer dan een jaar kan worden vastgesteld. Denk hierbij aan oudere arbeidsongeschikten of mensen met een WAJONG-uitkering. Dit dient individueel beoordeeld te worden. De draagkrachtperiode wordt vastgesteld onafhankelijk van de periode waarin de kosten gemaakt zullen worden. De draagkracht die is vastgesteld geldt dan voor meerdere jaren of voor onbepaalde tijd. De inwoner is zelf verantwoordelijk om eventuele wijzigingen door te geven aan de gemeente.
1.3.2 Draagkrachtbepaling bij algemene bijstand
Voor personen die in de periode dat de bijzondere kosten worden gemaakt maandelijks een algemene bijstandsuitkering ontvangen behoeft geen draagkrachtperiode te worden bepaald. Indien echter de algemene bijstand (Participatiewet-uitkering) eindigt dient per datum beëindiging Participatiewet-uitkering alsnog een draagkrachtperiode/draagkrachtjaar te worden vastgesteld.
1.3.3 Draagkrachtbepaling bij incidentele of periodieke bijzondere bijstand
De volledige jaardraagkracht wordt op de noodzakelijke kosten in mindering gebracht. Dit geldt voor zowel periodieke als incidentele bijzondere bijstand. De aanwezige draagkracht wordt op die manier vrijwel direct of zo snel als het kan verrekend.
1.3.4 Draagkrachtbepaling en kostendelersnorm
Bij de draagkrachtbepaling bijzondere bijstand wordt de kostendelersnorm niet toegepast.
1.7 B069 – Waar en wanneer medisch advies opvragen
1.7.1 Wanneer een medisch advies opvragen?
In beginsel wordt geen medisch advies gevraagd.
Mensen worden geacht adequaat verzekerd te zijn tegen ziektekosten. De zorgverzekering wordt als passend en toereikend geacht.
Voor inwoners van gemeente Zevenaar met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm bestaat de mogelijkheid zich collectief te verzekeren bij Menzis, waarmee men een hoge dekking van de meest voorkomende ziektekosten heeft. Daarnaast ontvangt men korting op de premie. Het is een eigen verantwoordelijkheid of men gebruik maakt van deze uitgebreide collectieve verzekering.
In zeer uitzonderlijke situaties kan een medisch advies worden gevraagd als er bijzondere bijstand wordt opgevraagd.
1.8 B137 – In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht
1.8.1 Vrij te laten bescheiden vermogen
Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt het wettelijk vrij te laten bescheiden vermogen artikel 34 Participatiewet buiten beschouwing gelaten, tenzij anders vermeld in de richtlijn van de desbetreffende kostensoort. Wanneer het vermogen meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen, kan een bedrag dat gelijk is aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag als leefgeld in mindering worden gebracht op het vermogen. Zie ook B063.
1.8.2 Individuele inkomenstoeslag
Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt een reeds toegekende individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten, voor wat betreft de vaststelling van de draagkracht. Individuele inkomenstoeslag kan nog steeds gezien worden als een voorliggende voorziening.
Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand worden inkomsten op grond van artikel 31 lid 2 sub o Participatiewet en inkomsten op grond van artikel 33 lid 5 van de Participatiewet buitenbeschouwing gelaten. Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h Participatiewet) worden dus alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarig kind met inkomsten uit arbeid. Betreft het een aanvraag voor het minderjarige kind zelf dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen.
Bij het vaststellen van het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt geen rekening gehouden met buitengewone lasten. Hiermee worden de componenten voor inkomensvaststelling gelijkluidend met de algemene bijstand.
Bij het bepalen van het inkomen in relatie tot de draagkracht wordt uitgegaan van het actuele inkomen, tenzij voorzienbaar is dat dit inkomen gedurende de draagkrachtperiode zal wijzigen. In dat geval wordt rekening gehouden met voorzienbare wijzigingen in het inkomen.
1.8.6 Draagkracht uit vermogen
Zie ook richtlijn B063. Wanneer het vermogen meer bedraagt dan het vrij te laten vermogen, kan een bedrag dat gelijk is aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag als leefgeld in mindering worden gebracht op het vermogen. Indien de vermogensgrens dan alsnog wordt overschreden dan dient de bijzondere bijstand te worden afgewezen.
1.8.7 WSNP, WGS en draagkracht
Wanneer een inwoner is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) of de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is er geen draagkracht gedurende de looptijd van het traject of de looptijd van het saneringskrediet.
Als beslag gelegd is op het inkomen van de belanghebbende, kan deze niet meer over dat deel van het inkomen beschikken. Er is dan geen sprake van draagkracht, ook al is het inkomen hoger dan de bijstandsnorm. Bij een aanvraag voor bijzondere bijstand is het wel mogelijk de aanvraag af te wijzen omdat het hebben van schulden en het niet meer kunnen beschikken over inkomen boven bijstandsniveau als gevolg van deze beslaglegging, geen bijzondere omstandigheden oplevert. Dit laatste is niet aan de orde als de aanvraag gaat om kosten van verplichte bewindvoering.
2.1 B079 – Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting
2.1.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3).
2.1.2 Recht op bijstand voor bijzondere kosten
De algemene bijstandsnorm voor personen van 18 t/m 20 jaar (artikel 20 Participatiewet) en de wettelijke onderhoudsplicht van de ouders wordt toereikend geacht om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Aan thuiswonende personen van 18 t/m 20 jaar wordt geen aanvulling via de bijzondere bijstand verstrekt.
Voor de uitwonende alleenstaande, alleenstaande ouder en gehuwden/samenwonenden kan onder bepaalde voorwaarden naast de algemene bijstand een aanvulling via de bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Participatiewet worden verstrekt voor de hogere kosten van het uitwonend zijn.
2.2 B080 – Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in een inrichting
2.2.1 Voorliggende voorziening
Indien er sprake is van een situatie waarin een 18 tot en met 20-jarige diens onderhoudsrecht jegens zijn ouders ten gelde kan maken, dan kan achteraf middels verhaalsrecht de kosten van bijzondere bijstand op de ouders worden verhaald.
2.2.2 Recht op bijstand voor bijzondere kosten
Jongeren van 18, 19 of 20 jaar die in een inrichting verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand (artikel 13 lid 2 onderdeel a Participatiewet). In hun algemene kosten van het bestaan wordt in beginsel voorzien door de inrichting waarin zij verblijven. Bij personen in deze leeftijdscategorie wordt van de ouders over het algemeen een bijdrage gevraagd in de kosten van het verblijf in de inrichting. De bijstand die, rekening houdend met deze onderhoudsplicht, moet worden verleend, zal in voorkomende gevallen minder bedragen dan het voorgestelde landelijke normbedrag als bedoeld in artikel 23 Participatiewet. Een juiste aansluiting op de bestaanskosten van de betrokkene en de ouderlijke onderhoudsplicht kan dus alleen worden bereikt door de hoogte van de bijstand geheel af te stemmen op de individuele omstandigheden van de betrokkene. Daarvoor vormt de bijzondere bijstand het aangewezen instrument (zie ook TK 2002–2003, 28 870, nr. 3, p. 43–45).
2.2.3 Hoogte van de bijzondere bijstand
Wordt bijzondere bijstand voor zak- en kleedgeld verstrekt aan personen van 18 t/m 20 jaar die in een inrichting verblijven, dan wordt de hoogte van de bijzondere bijstand (artikel 12 Participatiewet) in beginsel afgestemd op de normen algemene bijstand die gelden voor personen van 18 t/m 20 jaar die niet in een inrichting verblijven (artikel 20 Participatiewet).
2.4.1 Omschrijving van de kosten
De kosten van een babyuitzet in verband met de geboorte van een kind. De kosten voor een babyuitzet behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Het is een eigen verantwoordelijkheid om in deze kosten te voorzien. Daarom bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
Het niet kunnen reserveren vanwege schulden is geen bijzondere omstandigheid om tot verlening van bijzondere bijstand over te gaan.
Als men dat door omstandigheden niet heeft kunnen reserveren, kan verwezen worden naar 2e-handszaken, Marktplaats, particuliere en charitatieve initiatieven die overal aanwezig zijn.
De volgende omstandigheden kunnen mogelijk wel als bijzonder worden aangemerkt:
2.5.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie B3.2). Voor stookkosten is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Stookkosten behoren tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.
Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien er een medische noodzaak is voor het maken van deze kosten.
2.5.3 Hoogte bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op de meerkosten ten opzichte van de normale stookkosten. Zie voor de hoogte van normale stookkosten de Prijzengids Nibud.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht overeenkomstig de regels opgenomen in Hoogte en vorm van de bijstand, in mindering gebracht.
2.6 B096 – Bewassing en kledingslijtage
2.6.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie B3.2). Voor de kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage is er géén sprake van een voorliggende voorziening. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering wel recht op incontinentie-absorptiemiddelen.
2.6.2 Recht op bijzondere bijstand
Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook kosten van bewassing en ten gevolge van slijtage. Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.
Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake indien:
Het voorgaande is geen limitatieve opsomming van situaties waarin recht bestaat op bijzondere bijstand voor de kosten van bewassing en ten gevolge van kledingslijtage. Het betreft slechts een beleidsregel. Zowel op grond van de artikel 35 lid 1 Participatiewet als op grond van artikel 4:84 Awb kan in individuele gevallen worden afgeweken.
2.6.3 Hoogte bijzondere bijstand
De hoogte van de voor bijzondere bijstand in aanmerking komende waskosten wordt bepaald aan de hand van de NIBUD–Prijzengids.
Meerkosten van kleding worden bepaald onder aftrek van de richtprijs voor een kledingpakket op grond van de NIBUD-Prijzengids bij een inkomen op bijstandsniveau resp. het voor de andere inkomensklassegebruikelijke bedrag voor kleding op grond van het NIBUD-Budgethandboek. Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
3 Voorzieningen voor verzorging en hulp
3.1.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet zie paragraaf B3.3). In beginsel worden de WLZ, de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wmo als passende en toereikende voorliggende voorzieningen beschouwd.
De kosten voor ondersteuning en zorg komen dan ook niet in aanmerking voor bijzondere bijstandsverlening. Ook de eigen bijdrage opgelegd door het CAK, komt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
3.1.2 Collectieve zorgverzekering als voorliggende voorziening voor de eigen bijdrage/abonnementstarief
Gemeente Zevenaar heeft een collectieve zorgverzekering bij Menzis afgesloten voor haar inwoners met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Is men verzekerd bij deze collectieve zorgverzekering van Menzis, dan kan men de kosten van de eigen bijdrage Wmo opgelegd door het CAK declareren bij deze collectieve zorgverzekering. Dit geldt als een extra service voor de inwoners met een minimuminkomen. Heeft men elders een zorgverzekering afgesloten, is er geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten eigen bijdrage Wmo/abonnementstarief opgelegd door het CAK. Het is immers een eigen keuze om zich bij de collectieve verzekering Menzis of elders te verzekeren.
Voor de eigen bijdrage WLZ is het niet mogelijk deze kosten te declareren bij Menzis. De eigen bijdrage is overigens geheel afgestemd op het inkomen van de belanghebbende en wordt geacht uit het inkomen te worden voldaan.
4.1 B101 – Duurzame gebruiksgoederen/inrichtingskosten
4.1.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat in beginsel geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). Een lening van een commerciële bank of de Kredietbank Nederland wordt gezien als een voorliggende voorziening. In sommige gevallen kan de Wet Maatschappelijke Ondersteuning een voorliggende voorziening zijn. Ook voorzieningen als Ruil- en reparatiebeurs en de Weggeefhoek, Marktplaats, 2handszaken worden gezien als voorliggende voorzieningen.
De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Indien de betreffende kosten voorzienbaar waren, versterkt dit het argument dat belanghebbende wordt geacht hiervoor te reserveren. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken. In dat geval wordt bijzondere bijstand verleend, ook als dit bijstand betekent in aanvulling op een voorliggende voorziening. Het feit dat belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich nog geen bijzondere omstandigheid. De volgende omstandigheden kunnen mogelijk wel als bijzonder worden aangemerkt:
Bij een noodzakelijke verhuizing
Als noodzakelijke verhuizing wordt aangemerkt een verhuizing die het gevolg is van een verhuisverplichting in verband met de verstrekking van een woonkostentoeslag (WKT; zie ook B7.17.2). Gelet op de voor verhuizing aanwezige hoge woonlasten in combinatie met de relatief korte periode waarbinnen de verhuizing moet plaatsvinden kan onvoldoende worden gereserveerd voor de noodzakelijke stoffering van deze nieuwe woning. Zie tabel 9 van de NIBUD–Prijzengids voor de kostensoorten die worden begrepen onder stoffering. Zie in dit verband ook onderdeel 6 van deze paragraaf voor de verhuiskosten zelf. In beginsel wordt er vanuit gegaan dat in de rest van de inrichting reeds is voorzien.
Aan het verstrekken van leenbijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden:
4.1.3.1 Uitsluiting personen, die onlangs individuele inkomenstoeslag hebben ontvangen.
Bij personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die een individuele inkomenstoeslag hebben ontvangen, wordt eerst onderzocht of het bedrag aan individuele inkomenstoeslag toereikend is om de noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen te kunnen betalen. Zo niet, dan kan men voor het resterende bedrag verwezen worden naar de Kredietbank Nederland. Als een lening daar niet mogelijk is kan eventueel leenbijstand worden verstrekt.
4.1.3.2 Uitsluiting personen, die onlangs de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen hebben ontvangen.
Voor personen ouder dan de pensioengerechtigde leeftijd geldt de Regeling Duurzame Gebruiksgoederen als een voorliggende voorziening.
4.1.4 Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de NIBUD–Prijzengids. Indien de belanghebbende de kosten van de betreffende goederen niet in redelijkheid kan voldoen uit bijstand ter hoogte van de richtprijzen is het nodig om hiervan af te wijken.
Bij complete woninginrichting (inclusief de stofferingkosten met een maximum van € 1350,00) wordt in afwijking van de NIBUD–Prijzengids uitgegaan van 60% van de daargenoemde bedragen, omdat belanghebbende geacht wordt goederen tweedehands aan te kunnen schaffen.
4.1.5 Vorm van de bijzondere bijstand
In beginsel worden de duurzame gebruiksgoederen m.b.t. de woninginrichting in de vorm van leenbijstand verstrekt. De stofferingskosten, zijnde kosten van verf, behang en gordijnen worden om niet verstrekt.
Er dient te worden afgelost naar draagkracht. Voor personen die een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen geldt een aflossingspercentage van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bedraagt het inkomen meer dan de bijstandsnorm, dan wordt het aflossingsbedrag verhoogd met het bedrag dat gelijk is aan de draagkracht.
4.1.7 Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen
Aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (artikel 55 Participatiewet zie paragraaf B5.9) en de verplichting om betalingsbewijzen te overleggen verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt.
4.2.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie B3.2). Denk in dit geval aan:
De kosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (zie CRvB 20–04–1999, nr. 97/6694 ABW).
Er is in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid indien:
Op grond van sociale en/of medische redenen (bijvoorbeeld bij echtscheiding) kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor de daarvoor gemaakte noodzakelijke kosten van de kosten van de huur van de verhuiswagen, inrichtingskosten (betreft alleen kosten, die verband houden met het opnieuw inrichten van een woning zoals verf, behang e.d.), dubbele woonkosten (maximaal 1 maand).
In deze situatie wordt er vanuit gegaan, dat de persoon beschikt over een complete woninginrichting (in geval van echtscheiding in ieder geval de helft van de inboedel).
Voor verhuizing buiten de gemeente wordt alleen bijstand verstrekt voor de verhuiskosten, geen bijstand voor de kosten van de inrichting/inboedel.
4.2.3 Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijstand voor verhuiskosten is gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten van huur van een aanhanger of busje (incl. brandstofkosten).
De richtprijzen van NIBUD gelden als uitgangspunt.
Bijstand i.v.m. een verhuizing bij een medische indicatie is alleen mogelijk, indien een onafhankelijk adviesorgaan een positief advies verstrekt. Bijstand i.v.m. een verhuizing bij een sociale indicatie is alleen mogelijk, indien er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden (denk bijvoorbeeld aan een situatie waarbij de alleenstaande ouder genoodzaakt is te verhuizen, omdat er sprake is van huiselijk geweld en de desbetreffende persoon woont in de onmiddellijke nabijheid).
4.2.4 Vorm van de bijzondere bijstand
De bijstand wordt om niet verstrekt.
4.2.5 Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen
Indien een verhuizing noodzakelijk is op grond van een verhuisplicht die door de gemeente is opgelegd in verband met een verstrekte woonkostentoeslag, wordt een te verstrekken bijstand voor de kosten verbonden aan de verhuizing op dezelfde voorwaarden verstrekt als bij een noodzakelijke verhuizing. Als de persoon de mogelijkheid heeft gehad om te reserveren dan wordt met deze reserveringscapaciteit rekening gehouden bij de bepaling van de hoogte van de te verstrekken bijstand. Als ingangsdatum voor de mogelijkheid tot reserveren geldt de ingangsdatum toegekende woonkostentoeslag en het opleggen van de verhuisplicht.
Ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid
Wanneer er sprake is van ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid kan de bijstand wel in de vorm van een lening worden verstrekt. De toekenning vindt dan plaats o.g.v. artikel 48, lid 2 onderdeel b Participatiewet.
4.2.6 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie B3.2). Denk in dit geval aan:
De stofferingskosten in verband verhuizing behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de toepasselijke uitkering algemene bijstand door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er van deze regel worden afgeweken (zie CRvB 20–04–1999, nr. 97/6694 ABW). Er is in ieder geval sprake van een bijzondere omstandigheid indien de verhuizing het gevolg is van een verhuisverplichting vanwege het bewonen van een woning met woonkosten die meer bedragen dan de maximale subsidiabele huur naar een woning met lagere lasten.
Bijstand voor stofferingskosten is alleen mogelijk in de gemeente waar men gaat wonen.
4.2.8 Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijstand voor stofferingskosten is gelijk aan de kosten van stoffering, behang en verf zoals opgenomen in de NIBUD–Prijzengids (tabel 9 meteen maximum van € 1350,00). Bij een totale woninginrichting (zie B101) is dit bedrag van maximaal € 1350,00 aan stofferingkosten inbegrepen.
NB: Als er geen stoffering nodig is dan kan dit bedrag uit het maximale bedrag worden gehaald.
4.2.9 Vorm van de bijzondere bijstand
4.3 B103 – Eerste huur (van de lopende maand) en administratiekosten
4.3.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie B3.2). Denk in dit geval aan een geldlening bij een kredietverstrekkende instantie.
1e huur, administratiekosten en waarborgsom
Voor de 1e maandhuur (van de lopende maand) en de administratiekosten wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt, tenzij men had kunnen reserveren voor deze kosten. Wanneer had men kunnen reserveren? Wanneer men ruimschoots van te voren wist dat men zou gaan verhuizen en men voldoende middelen had om voor deze kosten te kunnen reserveren. Dit laatste is weerafhankelijk van de financiële situatie van betrokkene. Wanneer betrokkene kan aantonen dat de aflossingscapaciteit al is aangewend voor het betalen van schulden, kan worden gesteld dat er geen aflossingscapaciteit is geweest, voor zover deze schulden niet zijn ontstaan door ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid.
Wanneer men wel heeft kunnen reserveren en men heeft dit nagelaten, dan kan er een leenbijstand worden toegekend voor deze kosten o.g.v. artikel 48, lid 2 onderdeel b Participatiewet (ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid). De aflossingsverplichting bedraagt 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Wanneer men in de loop van de maand een woning aanvaardt krijgt men geen huurtoeslag. Het is mogelijk om eventueel woonkostentoeslag te verstrekken. In dat geval wordt de woonkostentoeslag niet aan betrokkene uitbetaald, maar als aflossing in mindering gebracht op de verstrekte leenbijstand. Wanneer de bijstand om niet wordt verstrekt, is een woonkostentoeslagnatuurlijk niet aan de orde.
Bij verhuizing buiten de gemeente geldt het volgende. Alleen als er sprake is dat de gemeente van vestiging geen bijzondere bijstand wil verstrekken voor de 1e huur, waardoor mensen belemmerd worden om zich te vestigen in die gemeente, kan bijzondere bijstand voor de 1e huur verstrekt worden in de vorm van leenbijstand. Hiervoor zal een betalingsregeling getroffen worden met de inwoner. Deze 1e huur wordt direct overgemaakt naar de desbetreffende woningstichting.
4.4 B145 – Berekening woonkostentoeslag huurders
4.4.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie B3.2). Denk in dit geval aan de Wet op de huurtoeslag.
De betaling van vaste lasten, zoals woonlasten, behoort tot de algemene kosten van dagelijks bestaan. Bijstandsverlening is hier in beginsel niet mogelijk, daar de norm geacht wordt voldoende te zijn om te kunnen voorzien in deze kosten. Het is echter mogelijk dat iemand te maken krijgt met een scherpe inkomensdaling, maar door omstandigheden geen huurtoeslag kan krijgen. Dit kan zijn omdat de woning waarin wordt gewoond een te hoge huur heeft om voor huurtoeslag in aanmerking te komen. Om te voorkomen dat iemand noodgedwongen het huis moet verlaten, kan het college ervoor kiezen om gedurende een periode van maximaal 1 jaar voor de woonkosten bijstand te verlenen. Daarna zal het college moeten beoordelen of belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen.
De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt hem niet te verwijten valt.
4.4.3 Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de woonsituatie en- kosten. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, stel de hoogte hiervan dan vast op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens. De standaard berekeningsmethode van Kluwer Schulinck wordt gehanteerd.
Voor wat betreft de draagkracht uit inkomen wordt in afwijking van richtlijn B137 het inkomen boven 100% van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt.
4.4.4 Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
4.4.5 Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen
Aan de verlening van de bijzondere bijstand worden de volgende verplichtingen (artikel 55 Participatiewet; zie paragraaf B5.9) verbonden:
4.5 B146 – Berekening woonkostentoeslag eigenaren
4.5.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet zie B3.2). Denk in dit geval aan een lening bij een kredietverlenende instantie of de Kredietbank Nederland, waarmee overwaarde geconsumeerd kan worden of de maandlasten verlaagd kunnen worden.
De betaling van vaste lasten, zoals woonlasten, behoort tot de algemene kosten van het dagelijks bestaan. Bijstandsverlening is hier in beginsel niet voor mogelijk, omdat de norm geacht wordt voldoende te zijn om te kunnen voorzien in deze kosten. Het is echter mogelijk dat iemand te maken krijgt met een scherpe inkomensdaling, maar daardoor zijn vaste woonlasten voor de eigen woning niet meer kan voldoen. Dit kan zijn omdat de hypotheek (en eventuele verplichte aflossing dan wel verzekering) berekend zijn op een hoger inkomen per maand en niet passen bij een bijstandsnorm. Om te voorkomen dat iemand noodgedwongen het huis moet verlaten, kan het college ervoor kiezen om gedurende een periode van maximaal 1 jaar voor de woonkosten bijstand te verlenen. Daarna wordt zal het college moeten beoordelen of belanghebbende zich voldoende heeft ingespannen om lagere woonkosten te krijgen. Vanzelfsprekend gaat het hier om een woning waar de eigenaar ook daadwerkelijk woont en niet om een 2e (of 3e) woning.
De woonkosten van eigenaren die in aanmerking komen voor woonkostentoeslag zijn:
De rente die verband houdt met de woning.
Het gaat hier meestal om hypotheekrente. Het is niet van belang of de eigenaar de hypotheekrente ook daadwerkelijk betaalt. Verder geldt dat jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heef top de verschuldigde hypotheekrente hierop in mindering moet worden gebracht.
Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijvoorbeeld voor een auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.
De aflossing van de hypotheek telt niet mee, dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.
4.5.3 Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de woonsituatie en- kosten. Indien er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te verstrekken, stel de hoogte hiervan dan vast op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens. De standaard berekeningsmethode van Kluwer Schulinck wordt gehanteerd.
Let op! Als de woonkostentoeslag langer dan een half jaar loopt, dan zal er over de buiten liggende periode een aparte berekening gemaakt moeten worden om de hoogte van de woonkostentoeslag over deze periode te bepalen.
Voor wat betreft de draagkracht uit inkomen wordt in afwijking van richtlijn B137 het inkomen boven 100% van de voor belanghebbende(n) geldende bijstandsnorm als draagkracht aangemerkt.
4.5.4 Vorm van de bijzondere bijstand
Bijstandsverlening is in beginsel om niet.
Als er sprake is van overwaarde in de woning, boven het bedrag van vrij te laten vermogen (artikel 34 lid 2 sub d Participatiewet), dan dient voor het meerdere deel een krediethypotheek gevestigd te worden, tenzij:
4.5.5 Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen
Aan de verlening van de bijzondere bijstand worden de volgende verplichtingen (artikel 55 Participatiewet, zie paragraaf B5.9) verbonden:
Een verhuisverplichting: de belanghebbende stelt alles aantoonbaar in het werk om goedkoperewoonruimte te verkrijgen, die het beste overeenstemt met de eigen financiële omstandigheden en mogelijkheden. Belanghebbende is verplicht zijn koopwoning tegen een marktconforme, reële verkoopprijs te koop te zetten (kan onderbouwd worden door twee waardebepalingen van erkende taxateurs) en zich bij minimaal 1 woningbouwvereniging in te schrijven. Belanghebbende krijgt de verplichting opgelegd om minimaal 1 keer per maand te reageren. (zie CRvB 25-11-1997, JABW1998/20)van het pand moeten overleggen.
5 Kosten uit maatschappelijke zorg
5.1 B085 – maaltijdvoorziening
In sommige situaties kunnen personen, met name ouderen, aangewezen zijn op de verzorging van de warme maaltijd door derden. Maaltijden worden thuisbezorgd die in de magnetron opgewarmd worden.
5.1.1 Voorliggende/algemene voorziening
In het algemeen bieden steeds meer winkels/supermarkten kant- en klare maaltijden tegen gangbare prijzen aan (eventueel worden boodschappen ook thuisbezorgd). Bovendien beschikt nagenoeg iedereen over een magnetron. Dit kan als algemene en/of voorliggende voorziening worden aangemerkt. Bijstandsverlening voor of reductie op deze maaltijdvoorziening is in de regel ook niet meer mogelijk. Alleen voor degenen die nu nog een indicatie hebben voor deze reductie blijven deze behouden. Voor nieuwe aanmeldingen is geen reductie meer mogelijk.
5.1.2 Uitzondering/recht op bijstand
Wanneer men is aangewezen op een dieet, welke maaltijden niet normaal verkrijgbaar zijn of er is sprake van bijzondere omstandigheden, is reductie (bijzondere bijstand) op de maaltijdprijs van deze voorziening mogelijk.
Daarnaast wordt alleen voor bestaande situaties de reductie nog verstrekt.
5.2 B087 – Communicatie en signalering, waaronder persoonsalarmering
5.2.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.
Er bestaat daarom geen afzonderlijk recht op bijzondere bijstand voor deze kosten.
Alleen voor degenen die tot en met 2020 nog een indicatie hebben voor deze voorziening blijven deze behouden. Voor nieuwe aanmeldingen is geen vergoeding meer mogelijk.
Als het gaat om een persoonsalarm in verband met huiselijk geweld en deze is geïndiceerd door bijvoorbeeld Moviera en de wijkagent is er sprake van bijzondere omstandigheden en kan er als uitzondering bijzondere bijstand worden verstrekt voor deze kosten.
6.1.1 Omschrijving van de kosten
De kosten voor bewind ontstaan ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken onder bewindstelling.
6.1.2 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie ook B3.2). Hiervan is sprake als:
Gezien een uitspraak van de CRvB van 29-6-2010, dient een aanvraag voor bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten WSNP te worden afgewezen. De kosten van het salaris van een WSNP-bewindvoerder kunnen niet worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten van het bestaan. E.e.a. is gebaseerd op artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet.
Let op: Naast een WSNP traject kan er naast een WSNP bewindvoerder ook sprake zijn van budgetbeheer of bewindvoerin. Er kan dan wel bijzondere bijstand voor de kosten van budgetbeheer / bewindvoering worden verstrekt.
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld én de kosten van bewindvoering door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen) zijn vastgesteld. Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.
6.1.4 Hoogte van de bijzondere bijstand
Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de bewindvoerder heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking (zie hiervoor 'Taken- en tarievenlijst beroepsbewindvoerders' die door het LOVCK in overleg met de brancheorganisatie voor bewindvoerders tot stand is gekomen, zoals hierboven is weergegeven).
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten worden de eventueel aanwezige voorliggende voorziening en de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.3, in mindering gebracht.
6.1.5 Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering wordt in beginsel om niet verleend.
Bij de aanvraag dient een kopie van de rechterlijke uitspraak waarin de instelling/persoon wordt aangewezen als wettelijk vertegenwoordiger te worden gevoegd. Bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten maximaal ter hoogte van de van toepassing zijnde tarieven zoals vermeld in de tarievenlijst van LOVCK toekennen. De bijzondere bijstand kan maandelijks worden uitbetaald. Er hoeft geen verantwoording middels door de kantonrechter (met stempel)geaccordeerde rekeningen achteraf plaats te vinden.
6.1.7 Aan de bijzondere bijstand verbonden verplichtingen
Aan de bijstandsverlening dienen de volgende verplichtingen ex artikel 55 Participatiewet; zie paragraaf B5.9) te worden verbonden:
De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een onderzoek omtrent diens financiële leerbaarheid met als doel om de financiële zelfstandigheid van belanghebbende te verbeteren en onderbewindstelling overbodig te maken. De belanghebbende is verplicht om, indien noodzakelijk geacht door het college, mee te werken aan een schuldregeling op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) die als doel heeft om de bestaande schuldenproblematiek op te lossen.
6.2 Kosten budgetbeheer bij schulden
6.2.1 Omschrijving van de kosten
Budgetbeheer moet voorkomen dat er schulden ontstaan of dat eventuele schulden oplopen. Budgetbeheer kan ook aflossingen van schulden betalen uit het budget. Budgetbeheer gaat voor op bijzondere bijstand voor bewindvoering. De kosten die verbonden zijn aan budgetbeheer vergoed worden via bijzondere bijstand. Mensen met een bijstandsuitkering of een inkomen tot 110% van de geldende bijstandsnorm kunnen daarvoor een aanvraag bij de gemeente indienen. Stelregel hierbij is dat men door de afdeling schuldhulpverlening is verwezen naar een instantie voor inkomensbeheer/budgetbeheer. Inkomensbeheer/budgetbeheer is in zulke gevallen noodzakelijk voor het slagen van het schuldhulpverleningstraject. Of als men onder beschermingsbewind is gesteld door de rechter.
6.2.2 Voorliggende voorziening
Een oriënterend gesprek of budgettips kunnen als voorliggend worden beschouwd. Daarnaast bestaan er in het voorliggende veld ook diverse mogelijkheden. Het is goed mogelijk dat ondersteuning door een vrijwilliger van thuisadministratie (Formulierenbrigade van Caleidoz) volstaat of begeleiding vanuit de Wmo.
6.2a Vrijwillige bewindvoering of budgetbeheer indien geen sprake is van schulden
Voor mensen met een aangetoonde verstandelijke beperking kan een verplichte bewindvoering een te zwaar middel zijn, maar is het aanstellen van een bewindvoerder wel noodzakelijk om schulden of een problematisch financiële situatie te voorkomen. In die gevallen kan op een onderbouwd advies dooreen daartoe gespecialiseerder hulpverlener wel ‘vrijwillige’ bewindvoering worden toegepast. Hiervoor is bijzondere bijstand mogelijk, uiteraard nadat eerst is vastgesteld dat er niemand vanuit het eigen netwerk in staat is deze taak op zich te nemen en er geen andere oplossingen aanwezig zijn. De hoogte van de bijzondere bijstand vloeit in beginsel voort uit de nota, mits deze niet buiten proportioneel hoog is.
6.3 Kosten beheer voor een Pgb (persoonsgebonden budget)
Vanaf 2015 wordt geen Pgb toegekend aan personen die niet in staat zijn een Pgb te beheren. Dat geldt zowel voor de Wmo als voor de Jeugdwet. Bovendien worden de Persoonsgebonden budgetten in de zorg vanaf 2015 uitgekeerd en beheerd door de SVB, zodat er geen noodzaak aanwezig is om bijstand te verlenen voor de beheerskosten van een Pgb.
Bijstandverlening voor de kosten van het beheer voor een Pgb is dus niet mogelijk, ook niet als deze taak door een verplicht aangestelde bewindvoerder moet worden uitgevoerd. (Zie ook uitspraak Centrale Raad van Beroep Centrale Raad van Beroep, 21-05-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1655 (gemeente Amsterdam)). In deze uitspraak worden de beheerskosten voor het Pgb door een bewindvoerder als diens normale werkzaamheden beschouwd, waardoor bijstandverlening niet aan de orde is.
6.4.1 Voorliggende voorziening
Voor de kosten van mentorschap is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
6.4.2 Recht op bijzondere bijstand
Voor de kosten in verband met mentorschap bestaat recht op bijzondere bijstand overeenkomstig de LOVCK-lijsten.
De algemene bijstand voorziet niet in de kosten van mentorschap. In het kader van de bijzondere bijstand is van belang te beoordelen of de kosten zich daadwerkelijk voordoen. Als de kantonrechter geen beloning heeft vastgesteld voor de werkzaamheden van de mentor, is belanghebbende de mentor geen beloning verschuldigd. De kosten doen zich dan dus niet voor en er is geen aanleiding bijzondere bijstand te verlenen.
Bijzondere bijstand voor de kosten (beloning) van een professionele mentor is wel mogelijk als dit conform de uitspraak van de kantonrechter is. Een professionele mentor moet vooraf een begroting aanleveren bij de kantonrechter ter goedkeuring. Bij een aanvraag bijzondere bijstand voor de beloning van een professionele mentor moet altijd de door de kantonrechter goedgekeurde begroting bijgevoegd worden.
6.5.1 Omschrijving van de kosten
De kosten ten gevolge van een door de Kantonrechter uitgesproken curatele.
Derhalve moet worden aangenomen dat de noodzaak tot curatele vaststaat, zodra de curatele door de Rechtbank is.
6.5.2 Voorliggende voorziening
Voor de kosten van curatele is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
6.5.3 Hoogte van de bijzondere bijstand
Het bedrag waarop de Kantonrechter de beloning voor de curator heeft vastgesteld komt voor bijstandsverlening in aanmerking.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
De professionele curator kan voor incidentele werkzaamheden, zoals werkzaamheden in verband met een verhuizing of voor het beheren van een persoonsgebonden budget, ook aanspraak maken op een aanvullende beloning (artikel 2 lid 5 Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren).
6.5.4 Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand voor kosten van curatele wordt in beginsel om niet verleend.
6.5.5 Aan de bijzondere bijstand verbonden verplichtingen
Aan de bijstandsverlening dienen de volgende verplichtingen ex artikel 55 Participatiewet; zie paragraaf B5.9) te worden verbonden:
6.6 B078 – Kosten rechtsbijstand
Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat, griffierecht.
6.6.2 Voorliggende voorzieningen
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie ook B3.2). Denk in dit verband aan:
Wet op de rechtsbijstand (Wrb).
Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan belanghebbende met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (excl. de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb. Zie ook B7.7.
6.6.3 Recht op bijzondere bijstand
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand indien op grond van een toevoeging krachtens de Wrb rechtsbijstand is/wordt verleend, voor zover voormelde voorliggende voorziening niet geheel toereikend is met betrekking tot het griffierecht en de eigen bijdrage.
Om voor bijstand in aanmerking te komen is men verplicht een diagnosedocument van het Juridisch loket op te vragen en als bewijs te overleggen. Dit diagnosedocument bepaalt de noodzaak. Ook de eigen bijdrage voor verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur (zie B7.7) komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.
6.6.4 Hoogte bijzondere bijstand
De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten. De belanghebbende dient hiervan bewijsstukken te overleggen. Naast de eigen bijdrage voor de toevoeging op grond van de Wrb mogen door een advocaat nog de volgende kosten in rekening worden gebracht (limitatieve opsomming):
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht, overeenkomstig de regels opgenomen in B7.2, in mindering gebracht.
De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
6.6.5 Vorm bijzondere bijstand
Verleen de bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand in beginsel om niet (artikel 48 lid 1 Participatiewet). Indien de kosten het gevolg zijn van een tekortschietende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, verleen de bijzondere bijstand dan in de vorm van een geldlening (artikel 48 lid 2 onderdeel b Participatiewet; zie ook B9.2).
6.6.6 Aan de bijstand verbonden verplichtingen
Verbind indien nodig een of meer van de volgende verplichtingen aan de toe te kennen bijzondere bijstand:
7.1 B089 – Reiskosten woon–werkverkeer (verwervingskosten)
7.7.1 Omschrijving van de kosten
Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer voor zover betrokkene een (gedeeltelijke) Participatiewet-uitkering ontvangt. Indien noodzakelijk kan het college re-integratiemiddelen inzetten voor deze kosten. Deze vallen onder verantwoordelijkheid van de RSD.
Bovendien is bij deze reiskosten sprake van een voorliggende voorziening in de vorm van teruggave via de belastingen of via de werkgever waarvoor de reiskosten worden gemaakt.
7.2 B092 – Reiskosten bezoek Werkplein (UWV)
7.2.1 Omschrijving van de kosten
De kosten voor het vervoer van het woonadres van belanghebbende naar het UWV.
7.2.2 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 Participatiewet; zie ook B3.2). Voor de reiskosten van het bezoek aan het Werkplein is er géén sprake van een voorliggende voorziening.
Tot de algemeen voorkomende noodzakelijke kosten van het bestaan behoren ook de kosten van vervoer voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Hieronder wordt ook begrepen het doen van aanvragen, het komen voor gesprekken e.d. op het UWV.
Aangezien de algemene bijstand dan wel een inkomen op bijstandsniveau voorziet in deze kosten kan er in beginsel geen bijstand worden verleend voor deze kosten.
7.3 B098 – Kosten van scholing en opleiding en verwervingskosten
7.3.1 Voorliggende voorziening
In beginsel wordt de inzet van re–integratiemiddelen vanuit het Participatiebudget als voorliggend beschouwd ten opzichte van verstrekking van bijzondere bijstand.
Voor de kosten van noodzakelijk geachte scholing en verwervingskosten wordt geen bijzondere bijstand verleend.
8.1 B068 – Adresgegevens zorgverzekeraars
Voor de contactgegevens van zorgverzekeraars wordt verwezen naar de desbetreffende websites.
Voor de vergoedingen vanuit de collectieve zorgverzekering via Menzis: zie www.menzis.nl of www.gezondverzekerd.nl.
8.2 B070 – Standaard aanvullende of collectieve zorgverzekering
8.2.1 Voorliggende voorziening
Er is géén sprake van een voorliggende voorziening in de zin van artikel 15 Participatiewet.
Hoewel belanghebbenden het wettelijke recht hebben op keuze vrijheid van hun zorgverzekeraar (en de daarbij behorende zorgpakketten), komt de premie voor een (aanvullende) zorgverzekering in beginsel niet in aanmerking voor bijstandsverlening. De kosten van een aanvullende zorgverzekering zijn vrijwillig te maken kosten waarvan niet kan worden gezegd dat deze kosten noodzakelijke kosten van het bestaan zijn in de zin van artikel 35 lid 1 Participatiewet (zie CRvB 07–01–2003, nrs. 00/6132NABW e.a. en CRvB 08–03–2011, nrs. 09/540 WWB e.a.). Echter, het past binnen de besparingsgedachte dat men zich verzekert voor veelvoorkomende ziektekosten. Daartoe heeft de gemeente Zevenaar een collectieve zorgverzekering afgesloten met zorgverzekeraar Menzis. De polis van deze verzekering biedt een wettelijke basisverzekering alsmede een aanvullende zorgverzekering voor de meest voorkomende ziekte- en tandartskosten. Hierbij worden ruime vergoedingen geboden voor de volgende kostensoorten:
Men wordt geacht adequaat verzekerd te zijn door minimaal aanvullend pakket Garantverzorgd 1 en Tandverzorgd 1 af te sluiten. Indien bepaalde noodzakelijke kosten niet standaard vergoed worden door de basis-en/of eventuele aanvullende verzekering, kan men voorafgaand aan een medische behandeling, een machtiging aanvragen bij de zorgverzekering.
8.3 B073 – Brillen en contactlenzen
De kosten van brillenglazen, montuur en contactlenzen worden aangemerkt als bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit is buitenwettelijk begunstigend beleid. Kosten van bijzondere voorzieningen b.v. speciale glazen, speciaal montuur en speciale contactlenzen komen, behoudens medische noodzaak vastgesteld door de oogarts of een opticien niet voor vergoeding in aanmerking. Hiervoor dient schriftelijke indicatie te worden overgelegd.
Op de kosten wordt de bijdrage vanuit de (aanvullende) zorgverzekering in mindering gebracht. Indien de cliënt niet aanvullend verzekerd is en hij/zij had volgens de aanvullende verzekering recht op een bijdrage van de zorgverzekeraar, dan dient bij de berekening van de bijzondere bijstand de bijdrage van de zorgverzekeraar in mindering te worden gebracht. Ook de korting van de opticien dient op de noodzakelijke kosten in mindering te worden gebracht. Let op dat men een bril koopt bij een gecontracteerde brillenzaak. Er bestaat in principe geen recht meer op bijzondere bijstand als men via GarantVerzorgd, de gemeentelijke collectieve zorgverzekering bij Menzis, verzekerd is.
Het gemeentelijk beleid ziet niet toe op zonnebrillen op sterkte. Bijzondere bijstand voor een zonnebril moet daarom op grond van art 35 Participatiewet worden afgewezen.
8.3.2 Hoogte van de bijzondere bijstand
Hiervoor geldt een maximaal bedrag van € 60,00 per montuur. De minimale gebruiksduur wordt gesteld op 2 jaar.
Zowel de kosten van gewone glazen als multifocale glazen kunnen als noodzakelijk worden aangemerkt en komen voor bijzondere bijstand in aanmerking.
De maximale vergoeding bedraagt:
Er hoeft geen bedrag meer in mindering te worden gebracht voor harding, ontspiegeling en kleuring, bovengenoemde bedragen zijn de maximale bedragen per glas.
Wanneer men kiest voor de aanschaf van contactlenzen dan wordt dezelfde vergoeding verstrekt die gelijk is tot aan het maximale bedrag in het geval men een bril zou hebben aangeschaft. Kosten van verzekering en kortingspas worden niet als bijzonder noodzakelijke aangemerkt en komen niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Lenzenvloeistof wel. Voor de kosten van (schoonmaak)vloeistoffen geldt een vergoeding van maximaal € 45,00 per jaar.
De gebruiksperiode/duur van de contactlenzen wordt gesteld op 2 jaar. Wanneer de sterkte van een brillenglas/lens met minimaal 1 dioptrie wijzigt, kan van deze periode worden afgeweken. In principe wordt er dan geen nieuw montuur vergoed, daar er vanuit wordt gegaan dat de nieuwe glazen in het oude montuur kunnen worden geplaatst.
Aan de inwoner wordt toegekend datgene waar men recht op heeft. Het verschil tussen het recht en de maximale vergoeding in de periode van 2 jaar wordt eveneens berekend en vastgelegd. Doet de inwoner binnen de periode van 2 jaar opnieuw een beroep op de bijzondere bijstand dan kan het restant betaalbaar worden gesteld of het gevraagd bedrag moet lager liggen. De vergoeding i.v.m. wijziging dioptrie blijft gehandhaafd.
Afspraak zorgverzekeraar en opticien
Het komt voor dat de zorgverzekeraar en een opticien onderlinge afspraken hebben gemaakt dat indien de bril bij de betreffende opticien wordt aangeschaft de zorgverzekeraar een hogere vergoeding toekent aan de inwoner. Dit moet dan wel uit de polisvoorwaarden blijken. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met deze hogere vergoeding, ook indien de inwoner geen gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid.
Bijzondere bijstand voor brillen wordt op verschillende manieren berekend. Onderstaand wordt weergegeven op welke wijze de bijzondere bijstand moet worden toegepast.
De vergoeding van de zorgverzekeraar (bv Menzis) moet van de maximale vergoeding voor de bril worden afgetrokken. Dit voordeel is dus voor de gemeente. Een eventuele korting die de opticien geeft is in het voordeel van de cliënt.
De maximale vergoeding voor een montuur is: € 60,00
De maximale vergoeding voor een enkelvoudig glas is: € 75,00 per glas
De maximale vergoeding voor een meervoudig glas is: € 165,00 per glas
(Inwoner betaalt zelf €79,75. Dit heeft te maken met de dure meervoudige glazen. De kosten worden voor een deel te niet gedaan door de korting op het montuur).
8.4 B074 – Overig beleid inzake medische kosten
In deze richtlijn worden de overige kaders van bijzondere bijstand voor medische kosten omschreven.
8.4.1 Voorliggende voorzieningen
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Wet langdurige Zorg (WLZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.
In die gevallen dat de Rijksoverheid van mening is dat bepaalde kosten voor rekening van de burgers zelf dienen te komen, staat het de gemeente niet vrij om daarvoor in alle gevallen bijzondere bijstand te verstrekken. Daarom is bijstandsverlening voor medische kosten, zonder dat daar specifiek beleid op is geformuleerd, niet mogelijk.
8.4.2 Collectieve zorgverzekering
Op basis van de collectieve zorgverzekering wordt aan inwoners met een Participatiewet-uitkering en aan overige minima (met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm) een collectieve zorgverzekering aangeboden. Degenen die hiervan gebruik maken zijn tegen een gereduceerd tarief zowel regulier als aanvullend verzekerd tegen ziektekosten.
Indien de belanghebbende niet gekozen heeft voor aansluiting bij de collectieve zorgverzekering maar zich elders heeft verzekerd, komt hij niet voor bijstandverlening voor medische kosten in aanmerking, die door de afgesloten collectieve verzekering wel zouden worden vergoed.
Indien geen aanvullende verzekering is afgesloten uitsluitend ter besparing van premiekosten, dient de aanvraag in beginsel te worden afgewezen (bij 100% vergoeding vanuit de collectieve zorgverzekering). Hiermee wordt aangesloten bij geldende jurisprudentie (CRvB10–01-2012, nr. 11/2185WWB e.a.). De achterliggende gedachte is dat men bewust een risico heeft genomen om medische kosten niet te verzekeren, daarmee premievoordeel heeft ten opzichte van anderen die wel aanvullend verzekerd zijn en daarom dit risico niet op de maatschappij kunnen afwentelen.
De volgende kostensoorten hebben géén eigen richtlijn, maar behoeven wel nadere uitleg en voorwaarden. Daar waar bijstandsverlening aan de orde is, gelden de regels omtrent voorliggende voorzieningen in de zin van artikel 15 lid 1 Participatiewet (zie paragraaf B3.3) en de andere richtlijnen omtrent verlening van bijzondere bijstand, onverminderd.
8.4.4 Premie aanvullende zorgverzekering
Er wordt géén bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van de premie voor een aanvullende zorgverzekering. Deze kosten worden geacht te behoren tot de algemene noodzakelijke kosten van bestaan en passen binnen de verzekeringsgedachte dat men zich goed verzekert tegen te
Ook voor het eigen risico dat een verzekerde kiest wordt geen bijzondere bijstand verleend. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de verzekerde overgelaten om al dan niet te kiezen voor een eigen risico.
8.4.5 Bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel
Er wordt géén bijzondere bijstand verleend voor de kosten van orthopedisch schoeisel (zie B7.5.9). De Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt voor deze kosten gezien als passende en toereikende voorliggende voorziening. De eigen bijdrage die de Regeling zorgverzekering vraagt wordt gezien als een besparingsbijdrage waarvoor bijstandsverlening niet noodzakelijk is (de eigen bijdrage bedraagt een gemiddeld bedrag van een paar reguliere schoenen die men anders ook had moeten aanschaffen).
8.4.6 Bijzondere bijstand voor reiskosten voor medische behandelingen
Er is bijzondere bijstand mogelijk voor reiskosten die verband houden met medische behandelingen (behandeling in een ziekenhuis bijvoorbeeld) buiten de gemeente Zevenaar. Er wordt uitgegaan van de goedkoopste oplossing.
In principe worden de kosten vergoed op basis van openbaar vervoertarieven. Indien men met de auto reist dan geldt een km-vergoeding die ook bij de zorgverzekeraar wordt gehanteerd. De regiotaxi is een voorliggende voorziening.
Als reiskosten worden vergoed:
Vervoer binnen gemeente Zevenaar komt niet voor vergoeding in aanmerking.
8.4.7 Bijzondere bijstand voor IVF–behandelingen
Er wordt géén bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van een Ivf-behandeling (zie B7.5.13). De voorliggende voorziening in de vorm van de Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt voor deze kosten gezien als passend en toereikend.
8.4.8 Bijzondere bijstand voor steunzolen
Er wordt buitenwettelijk beleid toegepast voor steunzolen. Voor personen tot 16 jaar kan eenmaal per jaar een vergoeding voor een steun- of podozool worden verstrekt tot een maximaal bedrag van € 25,- per zool en voor personen van 16 jaar en ouder eenmaal per 2 jaren tot maximaal een bedrag van € 25,- per zool. Uiteraard dient rekening gehouden te worden met vergoedingen vanuit de zorgverzekering.
8.4.9 Bijzondere bijstand voor gehoortoestellen
Gehoortoestellen zijn een van de uitzonderingen waarvoor in Zevenaar wel buitenwettelijk begunstigend beleid wordt toegepast. De reden hiervoor is dat het participeren in de samenleving als zeer belangrijk wordt beschouwd. Als men gehoorproblemen heeft, wordt het participeren zonder deze hulpmiddelen behoorlijk beperkt. De eigen bijdrage voor hoortoestellen blijft fors. Om te voorkomen dat minima met gehoorproblemen niet volwaardig meekunnen doen, wordt buitenwettelijk beleid toegepast voor de kosten eigen bijdrage voor hoortoestellen.
Vanaf 1 januari 2013 geldt voor verzekerden een eigen bijdrage van 25% van de kosten van een nieuw hoortoestel vanuit de Basisverzekering. Er gelden dan geen maximale vergoedingsbedragen meer. Deze 25% eigen bijdrage wordt berekend over het totale bedrag welke de zorgverzekeraar en zorgaanbieder overeengekomen zijn voor de geleverde hoorzorg (zoals hoortoestel, oorstukjes, aanpassingskosten, nazorg). Een aanvullende verzekering vergoedt vaak een deel van de eigen bijdrage. Indien een aanvullende verzekering is afgesloten, geldt deze als een voorliggende voorziening. Alleen de eigen bijdrage komt voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Bij een eerste aanschaf worden behalve het toestel zelf ook de batterijen en accu’s vergoed. Hoortoestellen zijn overigens opgenomen in de collectieve aanvullende zorgverzekering. Bijzondere bijstand voor hoortoestellen is mogelijk uitgaande van een maximumbedrag van € 800,- per hoortoestel. Hierop wordt de vergoeding van de zorgverzekering in mindering gebracht.
8.4.10 Bijzondere bijstand voor pedicure/manicurekosten
Voor deze kosten is de zorgverzekering geen voorliggende voorziening, omdat de zorgverzekeraar slechts bij een zeer beperkt aantal ziektebeelden de pedicure/manicurekosten vergoedt terwijl er veelmeer medische situaties zijn die pedicure/manicurekosten noodzakelijk maken.
Daarom is bijzondere bijstand voor pedicure/manicurekosten gerechtvaardigd als er sprake is van bijzondere omstandigheden voortvloeiende uit noodzakelijke kosten van het bestaan. Als de medische noodzaak is vastgesteld en er geen vergoeding mogelijk is vanuit de zorgverzekering, komt men voor bijstandverlening in aanmerking van maximaal 13 behandelingen per jaar bij een erkende bij de branchevereniging aangesloten pedicure tot een bedrag van € 35,00 per behandeling.
Als de aanvrager ouder is dan 70 jaar hoeft er geen medisch advies te worden opgevraagd.
8.5 B091 – Reiskosten bezoek aan in ziekenhuis verblijvende familieleden
De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar het (verpleeg)adres waar de zieke verblijft.
8.5.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel is er géén wettelijke, voorliggende voorziening voor deze kosten.
Reiskosten in verband met bezoek aan gezins- en familieleden behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten dienen derhalve uit de bijstandsuitkering of een daarmee in hoogte vergelijkbaar inkomen te worden voldaan. Er kunnen zich evenwel bijzondere omstandigheden voordoen, waardoor bijstandsverlening mogelijk wordt. De te maken reiskosten kunnen dan niet meer gerekend worden tot het normale uitgavenpatroon.
Hiervan is sprake in bijvoorbeeld de volgende situaties:
In deze situaties kan bijzondere bijstand worden verleend als er onvoldoende draagkracht is.
8.5.3 Hoogte van de bijzondere bijstand
Reiskosten voor bezoeken aan naaste familieleden (1e en 2e graad) buiten de eigen woongemeente komen voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking.
De reiskosten voor het bezoeken van naaste familieleden (1e en 2e graad bloedverwantschap) buitende eigen woongemeente kunnen zodanig hoog oplopen, dat deze niet meer tot het normale uitgavenpatroon kunnen worden gerekend. Deze kosten zijn dan als bijzondere kosten aan te merken. De bezoekfrequentie van een keer per dag kan vergoed worden voor de partner van belanghebbende en voor het kind van de belanghebbende die in een inrichting/ziekenhuis is opgenomen. In overige situaties kan éénmaal per week voor 2 personen of tweemaal per week voor 1 persoon bijstand in de reiskosten worden verleend. Indien een hogere bezoekfrequentie is geïndiceerd door bijvoorbeeld de behandelend specialist, kan hiervan worden uitgegaan. Uiteraard dient rekening te worden gehouden met vergoedingen vanuit de aanvullende verzekering.
Geen rekening behoeft te worden gehouden met reiskosten die zouden zijn gemaakt bij opname in de eigen woonplaats. Vergoedingen, die worden verstrekt via de collectieve zorgverzekering dan wel een aanvullende- of plusverzekering van een zorgverzekeraar worden beschouwd als een voorliggende voorziening. Hier moet derhalve rekening mee gehouden worden.
Als reiskosten worden vergoed:
Vervoer binnen gemeente Zevenaar komt niet voor vergoeding in aanmerking.
8.5.4 Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt verleend om niet.
8.5.5 Aan de bijzondere bijstand te verbinden verplichtingen
Men dient indien mogelijk, de bewijzen van het vervoer over te leggen.
8.6.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). De teruggaaf van de Belastingdienst wordt gezien als een voorliggende voorziening. Deze wordt meestal achteraf vastgesteld, dus bij vaststelling gedurende het jaar dienen de kosten voor bijzondere bijstand terugvorderbaar gesteld te worden.
Onder dieetkosten worden de meerkosten ten opzichte van de kosten van normale gezonde voeding verstaan, die voortvloeien uit het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Met de term voedingssupplementen worden diverse pillen, tabletten, capsules, druppels en poeders aangeduid die als aanvulling op de dagelijkse voeding bedoeld zijn.
Dieetkosten en voedingssupplementen behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke zorgverzekering Zvw (zie CRvB 07–09–2004, nr. 02/2162 NABW en CRvB 13– 06–2006, nr. 05/1128 NABW). Deze kunnen met betrekking tot deze kosten dan ook niet als aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden aangemerkt. Dit betekent dat verlening van bijzondere bijstand mogelijk is indien wordt voldaan aan voorwaarden zoals aangegeven in B7.1.4. Zie ook B7.5.5.1. Vaststelling van medische noodzakelijkheid zal middels een onafhankelijk medisch onderzoek moeten worden aangetoond en niet door een diëtist. Bij herhaalde aanspraak moet worden afgewogen of het eerder opgestelde medische advies voldoende actueel is. Zo niet, dan zal een nieuw medisch advies moeten worden opgesteld. Ten slotte moet er sprake zijn van feitelijke meerkosten ten opzichte van de referentievoeding.
8.6.3 Hoogte van de bijzondere bijstand
De hoogte van de bijstand is gelijk aan meerkosten van de dieetkosten ten opzichte van de referentievoeding die is opgenomen in de Nibud–prijzengids. Deze kosten worden, indien nodig, naar rato verstrekt.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag, overeenkomstig de regels opgenomen in paragraaf B7.3, in mindering gebracht.
8.6.4 Vorm van de bijzondere bijstand
8.7 B152 – Zelfzorgmiddelen bij chronische aandoening
8.7.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.
Wel is een collectieve verzekering bij Menzis afgesloten waarbij chronisch zieken die zich verzekeren voor het voor hen bestemde pakket Garantverzorgd 3, in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding van deze zelfzorgmiddelen.
Er is dus geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van zelfzorgmiddelen.
8.8 B153 – Tandheelkundige hulp
8.8.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.
Men wordt geacht aanvullend verzekerd te zijn voor tandartskosten. Mensen met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm kunnen een collectieve zorgverzekering voor minima afsluiten. Hierbij zijn de tandartskosten voor kinderen tot 18 jaar via de basisverzekering gedekt. Voor 18 jaar en ouder wordt men geacht zich adequaat aanvullend te verzekeren voor tandartskosten. Het pakket Tandverzorgd kent ruime vergoedingen.
8.8.2 Recht op bijzondere bijstand
Er is voor gekozen om buitenwettelijk bijzondere bijstand te verstrekken voor tandheelkunde en orthodontie.
Verwaarlozing van het gebit (bijvoorbeeld een gebitsanering) en cosmetische behandelingen (witten van tanden, een beugel voor 18+) zijn geen bijzondere omstandigheden om bijstand te verstrekken. Het opvragen van een medisch advies is in dergelijke gevallen niet aan de orde. Het niet verzekerd zijn door royement of eigen keuze zijn tevens geen bijzondere omstandigheden om meer bijstand te verstrekken.
8.8.3 Hoogte bijzondere bijstand
Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor (de eigen bijdrage van) tandheelkunde tot een maximum van € 350,00 per verzekerde per kalenderjaar.
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met vergoeding op grond van het eerste aanvullende en tandaanvullende pakket. Ook als men geen (tand) aanvullende verzekering heeft afgesloten.
Bovenstaande geldt niet voor inwoners die collectief verzekerd zijn via de gemeente Zevenaar omdat zij voor dergelijke kosten een beroep kunnen doen op het collectieve pakket. Het bedrag dat men uit de collectieve verzekering krijgt wordt aangevuld tot €350,00. Dit geldt tevens voor andere collectieve verzekeringen.
Bijzondere bijstand orthodontie
Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor (de eigen bijdrage van) orthodontie tot maximaal € 400,00 per verzekerde per kalenderjaar totdat de leeftijd van 18 jaar is bereikt.
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met het feit dat men zich adequaat heeft verzekerd tegen deze kosten aangezien deze kosten niet vanuit de basisverzekering worden vergoed. Hier speelt ook mee dat inwoners door de tandarts/orthodontist in de gelegenheid worden gesteld zich voldoende te verzekeren alvorens de behandelingen worden gestart. Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand tot maximaal €400,00 per kalenderjaar wordt daarom rekening gehouden met de eerst mogelijke tandaanvullende verzekering die kosten van orthodontie vergoedt, ook als men geen tandaanvullende verzekering heeft afgesloten.
Bovenstaande geldt niet voor inwoners tot 18 jaar die collectief verzekerd zijn via de gemeente Zevenaar omdat zij voor orthodontiekosten een beroep kunnen doen op het collectieve pakket.
No show en bleken worden niet meer vergoed. Hiermee wordt aangesloten bij de werkwijze van de zorgverzekeraars. Verder wordt alles vergoed en komt alle verrichtingen voor bijzondere bijstand in aanmerking tot het maximale bedrag.
De bijzondere bijstand is in ons beleid gemaximeerd voor tandheelkunde. Medische adviezen opvragen is daarom haast niet aan de orde. Wel valt te denken aan een ongeval oid of als er echt geen alternatief is voor een implantaat.
Adviezen met betrekking tot tandheelkunde en orthodontie kunnen eventueel worden aangevraagd bij:
Denta, Het Vergun 13-15, 6931 KC Westervoort
tel: 026-3118429, westervoort@dentalclinics.nl
Wanneer een inwoner bijzondere bijstand aanvraagt voor de duurdere tandartsbehandelingen, zoals het plaatsen van kronen, bruggen en implantaten dient er een medisch advies gevraagd te worden. Voor deze behandelingen is de bijdrage vanuit de ziektekostenverzekering minimaal.
Werkwijze: de inwoner dient voordat de behandeling aanvangt, bijzondere bijstand aan te vragen voor de eigen bijdrage. Vervolgens wordt per mail medisch advies aangevraagd bij Dental Clinics Westervoort Het Vergun 13-15, 6931 KC Westervoort. Mailadres: westervoort@dentalclinics.nlmet de volgende gegevens: naam, voornaam, adresgegevens, geboortedatum, BSN, verzekeringsmaatschappij, verzekeringsnummer. Inwoners middels een aankondigingsbrief op de hoogte brengen van de te ontvangen oproep voor een onafhankelijk medisch advies.
In het verzoek voor medisch advies dient er in ieder geval de vragen gesteld te worden of de gevraagde behandeling noodzakelijk is en/of er een goedkoper en adequaat alternatief is. Ook kan gevraagd worden of de behandelingen uitstelbaar zijn. Zo nee, dan kan de bijzondere bijstand worden toegekend voor de eigen bijdrage.
Zo ja, dan kan de bijzondere bijstand worden toegekend voor de eigen bijdrage welke verschuldigd zou zijn als men het goedkopere en adequate alternatief had genomen. De hoogte van de kosten dient dan eveneens aangegeven te worden in het advies.
De inwoner is natuurlijk vrij om de duurdere behandeling te nemen, maar de meerprijs is dan wel voor eigen rekening.
8.9 B154 – Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg
8.9.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.
De kosten van psychiatrie en psychotherapie worden vergoed via de basisverzekering. Hiervoor geldt wel het eigen risico.
Voor hulp lichte vormen van geestelijke gezondheidszorg kan men zonder verwijzing terecht bij de praktijkondersteuner GGZ, die verbonden is aan huisartsenpraktijken. Hiervoor geldt geen eigen risico. De kosten worden volledig vergoed via de basisverzekering. Ook voor de kosten van het raadplegen van een psycholoog geldt geen eigen risico.
Er is dus geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van geneeskundige geestelijke gezondheidszorg.
8.10 B155 – Fysiotherapie en oefentherapie
8.10.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.
Mensen met een minimuminkomen tot 120% van de bijstandsnorm kunnen zich aanvullend verzekeren bij Menzis, waarbij ruimere vergoedingen worden verstrekt voor fysiotherapie.
Er is dus geen recht op bijzondere bijstand voor fysiotherapie.
8.11.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie paragraaf B3.3). In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.
Voor de doelgroep chronisch zieken is een speciaal pakket via de collectieve verzekering ontwikkeld, waarmee het volledige verplicht eigen risico wordt herverzekerd. De gemeente betaalt deze kosten van het eigen risico als de inwoner zich verzekert voor het pakket Garantverzorgd 3.
Het vrijwillig eigen risico komt nooit voor vergoeding in aanmerking en komt altijd volledig ten laste van de belanghebbende.
Indien belanghebbende geen collectieve verzekering met pakket Garantverzorgd 3 heeft afgesloten en niet in één keer zijn Eigen Risico kan voldoen, dan kan deze doorgaans afspraken maken met diens zorgverzekering om de rekening gespreid te betalen. Attendeer zo nodig de belanghebbende hierop.
9.1 B012 – Bijzondere bijstand voor legeskosten, verblijfsvergunningen en naturalisatie
De hoogte van de bedragen welke verbonden zijn aan het aanvragen, wijzigen en verlengen van verblijfsvergunningen bij de vreemdelingendienst worden regelmatig bijgesteld en zijn digitaal te vinden op de website van de IND.
Kosten van leges en verblijfsvergunningen
De kosten van leges zijn in principe algemene bestaanskosten. Voor een eventuele toekenning kunnen alleen personen in aanmerking komen die op grond van een rechtmatig verblijf in Nederland recht hebben op een bijstandsuitkering. De kosten voor een verblijfsvergunning zijn explosief gestegen. Het is haast ondoenlijk om voor deze kosten te reserveren. Voor deze kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een leenbijstand. De aflossing bedraagt 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Op de hoogte van de te verstrekken bijstand worden de kosten van een paspoort en/of identiteitsbewijs in mindering gebracht.
Voor de kosten van naturalisatie is geen bijzondere bijstand mogelijk. Legeskosten die zijn verbonden aan naturalisatie behoren niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Een (legale) vreemdeling heeft ten aanzien van zijn recht op inkomensvoorzieningen dezelfde rechten als een Nederlander. Om die reden is het niet noodzakelijk voor vreemdelingen om zich te laten naturaliseren (lees: Nederlander te worden). Ook om zich te legitimeren heeft de belanghebbende geen Nederlands paspoort nodig. Hij kan zich immers legitimeren met het verblijfsdocument waarover hij beschikt (zie CRvB 23-08-2011, nr.09/5008 WWB).
9.2 B013 Bijzondere bijstand vaste lasten aan gedetineerden
Gelet op het bepaalde in artikel 13 lid 1 onderdeel a Participatiewet wordt aan een persoon wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen geen bijzondere bijstand voor vaste lasten van zijn woning verstrekt. Het college kan hierop een uitzondering maken op grond van artikel 16 lid 1 Participatiewet als daartoe zeer dringende redenen zijn. De gemeente Zevenaar is van mening dat voorkomen moet worden dat een gedetineerde die korter dan zes maanden in detentie zit na zijn detentie niet meer terug kan naar zijn woning, omdat gedurende de detentie de huur niet is doorbetaald, of dat hij/zij wordt afgesloten van elektra, gas en/of water. In strijd met het rijksbeleid wordt bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening voor de kosten van huur (minus de huurtoeslag) en de kosten van vastrecht voor gas, water en elektriciteit.
Voorwaarde is dat men korter dan een periode van 6 maanden in detentie zit en men niet vooraf voor deze kosten heeft kunnen reserveren.
Duurt de detentie langer dan zes maanden dan bestaat er geen recht op bijstand.
9.3.1 Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie ook B3.2).
In beginsel zijn de nabestaanden verantwoordelijk voor het dragen van de kosten van een begrafenis of crematie, voor zover de overledene hierin niet zelf heeft voorzien. Als er geen nabestaanden zijn die opdracht geven voor een uitvaart of op wie daartoe een beroep kan worden gedaan, dan moet de Wet Op de Lijkbezorging worden beschouwd als een voorliggende voorziening.
Mocht er wel sprake zijn van nabestaanden die opdracht geven voor een uitvaart, dan geldt dat in eerste instantie de eventuele (huwelijks)partner voor de kosten aansprakelijk is en vervolgens familieleden in de 1e graad, dan wel enig andere erfgenaam.
De begrafeniskosten zijn voor rekening van de opdrachtgever, die daarvoor zo nodig de nabestaanden kan aanspreken. De nabestaanden, voor zover zij erfgenaam of bloedverwant zijn en op grond van artikelen 392 – 396 BW:1 tot onderhoud van de overledene verplicht zijn, kunnen ieder afzonderlijk voor hun aandeel in de kosten, bijstand aanvragen in de gemeente waarin zij woonachtig zijn.
Er kan slechts bijstand worden toegekend indien de nabestaanden over onvoldoende middelen beschikken om de begrafeniskosten te betalen. Ook dient er rekening te worden gehouden met de eigen middelen van de overledene, de draagkracht van de aanvrager, alsmede met de noodzakelijke kosten van lijkbezorging.
9.3.2.1 Eigen middelen overledene
Middelen van de overledene om een uitvaart te bekostigen zijn:
Een aan de achterblijvende echtgenoot toegekende overlijdensuitkering dient te worden aangemerkt als een periodiek inkomen bedoeld ter aanpassing aan de veranderde omstandigheden c.q. als overbrugging naar een lager inkomensniveau. Een overlijdensuitkering heeft niet per definitie ten doel om de uitvaart te bekostigen en blijft op grond daarvan buiten beschouwing bij de vaststelling van het bedrag van de bijstand.
9.3.3 Hoogte van de bijzondere bijstand
Aangezien aanvragers veelal geen directe bemoeienis zullen hebben gehad met de regeling van de uitvaart en de kosten vaak over meerdere nabestaanden verdeeld zullen moeten worden zou het te ver gaan om tot in detail te berekenen tot welk bedrag de kosten als noodzakelijk zouden kunnen worden beschouwd. De keuze tussen beide vormen van lijkbezorging is vrij.
Binnen redelijke grenzen kan verder rekening worden gehouden met persoonlijke voorkeur van betrokkenen en dient de persoonlijke waardigheid te worden gerespecteerd.
Desalniettemin wordt een totaalbedrag van € 5.000,- als maximaal acceptabel aangemerkt. Dit maximum bedrag is gebaseerd op een sobere doch gebruikelijke uitvoeringswijze.
9.3.4 Vorm van de bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend.
9.4 B106 – Overige bijzondere kosten
9.4.1 Kleding i.v.m. fysieke omstandigheden
De kosten van kleding dienen normaliter uit het bijstandsinkomen (of een daarmee in hoogte vergelijkbaar inkomen) te worden voldaan. Indien er sprake is van extra kosten i.v.m. bijvoorbeeld een lichamelijke handicap of plotselinge gewichtstoe- of afname, kan zo nodig bijstand worden verstrekt. Voor prijzen zie de Nibud Prijzengids. Door de Nibudprijzen te hanteren is er sprake meer van indexering aangezien Nibud de prijzen aanpast.
9.4.2 Borgstelling Saneringskrediet
In sommige gevallen zal de kredietverlenende instantie een borg eisen. Dit houdt in, dat de aanvrager op eigen initiatief op zoek dient te gaan naar een borg. In geval van saneringskrediet kan de gemeente verzocht worden om borg te staan. Een dergelijk verzoek wordt behandeld als een aanvraag op grond van de Participatiewet. De gemeente verplicht zich namelijk bij nalatigheid van betrokkene de aflossingsverplichtingen over te nemen. Indien uit deze borgstelling voor de gemeente financiële verplichtingen voortvloeien dan wordt de hiervoor verstrekte bijstand aangemerkt als bijzondere bijstand. De hoogte van de gemeentelijke borgstelling - bij een aanvraag om een schuldsaneringskrediet - bedraagt maximaal € 10.000,-.
In zeer uitzonderlijke situaties bestaat de mogelijkheid dat hiervan kan worden afgeweken.
9.4.3 Reiskosten voor bezoek van kind aan de niet met de voogdij belaste gescheiden levende ouder
De reiskosten in verband met bezoek van een kind aan de niet met de voogdij belaste ouder komen in principe niet voor bijstandsverlening in aanmerking. Deze kosten dienen te worden voldaan door de met de voogdij belaste ouder. Hieraan ligt de veronderstelling ten grondslag dat deze ouder over de één-oudernorm of een daarmee in hoogte vergelijkbaar inkomen beschikt en ook de kinderbijslag ontvangt. Alleen indien vaststaat dat de met de voogdij belaste ouder niet bereid is deze kosten te dragen, kan dit voor de niet met de voogdij belaste ouder leiden tot bijzondere bijstandsverlening, indien:
Als bezoekfrequentie geldt 1 maal per 14 dagen, tenzij een andere frequentie is overeengekomen in de omgangsregeling.
10.1 Kindpakket: Vergoeding reiskosten schoolgaande kinderen
Ouders met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm van kinderen onder de 18 jaar die onderwijs volgen in het voortgezet onderwijs of het beroepsonderwijs kunnen een tegemoetkoming in de reiskosten aanvragen. Het betreft dan de reiskosten tot een maximumbedrag van € 400,- per schooljaar indien men aan de volgende voorwaarden voldoet:
Ter ondersteuning van de betaling van de diverse schoolkosten (schriften, boekentas, regenpak, gymkleding, excursies etc.) kan jaarlijks een bedrag van € 100,- per kind toegekend worden. Doelgroep bestaat uit ouders met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm met kinderen op het voortgezet onderwijs in de leeftijd van 12 tot 18 jaar.
10.3 Kindpakket: Computerregeling
Op individuele basis kan aan een ouder, verzorger met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en met kinderen vanaf 10 jaar tot 18 jaar maximaal een bedrag van € 500,- verstrekt worden voor de aankoop van een computer/laptop/tablet met een printer.
De bijzondere bijstand voor een computer kan eenmaal per vijf jaar worden verstrekt per kind.
10.4 Kindpakket: Identiteitskaart
Iedereen die zorg nodig heeft moet zich kunnen legitimeren. Dit geldt ook voor minderjarigen.
Op individuele basis kan een ouder, verzorger met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar de kostprijs vergoed krijgen voor de aanschaf van een identiteitskaart. De kostprijs voor een paspoort wordt niet vergoed.
De GelrePas is speciaal voor kinderen vanaf 4 jaar en volwassenen met een laag inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor deelname aan sportieve, culturele en recreatieve activiteiten. De pas wordt in principe jaarlijks verstrekt door de gemeente waarin men woont. Het stelt mensen in staat om bijvoorbeeld gratis of goedkoper te sporten, cursussen te volgen of te genieten van cultuur. Zie www.gelrepas.nl.
Inwoners en hun kinderen die in een WSNP traject of schuldhulpverleningstraject (Wgs) zitten komen ook in aanmerking voor de Gelrepas.
10.6 Bijdrageregeling chronisch zieken en gehandicapten
Doelgroep bestaat uit inwoners met een chronische ziekte of handicap met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm. Bij de vermogenstoets wordt het vermogen uit de woning buiten beschouwing gelaten. Wij gaan er van uit dat men in ieder geval tot de doelgroep behoort in het geval van:
10.6.2 Kosten waarvoor regeling bestemd is
Voorop blijft staan dat bijzondere bijstand maatwerk moet zijn. Dit geldt zeker voor chronisch zieken en gehandicapten. Kosten die direct te maken hebben met een ziekte of handicap kunnen op individuele basis vergoed worden. Maar daarnaast zijn er de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen voor de doelgroep hoger uitvallen dan voor andere mensen. Het gaat dan om niet direct zichtbare kosten (ook wel verborgen kosten). Chronisch zieken en gehandicapten hebben als gevolg van hun omstandigheden vaak meerkosten, die niet of gedeeltelijk door andere regelingen worden vergoed. Het zijn kosten die tot de algemene middelen van bestaan horen, maar voor deze groep hoger uitvallen.
Bij verborgen kosten moet bijvoorbeeld gedacht worden aan:
De vergoeding voor deze doelgroep bedraagt € 250,- per persoon per jaar.
Peilmaand is januari. Als iemand aan de voorwaarden voldoet krijgt degene de bijdrage voor een jaar toegekend, los van wanneer precies wordt aangevraagd.
10.7 Compensatieregeling chronisch zieken en gehandicapten
Personen met een chronische ziekte of handicap met een inkomen tot 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm die niet verzekerd zijn via de collectieve zorgverzekering voor minima van de gemeente en wie in een bepaald jaar het volledige eigen risico hebben betaald (in 2021 is dit € 385,-).
Er wordt geen vermogenstoets gedaan. De vergoeding bedraagt € 75,- per persoon.