Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent landelijke toegankelijkheid beschermd wonen (Beleidsregels landelijke toegankelijkheid beschermd wonen Breda 2021) |
Citeertitel | Beleidsregels landelijke toegankelijkheid beschermd wonen Breda 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 01-12-2020 | 1139897 |
Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat zij op 1 december 2020 de Beleidsregels landelijke toegankelijkheid beschermd wonen Breda 2021 hebben vastgesteld.
De beleidsregels worden van kracht met ingang van 1 januari 2021.
Tegen het besluit tot vaststelling van de beleidsregels is geen bezwaar of beroep mogelijk.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda
overwegende dat de Wmo 2015 bepaalt dat beschermd wonen in Nederland toegankelijk is voor een ieder die zich genoodzaakt ziet daarop een beroep te doen,
besluit vast te stellen de navolgende:
Beleidsregels landelijke toegankelijkheid beschermd wonen Breda 2021.
Hoofdstuk 2. Beleidsregels landelijke toegankelijkheid beschermd wonen
Het is de combinatie van de wens van de cliënt met inhoudelijke criteria die de doorslag geven bij het besluit of een gemeente in een beschermd wonen regio passend is voor de cliënt om zich te vestigen. Aanbevolen wordt de gemeente van herkomst van de cliënt te betrekken bij het onderzoek en onderstaande criteria te hanteren:
Het uiteindelijke besluit van de gemeente noemt en onderbouwt in ieder geval de aanbevolen inhoudelijke argumenten. Dit is van belang voor een mogelijke bezwaarprocedure van de aanvrager en voor het voorleggen van een geschil tussen regiogemeenten van een beschermd wonen regio, aan de geschillencommissie. Voor het onderzoek en de beslissing op de aanvraag gelden de termijnen van artikel 2.3.2, eerste lid, en 2.3.5 tweede lid, van de Wmo 2015.
Overbruggingszorg. Als de wensgemeente positief besluit, maar de aanvrager op een wachtlijst plaatst, dan moet die gemeente besluiten of overbruggingszorg noodzakelijk is. Totdat de geschikte plek beschikbaar is, levert de instelling waar de cliënt op dat moment verblijft de eventuele overbruggingszorg. De herkomstgemeente is verantwoordelijk voor de financiering.
Als een cliënt in een behandelsetting (zorginstelling, forensische penitentiaire kliniek) verblijft vindt overleg plaats over de datum van uitstroom. Als de aanvrager al gebruik maakt van een plek in een voorziening voor beschermd wonen, blijft de bestaande situatie gehandhaafd tot de geschikte plek in de wensgemeente beschikbaar is.
Tijdelijk verblijf. Het kan voorkomen dat een cliënt uit regiogemeente A bewust tijdelijk in een instelling in een andere regiogemeente (regiogemeente B) verblijven. ‘Tijdelijk verblijf’ is verblijf korter dan een jaar, waarbij vanaf het begin de intentie aanwezig is om de cliënt terug te laten keren naar een instelling van regiogemeente A. of om uitstroom te realiseren. Regiogemeente A financiert in dit geval de plek voor de cliënt in regiogemeente B. Dit maakt het tijdelijke verblijf voor de cliënt mogelijk. Deze vorm van tijdelijk verblijf valt verder buiten de afwegingen van deze beleidsregel.
Als uit het onderzoek bij de gemeente van aanmelding (regiogemeente A) volgt dat het beschermd wonen het beste in een andere wensgemeente B kan plaatsvinden of als een cliënt zelf naar wensgemeente B gaat, neemt de aangewezen contactpersoon van de regiogemeente A contact op met de aangewezen contactpersoon van de andere wensgemeente B:
Algemene toelichting beleidsregels
In de Wmo 2015 is de landelijke toegankelijkheid van beschermd wonen vastgelegd. Om als regiogemeente’s beschermd wonen nader en eenduidig invulling te geven aan landelijke toegankelijkheid van beschermd wonen is een convenant landelijke toegankelijkheid beschermd wonen vastgesteld door de regiogemeenten.
Om als gemeenten tot gedragen beleidsregels te komen is eerst een gezamenlijk startpunt geformuleerd. De onderstaande vijf uitgangspunten worden door alle gemeenten onderschreven en vormen de basis voor de beleidsregels. Deze uitgangspunten geven richting aan de manier waarop een gemeente handelt bij een aanvraag voor beschermd wonen, ook wanneer de cliënt uit een andere regio komt.
De relevante artikelen uit de Wmo 2015 zijn vanzelfsprekend leidend. De beleidsregels voor landelijke toegankelijkheid hebben betrekking op beschermd wonen zoals gedefinieerd in de Wmo 2015 en in de verordening maatschappelijke ondersteuning Breda 2021. Het betreft hier aanvragen voor wonen in een accommodatie van een instelling met bijbehorend toezicht en begeleiding maar beschermd wonen kan ook worden geïndiceerd voor cliënten die niet in een accommodatie verblijven. Aanvragen van cliënten die niet wonen in de regio waar de aanvraag voor beschermd wonen wordt gedaan, vallen dus onder deze beleidsregels.
Toetsingscriteria voor landelijke toegankelijkheid van beschermd wonen. Iedereen in Nederland mag wonen waar hij wil, maar niet iedereen kán wonen waar hij wil. Dat laatste komt door de beperkte mogelijkheden van veel woningzoekenden en beperkingen in het woningaanbod. Dat is bij beschermd wonen niet anders. Cliënten mogen verhuizen maar er is geen garantie dat ze ergens anders onmiddellijk terecht kunnen. Regiogemeenten nemen kennis van de wens van een bewoner en beoordelen vervolgens op basis van inhoudelijke en participatiecriteria waar de aanvrager de beste ondersteuning kan vinden, voor de korte en langere termijn. Idealiter komt de regiogemeente aan de keuze van de cliënt voor een plek/instelling tegemoet.
Inhoudelijke en participatiecriteria. Inhoudelijke criteria zijn criteria die betrekking hebben op de voorwaarden voor een succesvol traject. De volgende beoordelingscriteria worden toegepast door de gemeente waar iemand zich wil gaan vestigen (de ‘wensgemeente’). Deze criteria worden overlegd met de cliënt.
De wensgemeente, waar de persoon zich meldt voor een beschermde woonvoorziening, treedt in overleg met de regiogemeente van herkomst, om een goed beeld van de cliënt te krijgen en zo tot een passend besluit te komen. Ook wordt in goed overleg onderzocht of in de regiogemeente van herkomst passende ondersteuning beschikbaar is die positief bijdraagt aan het herstel van de cliënt (zelf kunnen handhaven in de samenleving). Dit contact vindt plaats vanuit de ‘’toegang’’. Hoewel gemeenten beleidsvrijheid hebben bij het hanteren van eigen criteria, hebben gemeenten wel de gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid om de cliënt niet onnodig te belasten. Het heeft zo veel mogelijk de voorkeur het besluit van de regiogemeente van herkomst over te nemen (of op z’n minst te betrekken bij het eigen besluit).
Wachtlijsten. Indien er niet direct toegang is tot de geschikte plek, dan komt de aanvrager op een wachtlijst. Gemeenten zijn vanaf het moment dat er met de cliënt wordt gesproken over de plaatsing in een instelling, transparant over de aanwezigheid van wachtlijsten. De cliënt weet dan waar hij of zij aan toe is.
Tijdelijk verblijf (punt 10 van de beleidsregel)
Het begrip ‘tijdelijk verblijf’ enkel is bedoeld voor die cliënten die tijdelijk buiten de regio van herkomst verblijven en waarvan vanaf het begin duidelijk is dat de intentie aanwezig is (en ook de wens is van de cliënt) om na deze periode de cliënt terug te laten keren naar de regiogemeente van herkomst. Het bij tijdelijk verblijf genoemde jaar heeft dan ook geen consequenties voor de bekostiging van beschermd wonen van cliënten die – op grond van landelijke toegankelijkheid – een aanvraag wensen te doen in een andere regio (dan de regio van herkomst).
De geschillencommissie die in het kader van landelijke toegankelijkheid is ingesteld en behandelt ook geschillen over beschermd wonen. Het betreft dan geschillen tussen regiogemeenten over specifieke besluiten of specifieke uitvoeringskwesties ten aanzien van beschermd wonen. De commissie bestaat uit een oneven aantal leden. In de commissie is juridische expertise aanwezig. Uitspraken van de geschillencommissie zijn bindend voor de betrokken gemeenten.
De beleidsregels leiden uiteraard niet tot een beperking van het recht van een burger op bezwaar en beroep tegen een gemeentelijk besluit. Het is mede daarom belangrijk dat de commissie in de meldingsfase (of eventueel de onderzoeksfase van de aanvraag) een geschil moeten kunnen behandelen, niet als er al een gemeentelijk besluit genomen is en/of een procedure voor bezwaar en beroep loopt. Belangrijk daarvoor is dan wel dat de commissie tot een advies kan komen zo veel als mogelijk binnen de wettelijke termijnen. Opgemerkt wordt dat gemeenten op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid hebben om de beslistermijn te verlengen.