Organisatie | Echt-Susteren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent het bieden van ambtelijke bijstand aan leden van de gemeenteraad van Echt-Susteren (Beleidsregel ambtelijke bijstand gemeente Echt-Susteren 2020) |
Citeertitel | Beleidsregel ambtelijke bijstand gemeente Echt-Susteren 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 33, eerste lid, van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 17-12-2020 |
Het eerste lid van artikel 33 van de Gemeentewet bepaalt dat “De raad en elk van zijn leden hebben recht op ambtelijke bijstand”. Het derde lid van dit artikel draagt de gemeenteraad op regels te stellen met betrekking tot deze ambtelijke bijstand. De gemeenteraad van Echt-Susteren heeft daartoe de Verordening ambtelijke bijstand gemeente Echt-Susteren 2020 vastgesteld.
Omdat de gemeenteambtenaren (met uitzondering van de medewerkers bij de griffie) sinds de invoering van de Wet Dualisering Gemeentebestuur (Stb. 2002, 111) onder de verantwoordelijkheid vallen van het college van Burgemeester en Wethouders (Art. 160 lid 1 sub c en d Gemeentewet.), dient het college instructies vast te stellen gericht aan de ambtelijke organisatie van de gemeente, teneinde het verlenen van de bij wet voorgeschreven ambtelijke bijstand te garanderen.
Alvorens dit besluit is genomen, is conform artikel 3, lid 2 van de Verordening ambtelijke bijstand gemeente Echt-Susteren 2020 aan de raad een ontwerpbesluit toegezonden, waarbij de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Artikel 2. Ondershandse vragen om inlichtingen
De kabinetschef neemt een verzoek als bedoeld in lid 1 in behandeling en overlegt met de portefeuillehouder of de burgemeester of deze feitelijke informatie of het gevraagde afschrift ondershands (zoals bedoeld in de Memorie van Toelichting op de Gemeentewet 1992, Kamerstukken II 1985/1986, 19403, 3, p.41) kan worden verstrekt.
Indien de portefeuillehouder of de burgemeester instemt met het verzoek om deze feitelijke informatie of het gevraagde afschrift ondershands te verstrekken, verstrekt de kabinetschef namens het college of de burgemeester de gevraagde feitelijke informatie aan het raadslid en in afschrift aan de griffier.
Artikel 5. De positie van de ambtenaar
De burgemeester neemt – na overleg met de griffier, de secretaris en het raadslid of de fractie – een besluit over het al dan niet beëindigen van de ambtelijke bijstand. Indien hij besluit het verlenen van de ambtelijke bijstand te beëindigen, stelt hij de raad hiervan met redenen omkleed op de hoogte.
Artikel 6. Wensen en bedenkingen
Dit besluit wordt niet aangepast dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Aldus besloten door burgemeester en wethouders van Echt-Susteren op 17 december 2020.
Burgemeester en wethouders van Echt-Susteren,
de secretaris,
drs. G.W.T. van Balkom
de burgemeester,
dr. J.W.M.M.J. Hessels
Bij de invoering van het dualisme in de Nederlandse gemeenten in 2002 (in de gemeente Echt-Susteren vanwege de herindeling pas in 2003), kwam de verantwoordelijkheid voor en de aansturing van de gemeentelijke ambtenaren (met uitzondering van de medewerkers bij de griffie) volledig bij het college van burgemeester en wethouders te liggen. Het artikel over de regelgeving omtrent ambtelijke bijstand (het eerste en het derde lid van artikel 33 van de Gemeentewet) werd echter over het hoofd gezien bij de amendering van het wetsvoorstel, waarbij een verplichte raadsgriffier werd ingevoerd en de rest van de gemeentelijke ambtenaren onder het college kwamen te vallen. Er werd door veel gemeenten wel nog een Verordening ambtelijke bijstand (in de meeste gevallen aangevuld met dat andere onderwerp uit artikel 33 van de Gemeentewet: fractieondersteuning) door de raad vastgesteld, maar als er een conflict ontstond, had het college het laatste woord, zonder dat de precieze regels voor een afweging om de gevraagde ambtelijke bijstand al dan niet te verlenen, ergens waren vastgelegd.
Deze beleidsregel moet dan ook gezien worden als een deel van een oplossing voor een foutje in het wetgevingsproces, waarbij idealiter de beleidsregel later in de Gemeentewet als verplichting wordt opgenomen. Bij deze beleidsregel hoort dan ook een Verordening ambtelijke bijstand, die eveneens is aangepast aan de nieuwe duale verhoudingen ten aanzien van de gemeentelijke ambtenaren.
3.2 Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Belangrijk is met name het onder c omschreven begrip ‘ambtelijke bijstand’ als ‘specialistische ondersteuning op een bepaald beleidsterrein, gericht op uitwerking van door het vragend raadslid (of de vragende fractie) voorgesteld beleid’. Het gaat dus niet om politieke bijstand. Het raadslid (of de fractie) zal zelf moeten bedenken welk beleid (kort gezegd, de WAT-vraag) vormgegeven moet worden. De aangewezen ambtenaar kan (en mag!) slechts helpen bij de juiste inpassing van de bedoelingen van de aanvrager in de gemeentelijke systematiek (kort gezegd, de HOE-vraag).
Artikel 2. Onderhandse vragen om inlichtingen
Het gaat hier om ‘feitelijke informatie van geringe omvang of om inzage in of afschrift van bij het college of de burgemeester berustende schriftelijke stukken en ander materiaal dat gegevens bevat’. Dit is juridisch een hellend vlak. Volgens het derde lid van artikel 169 van de Gemeentewet moet alle door één of meer leden gevraagde informatie aan alle leden gegeven worden (“Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang”). In de hele wetsgeschiedenis is eenmaal gewezen op het gebruik van de ‘ondershandse informatie’, informatie vanuit het college gegeven aan één raadslid of één fractie afzonderlijk (zie Memorie van Toelichting op de Gemeentewet 1992, Kamerstukken II 1985/1986, 19403, 3, p.41). De jure is dit dus in strijd met de wet, maar de facto komt het in nagenoeg alle gemeenten voor. Het mag dan echter uitsluitend gaan om feitelijke informatie, die ook voor elke burger is op te vragen.
Als namens het college of de burgemeester besloten wordt om de gevraagde informatie niet ondershands te verstrekken, staat altijd nog de mogelijkheid open om schriftelijke vragen om inlichtingen te stellen aan het college of de burgemeester.
Artikel 3. Schriftelijke vragen om inlichtingen
Dit artikel betreft de vragen om inlichtingen van een raadslid zoals bedoel in art. 169 lid 3 en art. 180 lid 3 van de Gemeentewet.
Artikel 4. Verzoek om ambtelijke bijstand
Bij een verzoek om ambtelijke bijstand speelt de secretaris een centrale rol. Deze is vanuit het college dan ook nog eens expliciet beschreven in zijn ‘ambtsinstructie’ (conform het tweede lid van artikel 103 van de Gemeentewet).
De secretaris toetst het verzoek aan een viertal criteria:
Daarnaast is een speciale rol weggelegd voor de burgemeester als voorzitter van zowel gemeenteraad als college. De burgemeester krijgt in deze beleidsregel vanuit het college de bevoegdheid om primair de afweging van de secretaris om het verzoek om ambtelijke bijstand te weigeren te beoordelen. Daarnaast kan de griffier na een weigering een beroep op de burgemeester doen om in overleg te gaan met de secretaris en het raadslid dat om de ambtelijke bijstand gevraagd heeft. En de burgemeester krijgt de bevoegdheid om uiteindelijk een defnitief besluit te nemen over het al dan niet verlenen van de ambtelijke bijstand.
Artikel 5. De positie van de ambtenaar
Een ambtenaar, die in zijn reguliere werk verantwoording aflegt aan het college en daarnaast de opdracht krijgt om de raad (de oppositie?!) terzijde te staan, kan al heel snel in een loyaliteitsspagaat terecht komen. Vandaar dat in artikel 4 bepaald is, dat deze ambtenaar slechts verantwoording schuldig is aan de griffier. Zijn opdracht wordt nauwkeurig door de secretaris omschreven. Als er meer van hem gevraagd wordt dan omschreven, dient hij dat te melden en kan de ambtelijke bijstand worden geschorst of beëindigd.
In lid 5 van dit artikel is geregeld dat ambtenaren van externe organisaties, wiens inzet nodig is voor het leveren van de gevraagde ambtelijke bijstand, in een vergelijkbare positie worden gebracht als de ambtenaren van de gemeente zelf. De gemeente heeft veel taken ondergebracht bij gemeenschappelijke regelingen. Om de ambtelijke bijstand te kunnen verlenen is het soms noodzakelijk om gebruik te maken van deze externe ambtenaren. Zo is bijvoorbeeld in veel gevallen financiële advisering nodig en die deskundigheid heeft de gemeente Echt-Susteren ondergebracht bij de gemeenschappelijke regeling Servicecentrum MER. Het is van belang dat ook voor de ambtenaren van deze externe organisaties, die een rol moeten vervullen bij het verlenen van ambtelijke bijstand, eenduidig wordt vastgelegd welke regels daarbij van toepassing zijn.
Bij het beëindigen van de ambtelijke bijstand speelt opnieuw de burgemeester een belangrijke rol.
Artikel 6. Wensen en bedenkingen
Om de convergentie tussen verordening en beleidsregel te garanderen, dient de beleidsregel voorgelegd te worden aan de gemeenteraad, alvorens deze definitief wordt vastgesteld. Hierbij is aangesloten bij de ‘zware voorhang’ uit het tweede lid van artikel 160 van de Gemeentewet.