2 Openbare orde
2.1 Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie/en of een Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven naar, of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.
- 5.
Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
- 6.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2.1a Verstoring van de openbare orde
Het is verboden op of aan de weg of openbare plaats op enigerlei wijze de orde te verstoren, personen lastig te vallen of te vechten.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424 of 426 bis van het Wetboek van Strafrecht.
Het is verboden op of aan de weg of openbare plaats een voorwerp of stof, kennelijk meegebracht om de orde te verstoren, bij zich te hebben.
Artikel 2:2 Optochten
(Gereserveerd)
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
- e.
voor van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:4 Afwijking termijn
(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
(Vervallen, opgenomen in artikel 2:3)
2.3 Afdeling 3. Beperking verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Artikel 2:6 Beperking aanbieden en dergelijke van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
(Gereserveerd)
2.4 Afdeling 4. Vertoningen op de weg
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd en dergelijke
(Gereserveerd)
Artikel 2:8 Deelmobiliteit
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college bedrijfsmatig fietsen of bromfietsen ten behoeve van gebruik door derden op de weg te plaatsen.
- 2.
Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan de vergunning:
- a.
ter voorkoming van overlast;
- b.
in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente;
- c.
in het belang van de veiligheid van het publiek;
- d.
in het belang van de doorstroming van het verkeer; e. ter voorkoming van onevenredig ruimtegebruik.
- 3.
Het college kan ter bescherming van de belangen in het tweede lid een maximum stellen aan het totaal aantal bedrijven waaraan een vergunning kan worden verleend of aan het totaal aantal fietsen of bromfietsen als bedoeld in het eerste lid of categorieën of typen daarvan dat op of aan de weg kan worden geplaatst.
- 4.
Het college draagt zorg voor een onpartijdige en transparante verlening van beschikbare vergunningen.
- 5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert het college de vergunning indien een maximum als bedoeld in het derde lid is vastgesteld en dit maximum al is bereikt.
- 6.
Het college kan wegen of weggedeelten aanwijzen waar uitsluitend fietsen of bromfietsen als bedoeld in het eerste lid mogen worden geplaatst en ter gebruik mogen worden aangeboden of waar deze fietsen of bromfietsen niet mogen worden geplaatst en niet ter gebruik mogen worden aangeboden.
- 7.
Het is verboden te handelen in strijd met het bepaalde krachtens het zesde lid.
- 8.
Het college kan nadere regels stellen.
- 9.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
- 10.
Het artikel treedt in werking op een door het college nader te bepalen tijdstip.
Artikel 2:9 Straatartiest en dergelijke
- 1.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 4.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
2.5 Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg of openbare plaats
[vervallen]
Artikel 2:10 a Vastmaken van voorwerpen
[vervallen]
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
[vervallen]
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
[vervallen]
2.6 Afdeling 6. Veiligheid op de weg
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
(Gereserveerd)
Artikel 2:14 Winkelwagentjes
(Gereserveerd)
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
- 1.
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
- 2.
Het is verboden groen te laten overhangen dan wel (grof) tuinafval te plaatsen of te doen plaatsen op de openbare weg.
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
(Gereserveerd)
Artikel 2:17 Kelderingangen en dergelijke
(Gereserveerd)
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
- 1.
Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:
- a.
te roken gedurende de periode waarin fase 2 is afgegeven volgens het droogte- indicatie van de brandweer (www.natuurbrandrisico.nl) of een door het college aangewezen periode;
- b.
voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
- 2.
De verboden in het eerste lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
- 3.
De verboden zijn voorts niet van toepassing voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
(Gereserveerd)
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
(Gereserveerd)
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
[vervallen]
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
- 1.
Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als de elektrische spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op objecten die deel uitmaken van de hoogspanningslijn.
- 4.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
(Gereserveerd)
2.7 Afdeling 7. Evenementen
Artikel 2:24 Definities
- 1.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
bioscoop- en theatervoorstellingen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening;
- g.
sportwedstrijden, niet zijnde vechtsportevenementen als bedoeld in het tweede lid, onder f.
- 2.
Onder evenement wordt mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
- c.
een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
- e.
een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement);
- f.
een door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
Artikel 2:25 Evenementenvergunning
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
- 2.
Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
- 3.
De vergunning dient tenminste 3 maanden voor de datum van het evenement te worden aangevraagd.
- b.
een aanvraag om een vergunning voor het evenement wordt ingediend op een door het bevoegd gezag beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
- a.
het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 150 personen
- b.
het evenement tussen 10.00 en 24.00 uur plaats vindt;
- c.
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur;
- d.
het evenement geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
- e.
slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 m2 per object;
- f.
- g.
de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester;
- h.
de melding als bedoeld onder g is gedaan op een door het bevoegd gezag beschikbaar gesteld meldingsformulier.
- 5.
De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement, een straatfeest of buurtbarbecue verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 6.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
- 7.
Het vierde lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2:24, tweede lid, onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of -gala’s.
- 8.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder f, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- 9.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:26 Ordeverstoring
- 1.
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
- 2.
Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben met de kennelijke bedoeling daarmee bij een evenement de orde te verstoren.
- 3.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder evenement verstaan elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak en een herdenkingsplechtigheid.
2.8 Afdeling 8. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder openbare inrichting:
- I.
een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, afhaalzaak, discotheek, nachtclub, buurthuis of clubhuis, sportkantine;
- II.
elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt;
- b.
zonering: Het Horecabeleid Gooise Meren geeft aan in welke delen van de kern Bussum welke categorie horeca mogelijk is.
- 2.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het Omgevingsplan, de Beheersverordening, het exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit, tenzij en voor zover voor de exploitatie van de openbare inrichting bij een omgevingsvergunning van het Omgevingsplan, is afgeweken.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:
- a.
de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of
- b.
de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:
- a.
- b.
- c.
een bedrijfskantine of – restaurant.
- 5.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 beslist de burgemeester ingeval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij de inrichting behorende terrassen, voor zover deze zich op de weg bevinden, over ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
- 6.
Onverminderd het gestelde in het tweede en derde lid kan de burgemeester de in het vijfde lid bedoelde ingebruikneming van die weg ten behoeve van een of meer bij de inrichting behorende terrassen weigeren:
- a.
indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
- b.
indien dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.
- 7.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde nadere regels stellen ten aanzien van terrassen.
- 8.
Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:29 Sluitingstijd
- 1.
Het is de houder van een inrichting als bedoeld in artikel 2:27 onder a, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven buiten de voor de inrichting geldende openingstijdstippen. Deze tijdstippen zijn afhankelijk van de kern waarin de inrichting is gelegen en zijn opgenomen in het Horecabeleid Gooise Meren.
- 2.
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
- 4.
Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
- 5.
Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.
- 6.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:30 a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
- 2.
Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
- 3.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
- 4.
Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
- 5.
Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
- 6.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2:30b
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- b.
beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;
- 1.
bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
- 2.
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
- 3.
Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
- a.
in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of
- b.
indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
- b.
indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- c.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- d.
indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
- e.
indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;
- f.
indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- g.
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een Omgevingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende Beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of het Besluit activiteiten leefomgeving.
- 5.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;
- b.
het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- c.
het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- d.
indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;
- e.
een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
- f.
een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.
- 6.
Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
- 7.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
- a.
door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of
- b.
door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of
- c.
de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of
- d.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of
- e.
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of
- f.
er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of
- g.
er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of
- h.
de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd danwel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of
- i.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of
- j.
de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend Omgevingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, Besluit activiteiten leefomgeving. of een gebiedsplan.
- 8.
Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.
- 9.
Het is een ieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
- 10.
De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
- 11.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
- 12.
Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.
- 13.
De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.
- 14.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
- 15.
Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras;
Artikel 2:31 a Zwarte lijst
- 1.
De burgemeester kan een persoon die zich naar zijn oordeel, al dan niet onder invloed van alcoholhoudende drank of andere geestverruimende middelen, in –of in de directe omgeving van de in de gemeente Gooise Meren gevestigde horecabedrijven- ernstig heeft misdragen, op de zwarte lijst plaatsen.
- 2.
Het is de houder van een inrichting, als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, verboden in die inrichting toe te laten of te laten verblijven niet tot zijn gezin behorende personen, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende drank, danwel geestverruimende middelen plegen te maken, dan wel zich anderszins ernstig misdragen en wier namen als zodanig schriftelijk door de burgemeester aan die houder zijn opgegeven.
- 3.
Het is aan een persoon wiens naam ingevolge het bepaalde in het tweede lid door de burgemeester aan de houders van inrichtingen, als bedoeld in artikel 2:27 eerste lid, is opgegeven, verboden zich in een dergelijke inrichting te bevinden nadat hij door de burgemeester van dit verbod in kennis is gesteld.
- 4.
Het verbod in het derde lid geldt voor een bepaalde periode, die niet langer is dan een jaar.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
2.9 Afdeling 8A. Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet
Artikel 2:34 (Para-commerciële) Horeca
Deze materie is geregeld in de Verordening Drank- en Horecawet Gooise Meren 2017.
2.10 Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Definitie
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie werkdagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:37 Nachtregister
- 1.
De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
- 2.
De houder van een inrichting of een voor hem handelend persoon is verplicht het in het eerste lid bedoelde register aan de burgemeester of aan een door hem aan te wijzen ambtenaar over te leggen op een door de burgemeester bepaalde wijze.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
2.11 Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.
- 2.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
- b.
speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen; en
- c.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:
- a.
indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of
- b.
indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het Omgevingsplan, tenzij is afgeweken door middel van een omgevingsvergunning van het Omgevingsplan.
- 4.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
Wet: de Wet op de kansspelen;
- b.
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet;
- c.
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
- d.
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
- 2.
In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.
- 3.
In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
2.12 Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- 3.
Het verbod bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 4.
Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 5.
Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
- 6.
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.
- 7.
De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke
- 1.
Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2:44 a Vervoer van geprepareerde voorwerpen
- 1.
Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2:46 Rijden over bermen en dergelijke
(Gereserveerd)
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
[vervallen]
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; en
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
Het is verboden:
- a.
zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;
- b.
zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 250a. Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
[vervallen]
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen en dergelijke
Het is verboden op een openbare plaats een (snor)-fiets, bromfiets, bakfiets of scooter te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
- a.
dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek; of
- b.
daardoor die ingang versperd wordt; of
- c.
hierdoor de vrij doorgang wordt belemmerd.
Artikel 2:52 Overlast van (snor)-fiets, bakfiets, bromfiets of scooter
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een (snor)- fiets, bakfiets, scooter of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
- 1.
Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon of een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een persoon die zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindt, te bespieden.
- 2.
Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een persoon die zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindt te bespieden.]
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
(Gereserveerd)
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
(Gereserveerd)
Artikel 2:56 Alarminstallaties
(Gereserveerd)
Artikel 2:57 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- b.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;
- c.
buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd; of
- d.
op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- 2.
Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
- a.
die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
- b.
die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
- 1.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
- 3.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
- 1.
Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
- 2.
Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- 4.
Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
Artikel 2:59 a Gevaarlijke honden op eigen terrein
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid of heeft meegedeeld dat hij de hond gevaarlijk acht, dan wel als de hond is opgeleid voor bewakings-, opsporings- en verdedigingswerk.
- 2.
Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
- b.
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
- c.
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
(Gereserveerd)
Artikel 2:61 Wilde dieren
(Gereserveerd)
Artikel 2:62 Loslopend vee
(Gereserveerd)
Artikel 2:63 Duiven
(Gereserveerd)
Artikel 2:64 Bijen
- 1.
Het is verboden bijen te houden:
- a.
binnen een afstand van 6 meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;
- b.
binnen een afstand van 6 meter van de weg.
- 2.
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing voor de bijenhouder die rechthebbende is op de woningen of gebouwen bedoeld in dat lid.
- 3.
Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens Omgevingswet, provinciale Omgevingsverordening of Waterschapsverordening.
- 4.
Het college kan van het verbod in het eerste lid ontheffing verlenen.
- 5.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:65 Bedelarij
Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in een voor publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.
2.13 Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:66 Zoeken van contact, verrichten van handelingen van seksuele aard
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
zich op te houden met het kennelijk doel gericht contact te zoeken tot het aldaar, of in de directe omgeving daarvan, verrichten van handelingen van seksuele aard;
- b.
al dan niet met een ander of anderen handelingen te verrichten van seksuele aard.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
- 3.
Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 1.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 2.
van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;
- 3.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 4.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- b.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste veertien dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
- e.
de opkoper dient gebruik te maken van het digitale Opkopers Register (DOR)
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste veertien dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
(Gereserveerd)
2.14 Afdeling 13. Vuurwerk
Artikel 2:71 Definitie
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan: vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
- 1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
- 2.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De verboden bedoeld in het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73 a Gebruik van vuurwerk buiten de jaarwisselingperiode
Het afsteken van vuurwerk, buiten de jaarwisselingperiode, is verboden. Alleen erkende en gecertificeerde bedrijven mogen, indien zij in het bezit zijn van een ontbrandingstoestemming of ‘akkoord verklaarde melding’, vuurwerk tot ontbranding brengen waarbij rekening moet worden gehouden met de volgende beperkingen, onder 1, 2 en 3:
- 1.
Het is verboden tussen 23.00 uur en 10.00 uur vuurwerk (consumentenvuurwerk, theatervuurwerk en professioneel vuurwerk) op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te gebruiken.
- 2.
Het is verboden (consumentenvuurwerk, theatervuurwerk en professioneel vuurwerk) op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te gebruiken als dit gevaar en of schade kan veroorzaken.
- 3.
Het is verboden vuurwerk (consumentenvuurwerk, theatervuurwerk en professioneel vuurwerk) te gebruiken in de directe omgeving van ziekenhuizen, bejaardenhuizen en inrichting waarin dieren worden verzorgd of opgevangen.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod uit lid 1van dit artikel.
Artikel 2:73b Verbod carbidschieten
- 1.
Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden.
- 2.
Het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht.
2.15 Afdeling 14. Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan wegen of openbare plaatsen post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan wegen binnen de gemeente Gooise meren in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden indien redelijkerwijze kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om middelen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, al dan niet tegen betaling, of daarop gelijkende waar, te koop aan te bieden.
Artikel 2:74 a Openlijk drugsgebruik
- 1.
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg, op een voor een publiek toegankelijke plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op voorwerpen of activiteiten die in het belang van de volksgezondheid, in het bijzonder de preventie, de bestrijding van drugsverslaving of de hulpverlening aan verslaafden, van overheidswege worden bevorderd of goedgekeurd.
Artikel 2.74 b Verboden Lachgas
[vervallen]
2.16 Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden, cameratoezicht op openbare plaatsen en gebiedsontzegging
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:49 of 2.50 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Gooise Meren groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
- 1.
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
- 2.
De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van de volgende andere plaatsen:
Station Naarden-Bussum en Station Bussum Zuid.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
- 1.
Het is degenen aan wie dit door of namens de burgemeester in het belang van de openbare orde schriftelijk is bekendgemaakt, verboden zich gedurende een in de bekendmaking genoemd tijdvak van ten hoogste acht weken te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd.
- 2.
De burgemeester beperkt het in het eerste lid genoemde verbod indien dat in verband met persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
- 1.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
- 2.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanleiding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
- 3.
De last kan in ieder geval worden opgelegd bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
- b.
- c.
- d.
hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
- e.
overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
- f.
intimidatie in woord en / of geschrift van derden vanuit een woning of een erf.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:1 Definities
[vervallen]
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
[vervallen]
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
[vervallen]
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 a Traditioneel schieten
[vervallen]
Artikel 4:5 b Geluidhinder in de openlucht
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 c Geluidhinder door dieren
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 d Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
(Gereserveerd)
Artikel 4:5 e Geluidhinder door vrachtauto’s
(Gereserveerd)
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
[vervallen]
Artikel 4:6 a Mosquito
(Gereserveerd)
Artikel 4.6b Geluidshinder door bromfietsers e.d.
(Gereserveerd)
4.1 Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7 Straatvegen
(Gereserveerd)
Artikel 4:7 a Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten en het achterlaten van straatafval
- 1.
Degene die op de weg reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te doen verwijderen.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde is eveneens van toepassing op het achterlaten van straatafval, zoals blikjes, peuken uit geleegde asbak, papierafval en overig afval.
- 3.
Het in het eerste lid gestelde gebod geldt niet ten aanzien van het verspreiden van reclame- of strooibiljetten of dergelijke geschriften vanuit een luchtvaartuig.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
(Gereserveerd)
Artikel 4:9a Ballonnen oplaten
[vervallen]
4.2 Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Definities
[vervallen]
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
[vervallen]
Artikel 4:12 Aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
(Gereserveerd)
Artikel 4:12 a Bijzondere vergunningsvoorschriften
[vervallen]
Artikel 4:12 b Herplant-/instandhoudingsplicht
[vervallen]
Artikel 4:12 c Bescherming publieke houtopstand
[vervallen]
Artikel 4:12 d Bestrijding van bomenziekten
[vervallen]
Artikel 4:12 e Illegale kap
[vervallen]
4.3 Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
[vervallen]
Artikel 4:14 Reinigen en conserveren van vaste objecten
(Gereserveerd)
Artikel 4:15 Het aanbrengen van handelsreclame
[vervallen]
Artikel 4:16 Vergunningplicht lichtreclame
(Gereserveerd)
4.4 Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Definitie
[vervallen]
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
[vervallen]
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
[vervallen]
5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
5.1 Afdeling 1. Parkeerexcessen
Artikel 5:1 Definities
(Vervallen)
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen
- 1.
Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
- a.
het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;
- b.
het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
- 2.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
- a.
voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
- b.
voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
- 3.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
- a.
drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 100 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
- b.
de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
- 4.
Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.
- 5.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:5 Voertuigwrakken
[vervallen]
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
- 1.
Het is verboden een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd:
- a.
langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg te plaatsen of te hebben;
- b.
op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
- 2.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.
- 3.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover de Provinciale caravan- en tentenverordening, het Provinciaal wegenreglement of de provinciale landschapsverordening van toepassing is.
- 4.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
[vervallen]
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:9 Uitzichtbelemmerende voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
(Gereserveerd)
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:12 Overlast van (bak)fiets, snorfiets, bromfiets, motor of scooter
- 1.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen (bak)-fietsen, bromfietsen, scooters, snorfietsen of motoren onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
- 2.
Het is verboden langer dan langer 4 weken (bak)-fietsen, bromfietsen, snorfietsen, motoren of scooters onafgebroken te parkeren ‘weesfietsen’.
- 3.
Het is verboden (bak)-fietsen, snorfietsen, scooters, motoren of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in verwaarloosde toestand verkeren op de weg te laten staan.
- 4.
Het verbod bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing op weggedeelten die zijn aangewezen voor het bedrijfsmatig plaatsen van fietsen of bromfietsen ten behoeve van gebruik door derden bedoeld in artikel 2:8, zesde lid.
5.2 Afdeling 2. Collecteren
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
- 2.
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
- 3.
Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:
- a.
- b.
door een instelling die is ingedeeld in het door het college voor het betreffende kalenderjaar vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorwaarden plaatsvindt; of
- c.
door een andere, door het college aangewezen instelling.
- 4.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:14 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
- 2.
Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of artikel 5:22;
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17;
- d.
het bedrijfsmatig plaatsen van fietsen of bromfietsen voor gebruik door derden bedoeld in artikel 2:8.
Artikel 5:15 Ventverbod
- 1.
Het is verboden te venten op maandag tot en met zaterdag:
- a.
In de zomerperiode van 21 maart tot 21 september, van 21:00 tot 10:00 uur;
- b.
In de winterperiode van 21 september tot 21 maart, van 17:00 tot 10:00 uur.
- 2.
Het is buiten de in het eerste lid bedoelde periodes verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 3.
Het is verboden te venten op zondag.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het derde lid.
- 5.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
- 6.
Het verbod in het eerste, tweede en derde lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
- 7.
Het verbod bedoeld in het eerste, tweede en derde lid is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
(Gereserveerd)
5.4 Afdeling 4. Standplaatsen
Artikel 5:17 Definitie
[vervallen]
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
[vervallen]
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
(Gereserveerd)
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
[vervallen]
Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht
(Gereserveerd)
5.5 Afdeling 5. Snuffelmarkten
Artikel 5:22 Definitie
[vervallen]
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
[vervallen]
5.6 Afdeling 6. Openbaar water
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
- 1.
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
- 2.
Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.
- 3.
De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.
- 4.
Van de melding wordt kennis gegeven [op de in de gemeente gebruikelijke wijze van Bekendmaking.
- 5.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale Omgevingsverordening of de Waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen
[vervallen]
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
[vervallen]
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
[vervallen]
Artikel 5:27a Naardermeer
[vervallen]
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
(Gereserveerd)
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen
(Gereserveerd)
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
(Gereserveerd)
Artikel 5:30 a Maximumsnelheid op openbaar water
(Gereserveerd)
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
- 1.
Het is verboden zich zonder redelijk doel vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.
- 2.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.
5.7 Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:31 a Definities
[vervallen]
Artikel 5:32 Crossterreinen
[vervallen]
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
[vervallen]
5.8 Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
- 1.
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
- 2.
Het verbod geldt niet gedurende fase 1 volgens het droogte indicatiesysteem van de brandweer (www.brandweergooienvechtstreek.nl) en voor zover het betreft:
- a.
verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
- b.
vuur voor koken, bakken en braden, indien geen afvalstoffen worden verbrand.
- 3.
Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
- 5.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de provinciale Omgevingsverordening.
- 6.
Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is de lex silencio bij niet tijdig beslissen niet van toepassing.
5.9 Afdeling 9. Verstrooiing van as
Artikel 5:35 Definitie
(Gereserveerd)
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
(Gereserveerd)
Artikel 5:37 Hinder of overlast
(Gereserveerd)
Afdeling 10 Kitesurfen en kiten
Artikel 5:38 Kitesurfen
- 1.
Het is het gehele jaar verboden te kitesurfen en te kiten in het gebied zoals aangegeven op de tekening “Kitsurfstrand” (bijlage 4).
- 2.
Het is het gehele jaar verboden in het in het eerste lid aangewezen gebied een of meer specifiek aan de kitesurfsport gelieerde voorwerpen, dan wel onderdelen daarvan, voorhanden te hebben.
Artikel 5.39 Zwemgebieden
- 1.
Het is verboden in de periode van 1 juni tot 1 oktober andere vormen van recreatie te bedrijven dan zwemmen in de daartoe aangewezen zwemgebieden, zoals gearceerd op de tekening “Zwemgebied Muiden” (bijlage 4).
- 2.
Het is verboden in de door het bevoegd gezag aangewezen gebieden, uit een oogpunt van openbare orde, veiligheid, gezondheid en milieu, het water te betreden;
- 3.
Het verbod is eveneens van toepassing voor de door het bevoegd gezag aangewezen wateren als er sprake is van vissen door middel van magnetische apparatuur.
Artikel 5.40 Opsporen van voorwerpen in de bodem met een metaaldetector
- 1.
Het is verboden in de openbare ruimte zonder ontheffing van het college een metaaldetector of enig ander voorwerp, bestemd voor het opsporen van wapens en munitie, munten en andere voorwerpen, in gebruik te hebben.
- 2.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing:
- a.
op degene aan wie een opgravingsvergunning als bedoeld in artikel 45 van de Monumentenwet 1988 is verstrekt;
- b.
op degene die bedrijfsmatig wapens en munitie opspoort.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 4.
De ontheffing kan worden geweigerd:
- a.
in het belang van de openbare orde en veiligheid;
- b.
ter bescherming van de woon- en leefomgeving;
- c.
ter bescherming van de flora en fauna.