Organisatie | Midden-Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2021 |
Citeertitel | Verordening Jeugdhulp gemeente Midden-Groningen 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 17-12-2020 |
Hoofdstuk 3- Procedure en voorwaarden toegang
Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
Indien de huisarts, medisch specialist en/of jeugdarts verwijst naar een niet-gecontracteerde aanbieder, terwijl de gemeente soortgelijke passende jeugdhulp kan bieden bij een jeugdhulpaanbieder die wel gecontracteerd is, dan vergoedt de gemeente de inzet van de niet-gecontracteerde aanbieder niet. De jeugdige en/of de ouder(s) zijn dan verantwoordelijk voor het betalen van de kosten van deze jeugdhulp. Dit geldt alleen voor zorg in natura en niet voor een pgb.
Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente
Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en zijn ouders tijdens het onderzoek, bedoeld zoals in artikel 5, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om binnen twee weken een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige en/of ouder(s) daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.
In spoedeisende gevallen beslist het college na een melding onmiddellijk tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.
Artikel 5. Onderzoek naar de behoeftes, persoonskenmerken en voorkeuren
Artikel 9. Voorwaarden voor een individuele voorziening
Onverminderd dat jeugdhulp ook toegankelijk is na verwijzing door de huisarts, de medisch specialist en de jeugdarts komt een jeugdige of ouder in aanmerking voor een door het college verleende individuele voorziening als het college van oordeel is dat de jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn en gebruikmaking van een algemene voorziening deze noodzaak niet kan verminderen of wegnemen.
Artikel 10. Deskundig oordeel en advies
Het college wint een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.
Als het op basis van het tweede lid vastgestelde pgb hoger is dan een zorg in natura voorziening, kan het college het pgb voor dat deel weigeren dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod. Ouders kunnen in deze gevallen bijbetalen voor het deel dat duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.
Als er geen gebruik wordt gemaakt van de in dit artikel genoemde tarieven voor de categorieën pgb worden de bedragen, doelgroepen en andere mogelijke nadere invullingen vastgesteld aan de hand van de criteria, zoals in de wet, het daarop gebaseerde besluit, de Verordening en de Nadere regels zijn gesteld.
Artikel 13. Opschorting betaling uit het pgb
Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.
Artikel 14. Zak- en kleedgeldregeling
Het college stelt ten behoeve van de jeugdige op wie een kinderbeschermingsmaatregel van toepassing is, waarbij het voor de voogd waar de jeugdige onder toezicht staat, blijkt dat het duurzaam onmogelijk is om zelf van de onderhoudsplichtige ouders een bijdrage voor zak- en kleedgeld te ontvangen, een vervangende bijdrage ter beschikking gelijk aan maximaal de geldende wettelijke kinderbijslag volgens de Algemene kinderbijslagwet. De bijdrage wordt uitbetaald aan de voogd van de jeugdige of de instelling waar de jeugdige verblijft mits de jeugdhulpinstelling aantoont dat zij zelf voldoende heeft getracht de ouders aan te spreken op hun onderhoudsplicht.
Ter onderbouwing van de aanspraak uit het eerste lid overlegt de gecertificeerde instelling een dossier waaruit blijkt dat tenminste één schriftelijke aanschrijving is gedaan, waarop door de ouders geen bijdragen zijn voldaan en de ouders van de jeugdige zijn vertrokken onbekend waarheen, of dat het voor de opvang en hulpverlening aan de jeugdige van wezenlijk belang is om het contact over de zak- en kleedgeldbijdrage met de ouders te vermijden, of dat de ouders op korte termijn niet kunnen voldoen aan de onderhoudsplicht en dit blijkt uit verkregen gegevens omtrent hun inkomens- en vermogenssituatie.
Hoofdstuk 4- Herziening, intrekking, terugvordering en controle
Artikel 15. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet
Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of ouder(s) op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
Artikel 16. Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s
Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.
Hoofdstuk 5- Verhouding prijs en kwaliteit
Artikel 18. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
Hoofdstuk 6- Vertrouwenspersoon, klachten en medezeggenschap
Artikel 19. Vertrouwenspersoon
Het college wijst jeugdigen en ouders erop, dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
Artikel 21. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
Het college kan in bijzondere gevallen een bepaling of bepalingen bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien toepassing voor de jeugdige en/of zijn ouders leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze Verordening kan het college nadere regels stellen.
Artikel 24. Intrekking oude verordeningen en overgangsrecht
Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de in het eerste lid genoemde verordening tot de dag waarop het college een nieuw besluit neemt. Het besluit waarmee de lopende voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken met ingang van de dag waarop het college een nieuw besluit neemt.
Indien het nieuwe besluit een lager tarief voor een persoonsgebonden budget behelst, houdt cliënt in afwijking van het tweede lid recht op de lopende voorziening tot de dag, waarop vier kalendermaanden verstreken zijn na de datum van dat nieuwe besluit, met die dag als inwerkingtredingsdatum van het nieuwe besluit en als intrekkingsdatum van het oude besluit.