Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlieland

Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Vlieland 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlieland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Vlieland 2020
CiteertitelRe-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Vlieland 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 10 van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021nieuwe regeling

14-12-2020

gmb-2020-353994

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Vlieland 2020

De raad van de gemeente Vlieland;

gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, 10b, vijfde en zevende lid, van de Participatiewet en de artikelen 34, eerste lid, onderdeel b, 35, aanhef en onder d en 36, eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, eerste lid, onderdeel b, 35, aanhef en onder d en 36, eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

besluit vast te stellen de

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    College: burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland;

  • b.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Participatiewet alsmede de personen zoals bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a van de IOAW en IOAZ;

  • e.

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • f.

    grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

  • g.

    korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar

Hoofdstuk 2. Beleid

Artikel 2. Evenwichtige verdeling

  • 1.

    Het college biedt aan de inwoners van de gemeente Vlieland ondersteuning bij re-integratie naar de arbeidsmarkt voor zover deze ondersteuning door het college noodzakelijk wordt geacht.

  • 2.

    Het college zal bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met zijn financiële mogelijkheden en met de maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

Artikel 3. Maatwerk

  • 1.

    Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk.

  • 2.

    Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      noodzakelijk te verrichten mantelzorg.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen Artikel 4. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vast waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    De voorziening moet gericht zijn op de arbeidsinschakeling en bijdragen aan het (op termijn) mogelijk maken van reguliere arbeid.

  • 3.

    Het college stelt vast welke voorziening wordt aangeboden aan een persoon uit de doelgroep.

  • 4.

    Het college bepaalt de voorwaarden waaronder de voorziening wordt aangeboden.

  • 5.

    Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de Participatiewet, de artikelen 13 en 37 van de IOAW of IOAZ niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 2, van de Participatiewet;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 6.

    Wanneer een voorziening is beëindigd en niet het beoogde doel heeft gehad, kan het college besluiten geen nieuwe voorziening aan de belanghebbende aan te bieden.

  •  

Artikel 5. Eigen bijdrage

  • 1.

    Een eigen bijdrage wordt in rekening gebracht voor de niet-uitkeringsgerechtigde of ingeval de niet-uitkeringsgerechtigde deel uitmaakt van een gezamenlijke huishouding, als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, met een gezamenlijk inkomen hoger dan 150% van het van toepassing zijnde wettelijk minimum loon.

  • 2.

    De eigen bijdrage die in rekening wordt gebracht is gelijk aan de gemaakte kosten van het door het college aangeboden voorziening.

Artikel 6. Budgetplafonds

  • 1.

    Het college kan besluiten tot het instellen van één of meer budgetplafonds voor de verschillende voorzieningen en/of doelgroepen.

  • 2.

    Een door het college in het eerste lid genoemde budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een voorziening.

Artikel 7. Sociale activering

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden ter verhoging van de participatie voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen.

  • 2.

    Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 8. Scholing

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2.

    Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      zonder inzet van de scholing is het verwerven of behouden van arbeid naar het oordeel van het college niet haalbaar;

    • b.

      de scholing moet aansluiten bij de krachten of bekwaamheden van de persoon; en

    • c.

      de scholing die ingezet wordt beslaat maximaal een periode van twee jaar.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de Participatiewet.

Artikel 9. Werkervaringsplaats, proefplaats of ontwikkelplek

  • 1.

    Het college kan een persoon een werkervaringsplaats, proefplaatsing of ontwikkelplek gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep, en

    • b.

      een afstand heeft tot de arbeidsmarkt

  • 2.

    Het doel van een werkervaringsplaats, proefplaatsing of ontwikkelplek is het opdoen van werkervaring, het intact houden van een arbeidsverleden, het leren functioneren in een arbeidsrelatie en/ of het beoordelen van de competenties van de persoon.

  • 3.

    Het college plaatst de persoon als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 4.

    Er wordt een schriftelijke overeenkomst opgesteld met de beoogde werkgever, de persoon die op de werkervaringsplaats, proefplaats of ontwikkelplek wordt geplaatst en het college.

  •  

  •  

  • In de overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkervaringsplaats, proefplaatsing of ontwikkelplek;

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt, en

    • c.

      de duur en omvang van de werkervaringsplaats, proefplaatsing of ontwikkelplek.

Artikel 10. Participatieplaats

  • 1.

    Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de Participatiewet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

    • a.

      In de overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • b.

      het doel van de participatieplaats;

    • c.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt, en

    • d.

      de duur en omvang van de participatieplaats, proefplaatsing of ontwikkelplek.

  • 3.

    De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Participatiewet bedraagt € 100,00 per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 11. Participatievoorziening beschut werk

  • 1.

    Het college biedt de voorziening beschut werk aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en deze persoon:

    • a.

      behoort tot de doelgroep; of

    • b.

      een persoon is aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid krijgt een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en die nog niet in aanmerking is gekomen voor een beschut werkplek omdat het aantal beschutte werkplekken volgens de taakstelling als bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de Participatiewet, in één jaar al is gerealiseerd, voorrang op personen van wie later is vastgesteld dat zij alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

  • 3.

    Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken, biedt het college de volgende ondersteunende voorzieningen aan:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken of

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4.

    Het college kan tot het moment dat de dienstbetrekking beschut werk aanvangt een andere voorziening gericht op arbeidsinschakeling aanbieden.

  • 5.

    Bovenop het aantal beschutte werkplekken volgens de taakstelling als bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de Participatiewet, biedt het college geen extra dienstbetrekkingen beschut werk aan.

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

Artikel 12. Detachering

  • 1.

    Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid door de werkgever gedetacheerd bij een onderneming oftewel inlenende organisatie. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

  • 3.

    Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  •  

Artikel 13. Ondersteuning bij leerwerktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a.

    van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

  • b.

    van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 14. loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die een arbeidsovereenkomst sluiten met een werknemer die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e van de Participatiewet.

  • 2.

    Het college stelt op grond van artikel 10c van de Participatiewet vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e van deze Participatiewet.

  • 3.

    Het college kan in het kader van de beoordeling van de in het tweede lid bedoelde vaststelling geadviseerd worden door een externe organisatie.

  • 4.

    Het college stelt de loonwaarde vast van een persoon die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Het college maakt met betrekking tot de beoordeling van de loonwaarde van een tot de doelgroep loonkostensubsidie behorende persoon gebruik van een objectieve en deskundige loonwaardemethodiek

  • 5.

    Er wordt een flexibele termijn gehanteerd voor de frequentie van loonwaardebepalingen van maximaal eens per 6 maanden en minimaal eens per vijf jaar, afgestemd op de individuele omstandigheden van de werknemer en het perspectief op eventuele ontwikkelmogelijkheden.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 15. Innovatie

  • 1.

    Het college kan, als experiment in het kader van het onderzoeken en toepassen van mogelijkheden om de participatie te bevorderen, afwijken van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    De duur van een experiment als bedoeld in het eerste lid is ten hoogste drie jaar.

  • 3.

    Indien het experiment noodzaakt tot bijstelling van deze verordening kan de periode zoals genoemd in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van de bijstelling.

  •  

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het college kan in die gevallen waarin deze verordening niet voorziet op grond van individuele bijzondere omstandigheden afwijkend beslissen.

 

Artikel 17. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

 

Artikel 18. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Vlieland 2020.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van het de raad van de gemeente Vlieland,

 

Vlieland,

De raad van de gemeente Vlieland voornoemd,

 

M.G. Brinksma-Brandenburg,

C. Schokker-Strampel,

griffier

voorzitter

 

 

 

Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Vlieland 2020