Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterland

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland houdende regels omtrent een recht op tegemoetkoming voor kinderopvang (Uitvoeringsregeling tegemoetkomingen kinderopvang gemeente Waterland 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland houdende regels omtrent een recht op tegemoetkoming voor kinderopvang (Uitvoeringsregeling tegemoetkomingen kinderopvang gemeente Waterland 2021)
CiteertitelUitvoeringsregeling tegemoetkomingen kinderopvang gemeente Waterland 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Uitvoeringsregeling subsidie peuteropvang Waterland 2018 en de Uitvoeringsregeling subsidies kinderopvang in het kader van sociaal medische indicatie en voorschoolse educatie gemeente Waterland 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Historie/Waterland/648262/CVDR648262_1.html
  2. artikel 1.46 van de Wet kinderopvang
  3. artikel 1.50 van de Wet kinderopvang
  4. artikel 1.50a van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
  5. artikel 1.50b van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
  6. afdeling 10 van de Wet op het primair onderwijs
  7. titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021nieuwe regeling

22-12-2020

gmb-2020-353966

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland houdende regels omtrent een recht op tegemoetkoming voor kinderopvang (Uitvoeringsregeling tegemoetkomingen kinderopvang gemeente Waterland 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

 

overwegende dat het wenselijk is om een uitvoeringsregeling vast te stellen om de bestaande regelingen voor de tegemoetkomingen kinderopvang te bundelen in één uitvoeringsregeling;

 

overwegende dat het noodzakelijk is om de toekenning van rechten op een tegemoetkoming en de toekenning van subsidierechten aan opvangorganisaties in één uitvoeringsregeling onder te brengen,

 

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Waterland 2021, de artikelen.1.46, 1.50a en 1.50b van de Wet Kinderopvang, afdeling 10 van de Wet op het primair onderwijs en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Uitvoeringsregeling tegemoetkomingen kinderopvang gemeente Waterland 2021.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      aanmelding: het schriftelijke verzoek van een ouder om in aanmerking te mogen komen voor een tegemoetkoming kinderopvang op grond van deze regeling;

    • b.

      algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening gemeente Waterland 2021;

    • c.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland;

    • d.

      consulent: de consulent Sociaal domein van de gemeente die bij het in behandeling nemen van de aanvraag en/of de indicatiestelling betrokken is;

    • e.

      indicatie: een verwijzing afgegeven door een consulent waarin soort, duur en omvang (per week/per maand) van de opvang en een korte motivatie voor toekenning van de tegemoetkoming is opgenomen;

    • f.

      kinderopvang: kinderopvang zoals bedoeld in de Wet kinderopvang;

    • g.

      LRK: Landelijk register kinderopvang;

    • h.

      omvang van de opvang: het aantal uren/dagdelen per week of per maand;

    • i.

      opvang: vormen van kinderopvang waarvoor op grond van deze regeling een tegemoetkoming kan worden aangevraagd tenzij nadrukkelijk in de bepaling in kwestie iets naders is gedefinieerd;

    • j.

      ouder: de in de gemeente woonachtige gezaghebbende ouder of verzorger van een kind, die voldoet aan de begripsbepaling in de Wet kinderopvang;

    • k.

      peuteropvang: een aanbod voorschoolse opvang gedurende 40 weken per jaar;

    • l.

      recht op tegemoetkoming: een toezegging van de gemeente dat, onder de in deze regeling opgenomen voorwaarden en berekeningsgrondslagen, een subsidie zal worden uitbetaald aan een kinderopvangorganisatie waarmee de ouder een contract voor opvang van zijn/haar kind sluit;

    • m.

      SMI-kinderopvang: kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie;

    • n.

      VVE-programma: een voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar wordt gestimuleerd op het gebied van taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling of een daaraan door het college gelijkgesteld programma;

    • o.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet en deze regeling waarop de ouder aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen voor de bekostiging van de in deze uitvoeringsregeling genoemde vormen van kinderopvang;

    • p.

      VVE-opvang: opvang op basis van een indicatie voor voorschoolse educatie;

    • q.

      VVE-tegemoetkoming: een financiële bijdrage van de gemeente in de kosten van het VVE-programma;

    • r.

      wet: Wet kinderopvang;

  • 2.

    Waar het in deze regeling gaat over de ouder, wordt tevens bedoeld de andere ouder of partner waarmee de ouder een gezamenlijke huishouding, als bedoeld in de Participatiewet, voert.

  • 3.

    Waar het in deze regeling gaat over de ouder en partner, worden de ouder en diens partner die tevens ouder is, voor de toepassing van deze regeling geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben.

  • 4.

    De begripsbepalingen van de wet en de algemene subsidieverordening zijn op deze regeling van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1.

    Voor een recht op tegemoetkoming voor opvang komt in aanmerking de ouder die voor een bijdrage in de kosten van de opvang geen aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Voor een recht op tegemoetkoming voor opvang waarvoor een indicatie noodzakelijk is, geldt tevens het gestelde in hoofdstuk 2, afdeling 1.

Artikel 3 Aanvraagformulier

  • 1.

    De aanvragen voor de tegemoetkomingen op grond van deze regeling moeten door de ouder(s) worden ingediend op een daartoe door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    In het aanvraagformulier is de vraagstelling rond de inkomenstoetsing opgenomen. De inkomenstoetsing is noodzakelijk voor de bepaling van de eigen bijdrage van de ouder(s).

Artikel 4 Inlichtingen- en medewerkingsplicht

  • 1.

    De ouder die een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van de opvang heeft ingediend of aan wie het recht op een tegemoetkoming is verleend, is verplicht om op verzoek of direct uit eigen beweging, mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan de ouder redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de aanspraak op de tegemoetkoming, dan wel op de duur, de omvang of de hoogte daarvan.

  • 2.

    De ouder die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een tegemoetkoming is toegekend, is verplicht om desgevraagd aan het college de medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet en deze regeling. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het voldoen aan een oproep om in contact te treden met de consulent die zich bezighoudt met de indicatie voor de SMI- of VVE-kinderopvang;

    • b.

      het verlenen van medewerking aan onderzoek dat nodig is om te bepalen of een indicatie voor SMI- of VVE-kinderopvang kan worden afgegeven. Dit onderzoek kan onder andere bestaan uit de inschakeling van één of meer daartoe aangewezen deskundigen, daaronder eveneens zo nodig begrepen een lichamelijk of ander onderzoek om de belemmeringen te kunnen vaststellen.

Artikel 5 Duur en omvang van de tegemoetkoming

  • 1.

    Het college verleent een tegemoetkoming in de kosten van opvang per kalenderjaar.

  • 2.

    Het college stelt de omvang van de SMI-kinderopvang dan wel de VVE-opvang vast conform de indicatiestelling. Voor zover de indicatie meerdere kalenderjaren bestrijkt, wordt jaarlijks bij tussentijdse evaluatie bepaald of en zo ja volgens welke omvang een recht op tegemoetkoming voor het volgende kalenderjaar wordt verleend.

  • 3.

    Een indicatie wordt opgesteld door een consulent. Indien en voor zover artikel 4, tweede lid onder b van toepassing is, vindt indicatiestelling plaats met medeweging van het door de deskundige afgegeven advies.

  • 4.

    Het college verleent het recht op een tegemoetkoming peuteropvang voor 2 dagdelen per week en maximaal voor 40 weken per (volledig) kalenderjaar. De omvang van het recht op tegemoetkoming wordt naar rato berekend als de opvang gedurende het kalenderjaar start en/of voor het einde van het betreffende kalenderjaar eindigt.

  • 5.

    Het college kan tijdelijk, in afwijking van de geïndiceerde vorm van opvang, recht op een tegemoetkoming op grond van een andere in deze regeling opgenomen opvang toekennen als dit de mogelijkheden op plaatsing bij een geregistreerde kinderopvangorganisatie vergroot.

  • 6.

    Het college kan tijdelijk of permanent een recht op tegemoetkoming van een combinatie van de in deze regeling genoemde opvangvormen toekennen als dit de plaatsingsmogelijkheden bij een geregistreerde kinderopvangorganisatie vergroot.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Naast het gestelde in artikel 2, eerste lid ten aanzien van voorliggende voorzieningen, weigert het college een recht op een tegemoetkoming op basis van deze regeling toe te kennen als:

    • a.

      de aanvraag niet via het vastgestelde aanvraagformulier is ingediend, de aanvraag onvolledig is en/of onjuist is ingevuld en de aanvrager de aanvraag niet tijdig completeert;

    • b.

      het kindercentrum waar de opvang plaatsvindt niet is opgenomen in het LRK;

    • c.

      de geboden opvang bewezen niet aan de kwaliteitseisen van de wet voldoet;

    • d.

      de opvang plaatsvindt bij een gastouder.

  • 2.

    Kosten waarvoor geen tegemoetkoming op grond van deze regeling wordt verstrekt, zijn:

    • a.

      de eigen bijdrage die analoog aan de berekeningsgrondslagen van de Belastingdienst wordt bepaald aan de hand van het te toetsen inkomen van de ouder(s);

    • b.

      de vervoerskosten naar en van de locatie waar de opvang plaatsvindt;

    • c.

      de meerkosten van het uurtarief als de opvangorganisatie voor de opvang uurtarieven rekent die liggen boven de maximum tarieven die de belastingdienst voor kinderopvang-tegemoetkomingen hanteert;

    • d.

      de kosten van de opvang die al heeft plaatsgevonden vóórdat de aanvraag voor een tegemoetkoming is ingediend;

    • e.

      de kosten van opvang waarvoor een indicatie nodig is, in de omstandigheid dat de indicatie verlopen is en door de ouder geen herziening van de indicatie is aangevraagd; een en ander in die gevallen waarbij het verwijtbaar aan de ouder is toe te schrijven dat geen nieuwe of gewijzigde indicatie tot stand is gekomen.

Artikel 7 Ingangsdatum

  • 1.

    Het college stelt de ingangsdatum waarop het recht op een tegemoetkoming op grond van deze regeling ingaat:

    • a.

      op de dag waarop de opvang start in het geval van een nieuwe aanvraag;

    • b.

      op de dag waarop in een opvolgend kalenderjaar de opvang wordt voortgezet voor zover voor deze vervolgopvang een beschikking is afgegeven waarin duur en omvang zijn vermeld.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde ingangsdatum ligt, behoudens bijzondere omstandigheden, niet voor de dag waarop het college de aanvraag in ontvangst heeft genomen.

Artikel 8 Hoogte van de tegemoetkoming

Het college bepaalt de hoogte van de tegemoetkoming volgens deze regeling op grond van artikel 1.7 van de wet.

Artikel 9 Financiële afwikkeling recht op tegemoetkoming

Wanneer een aanspraak op een tegemoetkoming wordt geëffectueerd, volgt de betaling aan het kindercentrum volgens de procedure en berekening als bepaald de artikelen.5 t/m 8 en hoofdstuk 3 van deze regeling.

Hoofdstuk 2: Rechten op een tegemoetkoming

 

Afdeling 1 Geïndiceerde opvang

Artikel 10 Aanspraak op een tegemoetkoming voor geïndiceerde opvang

  • 1.

    De in de gemeente Waterland woonachtige ouder kan aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten van:

    • a.

      VVE-opvang, voor het thuiswonende kind als er naar het oordeel van het college sprake is van zodanige stagnatie in groei en ontwikkeling, daarin begrepen achterstanden in taalontwikkeling, dat hierin extra begeleiding noodzakelijk is;

    • b.

      SMI-kinderopvang voor het thuiswonende kind als er naar het oordeel van het college sprake is van zodanige sociaal-medische problematiek van de ouder of van de ouder en het thuiswonende kind, dat zonder die tegemoetkoming een ernstige ontwikkelingsachterstand dreigt te ontstaan bij het kind.

  • 2.

    Het recht op een tegemoetkoming voor VVE-opvang vervalt:

    • a.

      op het in de beschikking tot verlening van het recht genoemde moment, en/of

    • b.

      op het moment dat het kind naar het primair onderwijs gaat;

    • c.

      in het geval dat artikel 7, eerste lid onder b en/of c van toepassing wordt.

  • 3.

    Als de situatie genoemd bij het tweede lid onder c ontstaat, wordt de ouder in de gelegenheid gesteld alternatieve opvang(contract)afspraken te maken om het manco op basis waarvan de weigeringsgrond ontstaat, op te heffen.

  • 4.

    De ouder stelt de gemeente onmiddellijk op de hoogte of en zo ja op welke wijze en vanaf welk moment de alternatieve, gekwalificeerde opvang aanvangt.

  • 5.

    Het recht op een tegemoetkoming voor SMI-opvang vervalt:

    • a.

      op het in de beschikking tot verlening van het recht genoemde moment, en/of

    • b.

      op het moment dat het kind naar het voortgezet onderwijs gaat, doch uiterlijk wanneer hij de leeftijd van 13 jaar heeft bereikt;

    • c.

      het derde en vierde lid zijn op het recht op de tegemoetkoming voor SMI-opvang van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Procedure toekenning tegemoetkoming bij meerjarige indicatiestelling

  • 1.

    Bij meerjarige indicatiestelling dient de ouder uiterlijk 1 november van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de ouder geïndiceerde vervolgopvang vraagt, een aanvraag in.

  • 2.

    Deze vervolgaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    De bij ouder/aanvrager betrokken consulent onderzoekt of de oorspronkelijk geïndiceerde opvang ongewijzigd moet worden gecontinueerd en geeft daarover advies. Dit advies wordt meegewogen bij de besluitvorming voor het verlenen van een recht op tegemoetkoming in het kalenderjaar waarvoor de ouder verlenging van de opvang heeft aangevraagd.

     

Afdeling 2 Niet geïndiceerde opvang

Artikel 12 reikwijdte niet geïndiceerde opvang

Onder niet geïndiceerde opvang vallen binnen het kader van deze regeling:

  • a.

    peuteropvang; of

  • b.

    een daartoe door het college gelijkgesteld aanbod kinder(dag)opvang.

Artikel 13 Voorwaarden voor toekenning recht op niet geïndiceerde opvang

  • 1.

    Voor het recht op een tegemoetkoming voor niet-geïndiceerde opvang kan een ouder in aanmerking komen als wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2 en het kind waarvoor de aanvraag is ingediend de leeftijd van 2 jaar heeft bereikt.

  • 2.

    Het recht op een tegemoetkoming voor niet-geïndiceerde opvang vervalt:

    • a.

      op het in de beschikking tot verlening van het recht genoemde moment, en/of

    • b.

      op het moment dat het kind naar het primair onderwijs gaat;

    • c.

      in het geval dat artikel 7, eerste lid onder b en/of c van toepassing wordt.

  • 3.

    Als de situatie genoemd bij het tweede lid onder c ontstaat, wordt de ouder in de gelegenheid gesteld alternatieve opvang(contract)afspraken te maken om het manco op basis waarvan de weigeringsgrond ontstaat, op te heffen.

  • 4.

    De ouder stelt de gemeente onmiddellijk op de hoogte of en zo ja op welke wijze en vanaf welk moment de alternatieve, gekwalificeerde opvang aanvangt.

Hoofdstuk 3 Subsidies kinderopvang

Artikel 14 Doel

De subsidie voor tegemoetkomingen kinderopvang op grond van deze regeling wordt verleend voor de kosten van de opvang waarvoor de gemeente een recht op tegemoetkoming aan ouders heeft verstrekt en die door de gemeente als subsidiabel worden geoormerkt.

Artikel 15 Doelgroep

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt aan kindercentra die:

    • a.

      zijn opgenomen in het LRK; en

    • b.

      opvang bieden in de gemeente.

  • 2.

    Het college kan in afwijking van het gestelde in het eerste lid onder b, afwijkend besluiten als de noodzaak tot snelle plaatsing van een kind tot andere keuzes leidt. Daarbij wordt in ieder geval eerst afgewogen of een andere opvangvorm op grond van deze regeling of een combinatie van opvangvormen geboden door kindercentra in de gemeente tot snelle(re) plaatsing leidt en dit een aanvaardbaar alternatief is of gedurende een bepaalde overbruggingsperiode kan zijn.

Artikel 16 Reikwijdte

  • 1.

    De subsidie kan worden verleend voor de opvangvormen genoemd in hoofdstuk 2 van deze regeling.

  • 2.

    De subsidie wordt verleend met inachtneming van het gestelde in de artikelen 5 t/m 9 van deze regeling.

  • 3.

    Subsidie wordt vertrekt voor de opvang waarbij de gemeente een recht op tegemoetkoming aan de ouder heeft verleend en het plaatsingsaanbod van het kindercentrum heeft geleid tot het afsluiten van een contract met de ouder.

  • 4.

    In uitzonderlijke gevallen kan het college besluiten dat bepaalde in artikel 6, tweede lid genoemde kostensoorten alsnog, en/of gedurende een bepaalde periode met de subsidiemiddelen mogen worden gefinancierd.

Artikel 17 Procedurebepalingen aanvragen en verlenen van de subsidie

  • 1.

    Het te verlenen subsidiebedrag per kalenderjaar wordt gebaseerd op:

    • a.

      de hoogte van de subsidie in voorgaande subsidiejaren, het beslag op deze middelen en de als dan gevormde egalisatiereserve;

    • b.

      het aantal meldingen/aanvragen voor nieuwe of te verlengen opvang;

    • c.

      het aantal plaatsen voor de opvang dat een kindercentrum in de gemeente kan bieden.

  • 2.

    Het op basis van het eerste lid berekende subsidieplafond wordt door middel van twee halfjaarlijkse subsidies verleend. De eerste verlening vindt plaats in januari van het betreffende kalenderjaar; de tweede subsidieverlening in juli van datzelfde jaar.

  • 3.

    Als gedurende het betreffende jaar blijkt dat het oorspronkelijk berekende jaarbedrag niet voldoende is om de subsidiabele kosten te dekken, dan vraagt het kindercentrum een aanvullende subsidie aan. Deze subsidieaanvraag wordt onderbouwd door aan de aanvraag een overzicht toe te voegen waaruit het beslag op de subsidiemiddelen en het toekomstige beslag binnen het betreffende kalenderjaar naar voren komt. Voor de aanvraag stelt het college een aanvraagformulier beschikbaar.

  • 4.

    Het kindercentrum levert per kwartaal achteraf een overzicht aan van de geëffectueerde tegemoetkomingen, met de gegevens die nodig zijn voor de controle op de juiste besteding van de subsidie middelen. De gemeente levert daartoe desgewenst een format voor rapportage aan.

  • 5.

    Voor een aanvraag om subsidie van een kindercentrum dat niet tot de vaste periodieke subsidierelaties kinderopvang van de gemeente behoort, stelt het college een aanvraagformulier beschikbaar. De hoogte van het toe te kennen bedrag is afhankelijk van het aantal aanmeldingen, en de mate waarin de gemeente volgens de afwegingen genoemd in hoofdstuk 2 een recht op een tegemoetkoming heeft afgegeven. De verleningsbeschikking bevat de overige voorwaarden verbonden aan de besteding en verantwoording van de subsidie en de wijze waarop in het eerste jaar de subsidie wordt vastgesteld.

  • 6.

    Voor zover de aanvrager van de subsidiemiddelen zoals vermeld in het vijfde lid na het moment van de eerste aanvraag tot de periodieke aanvragers gaat behoren, zijn de artikelleden 1 t/m 4 op deze aanvrager van toepassing vanaf het eerste jaar volgend op het jaar waarin de eerste aanvraag bij de gemeente is ingediend.

Artikel 18 Vaststelling subsidie periodieke subsidierelaties

  • 1.

    De subsidievaststelling voor de subsidierelaties waarop artikel 17 eerste tot en met vierde lid van toepassing is, vindt jaarlijks plaats op basis van de in het eerste kwartaal van het volgende jaar ingezonden aanvraag tot vaststelling. Voor deze aanvraag stelt het college een vaststellingsformulier beschikbaar.

  • 2.

    Aan de aanvraag tot vaststelling van het betreffende kalenderjaar voegt het kindercentrum een overzicht toe van de per kwartaal en in totaal op jaarbasis onder de subsidie gebrachte bedragen en bijbehorende noodzakelijke (kind)gegevens.

  • 3.

    De subsidie wordt vastgesteld nadat controle heeft plaatsgevonden ten aanzien van afgegeven beschikkingen voor het betreffende jaar en het in het tweede lid genoemde overzicht.

  • 4.

    Indien en voor zover het bedrag van de verleende subsidie hoger ligt dan het bedrag aan werkelijke opvangkosten dat onder de subsidie kan worden gebracht :wordt de subsidie vastgesteld conform de verlening en onder vorming van een egalisatiereserve voor het surplus.

  • 5.

    Bij de toevoeging aan de egalisatiereserve van een surplus geldt:

    • a.

      dat het bedrag van de toevoeging maximaal 3 % van het in dat jaar verleende subsidiebedrag mag zijn; en

    • b.

      dat stand van de egalisatiereserve gevormd over een aantal jaren een gestelde bovengrens niet mag overschrijden. Deze bovengrens bedraagt 10 % van het laatstelijk verleende jaarsubsidiebedrag tot een maximum van € 2.500,--.

  • 6.

    Voor zover de egalisatiereserve en de toevoegingen aan deze reserve de maximale bedragen zoals genoemd in het vijfde lid te boven gaan, wordt het meerdere teruggevorderd.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 19 Intrekking oude uitvoeringsregelingen

  • 1.

    De volgende uitvoeringsregelingen worden ingetrokken per 1 januari 2021:

    • a.

      de Uitvoeringsregeling subsidie peuteropvang Waterland 2018;

    • b.

      de Uitvoeringsregeling subsidies kinderopvang in het kader van sociaal medische indicatie en voorschoolse educatie gemeente Waterland 2015.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze uitvoeringsregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 21 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling tegemoetkomingen kinderopvang gemeente Waterland 2021.

 

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland, gehouden op 22 december 2020.

drs. E.G.H. Dijk MPM

gemeentesecretaris/algemeen directeur

drs. K.S. Heldoor

burgemeester