Organisatie | Midden-Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van leges van de gemeente Midden-Groningen 2021 |
Citeertitel | Legesverordening gemeente Midden-Groningen 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Tarieventabel leges 2021 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-12-2020 | nieuwe regeling | 17-12-2020 |
De raad van de Gemeente Midden-Groningen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 november 2020;
gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet;
gelet op de artikelen 2, tweede lid, en 7 van de Paspoortwet;
gelet op artikel 14 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR);
besluit vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van leges van de gemeente Midden-Groningen 2021
Hetgeen in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel is bepaald over een Nederlandse identiteitskaart voor een persoon die op het moment van de aanvraag de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is van overeenkomstige toepassing op een vervangende Nederlandse identiteitskaart voor personen met een uitreisverbod, ongeacht de leeftijd van de betrokken persoon.
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
Leges worden niet geheven voor:
diensten met betrekking tot een aanvraag tot verlening of gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning of wijziging van voorschriften van een omgevingsvergunning, voor zover die aanvraag betrekking heeft op een activiteit met betrekking tot een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover het een activiteit betreft bedoeld in artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);
diensten met betrekking tot een aanvraag tot verlening van een vergunning of ontheffing voor het plaatsen van een mobiele onderzoekunit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend;
het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een omgevingsvergunning, indien deze aanvraag betrekking heeft op het realiseren van een herdenkingsmonument en voor zover de grondslag van de heffing gedefinieerd is onder artikel 2.1.1.2 of 2.1.1.3 van de tarieventabel behorend bij deze verordening;
het in behandeling nemen van een aanvraag tot verlening van een omgevingsvergunning, indien deze aanvraag geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een aanpassing van een monument of karakteristiek pand en er alleen in die hoedanigheid vergunningsplicht bestaat, en voor zover de grondslag van de heffing gedefinieerd is onder artikel 2.1.1.2 of 2.1.1.3 van de tarieventabel behorend bij deze verordening.
het in behandeling nemen van een aanvraag tot ontheffing van de Winkeltijdenwet (titel 3, hoofdstuk 5 van de Tarieventabel behorende bij deze verordening), indien de ontheffing enkel betrekking heeft op het treffen van verplichte maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus/COVID-19.
Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.
De leges worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
De leges, zoals bedoeld onder Titel 2 van de Tarieventabel behorende bij deze verordening, kunnen overeenkomstig artikel 14 van de AWR bij wijze van voorlopige aanslag worden opgelegd indien op het moment van in behandeling nemen van de aanvraag de hoogte van het legesbedrag nog niet vastgesteld kan worden.
Artikel 10 Overdracht van bevoegdheden
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:
een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de leges.
De Verordening op de heffing en de invordering van leges van de gemeente Midden-Groningen 2020, vastgesteld op 19 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13 lid 2 genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 13 lid 2 opgenomen datum van ingang van de heffing, blijven de op grond van het eerste lid vervallen bepalingen gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de leges hiervoor in die periode plaatsvindt.