Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen

Beleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2021
CiteertitelBeleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Groningen%20%28Gr%29/646003/CVDR646003_1.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021Nieuwe regeling

15-12-2020

gmb-2020-349982

552696-2020

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen

HEEFT BESLOTEN:

 

  • 1.

    de Beleidsregels APVG Behoud van groen: kap en herplant 2021, als volgt vast te stellen:

Artikel 1 Definities

  • a.

    Boom Effect Analyse (BEA): een rapportage waarin beschreven is welke effecten een ruimtelijke ontwikkeling op de houtopstand/bomen heeft en op welke wijze de houtopstand/bomen gecompenseerd wordt;

  • b.

    Bomenstructuurvisie “Sterke Stammen” gemeente Groningen en “Bomenbeleidsplan gemeente Haren 2010”: de door de raad vastgestelde structuurvisies over bomen;

  • c.

    Groenplan Vitamine G: de door de raad vastgestelde structuurvisie over groen;

  • d.

    Ruimtelijke ontwikkeling: een ontwikkeling door (semi) overheden of projectontwikkelaars zoals aanleg van wegen, bedrijventerreinen, havens, woonwijken dan wel bouwplannen die alleen met een buitenplanse1 afwijking van het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden;

  • e.

    Projectgebied: omkaderd gebied met een zogenaamde bolletjeslijn waarin de werkzaamheden plaats vinden;

  • f.

    Directe omgeving Projectgebied: de omgeving in een straal van 500 meter buiten de bolletjeslijn van het projectgebied;

  • g.

    ETT-er: European Tree Technician;

  • h.

    Dunnen: vellen van een houtopstand, als verzorgingsmaatregel, waardoor de overblijvende houtopstand zich beter kan ontwikkelen om tot volle(re) wasdom (groei en gezondheid) te kunnen komen waarmee de overblijvende houtopstand een grotere toegevoegde (groen)waarde kan worden dan dat deze zonder de dunning zou zijn geweest2;

  • i.

    Knotten: Periodiek of voor de eerste maal tot bepaalde hoogte verwijderen van de kroon, conform de toelichting uit het Stadsbomenvademecum;

  • j.

    Kandelaberen: Het voor de eerste maal sterk innemen van de kroon, waarbij doorgaans alle takken van de kroon sterk wordt ingekort, conform de toelichting uit het Stadsbomenvademecum;

  • k.

    Vellen: geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse (knotten, kandelaberen) en/of ondergrondse deel van een houtopstand;

  • l.

    Potentieel monumentale houtopstand: de houtopstand die voldoet aan de hierna te noemen basisvoorwaarden en aan tenminste één van de hierna te noemen specifieke voorwaarden:

    • 1.

      basisvoorwaarden:

      • -

        tussen 35 en 50 jaar oud;

      • -

        voldoende conditie; minimaal 10 à 15 jaar nog te leven;

    • 2.

      specifieke voorwaarden:

      • -

        onderdeel ecologische infrastructuur;

      • -

        onderdeel karakteristieke boom groep/laanbeplanting;

      • -

        onderdeel zeldzame biotoop;

      • -

        zeldzaam, gedenkboom;

      • -

        bepalend voor de omgeving;

      • -

        herkenningspunt.

  • m.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • n.

    Afdeling VTH: Afdeling Vergunning Toezicht en Handhaving gemeente Groningen;

  • o.

    Taxatiemethode NVTB: Methode van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs voor Bomen om de economische waarde en deelschade van een houtopstand te bepalen door een taxateur die is aangesloten bij de NVTB;

  • p.

    Omgevingsvergunning: de omgevingsvergunning vellen van een houtopstand;

  • q.

    Afzetten: Het 10 – 20 cm boven het maaiveld afzagen van een houtopstand/boom met de bedoeling dat het weer uitloopt;

  • r.

    Regulier onderhoud: Het geregeld, begeleidend, mogelijk gefaseerd onderhoud waarmee de beplanting geleidelijk tot het gewenste eindbeeld komt. Hiermee ontstaat een solide stam en een goed ontwikkelde, blijvende kroon;

  • s.

    Groot onderhoud: Het niet regulier onderhoud dat tot doel heeft achterstallig onderhoud op te heffen/te voorkomen waarmee de bij de aanplant wenselijke staat wordt verkregen. Deze ingreep zal zwaarder zijn dan het regulier onderhoud en kan voor het behoud van de boom/houtopstand gefaseerd uitgevoerd worden;

  • t.

    Ontsiering: Het minder mooi maken van de boom, bijvoorbeeld door dermate snoeien dat daarmee de kroon uit balans raakt of de boom 40% of meer van takken is ontdaan, c.a.;

  • u.

    Karakteristiek: Kenmerkend, de boom geeft door zijn aanwezigheid op de locatie een toegevoegde waarde voor zijn omgeving, bijvoorbeeld als herkenningspunt;

  • v.

    CROW: Afkorting voor Centrum Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek;

  • w.

    Vitaliteit: De vitaliteit is de levensvaardigheid van een organisme ofwel het vermogen te herstellen (Stadsbomenvademecum);

  • x.

    Conditie: De toestand van een boom op een bepaald moment. Deze komt tot uiting in de verschijningsvorm. (Stadsbomenvademecum);

  • y.

    Bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente zoals deze is vastgesteld ingevolge de Wet natuurbescherming;

  • z.

    Noodvelling: De burgemeester of diens gemandateerde kan op grond van de Gemeentewet toestemming geven tot direct vellen van een beschermde boom bij acute gevaarzetting of een vergelijkbaar spoedeisend belang van bijvoorbeeld openbare orde of veiligheid. Dit geldt zowel voor bomen in particulier eigendom als in gemeentelijk eigendom (ook andere overheidsorganen). De acute gevaarzetting dient te zijn vastgesteld door het bevoegd gezag middels een melding en of een aanvraag omgevingsvergunning voorzien van foto’s en deskundige advies;

  • aa.

    Stedelijke Ecologische Structuur: Samenhangend netwerk van ecologisch waardevolle groene en waterstructuren, onderling verbonden door ecologische verbindingen zoals opgenomen in “Groenplan Vitamine G”;

  • ab.

    De levensverwachting: Het aantal jaren dat een houtopstand kan groeien zonder fysiologische problemen (gebreken).

Artikel 2 Toetsing aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het college toetst een aanvraag om een omgevingsvergunning op het belang voor het behoud van de houtopstand en op het belang voor het verwijderen van de houtopstand. Hierbij toetst het college op de criteria ‘kwaliteit’, ‘overlast’, ‘dringende reden’ of ‘waardering’.

  • 2.

    Het college toetst voor het criterium ‘waardering’ en maakt een belangenafweging met minimaal één van de volgende aspecten:

    • a.

      onderdeel van de groenstructuur;

    • b.

      leefbaarheid;

    • c.

      esthetische waarde;

    • d.

      monumentale c.q. cultuurhistorische waarde;

    • e.

      potentieel monumentale houtopstand;

    • f.

      zeldzaamheid (dendrologische waarde).

  • 3.

    Het college toetst voor het criterium ‘kwaliteit’ (levensverwachting) de volgende aspecten:

    • a.

      Goed, > 15 jaar;

    • b.

      Voldoende, tussen de 10-15 jaar;

    • c.

      Matig, tussen de 5-10 jaar;

    • d.

      Slecht, < 5 jaar.

  • 4.

    Het college toetst voor het criterium ‘overlast’ de volgende aspecten:

    • a.

      lichtreductie of schaduwwerking;

    • b.

      opdruk van verharding door boomwortels;

    • c.

      Schade aan bouwwerken.

  • 5.

    In uitzonderlijke gevallen kan het college bij het criterium ‘overlast’ ook op de volgende aspecten toetsen:

    • a.

      vruchten/zaden/bloesem;

    • b.

      allergie;

    • c.

      op houtopstanden levende organismen;

    • d.

      gebrek aan uitzicht.

  • 6.

    Het college toets voor het criterium ‘overlast’ niet op de volgende aspecten:

    • a.

      bladval;

    • b.

      overlast door hogere energiekosten;

    • c.

      overlast door groene aanslag.

  • 7.

    Het college toetst voor het criterium ‘dringende reden’ de volgende aspecten:

    • a.

      ruimtelijke ontwikkeling;

    • b.

      bouwplan;

    • c.

      rendementsverlies energie-opwekkers;

    • d.

      sloopmelding;

    • e.

      groot onderhoud.

  • 8.

    Toepassing belangenafwegingsformulier.

    • a.

      Het college kan voor de toetsing van een aanvraag om een omgevingsvergunning bij overlast een belangenafwegingsformulier toepassen;

    • b.

      Bij een verzoek om een aanvraag omgevingsvergunning bij overlast van een gemeentelijke houtopstand kan het college een belangenafwegingsformulier toepassen;

    • c.

      Het college beoordeelt de aanvraag om een omgevingsvergunning onder meer aan de hand van de puntenscore voor het behoud van de houtopstand en de puntenscore voor de verwijdering van de houtopstand. De puntenscore vormt samen met de andere wegingskaders in het formulier de basis voor de belangenafweging.

  • 9.

    Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een vastgestelde Boom Effect Analyse (BEA) bij te voegen zoals opgesteld volgens de richtlijn BEA, opgesteld door de landelijke Bomenstichting en CROW. Deze BEA moet conform deze richtlijn worden opgesteld vanaf de initiatieffase als een doorlopend advies.

    • a.

      Het college stelt de BEA vast indien er sprake is van een negatieve balans op de houtopstand, en/of er sprake is van geveld houtopstand in Stedelijke Ecologische Structuur (SES)gebied ongeacht de groenbalans, en/of als er sprake is van het vellen van monumentaal houtopstand ongeacht de groenbalans;

    • b.

      Het college mandateert in de overige gevallen de teamleider VTH tot het vaststellen van de BEA.

  • 10.

    Indien gewerkt wordt in de nabijheid van te behouden bomen is een boombeschermingsplan verplicht. De basis voor dit plan is de poster “boombescherming op bouwlocaties” van de vereniging Stadswerk en de Bomenstichting. Het plan dient voorafgaand aan de uitvoering van het werk aan het bevoegd gezag ter goedkeuring te worden voorgelegd.

  • 11.

    Indien een financiële compensatie aan de omgevingsvergunning vellen van een houtopstand is verbonden, mag de houtopstand niet worden geveld dan nadat de opgelegde financiële compensatie in het compensatiefonds is gestort.

Artikel 3 Eisen aan een Boom Effect Analyse

  • 1.

    Een BEA dient de volgende onderdelen te omvatten:

    • a.

      het aantal bomen, en de oppervlakte houtopstand;

    • b.

      boomsoort (Nederlandse en wetenschappelijke naam);

    • c.

      diameter van de stam op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld;

    • d.

      aangegeven of het een 1e, 2e of 3e grootte betreft;

    • e.

      kroonprojectie van de boom;

    • f.

      schaalvaste tekening waarop de ingemeten bomen (met weergave van de kroonprojectie) staan weergegeven;

    • g.

      unieke boomnummering;

    • h.

      staat de boom in de basisgroenstructuur, bomenhoofdstructuur of stedelijke ecologische structuur (uitkomsten onderzoek op grond van de Wet natuurbescherming opnemen);

    • i.

      verplantbaarheid (nader onderzoek wortelpakket, ligging kabels en leidingen, transport mogelijkheden, nieuwe locatie);

    • j.

      conditie van de boom (op basis van Roloff);

    • k.

      vitaliteit;

    • l.

      opdruk van verharding door boomwortels;

    • m.

      bijzonderheden van de boom (meerstammig, leiboom, knotboom, gedenkboom e.d.);

    • n.

      (potentiële) monumentale boom;

    • o.

      herplant in het projectgebied of in de directe omgeving (straal 500 meter) van het projectgebied;

    • p.

      welke alternatieven onderzocht zijn;

    • q.

      motivering vellen van een houtopstand;

    • r.

      tekening met daarop de beschermingsmaatregelen voor de te handhaven bomen;

    • s.

      de hoogte van de eventuele financiële compensatie;

    • t.

      eventuele bijzonderheden;

    • u.

      Een BEA dient te voldoen aan de Richtlijn Bomen Effect Analyse van de Bomenstichting en CROW.

  • 2.

    Een externe BEA dient door een gecertificeerde ETT-er of boomdeskundige met een gelijkwaardig kennisniveau te worden opgesteld.

Artikel 4 Herplantplicht en groencompensatie

  • 1.

    Het college legt voor iedere gevelde houtopstand een herplantplicht voor een nieuwe houtopstand op, hetzij op dezelfde locatie, hetzij in de directe omgeving (binnen 500 meter3) tenzij:

    • 1.

      De standplaats van de houtopstand vanwege een ruimtelijke ontwikkeling verdwijnt en er binnen het projectgebied of in de directe omgeving van het projectgebied geen geschikte ruimte voor een nieuwe houtopstand is dient een compensatie als bepaald in artikel 6 in het groencompensatiefonds te worden gestort;

    • 2.

      een gevelde houtopstand niet onder een ruimtelijke ontwikkeling valt te kwalificeren, kan het college bepalen dat in plaats van een herplant (op of in de directe omgeving) een financiële compensatie in het groencompensatiefonds wordt gestort. De compensatie wordt vastgesteld op basis van de in artikel 6 lid 3 opgenomen methode;

    • 3.

      De onverkorte toepassing van de herplantplicht zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard welke zich bij de oplegging van de herplantplicht zouden kunnen voordoen.

  • 2.

    Het college kan eisen stellen met betrekking tot de boomsoort (type boom), de plantmaat (in cm. omtrek op 1 meter hoogte), de locatie, de wijze van planten, de plantdatum (binnen 36 maanden vanaf het moment van verlening van de kapvergunning), instandhoudingsplicht, vervanging bij niet-geslaagde herplant4 en het aantal te herplanten houtopstand.

  • 3.

    Bij de onder 1 opgenomen herplantplicht gelden, indien de herplant plaatsvindt op grond van een ruimtelijke ontwikkeling, de volgende nadere voorwaarden:

    • a.

      Een te vervallen boom moet worden vervangen door een boom met een min of meer gelijkwaardig volume aan bladgroen (herplant naar kroonvolume). Daarbij wordt rekening gehouden met de leeftijd of stamdikte (als maat voor leeftijd) van de te kappen boom. Bij het vaststellen van de fysieke compensatie wordt gebruik gemaakt van tabel 1:

      Tabel 1: omrekentabel herplant aantal bomen op basis van leeftijd van de gekapte bomen

      Leeftijd in jaren

      Aantal te herplanten ‘standaardbomen’ (stamomtrek 18-20 cm op 1 meter hoogte)

      < 16

      1

      16-23

      2

      24-31

      3

      32-39

      4

      40-47

      5

      48-55

      6

      56-63

      7

      64-71

      9

      72-79

      10

      80-87

      11

      88-95

      12

    • b.

      In plaats van de aantallen te herplanten bomen als genoemd in artikel 4:3a, tabel 1, kunnen ook minder, maar wel grotere bomen worden herplant, mits de vervangende bomen dezelfde fysieke boomwaarde vertegenwoordigen als de gekapte bomen. Tabel 2 geeft daarvoor een omrekentabel naar rato van de stamdikte:

      Tabel 2: omrekentabel van ‘standaardboom’ naar dunnere of dikkere bomen (omtrek gemeten op 1 meter hoogte)

      Herplant met een stamomtrek van 14-17 cm

      ‘standaardboom’ Stamomtrek van 18-20 cm

      Herplant met een stamomtrek van 21-35 cm

      Herplant met een stamomtrek van 36-45 cm

      Herplant met een stamomtrek van 46-55 cm

      Factor 2,0

      Factor 1,0

      Factor 0,5

      Factor 0,25

      Factor 0,1

Artikel 5 Handhaving

  • 1.

    Bij het illegaal vellen van een houtopstand legt het college een herplantplicht op. Indien herplant niet mogelijk is, geldt de financiële compensatieplicht uit artikel 6.

  • 2.

    Bij het illegaal vellen van een gemeentelijke houtopstand brengt het college de kosten in verband met de herplant in rekening bij de illegale veller.

  • 3.

    Bij het illegaal vellen van een gemeentelijke houtopstand bepaalt het college de waarde volgens de taxatiemethode NVTB en brengt deze in rekening bij de illegale veller.

Artikel 6 Financiële Compensatie

  • 1.

    Indien vanwege een ruimtelijke ontwikkeling de houtopstand (volgens een door het college vastgestelde BEA) afneemt, legt het college een financiële compensatie op.

  • 2.

    De financiële compensatie voor te vellen hakhout, bosplantsoen en (lint)begroeiing met een minimale oppervlakte van 100 m2 en een natuurlijke groeihoogte van > 2 meter, bedraagt € 42,50 per m2.

  • 3.

    De financiële compensatie voor een vanwege een ruimtelijke ontwikkeling gevelde houtopstand, en voor een niet zijnde een ruimtelijke ontwikkeling gevelde houtopstand, wordt bepaald aan de hand van de nominale waarde van de gevelde en aangeplante bomen. Deze waarde wordt bepaald conform de meest recente richtlijn van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). Bij een gedeeltelijke compensatie in of in de directe omgeving van een project door aanplant, dient de financiële compensatie berekend te worden op basis van de gemiddelde nominale waarde van de te vellen bomen.

  • 4.

    De aanvrager van de omgevingsvergunning “Vellen van een houtopstand” stort de financiële compensatie binnen 4 weken na het definitieve besluit van het college tot het verlenen van de omgevingsvergunning “Vellen van een houtopstand” in het groencompensatiefonds.

  • 5.

    De inkomsten in het groencompensatiefonds worden geoormerkt voor het aanplanten van bomen en groen elders in de Gemeente Groningen.

  • 6.

    Een in het fonds gestort bedrag wordt binnen een jaar na storting ingezet.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2021.

 

Aldus besloten in de college vergadering van 15 december 2020,

De burgemeester,

KoenSchuiling

De gemeentesecretaris,

ChristienBronda

Toelichting

1. Inleiding

Bomen leveren een belangrijke bijdrage aan de belevingswaarde van stad, dorpen en het omliggende landschap. Ook geven bomen verkoeling, zuiveren ze stofdeeltjes uit de lucht en zijn ze van groot belang voor de biodiversiteit. Daarom hechten we veel waarde aan de bomen binnen onze gemeente en hebben we in het groenplan Vitamine G en in de Klimaatagenda de ambitie vastgelegd om de kwaliteit van het huidige groen te behouden.

 

We vinden dat de regels ten aanzien van het kappen van bomen complementair moeten zijn aan de ambities uit het groenplan Vitamine G om onze gemeente te vergroenen en nieuwe bomen en bos aan te planten. In het klimaatakkoord is opgenomen dat gemeenten streven naar 1% meer bomen per jaar. De aanplant van veel bomen en bossen zorgt voor extra CO2-opslag.Naast behoud van het bestaande groen willen we het groen verder versterken zodat het groen nog beter kan voldoen aan de wensen van de toekomst zoals het tegengaan van hittestress en beter bestand zijn tegen boomplagen en ziektes en de effecten van klimaatverandering.

 

We brengen de huidige regels voor herplant in lijn met de ambities uit het groenplan en de Klimaatagenda door als uitgangspunt te nemen is dat in principe elke kap, ongeacht de reden, moet leiden tot herplant of een financiële compensatie. Zo geven wij een betere invulling aan onze vergroeningsdoelstellingen in samenhang met de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente, omdat groen veel waarde toevoegt aan de openbare ruimte en de leefkwaliteit in buurten en wijken.

 

Voor bomen met een stamdoorsnede groter dan 20 cm (omtrek circa 63 cm), gemeten op 1.30 meter boven maaiveld, geldt de bescherming door de omgevingsvergunning. Dit geldt eveneens voor houtopstand, zoals gedefinieerd in artikel 4:8 lid 1 onder c van de APVG. Voor deze houtopstand geldt ‘niet vellen, tenzij’. Om een aanvraag voor een omgevingsvergunning zo objectief mogelijk te kunnen beoordelen zijn deze beleidsregels voor het vellen van een houtopstand opgesteld.

 

De Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2021 (APVG 2021) bevat vier mogelijke redenen om een omgevingsvergunning te verlenen. Het gaat hierbij om de criteria ‘waardering’, ‘overlast’, ‘dringende reden’ en ‘kwaliteit (conditie/levensverwachting)’.

 

Uit de motivering van een verleende omgevingsvergunning moet blijken dat er een zorgvuldige belangenafweging is gemaakt. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning, waarbij de motivering ‘overlast’ is, kan daarbij gebruik gemaakt van een belangenafwegingsformulier. Op dit formulier komt zowel het belang voor het behoud als het belang voor het verwijderen van de houtopstand deels via een score naar voren. Dit belangenafwegingsformulier is als bijlage 1 toegevoegd. Verder is in bijlage 2 de evaluatie van het Groencompensatiefonds opgenomen. Een aantal daarin genoemde verbetervoorstellen zijn inmiddels in deze beleidsregels opgenomen. De beleidsregels zullen eind 2021 worden geëvalueerd.

2. Artikelsgewijze toelichting

Toelichting artikel 2 lid 2

Criterium voor het behoud van de houtopstand (waardering)

  • a.

    onderdeel van de groenstructuur;

  • b.

    leefbaarheid;

  • c.

    esthetische waarde;

  • d.

    monumentale c.q. cultuurhistorische waarde;

  • e.

    potentieel monumentale houtopstand;

  • f.

    zeldzaamheid (dendrologische waarde).

• Onderdeel groenstructuur

Maakt de houtopstand onderdeel uit van een basisgroen- of nevenstructuur? Hiervoor is een themakaart (uit het Groenplan Vitamine G) aanwezig waarop getoetst kan worden. De Stedelijke Ecologische Structuur maakt onderdeel uit van de basisgroenstructuur. Daarnaast worden de bomen uit het bomenstructuurplan gerekend tot de basisgroenstructuur. Ook van het bomenstructuurplan is een toetsbare kaart. Verder wordt groen dat volgens een bestemmingsplan de bestemming ‘tuin’ heeft tot de basisgroenstructuur gerekend. De bestemming ‘tuin’ wordt bij bestemmingsplannen alleen toegepast indien er sprake is van waardevol groen en het aaneengesloten percelen betreft.

• Leefbaarheid

Dit criterium ziet op het ecologische belang van de houtopstand voor natuurbehoud en natuurontwikkeling doordat de houtopstand plaats kan bieden aan planten en schimmels, nestel- of schuilgelegenheid biedt voor dieren en voedsel voor insecten (biodiversiteit).

Een houtopstand kan deel uitmaken van een belangrijke ecologische verbindingsroute en van invloed zijn op de bodemgesteldheid en de waterhuishouding.

Daarnaast kan de aanwezigheid van een houtopstand van invloed zijn op de effecten van wind en temperatuur waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het voorkomen van hitte stress in relatie tot de klimaatdoelstellingen. Hiervoor kan de meest actuele hittestresskaart van de Gemeente Groningen worden geraadpleegd.

 

De houtopstand levert een bijdrage aan een aangename woonomgeving, bijvoorbeeld doordat hij schaduw biedt, gelegenheid geeft tot spelen voor de jeugd en een belangrijke rol speelt bij recreatie (park, wandel- en fietsroutes et cetera).

• Esthetische waarde (beeldbepalendheid)

Een houtopstand heeft pas een maatschappelijke waarde wanneer deze zichtbaar is vanaf de openbare weg (in de APVG is een definitie van het begrip ‘openbare weg’ opgenomen). Om deze reden wordt aan de houtopstand geen punten toegekend wanneer deze in een achtertuin of niet-openbare binnentuin staat en vanaf de openbare weg niet zichtbaar is.

• Monumentale c.q. cultuurhistorische waarde

In de APVG is een definitie opgenomen voor een monumentale houtopstand. Een cultuurhistorisch waardevolle houtopstand heeft een rol gespeeld in de geschiedenis van zijn omgeving. Te denken valt o.a. aan houtopstanden die herinneren aan gebeurtenissen, houtopstanden die een bepaald punt markeren, gedenkbomen (bijvoorbeeld de Amaliaboom), oude (boeren)erfbeplanting (bijvoorbeeld oude (fruit)rassen).

• Potentieel monumentale houtopstand

Een potentieel monumentale houtopstand heeft een leeftijd van minimaal 35 jaar en voldoet aan de overige criteria zoals die bij de monumentale c.q. cultuurhistorische waarde is omschreven.

• Zeldzaamheid (dendrologische waarde)

Een houtopstand is dendrologisch waardevol als de soort in Nederland zeldzaam of zeer zeldzaam is. Het boek ‘Nederlandse dendrologie’ van dr. B. K. Boom is hiervoor richtinggevend. Houtopstanden die voor de gemeente Groningen uniek/zeldzaam zijn, maar volgens dr. B.K. Boom voor Nederland (zeer) algemeen zijn, worden toch als dendrologisch waardevol aangemerkt. Dit ter beoordeling van het college.

Toelichting artikel 2 lid 3

Criterium voor het behoud van de houtopstand (kwaliteit)

De kwaliteit van een houtopstand is een toetsingsgrond voor het behoud daarvan. Hoe gezonder een houtopstand hoe moeilijker het verkrijgen van een omgevingsvergunning.

 

De conditie en levensverwachting van een houtopstand is objectief vast te stellen via de methode ‘Roloff’. Deze methodiek gaat uit van vier conditieklassen van een houtopstand (kroon); normaal, verminderd, sterk verminderd, zeer slecht. Zie figuur 1. De linker afbeeldingen geven het winterbeeld van de bovenkant van de kroon van de houtopstand weer. De rechter afbeeldingen het zomerbeeld.

 

Figuur 1 conditieklassen Pr. Dr. Roloff

 

Goed (normaal, meer dan 15 jaar nog te leven): De conditie en/of levensverwachting is goed. Op middellange termijn (10-15 jaar) worden er geen problemen verwacht ten aanzien van de fysiologische toestand. Een houtopstand met een goede conditie heeft een goed ontwikkelde kroon, met een gelijkmatige verdeling van veel fijne twijgen in de buitenkroon. Er is geen of nauwelijks dood hout aanwezig en de groei van de takscheuten is de afgelopen jaren optimaal.

 

Voldoende (verminderd, tussen de 10-15 jaar nog te leven): De conditie en/of levensverwachting is verminderd, maar op de korte termijn (<5 jaar), worden ten aanzien van de fysiologische toestand van de houtopstand geen problemen verwacht. Houtopstanden met een verminderde conditie hebben een redelijke verdeling van fijne twijgen. Er is weinig dood hout aanwezig en de groei van de takscheuten is de afgelopen jaren verminderd.

 

Matig (sterk verminderd, tussen de 5 en 10 jaar nog te leven): De conditie en/of levensverwachting is duidelijk verminderd. De fysiologische toestand van de houtopstand is slecht. Houtopstanden met een sterk verminderde conditie hebben weinig fijne vertwijging in de buitenkroon. Er kan redelijk veel dood hout in de kroon aanwezig zijn en de groei van de takscheuten is de afgelopen jaren sterk verminderd.

 

Slecht (minder dan 5 jaar nog te leven): De conditie en/of levensverwachting van de houtopstand is minimaal. De mechanische en/of fysiologische toestand is zo slecht dat 'herstel' van de houtopstand niet of nauwelijks mogelijk is en er heeft de afgelopen jaren bijna of geen takscheutlengte plaatsgevonden.

Noodvelling

Incidenteel komt het voor dat vanwege de kwaliteit van de houtopstand er een dusdanige situatie is ontstaan dat (spoedig) vellen onvermijdelijk is. In deze gevallen volgt er geen volledige toetsing van de aanvraag om een omgevingsvergunning, maar zal de omgevingsvergunning gelijk worden verleend. Het gaat hierbij om:

  • -

    Gevaarzetting;

  • -

    Ziekte/aantasting.

Gevaarzetting

Voor een houtopstand met hoge gevaarzetting op een voor publiek toegankelijke plaats zal, ongeacht de waarde, een omgevingsvergunning worden verleend. Het gaat hierbij om een houtopstand die vanwege zijn vorm, verminderde vitaliteit, ziekte, stormschade e.d. een gevaar voor zijn omgeving is.

Ziekte/aantasting

Een ernstige ziekte dan wel aantasting van een houtopstand kan aanleiding zijn voor het vellen. Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de kastanjebloedingsziekte (Pseudomonas syringae), watermerkziekte (wilgen), plataanziekte (Massaria), essentaksterfte (Chalara fraxinea) of de iepziekte. Veelal is bij dergelijke aantastingen ook sprake van gevaarzetting. Voor ziekten/plagen die grote economische schade kunnen aanrichten geldt de Europese Fytorichtlijn. Op basis van deze regelgeving kan acuut een houtopstand verwijderd worden. Denk hierbij aan het bestrijden van de Aziatische boktor die grote economische schade kan aanrichten. Sanering dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden om verspreiding te voorkomen. Deze verplichting geldt ook voor particulieren.

Toelichting artikel 2 lid 4

Criterium voor het verwijderen van een houtopstand (overlast)

De redenen om een houtopstand te verwijderen kunnen divers zijn. Een groot aantal verzoeken om een omgevingsvergunningwordt ingediend in verband met de overlast die men ervaart. In dit artikel gaat het om de overlastvormen die voornamelijk objectief te constateren zijn en om deze reden op het belangenafwegingsformulier terug te vinden zijn.

Overlast door lichtreductie of schaduwwerking

De mate van schaduwwerking of lichtreductie wordt objectief inzichtelijk gemaakt door:

  • 1.

    de bepaling van de afstand van de houtopstand tot de woning (gerekend vanaf de stam tot de woning);

  • 2.

    de standplaats van de houtopstand ten opzichte van de woning (Een houtopstand met een standplaats ten noorden/of oosten van de woning geeft minder schaduwoverlast dan een houtopstand op het zuiden of westen);

  • 3.

    de invloed van het seizoen op de mate van schaduw. Bij schaduwoverlast wordt beoordeeld hoeveel overlast er is. Bij houtopstanden die wintergroen zijn (coniferen) of die een zeer dichte takkenstructuur hebben kan er sprake zijn van schaduwoverlast gedurende het gehele jaar;

  • 4.

    het aantal uren dat er schaduwoverlast per dag is, hierbij is een direct verband met de hoogte van de houtopstand;

  • 5.

    grootte van de boomkruin ten opzichte van de tuin. Een houtopstand die slechts een klein gedeelte van de tuin bedekt veroorzaakt over het algemeen minder overlast dan een houtopstand die bijna de gehele tuin bedekt.

Overlast door boomwortels

Boomwortels kunnen schade veroorzaken aan verharding, bouwwerken en riolering. Dit hoeft echter niet te betekenen dat hierdoor een houtopstand geveld moet worden. Vaak zijn er maatregelen mogelijk die ervoor zorgen dat boomwortels geen schade meer veroorzaken. Bijvoorbeeld door het plaatsen van een ondergronds scherm om te voorkomen dat boomwortels bij riolering of verharding kunnen komen. Voor het toepassen van deze maatregel is het wel nodig om de boomwortels op de plek van overlast vakkundig te verwijderen. Deze maatregel is echter niet mogelijk bij dikke boomwortels (dikker dan 5 cm). Het verwijderen van dergelijke boomwortels kan leiden tot instabiliteit van de boom. Met alle gevolgen van dien. Ook herstraten kan een oplossing bieden, waarbij de verharding wordt verhoogd. Op het moment dat de verharding niet meer verhoogd kan worden (bijvoorbeeld vanwege de afwatering of hoogte van de drempel) kan er een reden voor van het vellen van een houtopstand zijn. Overlast door boomwortels is objectief vast te stellen en is daarom opgenomen op het belangenafwegingsformulier.

Toelichting artikel 2 lid 5

In dit artikellid volgt een toelichting op de overlastvormen die slechts in uitzonderlijke gevallen aanleiding geven voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

Overlast door vruchten/zaden/bloesem

Overlast door vruchten, zaden en bloesem is over het algemeen zeer seizoensgebonden en kortdurend. In de meeste gevallen wordt een aanvraag om een omgevingsvergunning met deze motivatie geweigerd. Alleen in extreme gevallen kan een aanvraag omgevingsvergunning gehonoreerd worden. Er dient dan aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • 1.

    genomen maatregelen (snoeien, opruimen vruchten e.d.) lossen de extreme overlast niet op;

  • 2.

    jaarlijks terugkerende extreme overlast (bij veel bomen is er 1 keer per X jaar sprake van extreme hoeveelheid vruchten/zaden/bloesem, dit wordt een ‘mastjaar’ genoemd, dit is geen reden voor het vellen); en/of

  • 3.

    er dient een dossier te zijn waaruit blijkt dat er sprake is van jaarlijks terugkerende extreme overlast.

Bij deze overlastcategorie is altijd sprake van maatwerk. Om deze reden komt dit criterium niet terug op het belangenafwegingsformulier.

Overlast door allergie

Deze overlastvorm wordt meestal veroorzaakt door pollen. Overlast door pollen (vaak berken) is bijzonder lastig aan te tonen. Wordt de allergie veroorzaakt door een nabij gelegen houtopstand of is een andere houtopstand de schuldige. Pollen verspreiden zich door de wind erg ver (vele kilometers). Ook voor deze overlastcategorie geldt dat het maatwerk betreft. Alleen in heel extreme gevallen kan een aanvraag omgevingsvergunning gehonoreerd worden. Om deze reden komt dit criterium niet terug op het belangenafwegingsformulier.

Overlast door op bomen levende organismen

Meest voorkomende overlastvorm van op houtopstanden levende organismen zijn bladluizen. Bladluizen veroorzaken een plakkerige substantie op ondergelegen objecten zoals auto’s. Over het algemeen is dergelijke overlast kortdurend en daardoor geen reden om een houtopstand te vellen. Vaak zijn ook maatregelen mogelijk om de overlast te beperken. Onder meer door biologische bestrijding van de overlast veroorzakende organismen of het wegnemen van de voedselbron zoals rottend fruit bij wespen. Niettemin kunnen er zich extreme situaties voordoen die het vellen van een houtopstand rechtvaardigen. Ook hier is sprake van maatwerk. Om deze reden komt dit criterium niet terug op het belangenafwegingsformulier.

Overlast door gebrek aan uitzicht

Het aspect gebrek aan uitzicht is meestal niet te objectiveren, omdat het een sterk persoonlijke ervaring is. De één waardeert een groene wand van ‘houtopstand’ terwijl de ander juist de omgeving wil ervaren. We zien in de praktijk dat juist het aspect ‘uitzicht’ in bezwaarschriften tegen een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning nadrukkelijk naar voren komt. Bij het vellen van de houtopstand krijgen bewoners zicht op de (achter)buren wat gevolgen heeft voor de privacy. Enige vorm van gebrek aan uitzicht dat wel te objectiveren valt is het gebrek aan uitzicht vanwege verkeersveiligheid. Deze vorm komt overigens nauwelijks voor.

 

Er zijn echter situaties denkbaar dat er toch redenen zijn voor het vellen van een houtopstand. Hierbij kan gedacht worden aan houtopstanden die erg dicht op een woning (vaak appartementen) staan en die door de jaren heen een groene wand hebben gevormd. De bewoners hebben dan een groene wand op enkele meters (gemeten vanaf de kroon) van hun woning, waarbij ze soms vanaf hun balkon de houtopstand kunnen aanraken. In dergelijke gevallen is maatwerk nodig, bijvoorbeeld het dunnen van een bomenrij. Alleen in extreme gevallen kan dus een aanvraag omgevingsvergunning gehonoreerd worden. Overigens is er dan ook sprake van het overlastaspect lichtreductie/schaduwwerking dat wel objectief is vast te stellen. Vanwege het maatwerk komt het aspect overlast door gebrek aan uitzicht niet terug op het belangenafwegingsformulier.

Toelichting artikel 2 lid 6

Overige overlastvormen

Er is een aantal overlastvormen die nooit een reden vormen voor het vellen van een houtopstand. Het gaat hierbij om:

  • 1.

    Overlast door bladval: overlast door bladval is over het algemeen zeer seizoensgebonden en kortdurend. Deze vorm van overlast is door het opruimen van het blad eenvoudig op te lossen;

  • 2.

    Overlast door hogere energiekosten: overlast van een houtopstand vanwege hogere energiekosten is bijzonder moeilijk aan te tonen. Er zijn meer aspecten die tot hogere energiekosten kunnen leiden. Bijvoorbeeld een slecht functionerende CV ketel, stookgedrag en slechte isolatie. Ieder huis/huishouden is uniek waardoor onderlinge vergelijking bijzonder lastig is. Wel is aantoonbaar dat bij schaduwwerking van een houtopstand de verlichting sneller aan moet. Het feit dat de verlichting eerder aan moet vinden we echter onvoldoende voor het verlenen van een omgevingsvergunning;

  • 3.

    Overlast door groene aanslag: hoewel de groene aanslag objectief is vast te stellen kan de oorzaak van de groene aanslag divers zijn. Het is mogelijk dat de aanslag bijvoorbeeld wordt veroorzaakt door optrekkend grondwater of een lekkende regenwaterafvoer. De groene aanslag hoeft dus niet door de schaduwwerking van een houtopstand te worden veroorzaakt.

Toelichting artikel 2 lid 7

Criterium voor het verwijderen van de houtopstand (dringende reden)

Ruimtelijke ontwikkeling

Een ruimtelijke ontwikkeling veroorzaakt een ingrijpende functionele verandering in een gebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen (zowel gemeentelijke, andere overheden, als dat van een projectontwikkelaar) is een vastgestelde BEA het toetsingskader. Het college stelt zelf een BEA vast als het groenbestand door een ruimtelijke ontwikkeling afneemt, en/of als er groen geveld wordt uit de Stedelijke Ecologische Structuur (SES) en/of als er sprake is van het vellen van monumentale houtopstand. Het college maakt zelf een zorgvuldige afweging tussen behoud, herplant of financiële compensatie. Een neutrale of positieve groenbalans wordt niet in het college vastgesteld, tenzij er sprake is van bovenstaande uitzonderingen. De afdeling VTH stelt de overige BEA’s vast. Alle door het college vastgestelde BEA’s worden ter kennisname aan de raad aangeboden. Een vastgestelde BEA geldt als motivatie voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

 

Bij ruimtelijke ontwikkelingen (door overheden of projectontwikkelaars) komt het voor dat binnen een plangebied alle houtopstand moet wijken. Het gaat hierbij om (bos)percelen waar veel bomen en struiken staan waarbij het erg lastig is om iedere individuele houtopstand in te meten. In een dergelijk geval is het mogelijk om een omgevingsvergunning aan te vragen voor het betreffende gebied waarbinnen de houtopstand geveld moeten worden. Het totaal aantal m2 te verwijderen houtopstand wordt in beeld gebracht. Door middel van een omkadering zal duidelijk gemaakt moeten worden wat de begrenzing van het gebied is zodat geen verwarring kan ontstaan welke houtopstand wel of niet onder de omgevingsvergunning valt. Een inventarisatie van het aanwezige groen maakt deel uit van het projectvoorstel van de betreffende ruimtelijke ontwikkeling. Wanneer een (potentieel) monumentale boom binnen het omkaderde gebied aanwezig is, moet deze apart worden vermeld.

Bouwplan

Als het bestemmingsplan onder (in)direct recht een bouwwerk toestaat is dit een motivatie voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Hierbij wordt wel door het college onderzocht (binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan) in hoeverre het bouwplan aangepast kan worden waardoor de houtopstand kan blijven staan. Een vergunningvrij bouwwerk hoeft geen dringende reden te zijn voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

Rendementsverlies energie-opwekkers5

Hierbij moet worden afgewogen welk duurzaamheidsbelang prevaleert: het groen of de groene energie. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt gehonoreerd indien:

  • 1.

    de aanvraag om een omgevingsvergunning geen betrekking heeft op een (potentieel) monumentale houtopstand;

  • 2.

    de aanvraag om een omgevingsvergunning geen betrekking heeft op een gemeentelijke houtopstand;

  • 3.

    de jaarlijkse energieopbrengst dient tenminste 1500 kW te zijn;

  • 4.

    het rendementsverlies veroorzaakt door een houtopstand moet aantoonbaar minimaal 1/3 minder zijn ten opzichte van de verwachte opbrengst van de energie-opwekkers zoals die geplaatst zijn. Rendementsverlies door inefficiënte plaatsing (te grote/kleine hellinghoek of zon/wind oriëntatie), modulaire schakeling (individuele schakeling van de panelen), slijtage (rendement zonnepanelen loopt per jaar iets terug) of vervuiling telt niet mee in de berekening.

Sloopmelding

Als een object gesloopt wordt, kan het voorkomen dat bomen het slopen belemmeren of bomen instabiel worden, nadat het pand gesloopt is.

Groot onderhoud

Soms is het noodzakelijk om een houtopstand te vellen om groot onderhoud aan bijvoorbeeld een riolering, verharding of nutsvoorziening mogelijk te maken. Het groot onderhoud geldt dan als dringende reden voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Uiteraard wordt er een uiterste inspanning geleverd om de houtopstand te handhaven.

Toelichting artikel 2 lid 8

Toepassing van het belangenafwegingsformulier

Het Gronings groen wordt alom gewaardeerd. Bomen vormen immers een belangrijke schakel in de directe groenbeleving, verhogen de biodiversiteit en ze dragen bij aan een gezond en aantrekkelijk leefklimaat door verkoeling, CO2 opslag en het afvangen van fijnstof. Deze baten zijn nog niet smart te verwoorden in regels en daarom niet opgenomen in het belangenafwegingformulier. Toch kunnen er redenen zijn om een boom te kappen. Die afweging van belangen moet zorgvuldig gebeuren. Om die afweging zo objectief mogelijk uit te voeren en later te kunnen reproduceren is dit belangenafwegingformulier gemaakt, zie bijlage 1.

 

Basis voor de afweging vormt de door de aanvrager aangevoerde reden voor het kappen inclusief meegezonden stukken zoals een situatieschets en fotomateriaal die relevant zijn voor een goede beoordeling. Bij twijfel wordt aanvullende informatie opgevraagd bij de eigenaar of wordt een bezoek op locatie afgelegd.

 

Dit document vormt de Groningse leidraad waaraan een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen van bomen (hierna: een aanvraag) wordt getoetst.

Belangenafweging

Bij het beoordelen van een aanvraag worden de status en de waarden van de boom - die zouden kunnen leiden tot een weigering - enerzijds afgewogen tegen de belangen van de aanvrager voor het vellen van de boom anderzijds.

 

Elke aanvraag vereist een eigen belangenafweging want iedere aanvraag is uniek. Dit maakt het onmogelijk om voor toekomstige aanvragers volledige zekerheid te bieden over de uitkomsten van hun aanvraag. Dit document geeft een betekenis aan de begrippen die in het belangenafwegingformulier zijn opgenomen. Hiermee willen wij een zo compleet en helder mogelijk beeld geven van hetgeen dat van de belangenafweging kan worden verwacht. De beoordeling vindt deels plaats op basis van subjectieve waarden en deels op basis van objectieve waarden in de scoringstabellen. In gezamenlijkheid wordt vervolgens een belangenafweging gemaakt op de aanvraag.

De uitkomst van de beoordeling van de verschillende aspecten van de belangenafweging vormt een basis voor het uiteindelijke oordeel of de vergunning zal worden verleend – al dan niet onder voorschriften –, of zal worden geweigerd.

 

Omdat deze manier van beoordelen nieuw is voor de gemeente Groningen, wordt het gebruik van het nieuwe formulier meegenomen in de evaluatie van deze beleidsregels eind 2021.

 

Bij een dringende reden, gevaarzetting, ziekte/aantasting & rendementsverlies energie-opwekkers wordt het belangenafwegingsformulier niet toegepast.

 

Indien er sprake is van overlast van meerdere bomen dan wordt de boom die de meeste overlast veroorzaakt als eerste getoetst. Mocht deze boom in aanmerking komen voor het vellen dan wordt ook de eerste volgende meest overlast veroorzakende boom getoetst. Mocht ook deze boom in aanmerking komen voor het vellen dan wordt de volgende boom getoetst, en zo verder.

 

Het belangenafwegingsformulier kan ook worden gebruikt voor een totale houtopstand. Hiermee wordt de totale overlast objectief in beeld gebracht. Overigens hoeft dit niet in te houden dat een gehele houtopstand geveld kan worden. Met bijvoorbeeld dunnen kan de overlast worden verminderd.

 

Het belangenafwegingsformulier kan ook worden toegepast bij een gemeentelijke houtopstand waarvan wordt aangegeven dat hij overlast veroorzaakt. Het kan hierbij gaan om een houtopstand die staat op grond die door de gemeente in bruikleen is gegeven of een houtopstand die staat op gemeentegrond en ook door de gemeente wordt onderhouden.

 

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een houtopstand die staat op grond die door de gemeente in bruikleen is gegeven, is een machtiging van de gemeente noodzakelijk.

 

Mocht een houtopstand staan op gemeentelijke grond die ook door de gemeente wordt onderhouden en als de bewoner inderdaad onevenredige overlast heeft van de betreffende houtopstand dan zal de gemeente deze houtopstand vellen. Het vellen van deze houtopstand wordt dan meegenomen in het jaarlijkse gemeentelijke kapprogramma.

Toelichting artikel 4

Het opleggen van een herplantplicht is een kwestie van maatwerk. Het college dient nadrukkelijk te motiveren tot welke afweging hij is gekomen. Ondanks het maatwerk geldt dat in principe voor iedere te vellen houtopstand een nieuwe houtopstand wordt geplant. Wij hebben als gemeente een publieke taak om klimaatveranderingen tegen te gaan. Dit is in het coalitieakkoord opgenomen en in ons Groenplan vastgelegd. Bomen zijn dermate belangrijk dat bij een mogelijke kap daarom altijd een herplant dient plaats te vinden. Er zijn daarom in principe slechts twee mogelijke redenen om van het principe van herplant af te wijken:

1. Via de ‘kan’ bepaling (hardheidsclausule)

Voor niet voorziene en/of kennelijk zeer onredelijk benadelende situaties kan het college in uitzonderlijke gevallen van de herplantplicht afzien. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan wanneer een grote boom in een kleine tuin moet worden gekapt en fysieke herplant niet mogelijk is. Dan kan ervoor worden gekozen om geen financiële compensatie op te leggen. Een ander voorbeeld kan zijn dat wanneer een bouwlocatie een lange tijd niet gebruikt wordt en er vervolgens bomen groeien (een beplantingsvak van bosplantsoen van meer dan 100 m² met een natuurlijke groeihoogte van meer dan twee meter is vergunningplichtig). Dan is het niet redelijk dat daar gecompenseerd moet worden naar kroonvolume. Via de ‘kan’ bepaling blijven maatwerkoplossingen mogelijk.

2. Bij het opleggen van een financiële compensatie

Het kan voorkomen dat herplant niet mogelijk is. In deze gevallen kan een financiële compensatie worden opgelegd. Met de gelden die in het compensatiefonds worden gestort kunnen elders binnen de gemeente nieuwe bomen worden aangeplant.

 

Voor een ruimtelijke ontwikkeling is bepaald dat in plaats van 1 op 1 herplant, herplant plaats moet vinden op basis van kroonvolume. Dit is ingegeven vanuit het streven om in ieder geval te garanderen dat de hoeveelheid groen gelijk blijft of zelfs toeneemt bij een ruimtelijke ontwikkeling. Tabel 1 spreekt voor zich. Tabel 2 is aanvullend en dient in combinatie met tabel 1 te worden gelezen.

 

Voorbeeld:

Op grond van tabel 1 dien je bij het kappen van een boom van 32-39 jaar, 4 standaardbomen (stamomtrek 18-20 cm op 1 meter hoogte) terug te planten om een gelijkwaardig kroonvolume te bereiken. Als je in plaats daarvan bomen terug wilt plaatsen met een stamomtrek van 14-17 cm, moet je het aantal van 4 bomen uit tabel 1 vermenigvuldigen met de factor 2 uit tabel 2. Dat betekent dus dat je in dit geval 8 bomen met een stamomtrek van 14-17 cm moet herplanten. Wil je in dit voorbeeld bomen herplanten met een stamomtrek van 36-45 cm, moet je het aantal van 4 bomen uit tabel 1 vermenigvuldigen met de factor 0,25 uit tabel 2. In dit geval moet je dan 1 boom herplanten met een stamomtrek van 36-45 cm.

 

De bomenstructuurplannen geven kaders voor de aanplant van nieuwe bomen. Uitgangspunt hierbij is kwaliteit in plaats van kwantiteit. Liever één boom op een goede standplaats dan twee bomen op een matige standplaats waardoor op termijn de groei van de boom achter blijft.

Toelichting artikel 5

In het geval dat een houtopstand zonder de benodigde omgevingsvergunning is geveld, is er sprake van het illegaal vellen van een houtopstand. De eigenaar dan wel zakelijk gerechtigde van de gevelde houtopstand zal alsnog een aanvraag voor een omgevingsvergunning moeten indienen, waarbij een hoger legestarief wordt gehanteerd en zal een herplantplicht worden opgelegd. Bij deze herplantplicht wordt ervan uit gegaan dat de oorspronkelijke situatie zoveel mogelijk wordt teruggebracht.

Toelichting artikel 6

De waarde van een te vellen boom wordt vastgesteld aan de hand van de rekenmethoden zoals deze door de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen zijn vastgelegd in de meest recente richtlijn.

 

De financiële compensatie voor te vellen hakhout, bosplantsoen en (lint)begroeiing met een minimale oppervlakte van 100 m2 en een natuurlijke groeihoogte van > 2 meter, is vastgelegd op een vast bedrag van € 42,50 per m2 . De m2 prijs voor deze compensatie is gebaseerd op de voorbereidings- en aanplantkosten en 3 jaar onderhoud. De vergunningverlener toetst de aanvraag en stelt het mogelijke compensatiebedrag vast.

 

2. Dit besluit in werking te laten treden op 1 JANUARI 2021.

 

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 15 december 2020

De burgemeester,

De gemeentesecretaris,

BIJLAGE 1: Belangenafwegingsformulier aanvraag omgevingsvergunning

 

Belangenafwegingsformulier kapaanvraag Gemeente Groningen6

Dossiernummer:

Betreft de aanvraag meerdere bomen en wijken deze onderling sterk af in waarden, aspecten van overlast of belangen voor de aanvrager, die beoordeeld moeten worden. Zet een kruisje in de juiste kolom. Zo ja, vul dan meerdere belangenafwegingformulieren in of specificeer duidelijk.

 

Ja

Nee

Locatie object/ adres

 

Telefoonnummer aanvrager

 

E mailadres aanvrager

 

Datum aanvraag

 

Boomsoort(en) geslachtsnaam (wetenschappelijk) en Nederlandse naam) aantal( len ) en stamomtrek(ken)

 

Boomnummer:

Naam beoordelaar

 

 

Beoordeling heeft plaatsgevonden op basis van:

Foto en schets

Ja/ Nee

Bezoek locatie

Ja/ Nee

Datum beoordeling:

 

Beoordeling van de aanvraag op basis van de beoordelingscriteria van het kapbeleid

1. Kwaliteit (levensverwachting), art.2:3 beleidsregels

Goed,

> 15 jaar

Voldoende,

10-15 jaar

Matig,

5-10 jaar

Slecht,

< 5 jaar

dood

2. Waardering, art. 2:2 beleidsregels (zie ook de waarderingstabel houtopstandwaarde)

Art 2:2, a: onderdeel groenstructuur

Zijn er belemmeringen op basis van de Wnb?

Ja

Nee

Art 2:2, b: Leefbaarheid

Is er een ecologisch belang van de houtopstand voor natuurbehoud en natuurontwikkeling? (QuickScan)

Nestgelegenheid, holtes, stamscheuren, losse schorsdelen, andere mogelijkheden voor planten/schimmels?

ja

Nee

n.v.t

 

Heeft de opstand een gunstig effect op wind- temperatuur ter voorkoming van hitte-stress en is de locatie opgenomen op de hittestress kaart van de gemeente Groningen

Ja

Nee

Art. 2:2, d: Monumentale-/ cultuurhistorische waarde

Heeft de opstand een rol gespeeld in de geschiedenis van zijn omgeving? Zo ja, welke?

Ja

Nee

 

  • -

    Is de opstand Karakteristiek voor de wijk/ markeringspunt

Ja

Nee

 

  • -

    Is de opstand een Herinnerings-/gedenkboom (aan gebeurtenissen in het verleden of bijvoorbeeld geboortes)?

Ja

Nee

 

  • -

    Is de opstand aan te merken als oude (boeren) erfbeplanting zoals bijvoorbeeld oude/zeldzame (fruit)rassen?

Ja

Nee

Art. 2:2, e: potentieel monumentale houtopstand

Is de opstand minstens 35 jaar oud en voldoet deze aan de overige criteria uit artikel 1 onder m van de beleidsregels?

Ja

Nee

Art. 2:2, f: Zeldzaamheid (dendrologische waarde)

Is er sprake van een zeldzame boom7?

Ja

Nee

Het onder 1 in de tabel opgenomen SES wordt na 2021 GES

 

3. Overlast (art 2, lid 4) Beleidsregels (zie tabel overlast)

Art. 2, lid 5 overlast door:

Vruchten/zaden/bloesem

Ja8

Nee

Alleen in uitzonderlijke gevallen!

Allergie (indien ja, dan dient een doktersverklaring te worden overlegd)

Ja

Nee

 

Op houtopstand levende organismen

Ja

Nee

 

Gebrek aan uitzicht

Ja

Nee

4. Aangevoerde belang(en) in het kader van het vellen van de houtopstand

Reden(en) aanvrager:

 

A

Speelt grote rol

Speelt redelijke rol

Speelt geen rol

B

Speelt grote rol

Speelt redelijke rol

Speelt geen rol

C

Speelt grote rol

Speelt redelijke rol

Speelt geen rol

Eventuele aangevoerde aanvullende reden(en) tijdens het veldbezoek van de groenbeheerder:

A

Speelt grote rol

Speelt redelijke rol

Speelt geen rol

B

Speelt grote rol

Speelt redelijke rol

Speelt geen rol

C

Speelt grote rol

Speelt redelijke rol

Speelt geen rol

5. Mogelijke alternatieven

a. Snoei mogelijk

Wel mogelijk

Deels mogelijk

Niet mogelijk

b. Aanpassen plan

Wel mogelijk

Deels mogelijk

Niet mogelijk

c. Aanpassen uitvoering

Wel mogelijk

Deels mogelijk

Niet mogelijk

6. Compensatie

a. Staat de opstand in de openbare ruimte, is de achtertuin waarin de te vellen houtopstand staat groter dan 100m² of heeft de voor- of zijtuin waarin de te vellen houtopstand staat een afstand van meer dan 5 meter tussen gevel en de rooilijn?

Ja

Nee

b. Herplantmogelijkheid op eigen terrein of in de directe omgeving? (omschrijving van herplant opnemen en vastleggen in belangenafweging)

Wel mogelijk

Deels mogelijk

Niet mogelijk

c. Omschrijving herplantplicht (aantal, boomgrootte en stamomtrek)

Wel mogelijk

Deels mogelijk

Niet mogelijk

d. Bij storting in het Groencompensatiefonds wordt het bedrag:

e. Indien van toepassing, dient de herplantplicht te worden uitgevoerd i.o.m Stadsbeheer?

Ja

Nee

7. Urgentie

Betreft de aanvraag een houtopstand of houtopstanden die na de datum van het besluit direct moet(en) worden geveld vanwege gevaarzetting?

Ja

Nee

8. Belangenafweging

 

 

9. Omwonenden

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE 2: Evaluatie groencompensatiefonds

Inleiding

In 2017 hebben wij een aantal wijzigingen doorgevoerd in de groencompensatieregeling. Hieronder zetten we uiteen wat de regeling inhoudt, wat de resultaten na ruim twee jaar toepassing zijn en of we daarmee tevreden zijn.

Wat is het groencompensatiefonds

Bomen en groen leveren een grote bijdrage aan de leefbaarheid van onze gemeente. Door ruimtelijke ontwikkelingen verdwijnen er echter ook bomen en groen uit de gemeente. Dit konden we, ondanks de beleidsregels die tot 1 september 2017 golden en onze actieve inzet, niet altijd compenseren. We hadden destijds de ambitie om ons groenbestand beter op peil houden. Tevens wilden we investeren op plekken die een kwalitatieve impuls leveren aan ons groenbestand. Per 1 september 2017 zijn met het vaststellen van de beleidsregels twee wijzigingen doorgevoerd. We hebben besloten:

  • -

    een financiële groencompensatie toe te voegen zoals destijds in de groenstructuurvisie Groene Pepers was opgenomen;

  • -

    de procedure voor het vaststellen van een boom effect analyse (BEA) te wijzigen.

In deze evaluatie gaan we alleen in op de eerste wijziging.

Financiële groencompensatie

In de APVG en de beleidsregels gingen en gaan we uit van het principe dat bomen niet worden geveld, tenzij. Daarnaast leggen we voor iedere gevelde houtopstand een herplantplicht voor nieuwe houtopstanden op. Hierop is een aantal uitzonderingen van toepassing, zoals bijvoorbeeld bomen binnen een projectbegrenzing van een ruimtelijke ontwikkeling. Hieronder verstaan we een ontwikkeling door (semi)-overheden of projectontwikkelaars zoals de aanleg van wegen, bedrijventerreinen, havens, woonwijken dan wel bouwplannen die alleen met een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan gerealiseerd kan worden. Een ruimtelijke ontwikkeling past dus niet binnen vastgestelde bestemmingplannen en veroorzaakt een ingrijpende functionele verandering in een gebied.

 

In dergelijke situaties houden we via vier opeenvolgende stappen het groen, bestaande uit bomen en hakhout, bosplantsoen en lintbegroeiing, op peil:

  • 1.

    behouden, bijvoorbeeld door aanpassingen in het ontwerp;

  • 2.

    herplant binnen het projectgebied;

  • 3.

    herplant in de directe omgeving (straal van 500 m) van het projectgebied;

  • 4.

    financiële bijdrage in het groencompensatiefonds.

Pas als er geen mogelijkheden zijn voor behoud of herplant van de houtopstand, vindt (na toetsing) financiële compensatie plaats. Op deze manier voorkomen we afkoopgedrag. De stortingen in het groencompensatiefonds worden naar eigen inzicht en op een later tijdstip geïnvesteerd in vervangende houtopstand.

Resultaten van de regeling

De werking van de regeling, en of het dus leidt tot de gewenste resultaten, meten we via vier aspecten:

  • -

    aantal stortingen in het fonds

  • -

    inzet van het fonds

  • -

    werking van de regeling

  • -

    impact van de regeling

Aantal stortingen in het fonds

Sinds de inwerkingtreding van de regeling houden we een administratie bij van de stortingen in het fonds en op welke wijze wij de ontvangen gelden inzetten. Via het Meerjarenprogramma Leefkwaliteit geven we inzicht in de administratie. In de volgende tabel zijn de stortingen en inzet van gelden tot en met 1 juli 2020 weergegeven.

Tabel 1. Overzicht stortingen en bestemmingen groencompensatiefonds (bedragen x € 1.000)

Stortingen

Project

Bestemd

Project

Onbestemd

8

Woonrups Kempkersberg

8

Groeninrichting Helperpark

 

212

Engelse Park

212

Groeninrichting Helperpark

 

4

Aa-Kerkhof

 

 

4

100

Fietspad Ringweg Noord

100

Standplaats bomen St. Jansstraat e.o.

 

7

Kerklaan

 

 

7

105

De Meeuwen

 

 

105

436

 

320

 

116

 

Uit het overzicht is op te maken dat, ondanks de vele ontwikkelingen die afgelopen jaren plaats hadden, er vanuit relatief weinig projecten een storting in het fonds wordt gedaan. Doorgaans is er binnen projecten aandacht voor behoud of compensatie op of nabij het projectgebied.

Inzet van het fonds

De middelen uit het groencompensatiefonds bestemmen we uitsluitend voor groeninvesteringen binnen onze gemeente. De middelen zetten we aan de ene kant in om gekapt groen te compenseren door nieuw groen en bomen te planten, zoals is gebeurd in het Helperpark. Het heeft een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van dit nieuwe grote groengebied in de wijk De Linie/Europapark. Bij de Sint Jansstraat hebben we middelen ingezet om de standplaats van bestaande bomen te verbeteren. De maatregelen zijn levensduur verlengend en zorgen voor grotere boomkronen. Dit draagt bij aan een klimaatbestendigere ruimte omdat bomen met een grotere kroon meer water vasthouden en CO2 opslaan, een grotere bijdrage hebben aan het filteren van lucht en meer schaduw en koeling creëren. Het past in onze ambitie om steeds meer te investeren in de kwaliteit van bomen en groen in plaats van ons alleen maar te focussen op aantallen. In de tabel is niet direct terug te zien op welke wijze de middelen hebben bijgedragen aan compensatie, bijvoorbeeld in aantallen. Onze ambitie is om dit wel inzichtelijker te maken.

 

Via een prioriteitenlijst worden middelen uit het fonds bestemd door de programmaleider Leefkwaliteit (voorheen Duurzaamheid en Leefomgeving). Zo wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met groen in toekomstige ontwikkelingen of gebieden waar relatief weinig groen is. De prioriteitenlijst van Sterke Stammen is daarbij een hulpmiddel.

We merken op dat we de prioritering nog onvoldoende uitgewerkt hebben en willen vanaf heden de volgende criteria gaan hanteren in het bestemmen van de middelen uit het fonds:

  • -

    Een in het fonds gestort bedrag wordt binnen een jaar na storting ingezet;

  • -

    het fonds wordt niet aangewend om groen aan te leggen in grote ruimtelijke ontwikkelingsprojecten;

  • -

    de middelen worden ingezet volgens de onderstaande prioritering:

    • 1.

      Versterken van de hoofdboomstructuur conform de bomenstructuurvisie Sterke Stammen of bomenbeleidsplan Haren en stellen het budget beschikbaar voor geplande werkzaamheden;

    • 2.

      Ondersteuning van projecten waar extra bomen buiten de hoofdboomstructuur worden aangeplant en daarmee onder andere bewonersinitiatieven ondersteunen;

    • 3.

      ondersteuning van projecten in het kader van de Bos & Hout-strategie zoals in het Groenplan Vitamine G is verwoord;

    • 4.

      investeren in de groeiplaats van bestaande bomen om de kwaliteit daarvan te verbeteren.

Werking van de regeling

De regeling is in zijn opzet vrij algemeen van aard. Dat maakt dat de regeling in de basis eenvoudig te hanteren is. Het doel van 1 op 1-herplant staat voorop en als dat niet lukt stort de ontwikkelende partij een bijdrage in het fonds. Wel wordt op een aantal onderdelen, vooral bij de specialistische medewerkers, een nadere detaillering of uitwerking gemist die kan bijdragen aan een meer kwalitatieve compensatie. Voorbeelden van waar verbetering mogelijk is zijn:

  • -

    Zorg voor een gelijkwaardige vervanging:

    Een 1e grootte boom (die 15 meter of groter wordt) kan worden gecompenseerd door een 3e grootte boom (deze bomen worden maximaal 6 meter), want het uitgangspunt is 1 op 1.

    Bomen die herplant worden zijn vanzelfsprekend kleiner dan de te kappen bomen. Nagedacht kan worden over een meer evenwichtige compensatie, door bijvoorbeeld voor een bepaalde stamomvang niet één maar meer bomen terug te planten (boom met stamomtrek van 200 cm wordt gecompenseerd door bijv. 4 bomen van 20-25 cm omtrek). Of het compenseren van het verlies aan kroonprojectie zou ook een criterium/uitgangspunt kunnen zijn in plaats van het aantal bomen. Wel moet worden aandacht blijven dat de herplante bomen een duurzame plantplaats krijgen.

    • Dit hebben we opgenomen in de beleidsregels Behoud van groen: kap en herplant 2021

  • -

    Ga uit van een duurzame plantplaats:

    Bij de herplant van bomen binnen het projectgebied (privaatterrein) kunnen geen voorwaarden worden gesteld aan de condities waaronder een boom moet worden terug geplant.

    Zorg voor een reële financiële compensatie:

    Bij het kappen van meerdere bomen met verschillende statussen (bijvoorbeeld 1 monumentaal en 3 overig) wordt geen richtlijn gegeven hoe de verdeling van financiële compensatie plaats moet vinden als niet alle bomen in of nabij het projectgebied gecompenseerd kunnen worden. Het is niet bepaald welke van de vier bomen financieel gecompenseerd worden, wat vaak betekent dat de goedkoopste bomen worden gecompenseerd.

    • Dit hebben we aangepast. Volgens de beleidsregels Behoud van groen: kap en herplant 2021 wordt de financiële waarde van een boom bepaald op basis van de meest recente richtlijn van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB)

In december 2019 heeft de rekenkamercommissie het rapport ‘Beleid dat hout snijdt’ gepresenteerd. Daarin worden de uitkomsten van hun onderzoek naar beleid, uitvoering en communicatie rondom het vellen van houtopstanden uiteen gezet. De rekenkamercommissie heeft met dit onderzoek het beleid met betrekking tot het behoud en het kappen van bomen (houtopstand), de werking van dat beleid en de wijze waarop die werking in de praktijk wordt ervaren in beeld willen brengen. Het groencompensatiefonds is hierin ook meegenomen. De rekenkamercommissie concludeert dat de compensatieregeling effectief lijkt te zijn: Het leidt in de praktijk tot vroegtijdiger aandacht voor (het behoud en plannen van) bomen bij planontwikkeling en projecten. Ook is er steeds meer aandacht voor de verbetering van de groeiomstandigheden en kwaliteit van bomen naast een focus op het aantal bomen. Het besef dat kwaliteit zeker zo belangrijk is als kwantiteit moet hier en daar nog wel indalen.

De commissie heeft ook aanbevelingen in algemene zin gedaan die ook zijn toe te passen op de compensatieregeling. De aanbevelingen zijn:

  • -

    Bied maatwerk voor inpassing en/of compensatie voor spontaan opgekomen bomen en andere houtopstand bij ontwikkeling van terreinen waar zich dat voordoet.

  • -

    In de ontwerpfase van ruimtelijke projecten ‘groen’ en bomen vanaf het begin (laten) meenemen in het planproces en deze niet het sluitstuk laten zijn van een ontwikkelingstraject.

  • -

    Zet (nog) meer in op het verbeteren van de kwaliteit van bomen (vergroten kroonvolume en verbeteren ondergrond) en laat niet het aantal stammen (de kwantiteit) leidend zijn.

  • -

    Besteed nog meer aandacht aan zorgvuldige afwegingen bij projectplannen met oog voor behoud van bomen, zodat niet onnodig weerstand wordt opgeroepen.

In onze brief aan de raad van 14 januari 2020. met kenmerk 7846647 hebben we een reactie op de conclusies en aanbevelingen gegeven.

Impact op inzet

Nu we een aantal jaren met de regeling werken constateren we dat het belang van groen van bomen in een eerder stadium van planvorming aan bod komt. Vooral bij aanvang van de regeling kostte het projectleiders en specialistisch medewerkers meer tijd de regeling toe te passen. Dit had voornamelijk te maken doordat de regeling bij inwerkingtreding direct van toepassing werd, ook op projecten die al een (aanzienlijk) deel van het planproces doorlopen hadden. Van een overgangsregeling was geen sprake. De regeling is inmiddels ingebed binnen processen van ruimtelijke ontwikkelingen en ook externe ontwikkelaars zijn op de hoogte van de regeling. Dat maakt dat aan de start van planprocessen steeds minder uitleg gegeven hoeft te worden over de toepassing. Bij de afdeling Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving leidt de regeling vrijwel niet tot extra inzet.

Zijn we tevreden?

Op basis van bovenstaande bevindingen kunnen we concluderen dat we tevreden zijn over de wijzigingen die in de regeling zijn aangebracht. De financiële compensatie werkt ons inziens dusdanig dat het groenbelang steeds vaker aan het begin van een planproces wordt meegewogen. Dat uit zich in de relatief lage aantal stortingen in het fonds. Wel zien we een aantal aspecten waarop de regeling is te verfijnen.

 

Het groencompensatiefonds staat natuurlijk niet op zichzelf en heeft samenhang met het complete groen- en boombeleid. In het groenplan Vitamine G benoemen we meerdere aspecten om groen nog beter te borgen aan de voorkant van planprocessen. Denk bijvoorbeeld aan het natuurinclusief bouwen en onze wens om een groeninvesteringsfonds op te stellen. We zullen daarom verdere wijzigingen in een breder kader bezien en komen daartoe met een integraal voorstel. De criteria die leiden tot een prioritering voor besteding van de middelen uit het fonds en de criteria die in deze evaluatie uiteen zijn gezet gaan we vanaf heden toepassen.


1

Dat geldt alleen als door het bouwplan de bebouwing toeneemt. Inpandige functiewijzigingen zonder invloed op de buitenruimte vallen hier buiten.

2

Dunnen is vergunningsvrij als dit geschiedt op basis van een beheer- of onderhoudsplan dat door het college/dagelijks bestuur is vastgesteld. Dunnen is eveneens vergunningsvrij als dit geschiedt op basis van een beheer- of onderhoudsplan van een door de Stichting Certificering SNL gecertificeerde natuurbeheerorganisatie. Dunnen van overig particulier bezit, bijvoorbeeld van een woningcorporatie, is vergunningsvrij als het beheer- of onderhoudsplan vooraf door de gemeente is goedgekeurd.

3

Voor onderhoud en voor particuliere aanvragers vanuit andere gronden dan een ruimtelijke ontwikkeling, geldt de eis van herplant binnen 500 meter niet en mag ook elders in de gemeente worden herplant.

4

Hierbij wordt een termijn gehanteerd van 5 jaar.

5

Het gaat hierbij voornamelijk om zonnepanelen, het is echter ook denkbaar dat ook andere energie-opwekkers tot een afweging zouden kunnen leiden. De ontwikkelingen op dit gebied gaan namelijk snel.

6

Niet te gebruiken bij een ruimtelijke ontwikkeling

7

Op basis van het boek: Nederlandse Dendrologie, B.K.Boom en J. van de Laar, EAN 9789027815521

8

Dit dient wel extreem te zijn