Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de raad van de gemeente Den Helder, houdende regels over het verlagen van de uitkeringsnorm en het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering [Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2013] |
Citeertitel | Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2012-2 van 17 september 2012.
Onder het kopje "Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen" staat bij het subkopje "Bron bekendmaking" de tekst "Stadsnieuws 2013, editie 3 (17 januari 2012)". Dit moet zijn "Stadsnieuws 2013, editie 3 (17 januari 2013)".
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-01-2013 | nieuwe regeling | 17-12-2012 Stadsnieuws 2013, editie 3 (17 januari 2012) | RB12.0218 |
De raad van de gemeente Den Helder;
gelezen het raadsvoorstel nummer RV012.0310 van het college van burgemeester en wethouders van
Den Helder van 20 november 2012;
gelezen het advies van de Cliëntenadviesraad WWB;
kennis genomen hebbende van de voorbereidende commissievergadering Maatschappelijke ontwikkeling op 10 december 2012;
vast te stellen de Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2013 en wel als volgt:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijving
a. Het blijk geven van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, waaronder in ieder geval wordt verstaan het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, verwijtbaar ontslag uit dienstbetrekking, het niet of te laat aanvragen van een voorliggende voorziening;
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsbepalingen
Artikel 10. Ingangsdatum en tijdvak
Het college kan bij een derde en volgende gedraging, waarvoor hetzelfde of een hoger verlagingspercentage geldt, binnen twaalf maanden na de laatste als verwijtbaar aangemerkte gedraging de uitkering voor onbepaalde duur verlagen, rekening houdend met het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van deze verordening.
Artikel 11. Het besluit tot toepassen van een verlaging
In het besluit tot het toepassen van een verlaging wordt in ieder geval vermeld:
Artikel 15. Bevoegdheid College
Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening, nadere regels vaststellen.
Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
De aanleiding om deze verordening opnieuw per 1 januari 2013 vast te stellen is gelegen in de wijziging van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) per die datum door de Wet aanscherping Handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Stb. 2012, 463, inwerkingtreding 1 januari 2013).
Uit de wetswijziging vloeit voort dat bij het schenden van de inlichtingenplicht op grond van artikel 13 van de IOAW/IOAZ, alsmede artikel 30 c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de uitkering niet langer wordt afgestemd, maar een bestuurlijke boete wordt opgelegd. De Afstemmingsverordening IOAW/IOAZ 2013 is hierop aangepast.
Uitgangspunten in deze verordening zijn dat het college op grond van artikel 20 IOAW/IOAZ verplicht is de uitkering te verlagen bij het niet nakomen van de verplichtingen zoals opgenomen in de verordening (en uitgewerkt in beleidsregels) en dat maatwerk geleverd wordt bij het verlagen van de uitkering. Wanneer iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, ziet het college af van een verlaging van de uitkering.
Artikel 1. Begripsomschrijving
Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht.
Gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden.
De WWB werkt met verlagingen op de netto bijstand. Om een identiek systeem in de IOAW en IOAZ te creëren is het wenselijk om een begrip te introduceren dat verwijst naar een netto norm (de netto grondslag).
Ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering binnen deze verordening wordt als afstemming aangemerkt. Dit houdt verband met de mogelijkheden binnen de IOAW en IOAZ op dit vlak.
Artikel 2. Het toepassen van een verlaging
De Wet Suwi en de IOAW/IOAZ verbindt aan het recht op uitkering verschillende verplichtingen.
Uit het oogpunt van de IOAW/IOAZ is het recht op uitkering geen basisinkomen voor een belanghebbende maar een voorwaardelijk recht, waaraan bij de toekenning nadrukkelijk vorenstaande verplichtingen zijn verbonden.
Wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen, wordt de uitkeringsnorm verlaagd.
In het tweede lid is de hoofdregel neergelegd dat het college de verlaging dient af te stemmen op de individuele omstandigheden van de belanghebbende en de mate van verwijtbaarheid.
Behoudens de in deze verordening opgenomen uitzonderingen, brengt deze bepaling met zich mee dat het college bij afstemming zal moeten nagaan of, gelet op de individuele omstandigheden van de belanghebbende, afwijking van de hoogte en de duur van de voorgeschreven standaard verlaging geboden is. Afwijking van de standaard verlaging kan zowel een verzwaring als een matiging betekenen.
Artikel 3 Indeling in categorieën
De gedragingen die verband houden met het niet nakomen van de aan het ontvangen van een uitkering verbonden verplichtingen, zijn ingedeeld in categorieën op basis van de verwijtbare gedraging. Een gedraging wordt ernstiger naar mate de gedraging concrete gevolgen heeft voor het niet verkrijgen of behouden van betaalde arbeid dan wel voor het niet bereiken van de doelstelling van een participatietraject.
Ook hebben de categorieën een zekere "bandbreedte". Niet elke gedraging binnen dezelfde categorie is even ernstig of heeft even grote gevolgen. Ook dit aspect zal in de afweging moeten worden betrokken, waarbij nadrukkelijk overwogen dient te worden of de belanghebbende de gevolgen van zijn gedrag redelijkerwijs had kunnen voorzien.
In deze categorie valt, naast het niet ingeschreven staan als werkzoekende bij het UWV, het zonder afbericht geen gehoor geven aan een schriftelijke uitnodiging in verband met een gesprek over participatie(mogelijkheden). Het gaat daarbij om gesprekken welke van belang worden geacht om de mogelijkheden tot participatie te bespreken. Indien de belanghebbende geen gehoor geeft aan deze oproep, kan niet beoordeeld worden óf en zo ja, welk participatietraject kan worden ingezet.
De gedragingen in deze categorie behoren tot het niet of onvoldoende meewerken in de voorfase van de arbeidsinschakeling dan wel de minder positieve houding met betrekking tot de medewerkingsverplichting.
De in deze categorie opgenomen gedragingen zullen leiden tot vertraging van de arbeidsinschakeling of het participatietraject. Van onvoldoende medewerking is in ieder geval sprake als de belanghebbende niet op afspraken in het kader van arbeidsinschakeling/gemeentelijke ondersteuning verschijnt welke voor de voortzetting van een reeds ingezet participatietraject noodzakelijk worden geacht, opdrachten in het kader van het plan van aanpak of scholing niet naar behoren uitvoert of zich niet coöperatief opstelt ten aanzien van diagnostisch onderzoek.
Ook het niet of niet voldoende gebruik maken van een reeds aangeboden participatie-instrument zonder dat dit leidt tot het geen doorgang vinden of tot voortijdig beëindigen van het ingezette traject, behoort tot deze categorie. Gedacht kan worden aan veelvuldige ziekmeldingen of afwezigheid tijdens een traject, waarbij nog niet meteen besloten wordt tot beëindiging van het traject.
In deze categorie is tevens opgenomen het niet naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Omdat het niet nakomen van deze verplichtingen geen belemmering vormen met betrekking tot (het komen tot) het zelfstandig voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan, is deze gedraging in een lagere categorie geplaatst dan bijvoorbeeld het weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid.
In deze categorie vallen de gedragingen welke belemmerend werken voor het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud van werk. Het gaat in deze categorie om een negatieve houding en gedrag van de belanghebbende ten aanzien van de arbeidsinschakeling en participatie. Het gaat in deze categorie om dezelfde soort gedragingen als bedoeld in de tweede categorie maar met het belangrijke verschil dat de gedragingen al gevolgen hebben (gehad) zoals bij voorbeeld het geen doorgang vinden of afbreken van een participatietraject of de gemeentelijke ondersteuning, het niet nakomen van gemaakte afspraken zoals opgenomen in het plan van aanpak e.d.
Met zeer ernstig misdragen wordt vooral bedoeld agressief gedrag. Onder "het college en in zijn opdracht werkende ambtenaren en medewerkers" wordt niet alleen de consulent verstaan, maar ook de medewerker van de receptie, de telefonist en iedere andere medewerker die namens het college met de belanghebbende in contact treedt.
Onder agressief gedrag wordt verstaan: alle vormen van fysiek geweld, van dreiging met geweld, van intimidatie, stalking, discriminatie naar geslacht, geloof of ras, seksuele intimidatie, vernieling en het dragen van wapens of gevaarlijke voorwerpen. Als er sprake is van agressief gedrag moet uitvoerig worden gerapporteerd over de exacte aard van het gedrag en de omstandigheden waarin het zich heeft voorgedaan.
Voor de vaststelling van de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid (en daarmee dus ook voor de hoogte van het percentage van de verlaging) vormen de omschrijvingen van agressief gedrag in het "Veiligheidsprotocol gemeente Den Helder" het uitgangspunt. In dit protocol worden de diverse gedragingen omschreven en is een onderverdeling gemaakt naar ernst van gedragingen.
In deze bepalingen zijn de mogelijkheden die de IOAW en IOAZ biedt om de uitkering (tijdelijk en/of blijvend geheel of gedeeltelijk) te weigeren volledig uitgewerkt. Indien niet bekend is wat de omvang van de inkomsten had kunnen zijn, wordt uit gegaan van het minimum (cao-)loon.
Artikel 9 Berekeningsgrondslag
Zoals al aangegeven wordt de verlaging toegepast op de netto.norm.
Onder de norm wordt verstaan de van toepassing zijnde wettelijke norm inclusief gemeentelijke toeslag of verlaging en inclusief vakantietoeslag.
Artikel 10 Ingangsdatum en tijdvak
Het afstemmen van de uitkering vindt plaats door het verfagen van de uitkering. Verlagen van de uitkering kan in beginsel op twee manieren, te weten: met terugwerkende kracht, door middel van een herziening van de uitkering of door middels van verlaging van de uitkeringsnorm in de eerstvolgende maand(en). In deze verordening is bewust gekozen voor de tweede manier, omdat in dat geva! niet overgegaan te worden tot herziening en terugvordering van bijstand. Om die reden is in dit lid vastgelegd dat de verlaging ingaat per de eerstvolgende kalendermaand, waarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.
De verlaging vindt direct plaats in de situatie dat het besluit tot verlaging is genomen (middels beschikking) en de uitkering nog niet is uitbetaald aan belanghebbende.
Het derde lid regelt de duur van de verlaging bij een eerste gedraging (sub a) en bij recidive binnen twaalf maanden (sub b). Een eerste gedraging kan hoogstens leiden tot een verlaging voor de duur van één kalendermaand, een tweede gedraging tot maximaal twee kalendermaanden. Bepalend voor recidive is de datum waarop de eerste gedraging als verwijtbaar is aangemerkt en de belanghebbende hiervan redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn (dus de verzenddatum van de beschikking naar aanleiding van de eerste gedraging).
Artikel 11 Het besluit tot toepassen van een verlaging
Het verlagen van de uitkering als gevolg van een verwijtbare gedraging vindt plaats door middel van een besluit.
In dit artikel wordt aangegeven wat in ieder geval moet worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Awb en dan in het bijzonder het motiveringsbeginsel.
Artikel 12 Afzien van het toepassen van een verlaging
In artikel 20 derde lid IOAW/IOAZ is bepaald dat het college van een verlaging afziet indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Dit lid regelt de schriftelijke waarschuwing en geeft de mogelijkheid om bij een eerste verwijtbare gedraging met een waarschuwing te volstaan. Uitgangspunt blijft echter dat verwijtbaar gedrag in beginsel tot verlaging van de uitkering leidt. Als wordt overwogen om met een waarschuwing te volstaan, moet dit uitdrukkelijk worden gemotiveerd. Een waarschuwing bij een eerste gedraging is dus geen automatisme. Het zal in vrijwel alle gevallen gaan om relatief onbeduidende gedragingen met geen voor het recht op, of de hoogte van de bijstand directe gevolgen en/of van geringe mate van verwijtbaarheid. De feitelijke gedraging moet wel worden omschreven in een waarschuwingsbeschikking en telt mee bij recidive.
Bij iedere categorie gedragingen kan, met inachtneming van bovenstaande, in beginsel met een waarschuwing worden volstaan.
Een andere reden om af te zien van het verlagen van de uitkering is dat de gedraging te lang geleden heeft plaatsgevonden. In verband met de effectiviteit (lik-op-stuk) is het nodig dat de verlaging spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, wordt toegepast. Om deze reden is dan ook in dit lid geregeld dat het college geen verlagingen toepast voor gedragingen die langer dan een jaar geleden hebben plaatsgevonden.
Om de verwijtbare gedraging toch niet als onopgemerkt voorbij te laten gaan, wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing.
Hierin wordt geregeld dat het college kan afzien van het toepassen van een verlaging indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht. Wat dringende redenen zijn, is afhankelijk van de concrete (nood) situatie en kan daarom niet op voorhand worden vastgelegd. De (nood) situatie mag echter niet het gevolg zijn van de verwijtbare gedraging. Als de belanghebbende door verwijtbaar ontslag in ernstige financiële nood komt te verkeren, kan dat nooit een reden zijn om van de afstemming van bijstand af te zien. Die omstandigheden zijn immers het gevolg van het verwijtbare gedrag.
Het doen van een schriftelijke mededeling dat het college afziet van het toepassen van een verlaging wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive en in het kader van het motiveringsbeginsel (artikel 3:46 Awb).
Artikel 13 Samenloop van gedragingen
Indien door één gedraging meerdere verplichtingen tegelijkertijd worden geschonden, wordt éénmaal een verlaging toegepast. Uitgegaan wordt dan van de verlaging met het hoogste percentage.
Het toepassen van meerdere verlagingen tegelijkertijd is mogelijk. Het dient dan echter wel te gaan om verschillende gedragingen waarvoor een verlaging mogelijk is. Bij samenloop van verschillende verwijtbare gedragingen die schending van één of meerdere verplichtingen tot gevolg hebben, dient het college de percentages bij elkaar op te tellen (de zogenaamde stapeling). Bij de beoordeling van de ernst van het feit en de mate van verwijtbaarheid kunnen de verschillende gedragingen uiteraard wel in onderlinge samenhang worden bezien. Dit kan reden zijn om voor het geheel aan gedragingen een verlaging met een lager percentage toe te passen.
In de IOAW/IOAZ is niet vastgelegd dat een besluit tot verlaging van langere of onbeperkte duur heroverwogen dient te worden. Een onderzoek in het kader van dergelijke heroverweging binnen drie maanden na het besluit tot verlaging van uitkering voor langere of onbepaalde duur is genomen, is in deze verordening opgenomen om zorgvuldige besluitvorming te waarborgen.
Dit onderzoek kan in sommige gevallen schriftelijk plaatsvinden, afhankelijk van de aard van de verplichting of gedraging. Zo kan, in de situatie van het niet nakomen van de sollicitatieplicht, worden volstaan met het opvragen van schriftelijke bewijzen waaruit blijkt dat belanghebbende wel voldoende inspanningen heeft gepleegd om werk te vinden. In andere situaties kan het noodzakelijk zijn om de belanghebbende op te roepen.
Als de belanghebbende de gevraagde gegevens niet overlegt, of geen gehoor geeft aan oproepen, dan vindt de heroverweging plaats op basis van de dan bekende gegevens, die veelal tot voortzetting van de verlaging zal leiden. De heroverweging resulteert in een beschikking.
Het resultaat van de heroverweging kan tweeledig zijn. Beëindiging van de verlaging na drie maanden vindt plaats als de belanghebbende laat blijken zich inmiddels niet langer schuldig te maken aan de verwijtbare gedraging waarvoor de verlaging was toegepast of aannemelijk maakt dat hij zich voortaan aan de opgelegde verplichtingen zal houden.
Van voortzetting zal sprake zijn als de belanghebbende zich ook ten tijde van de heroverweging nog steeds aan de verwijtbare gedraging schuldig maakt. De voortzetting kan, afhankelijk van de omstandigheden, mate van verwijtbaarheid en ernst van de gedraging, plaatsvinden voor bepaalde of onbepaalde duur. Bij voortzetting voor onbepaalde duur moet binnen uiterlijk drie maanden opnieuw een heroverweging plaatsvinden.
Heroverweging kan overigens leiden tot voortzetting met vaststelling van een lager percentage als de belanghebbende blijk geeft zijn gedrag enigszins, maar onvoldoende, te hebben verbeterd.
Deze bepaling biedt de mogelijkheid om bij volharing het percentage van de verlaging te verdubbelen. Hierbij moet gedacht worden aan bijvoorbeeld de weigerachtigheid om mee te werken aan participatietraject. Als hiervoor een verlaging is toegepast en belanghebbende blijft medewerking weigeren, ook na een tweede verlaging van bijstand voor twee maanden en na een derde voor onbepaalde duur, dan kan bij voortzetting het percentage worden verdubbeld. Ook hierbij staat een zorgvuldige