Nadere regels meldingsplichtige objecten behorende bij artikel 2:7 APVG 2021

Voor plaatsing van de meldingsplichtige objecten gelden de volgende voorwaarden:

• 1.

  Geen plaatsing op gehandicaptenparkeerplaats of een betaalde parkeerplaats;

• 2.

  Vluchtwegen mogen niet geblokkeerd worden;

• 3.

  Onder- en bovengrondse brandkranen worden vrijgehouden;

• 4.

  Zand, aarde, grint etc. kan alleen in zakken worden geplaatst (niet los storten);

• 5.

  Objecten (uitgezonderd de bouw- en rolsteiger) bij voorkeur aan de rijbaanzijde van het trottoir plaatsen ten behoeve van de continuering van de natuurlijke blindengeleidelijn. Geen plaatsing van objecten op visueel zichtbare blindengeleidestroken;

• 6.

  Aanwijzingen en bevelen die door een medewerker van Stadstoezicht, Stadsbeheer, Economische Zaken, politie of brandweer worden gegeven, worden meteen opgevolgd;

• 7.

  Ambulances en voertuigen van politie en brandweer kunnen ongehinderd passeren (minimale doorrijdbreedte en -hoogte van 3,50 respectievelijk 4,20 meter);

• 8.

  Preventieve maatregelen tegen schade (aan wegdek) dienen te worden genomen;

• 9.

  Nadere voorwaarden ten aanzien van objecten:

  • •

    Zodanig geplaatst op het trottoirs dat een strook van 1,20 meter (bij voorkeur aan de gevelzijde) vrij blijft voor voetgangers en;

  • •

    Bij een open puinbak/zak deze tussen zonsondergang, en in ieder geval tussen 22.00 uur en 6.00 uur, is afgedekt ter voorkoming van het verspreiden van vuil en;

  • •

    De omgeving rond een afvalcontainer of soortgelijk object wordt schoongehouden en;

  • •

    Bij plaatsing van steigers boven de weg op het trottoirs t.b.v. bouw-, sloop- of onderhoudswerkzaamheden voldoende maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van verspreiding van vuil en/of t.b.v. de opvang van vallend materiaal;

  • •

    Bij plaatsing van één of meerdere objecten op een parkeerplaats niet meer dan 2 parkeerplaatsen in gebruik genomen worden en;

  • •

    Bij plaatsing van objecten boven de weg, niet zijnde gevelreclame, de doorrijhoogte minimaal 4,20 meter gemeten vanaf de kruin van de weg bedraagt en;

  • •

    Na verwijdering van een object of meerdere objecten t.b.v. afval of puin de omgeving schoon wordt achtergelaten;

  • •

    Alle schade, welke ten gevolge van of in verband met het gebruik van de gemeentegrond door middel van een melding aan gemeentelijke eigendommen mocht worden toegebracht, zal vanwege de gemeente voor uw rekening worden hersteld.