Organisatie | Ede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede houdende regels omtrent standplaatsen (Nadere regel standplaatsen Ede) |
Citeertitel | Nadere regel standplaatsen Ede |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Ede/644867/CVDR644867_1.html
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 24-11-2020 | 177513 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
branche: standplaatsen die ongeveer dezelfde artikelen verkopen horen bij dezelfde branche, bijvoorbeeld verkoop van kaasproducten of visproducten;
dochteronderneming: een organisatie waarin een rechtspersoon, al dan niet samen of via andere dochterondernemingen:
evenementenkalender: de evenementenkalender, bedoeld in artikel 5 van de Beleidsregel evenementenveiligheid Ede.
reguliere standplaatslocatie: een plaats die is aangewezen voor het innemen van een reguliere standplaats op grond van een aanwijzingsbesluit van burgemeester en wethouders.
reguliere standplaatsvergunning: een vergunning voor het innemen van een reguliere standplaats gedurende maximaal drie dagen per week gedurende het hele jaar.
seizoen standplaatsvergunning: een vergunning voor het innemen van een seizoen standplaats gedurende het zomerseizoen of winterseizoen, gedurende maximaal vier maanden per jaar.
standplaatslocatie: een plaats waar het is toegestaan om een reguliere of seizoen standplaats in te nemen, op grond van een aanwijzingsbesluit van burgemeester en wethouders.
verbonden onderneming: een rechtspersoon en al zijn dochterondernemingen.
Artikel 5. Algemene regels voor standplaatshouders
Voor het innemen van standplaatsen gelden de volgende algemene regels:
De standplaats worden alleen ingenomen op de toegewezen locatie die zijn aangewezen als standplaatslocatie. Een andere locatie mag worden ingenomen, indien deze is aangewezen conform het bepaalde in artikel 11, derde lid. Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht een andere standplaats aan te wijzen.
Hoofdstuk 2. Verdeelprocedure en tussentijdse wijzigingen
Artikel 6. Verdeelprocedure reguliere standplaatsvergunningen
De loting vindt plaats in meerdere rondes. De standplaatslocatie die tijdens de loting als eerste wordt getrokken, wordt als eerste uitgegeven. In elke ronde wordt het recht verloot om gedurende één dag de standplaats in te nemen. Hierbij geldt de voorkeursvolgorde in dagen die is opgenomen op het aanvraagformulier.
Artikel 7. Verdeelprocedure seizoen standplaatsvergunningen
De loting vindt plaats in één ronde per standplaatslocatie. De standplaatslocatie die tijdens de loting als eerste wordt getrokken, wordt als eerste uitgegeven. In de lotingsronde wordt het recht verloot om gedurende alle dagen de standplaats in te nemen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.
Een standplaatsvergunning wordt uitsluitend verleend als de aanvrager en eventueel opgenomen leidinggevende niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn.
Artikel 11. Wijziging van de vergunning
Burgemeester en wethouders wijzigen de dagen waarvoor een reguliere of seizoen standplaatsvergunning is verleend op verzoek van de vergunninghouder. Het verzoek wordt alleen gehonoreerd, indien de gevraagde dag nog niet is vergund aan een andere standplaatshouder. Verzoeken tot wijziging worden afgehandeld op volgorde van binnenkomst.
Artikel 12. Verdeling niet tijdens loting verleende standplaatsvergunningen
Als een standplaatslocatie tijdens de lotingsronde niet wordt vergund, doen burgemeester en wethouders mededeling van de beschikbaarheid van de standplaats in het Gemeenteblad. Een aanvraag voor een dergelijke standplaatslocatie kan worden ingediend twee weken na de dag van publicatie van de mededeling.
Hoofdstuk 3. Overgangsrecht en slotbepalingen
Artikel 13. Reikwijdte overgangsrecht
Het bepaalde in de artikelen 14 tot en met 16 doet niets af aan de bevoegdheid van het gemeentebestuur tot wijziging of intrekking van vergunningen op grond van artikel 1:6 onderdelen a tot en met e van de Algemene plaatselijke verordening Ede 2020. Hieronder is tevens begrepen de bevoegdheid tot het aanwijzen van een andere locatie conform artikel 11, derde lid, van dit besluit.
Artikel 14. Overgangsrecht bestaande vergunninghouders
Voor inwerkingtreding van dit besluit verleende standplaatsvergunningen die geldig waren in 2020 worden van rechtswege omgezet in een persoonsgebonden standplaatsvergunning voor onbepaalde tijd. Deze vergunningen blijven gehandhaafd zolang zij gebruikt worden door de persoon aan wie zij oorspronkelijk zijn verleend.
Artikel 15. Keuze voor omzetting overdraagbare vergunning bepaalde tijd
Burgemeester en wethouders zetten standplaatsvergunningen die voor minimaal één jaar waren verleend op het moment van inwerkingtreding van de Nadere regel vergunningenstop standplaatsen Ede 2020 op aanvraag van de vergunninghouder om in een overdraagbare vergunning die geldig is tot en met 31 december 2030.
Vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 24 november 2020, zaaknummer 177513.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
drs. R.F. Groen MPA
de secretaris,
mr. L.J. Verhulst
de burgemeester.
In deze regeling wordt vastgelegd op welke wijze standplaatsvergunningen binnen de gemeente Ede worden verdeeld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere en seizoen standplaatsen. De nadere regel wordt vastgesteld door het college en is juridisch bindend. Deze toelichting wordt niet vastgesteld en is niet juridisch bindend. Wel kan deze dienen ter verduidelijking als interpretatiehulp voor de nadere regel.
Juridisch kader Dienstenrichtlijn: vergunningenplafond reguliere en seizoen standplaatsen
Burgemeester en wethouders stellen zich op het standpunt dat reguliere en seizoen standplaatsen als activiteit vallen onder de vrijheid van vestiging als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Europese Dienstenrichtlijn. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij overweging 77 van de Dienstenrichtlijn, waarin is opgenomen dat het tijdelijk karakter van een activiteit beoordeeld moet worden aan de hand van de duur van de dienstverrichting en haar regelmatigheid, frequentie of continuïteit. Dit type standplaatsen wordt wekelijks ingenomen, vaak tot het toegestane maximum van drie keer per week. Ook gezien de duur van deze activiteiten kan niet worden gesproken van een tijdelijke activiteit. Zo zijn er in Ede circa tien standplaatsen die voor onbepaalde tijd zijn verleend tussen 1970 en 2005 en nog steeds wekelijks worden ingenomen.
Een vergunningenplafond is een kwantitatieve of territoriale beperking, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Dienstenrichtlijn. Dit soort eisen beperkingen zijn toegestaan mits zij voldoen aan de volgende vereisten die zijn opgenomen in het derde lid:
Het plafond maakt geen onderscheid naar nationaliteit of statutaire zetel: er is dus voldaan aan het discriminatieverbod.
Dwingende reden van algemeen belang
Het plafond wordt noodzakelijk geacht op basis van de bescherming van de openbare veiligheid, het milieu en het stedelijk milieu. Deze gronden zijn als dwingende redenen van algemeen belang erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU en ook als zodanig opgenomen in artikel 4 van de Dienstenrichtlijn.
Het is belangrijk dat standplaatsen alleen worden ingenomen op een zodanige plek dat de vrije doorgang voor hulpdiensten gewaarborgd blijft. Bovendien is lang niet alle ruimte binnen de gemeente geschikt voor rendabele exploitatie: feitelijk gaat het om een beperkt aantal plekken in het centrum van de diverse woonkernen en winkelgebieden. Daar zou - zonder maximumstelsel - eenvoudig een clustering van standplaatsen kunnen plaatsvinden. Een beperking van het aantal standplaatsen is daarom noodzakelijk in verband met de bescherming van de openbare veiligheid.
Bepaalde typen standplaatsen kunnen daarnaast zorgen voor geurhinder, bijvoorbeeld bij de verkoop van visproducten. Hierover komen zo nu en dan klachten binnen bij de gemeente. Een concentratie van standplaatsen op een bepaalde plaats zou daarnaast ook kunnen leiden tot geluidshinder voor omwonenden, veroorzaakt door standplaatshouders en hun klanten. Een beperking van het aantal standplaatsen is daarom tevens noodzakelijk in verband met de bescherming van het milieu.
Tot slot is het plafond noodzakelijk in verband met de bescherming van het stedelijk milieu. Het is van belang dat woonkernen aantrekkelijk blijven voor wonen en winkelen, zodat het goed functioneren wordt gewaarborgd en structurele leegstand zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het centrum verliest een deel van zijn aantrekkingskracht als woongebied als er sprake is van een permanente concentratie van een te groot aantal standplaatsen in een beperkt gebied: eigenlijk is dan sprake van een verkapte markt. Een goede spreiding is noodzakelijk, waarbij het aantal beschikbare plaatsen verdeeld wordt over verschillende branches. Dit sluit aan bij de behoeften van de consument door een mix van een gevarieerd winkelaanbod. Hierdoor wordt een stimulans gegeven aan de levendigheid van het centrum.
Een maximumstelsel zorgt ervoor dat de openbare veiligheid, het milieu en het stedelijk milieu worden beschermd. Een dergelijke beperking is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat geen hinder of gevaar ontstaat voor de omgeving. Minder beperkende maatregelen zijn niet mogelijk. Door controle achteraf kan niet worden gewaarborgd dat zich geen gevaar voordoet voor de openbare veiligheid (bereikbaarheid voor hulpdiensten). Bovendien is zonder vergunningstelsel geen verdeling van het beperkt aantal standplaatsen mogelijk.
Burgemeester en wethouders vinden het belangrijk dat de ambulante handel op een duurzame en milieuvriendelijke manier plaatsvindt. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan inzet van energiezuinige wagens. Er is voor gekozen om verduurzaming niet af te dwingen op basis van lokale regels: het is aan de sector zelf om daar op een passende en haalbare wijze uitvoering aan te gaan geven.
Deze nadere regel is gebaseerd op de APV Ede 2019. Dit betekent dat de definitie van standplaats die in dit besluit wordt gehanteerd dezelfde definitie is als in de APV.
Artikel 2. Soorten standplaatsvergunningen en aangewezen locaties
Na vaststelling van dit beleid worden standplaatsen uitgegeven in twee vormen: als seizoen- of als vaste standplaats. Andere vormen van standplaatsvergunningen worden in beginsel niet langer uitgegeven. Wel blijft het mogelijk om een evenement aan te vragen waarvan een standplaats een onderdeel uitmaakt: bijvoorbeeld één of meer eetkraampjes bij een festival. In zo’n geval is alleen een evenementenvergunning vereist en niet tevens een standplaatsvergunning. Het bepaalde in deze nadere regel is daarop niet van toepassing.
De locaties waar een standplaats mag worden ingenomen worden door burgemeester en wethouders aangewezen in een apart besluit. Hiertegen is - anders dan tegen deze nadere regel - bezwaar en (hoger) beroep mogelijk.
Artikel 3. Tijdelijke vergunning bijzondere actie
In beginsel worden standplaatsvergunningen alleen verleend in de vorm een reguliere of seizoen standplaats. Er is in dit artikel wel een mogelijkheid opgenomen om hiervan af te wijken bij bijzondere acties met een maatschappelijk of ideëel doel. Bijvoorbeeld een standplaats voor een lokale partij die een ludieke actie heeft waarbij producten worden verkocht in de aanloop naar de verkiezingen. Of de verkoop van oliebollen om geld in te zamelen voor kinderen die in armoede leven.
Het is de bedoeling dat dit soort acties beperkt van aard blijft: voor commerciële doeleinden is er de mogelijkheid om een reguliere of seizoen standplaatsvergunning aan te vragen. Om die reden is bepaald dat per ‘goed doel’ maximaal één vergunning per jaar wordt verleend gedurende maximaal zeven aaneengesloten dagen. Als voor hetzelfde doel meerdere aanvragen worden ingediend in hetzelfde jaar dan wordt dus alleen de eerste aanvraag toegewezen.
Als meerdere ‘goede doelen’ een aanvraag indienen voor dezelfde locatie dan gaat de eerst ingediende aanvraag voor. Echter als de aanvraag betrekking heeft op een standplaatslocatie dan gaat het normale gebruik van deze locatie door een reguliere of seizoen standplaatshouder voor. Wel kan bijvoorbeeld een tijdelijke vergunning worden verleend voor een seizoen standplaatslocatie die in een bepaalde periode niet wordt gebruikt.
Vanwege het kortdurende gebruik dat met de tijdelijke vergunning wordt toegestaan zijn de hoofdstukken 2 en 3 niet van toepassing. Voor de aanvraag betekent dit dat de gegevens worden verschaft die voor de beslissing nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs kan beschikken (artikel 4:2 van de Awb). Hierbij moet in ieder geval gedacht worden aan de aanduiding van het maatschappelijke of ideële doel, de activiteiten waarvoor de vergunning wordt gevraagd en een tekening van de locatie waar de aanvrager een standplaats wil innemen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat standplaatsen die onderdeel zijn van een groter evenement niet onder deze regels vallen. Hiervoor vindt de toetsing plaats in het kader van de evenementenvergunning. Verwezen wordt naar artikel 2:24 van de APV en de toelichting daarop.
In het verleden is ook voor bevolkingsonderzoek weleens een standplaatsvergunning verleend. Echter omdat de standplaatsvergunning alleen betrekking heeft op het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten valt bevolkingsonderzoek hier niet onder. Afhankelijk van de locatie kan een vergunning nodig zijn voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo) of een ontheffing voor gebruik van een weg of weggedeelte in strijd met de publieke functie daarvan (artikel 2:10 van de APV).
Standplaatslocaties mogen worden ingenomen op de dagen en tijden die zijn aangewezen op grond van het bepaalde bij- of krachtens de Winkeltijdenwet. Hierbij wordt dus tevens rekening gehouden met de regeling in de lokale winkeltijdenverordening, die is vastgesteld op basis van de Winkeltijdenwet. Het betreft hier een dynamische verwijzing: bij de toepassing van deze nadere regel wordt dus telkens uitgegaan van de op dat moment geldende Winkeltijdenwet en lokale winkeltijdenverordening.
Op het moment van vaststellen van deze nadere regel zijn deze regels zo dat een standplaats mag worden ingenomen van maandag tot en met zaterdag, met dien verstande dat per locatie een maximum geldt van drie dagen voor reguliere standplaatsen. Binnen Ede-stad mag ook op zondag een standplaats worden ingenomen, conform het bepaalde in de gemeentelijke winkeltijdenverordening. Deze regeling kan dus in de toekomst wijzigen als de Winkeltijdenwet dan wel winkeltijdenverordening wordt veranderd.
Verder mag in het buitengebied op zondag tussen 12.00 en 17.00 uur een standplaats worden ingenomen. Hiermee is beoogd om tegemoet te komen aan een bestaande praktijk waarbij sprake is van kleinschalige ijsverkoop in de zomer.
Artikel 5. Algemene regels voor standplaatshouders
In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de algemene regels waaraan standplaatshouders verbonden zijn. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om daarnaast aanvullende voorschriften te verbinden aan de standplaatsvergunning.
In de loting is de branche waartoe de aanvrager behoort één van de criteria die meewegen voor de selectie. Dit is de reden dat een latere wijziging van de branche niet mogelijk is, aangezien dat een wezenlijke wijziging zou zijn (zie artikel 11). Daarnaast is het reden om te bepalen dat de standplaats ook alleen gebruikt mag worden voor verkoop van producten die behoren tot de branche waarop de vergunning betrekking heeft.
Reguliere en seizoen standplaatsvergunningen worden afgegeven voor een periode van een aantal jaren. Gedurende deze periode kunnen er wijzigingen zijn in de fysieke leefomgeving, waardoor het niet langer mogelijk of wenselijk is dat een standplaats wordt ingenomen op een bepaalde locatie. In die situatie zijn burgemeester en wethouders bevoegd om over te gaan tot intrekking, op grond van artikel 1:6, onder b, van de APV Ede 2019. De standplaatsvergunning is immers mede bedoeld om de verkeersveiligheid te waarborgen en om ervoor te zorgen dat er geen met elkaar onverenigbaar gebruik is van de openbare ruimte. Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om een vervangende locatie aan te wijzen voor de resterende vergunningsduur. De mogelijkheid daartoe zal per geval moeten worden onderzocht, waarbij een evenwicht gezocht tussen het belang van de vergunninghouder en het algemeen belang. Onder omstandigheden kan er noodzaak bestaan om nadeelcompensatie toe te kennen bij een tussentijdse intrekking.
Artikel 6 en 7. Verdeelprocedure reguliere en seizoen standplaatsen
Burgemeester en wethouders hebben gekozen voor verdeling van standplaatsvergunningen op basis van loting. Dit systeem biedt gelijke kansen voor alle aanvragers en kent beperkte administratieve lasten.
Om een evenredige verdeling van standplaatsen over branches te bevorderen, is bepaald dat per branche per dag één standplaats beschikbaar is. Wel kan dezelfde branche op een andere dag op een andere locatie staan (bijvoorbeeld op dinsdag op locatie A en op donderdag op locatie B). Of op dezelfde locatie, maar dan op verschillende dagen.
Bij reguliere standplaatsen wordt in meerdere rondes geloot. In elke ronde wordt het recht verloot om gedurende één dag de standplaats in te nemen. Hierbij wordt de voorkeursvolgorde aangehouden die de aanvrager zelf aangeeft op het aanvraagformulier. De loting vindt plaats tot het maximale aantal van drie dagen per standplaats is gevuld of tot er geen inschrijvingen meer over zijn voor de betreffende locatie. Als op de eerste voorkeursdag de standplaats al is vergeven, wordt gekeken naar de tweede voorkeursdag (en zo voorts).
Per branche wordt er in elk gebied maar één vergunning per dag verstrekt. Als op de eerste voorkeursdag al op dezelfde dag door de betreffende branche een standplaats wordt ingenomen, dan wordt doorgegaan naar de tweede voorkeursdag (en zo voorts). Een voorbeeld kan illustreren hoe dit systeem van loting voor reguliere standplaatsen werkt:
Voorbeeld verdeelmethode loting voor reguliere standplaatsen
In een van de dorpen zijn in totaal twee standplaatsen beschikbaar (locatie Dorpsstraat en Stadsplein). Deze worden als volgt via lotingsronden verdeeld:
In lotingsronde 4 wordt opnieuw de inschrijving van de heer A getrokken, ditmaal voor het Stadsplein. Hij heeft drie voorkeursdagen opgegeven: de maandag, dinsdag en woensdag. Op de maandag en woensdag mag deze locatie niet door een viskraam worden ingenomen, vanwege de brancheringsregel. Hij krijgt daarom een standplaats voor zijn derde voorkeursdag, de woensdag.
Het is dus mogelijk dat een standplaatshouder in meerdere plaatsen op dezelfde dag een standplaatsvergunning verkrijgt. Dit kan zowel binnen de gemeente zijn (bijvoorbeeld: Lunteren en Ederveen) als gedeeltelijk buiten de gemeente (bijvoorbeeld: Lunteren en Renswoude). Het is in zo’n situatie aan de standplaatshouder om een keuze te maken welke standplaats op welk moment wordt ingenomen. Indien één van de locaties niet wordt benut, dan kunnen burgemeester en wethouders de standplaatsvergunning intrekken. Voor aanvragers is het verstandig om na te denken waar ze op welke dag zouden willen staan en hiermee rekening te houden bij het opgeven van hun voorkeursdagen (ook rekening houdend met standplaatsvergunningen in andere gemeenten).
Verdeelmethode seizoen standplaatsen
Bij seizoen standplaatsen wordt geen onderverdeling gemaakt naar dagen. Er wordt daar een loting gemaakt van één ronde per locatie. De indiener van de winnende inschrijving krijgt het recht krijgt om in het zomer- of winterseizoen op alle dagen de betreffende standplaatslocatie te bezetten. NB: dit is wel met inachtneming van de Winkeltijdenwet en daarop gebaseerde verordening (dus in beginsel niet op zondag). Verder wordt - indien van toepassing - per seizoen geloot wie de standplaatsvergunning verkrijgt.
Omwille van de transparantie vindt de loting in het openbaar plaats en wordt de uitslag schriftelijk vastgelegd. Dit stelt aanvragers in de gelegenheid de loting bij te wonen of zich op de hoogte te stellen van de uitkomst daarvan. Aanvragers kunnen of zelf in persoon de loting bijwonen of een waarnemer sturen.
Artikel 8. Verleningsduur vergunning
Omdat het aantal vergunningen is beperkt omwille van een dwingende reden van algemeen belang, worden ze alleen voor bepaalde tijd verleend. Op 8 december 2016 is de gemeentelijke Retailvisie vastgesteld door de gemeenteraad. In de Retailvisie was een verleningsduur van vier jaar voorzien. Naar aanleiding van contact met bestaande standplaatshouders is dit verlengd naar acht jaar. Een langere periode is nodig in verband met het verkrijgen van de benodigde investeringen in een standplaats en de daaraan verbonden afschrijvingsduur.
Voor het bepalen van de duur is rekening gehouden met het rapport “Schaarse Vergunningen op de markt: Een onderzoek naar de gevolgen” dat is opgesteld op 2 augustus 2019 door GARMA BV in opdracht van de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel (CVAH). In dit rapport wordt geconcludeerd dat de gemiddelde afschrijvingstermijn in de ambulante handel 8,7 tot 8,9 jaar bedraagt. De afschrijvingsduur is echter van vele factoren afhankelijk, waaronder de branche en bedrijfsgrootte. Zo heeft meer dan de helft van de bedrijven een afschrijvingstermijn van 10 jaar of langer. In de food-sector heeft zelfs 11% van de bedrijven een afschrijvingstermijn van 15 jaar of langer (in de non-food sector is dit 4%). Als gemeente vinden wij het belangrijk om kwalitatief goede ondernemingen te trekken en hen de kans te geven om hun investeringen terug te verdienen met een redelijke winstmarge. Daarbij weegt ook mee dat de gemeente hoopt dat de sector zichzelf verder zal verduurzamen. Dit vraagt ook om investeringen. Mede op basis van de ontvangen zienswijzen vanuit de betrokken ondernemers en de CVAH naar aanleiding van het ontwerpbeleid is er daarom voor gekozen om standplaatsvergunningen te verlenen voor de duur van 15 jaar.
Omwille van de transparantie melden burgemeester en wethouders gedurende welke periode aanvragen ingediend kunnen worden, welke standplaatsen worden uitgegeven, voor hoeveel dagen en of deze op openbare of particuliere grond zijn gelegen. De mededeling wordt gedaan in het elektronisch Gemeenteblad, dat wordt uitgegeven op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/uitgebreidzoeken/officielebekendmakingen. Dit is de in de gemeente gebruikelijke wijze voor bekendmaking van besluiten. Bovendien wordt dit medium ook landelijk gebruikt voor het doen van officiële publicaties door overheidsorganisaties. Belangstellenden kunnen zich abonneren op de notificatiedienst van dit medium via de applicatie “Over mijn buurt”.
Idealiter wordt de procedure voor verloting van een standplaatslocatie geruime tijd van tevoren opgestart (bijvoorbeeld een jaar of twee van tevoren). Dit geeft de bestaande standplaatshouder de kans om - als hij niet opnieuw wordt ingeloot - uit te kijken naar andere bronnen van inkomsten. Bijvoorbeeld door een aanvraag in te dienen voor standplaatslocaties elders in de gemeente of daarbuiten.
De eis over het opgeven van informatie over de branche waarvoor de aanvraag wordt ingediend, heeft tot doel om een evenwichtige spreiding van standplaatsen over branches te bevorderen. Om te zorgen dat schaarse standplaatslocaties zoveel mogelijk daadwerkelijk worden benut, vindt een loting plaats per dag.
Om te zorgen dat schaarse standplaatslocaties zoveel mogelijk daadwerkelijk worden benut, is als aanvraagvoorwaarde opgenomen dat er toestemming moet zijn van de grondeigenaar voor het gebruik van de grond. Burgemeester en wethouders zijn zich ervan bewust dat dit een beperking is van de vrije mededinging. Daartegenover staat echter de contractsvrijheid van de grondeigenaar zelf en zijn recht om vrij te kunnen beschikken over zijn eigendom. Bovendien blijft wel sprake van reële, vrije mededingingsruimte, omdat er ook standplaatslocaties zijn die op openbare grond zijn gelegen (en waarbij de eis over toestemming van de grondeigenaar dus niet geldt).
De eis over niet van slecht levensgedrag zijn wordt gesteld met het oog op het voorkomen dat de standplaats wordt gebruikt voor criminele activiteiten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan witwassen. Voor de interpretatie van het begrip ‘slecht levensgedrag’ wordt aansluiting gezocht bij het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999.
Artikel 11. Wijziging van de vergunning
Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan worden afgeleid dat onvoorziene wezenlijke wijzigingen van schaarse vergunningen niet zijn toegestaan. Verwezen wordt naar de uitspraak van 27 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2611 (rechtsoverweging 7.1). Zie ook de conclusie van Advocaat-Generaal Widdershoven van 8 juni 2018, onderdeel 3.25.
In dit artikel is opgenomen welke wijzigingen in ieder geval wel tussentijds kunnen worden uitgevoerd. Eventuele andere wijzigingen zullen getoetst moeten worden op basis van de eerder beschreven jurisprudentie.
Gelet op de aard van de vergunning en de opgenomen wijze van verdeling zijn de volgende wijzigingen in ieder geval uitgesloten:
De aanschaf van een nieuwe wagen waarmee de standplaats op dezelfde plaats wordt ingenomen of een wijziging van het uiterlijk van de wagen geldt niet als ‘wezenlijke wijziging’ in de zin van dit artikel. Van deze wijzigingen is namelijk niet aannemelijk dat zij invloed zouden hebben gehad op de uitkomst van de lotingsprocedure.
Bij het aanwijzen van een andere locatie, in verband met een wijziging van de fysieke leefomgeving moet worden gedacht aan de situatie dat er bijvoorbeeld een gebouw of weg komt op de plaats waar nu een standplaats wordt ingenomen. Als de plaatselijke situatie het toelaat, kunnen burgemeester en wethouders in die situatie een vervangende locatie aanwijzen. Hierbij blijft overigens wel de oorspronkelijke vergunningsduur gehandhaafd. Burgemeester en wethouders kunnen ook tijdelijk een andere locatie aanwijzen, als dat noodzakelijk is vanwege een evenement.
In deze nadere regel is de overdracht van vergunningen in beperkte mate mogelijk gemaakt. Het gemeentebestuur acht het niet wenselijk dat personen een standplaatsvergunning aanvragen enkel om deze direct na het verkrijgen daarvan door te verkopen. Evenmin wordt het als wenselijk gezien dat geïnteresseerden aan vrienden en familie vragen om zich ook in te schrijven om zo hun kans op een succesvolle uitslag bij loting te vergroten. Dat druist in tegen het principe van het bieden van gelijke kansen.
Tegelijkertijd willen wij wel de bestaande gebruiken rondom overdracht bij standplaatsvergunningen respecteren. Achter diverse standplaatsen zitten familiebedrijven die al verschillende generaties van ouder op kind zijn overgedragen. Daarnaast is in de standplaatsbranche regelmatig sprake van opvolging in een vennootschap waarbij de nieuwe vennoot na drie jaar in de zaak gewerkt te hebben de onderneming overneemt. Ook deze praktijk willen wij onder de nieuwe regels mogelijk blijven maken.
Gekozen is daarom voor een stelsel waarbij de vergunninghouder - nadat deze minimaal drie jaar zelf de standplaats heeft geëxploiteerd - deze kan overdragen aan naaste familie of een partner die minimaal drie jaar in dezelfde onderneming heeft gewerkt. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat na overdracht de duur waarvoor de vergunning is uitgegeven hetzelfde blijft (deze wordt dus niet langer na de overdracht).
Artikel 12. Verdeling niet tijdens loting verleende standplaatsvergunningen
Het is mogelijk dat voor bepaalde aangewezen standplaatslocaties er geen belangstelling is. Dan zouden deze standplaatsen niet door loting verdeeld worden. Voor dit soort overblijvende standplaatsen is bepaald dat zij daarna worden verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
Er zal in dat geval op transparante wijze mededeling gedaan moeten worden van het beschikbaar komen van de betreffende standplaats. Het ligt voor de hand om hieraan invulling te geven door publicatie in het Gemeenteblad. Er wordt vanuit gegaan dat ook in dit soort situaties verdeling op volgorde van binnenkomst in beginsel volstaat. Aanvragen kunnen worden ingediend nadat er twee weken voorbij zijn sinds de dag dat het beschikbaar komen van de standplaats is gepubliceerd. Dus bijvoorbeeld bij een publicatie op woensdag 6 januari 2021 kunnen aanvragen worden ingediend vanaf donderdag 21 januari 2021. Deze termijn van twee weken is gekozen om alle geïnteresseerden een tweede kans te geven om een aanvraag in te dienen.
Mochten er toch op dezelfde dag meerdere aanvragen ingediend worden, dan kan worden teruggevallen op loting van de gelijktijdig ontvangen aanvragen als alternatief. Hierbij wordt de reguliere procedure gevolgd, die is beschreven in de artikelen 6 en 7. Dit wil zeggen dat bij een reguliere standplaatslocatie artikel 6 van toepassing is en bij een seizoen standplaatslocatie artikel 7.
Artikel 13. Reikwijdte overgangsrecht
Het doel van het eerste lid is tijdelijke / kortdurende standplaatsen uit te sluiten van de werking van het overgangsrecht. Deze standplaatsen worden gebruikt voor kortdurende acties. Anders dan bij reguliere of seizoen standplaatsen zijn de houders van deze vergunning niet voor hun inkomen afhankelijk van deze vergunningen. Gekozen is om uit te gaan van een gebruik van minimaal 45 dagen over het jaar 2020. Hieronder vallen dan zowel de reguliere standplaatsvergunningen voor minimaal één dag of dagdeel als de seizoen standplaatsenvergunningen die recht geven op een kortere periode van een aantal maanden waarbij de standplaats regelmatig (soms zelfs dagelijks) wordt ingenomen. Hierbij is tevens meegewogen dat vanaf 26 februari 2020 een vergunningenstop is ingesteld voor nieuwe gevallen (zie Nadere regel vergunningenstop standplaatsen Ede 2020).
In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor situaties waarin geen formele standplaatsvergunning is verleend maar in plaats daarvan toestemming is gegeven voor een bepaald gebruik. Dit overgangsrecht is bedoeld voor meerdere situaties, zoals de verkoop van ijs, snacks, patat en frisdranken bij de schaapskooi op de Ginkelse hei en de verkoop van ijs aan de Dr. Hartogsweg, hoek Panoramaweg en Bosbeekweg te Bennekom. Deze situaties bestaan al vele jaren en zijn qua type gebruik vergelijkbaar met een standplaatsvergunning. Na de inwerkingtreding van dit besluit vallen deze locaties onder de regels voor standplaatsen.
In het derde lid is opgenomen dat het overgangsrecht uit de artikelen 14 tot en met 16 niets afdoet aan de bevoegdheid van het gemeentebestuur om op andere gronden over te gaan tot wijziging of intrekking van verleende standplaatsvergunningen op basis van de APV. Dus bijvoorbeeld een intrekking wegens het niet naleven van vergunningvoorschriften: in dat geval eindigt ook de aanspraak op het overgangsrecht. Bij wijziging van de vergunning zal het gemeentebestuur per geval een belangenafweging moeten maken of het overgangsrecht in stand kan blijven (bijvoorbeeld bij het verdwijnen van een locatie).
Voor de vaststelling van dit beleid is aan één vergunninghouder aan het Van Slootenplein te Bennekom al aangekondigd dat zodra het nieuwe beleid van kracht wordt de standplaatslocatie wordt gewijzigd. Dit is een voorbeeld van een wijziging van de vergunning die voorgaat op de beschermende werking van het overgangsrecht uit artikel 16. Ook in de komende jaren kunnen soortgelijke situaties zich voordoen waar toch een standplaatslocatie komt te vervallen of wordt gewijzigd vanwege ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Het overgangsrecht heeft niet tot doel om standplaatshouders hiertegen te beschermen. Het gemeentebestuur acht het namelijk niet wenselijk dat hierdoor wijzigingen in de fysieke leefomgeving die betrekking hebben op standplaatslocaties voor potentieel tientallen jaren onmogelijk zouden worden.
Artikel 14. Overgangsrecht bestaande standplaatshouders
Tijdens de consultatie over de ontwerpversie is zowel door bestaande vergunninghouders als nieuwe toetreders ervoor gepleit om bestaande rechten te respecteren. Daarbij wezen zij erop dat bestaande standplaatshouders vaak al tientallen jaren een vergunning hebben en voor hun inkomen afhankelijk zijn van de standplaats. In het verleden hebben zij soms grote investeringen gedaan in de verwachting deze over een langere periode te kunnen terugverdienen. Het eerder aangekondigde ontwerpbeleid heeft daarom tot grote onzekerheid geleid bij deze groep.
Daartegenover staat het beginsel van gelijke kansen dat maakt dat het verlenen van vergunningen voor onbepaalde tijd niet mogelijk is. In het verleden (tot en met begin 2000) zijn wel vergunningen voor onbepaalde tijd verleend. En hoewel daarna vergunningen voor bepaalde tijd zijn uitgegeven was de bestaande praktijk wel dat deze telkens van jaar op jaar verlengd werden. Met de mogelijkheid dat de vergunning ook niet verlengd zou kunnen worden hebben standplaatshouders - zo blijkt uit de gesprekken - eigenlijk geen rekening gehouden.
Met dit besluit is gezocht naar een redelijke balans tussen de juridische verplichtingen die rusten op de gemeente en de belangen van de bestaande standplaatshouders. Dit heeft ertoe geleid dat in dit besluit persoonsgebonden overgangsrecht is opgenomen voor alle bestaande vergunde situaties. Hierbij is meegewogen dat op dit moment de aangewezen locaties nog niet volledig worden benut en dat er in die zin sowieso een mogelijkheid is voor nieuwe toetreders om een standplaatsvergunning te verkrijgen. Daarnaast is het overgangsrecht in tijd beperkt doordat deze gekoppeld is aan de persoon van de bestaande vergunninghouder. De mededingingsruimte wordt daarom door het overgangsrecht niet volledig uitgesloten.
Persoonsgebonden vergunningen voor onbepaalde tijd die al waren uitgegeven voor inwerkingtreding van dit besluit worden in stand gelaten. Bestaande vergunningen die voor minimaal één jaar waren verleend worden van rechtswege omgezet in een persoonsgebonden vergunning voor onbepaalde tijd. Hiermee zijn tijdelijke vergunningen voor korte duur uitgesloten. Het overgangsrecht geldt zolang van de vergunning gebruik wordt gemaakt door de oorspronkelijke vergunninghouder. Overdracht van deze vergunningen is dus niet mogelijk. Wel is een mogelijkheid opgenomen in artikel 16 voor omzetting van in een overdraagbare vergunning voor bepaalde tijd.
Artikel 15. Keuze voor omzetting overdraagbare vergunning bepaalde tijd
Tijdens de inspraakavond hebben bestaande standplaatshouders er aandacht voor gevraagd dat zij in sommige situaties juist wel bestaande vergunningen zouden willen overdragen aan bijvoorbeeld een zoon of dochter. Persoonsgebonden overgangsrecht biedt daarvoor geen oplossing.
Tegelijkertijd heeft het gemeentebestuur ook rekening gehouden met het beginsel van gelijke kansen. Een overdraagbare vergunning voor onbepaalde tijd is daarmee onmiskenbaar in strijd. In het beleid is daarom een mogelijkheid opgenomen om geldende vergunningen die voor minimaal één jaar waren verleend om te zetten in een overdraagbare vergunning die geldig is tot en met 31 december 2030. Dit geeft bestaande standplaatshouders nog gedurende een periode van circa tien jaar de zekerheid dat zij (of door hen gekozen opvolgers) de onderneming mogen voortzetten. Daarna gelden dan de normale regels uit dit besluit over loting van standplaatslocaties.
De keuze voor omzetting in een overdraagbare vergunning voor bepaalde tijd kunnen standplaatshouders maken tot en met 31 december 2021. Dit geeft hen voldoende tijd om een goede beslissing te kunnen nemen. Wel acht het gemeentebestuur het van belang deze termijn op te nemen zodat niet de komende tien jaar onzekerheid blijft bestaan over wanneer vergunningen weer beschikbaar komen voor verloting.
De overdraagbare vergunningen op grond van dit artikel zijn vrij overdraagbaar: hiervoor gelden niet de beperkingen op grond van artikel 8, vierde lid. De reden hiervoor is dat voor bestaande standplaatshouders niet voorzien was dat deze regels zouden worden ingevoerd. Zij hebben zich daarom nog niet kunnen voorbereiden op het tijdig inschrijven van een zakenpartner in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Bovendien bestaat bij deze vergunningen geen vrees dat zij enkel zijn aangevraagd om direct door te verkopen. De huidige standplaatshouders hebben allemaal een vergunning aangevraagd om zelf de betreffende standplaatsen te exploiteren.
Artikel 16. Overgangsrecht standplaatslocaties
In het eerste lid is overgangsrecht opgenomen voor het intensiever gebruik van standplaatslocaties dan volgens dit besluit toegestaan. Dit wil zeggen: gebruik voor meer dan drie dagen per week bij reguliere standplaatslocaties. Dit gebruik mag worden voortgezet zolang voor de betreffende standplaatshouders persoonsgebonden overgangsrecht geldt op grond van de artikelen 14 en 15 van dit besluit. Doelstelling is daarbij wel om zo snel mogelijk over te gaan naar een situatie waarbij de locatie niet meer dan drie dagen per week wordt gebruikt. Staken één of meer bestaande standplaatshouders hun onderneming dan wordt een nieuwe vergunning alleen verleend als daardoor het maximum van drie dagen per week niet wordt overschreden.
In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen dat voor locaties die voor inwerkingtreding van dit feitelijk in gebruik waren als standplaatslocatie en niet in het aanwijzingsbesluit zijn aangewezen als standplaatslocatie. Deze locaties mogen tijdelijk nog worden gebruikt voor zover hiervoor een vergunning is verleend die valt onder het overgangsrecht op grond van de artikelen 14 en 15. Burgemeester en wethouders verlenen voor dit soort locaties geen nieuwe vergunningen (buiten het overgangsrecht).
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat standplaatslocaties die werden gebruikt zonder dat daarvoor een vergunning was verleend sowieso niet vallen niet onder het overgangsrecht.