Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Mook en Middelaar

Verordening toeristenbelasting 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMook en Middelaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening toeristenbelasting 2021
CiteertitelVerordening toeristenbelasting gemeente Mook en Middelaar 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpToeristenbelasting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 224 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-202006-01-2021Nieuwe regeling

16-12-2020

gmb-2020-347798

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening toeristenbelasting 2021

De raad van de gemeente Mook en Middelaar,

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 1 december 2020;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

gelet op het advies van de raadscommissie d.d. 9 december 2020,

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Gemeente Mook en Middelaar 2021.

 

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor

  • 1.

    het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

 

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

 

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

  • 4.

    op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingtijdvak.

 

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn en gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

  • c.

    kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor in hoofdzaak verblijfsrecreatie;

  • d.

    vaste jaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen dat gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar en, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;

  • e.

    vaste seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar en, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten;

  • f.

    seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, waar gedurende het seizoen een zelfde mobiel kampeeronderkomen is geplaatst, dat gebruikt wordt door één en hetzelfde gezin of echtpaar en, en dat na afloop van het seizoen van de plaats wordt verwijderd;

  • g.

    toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

  • h.

    arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een gezin, echtpaar of samenreizende personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;

  • i.

    voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend aan het eind van de maand juni;

  • j.

    verlengd voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend in de eerste helft van de maand juli;

  • k.

    naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen;

  • l.

    maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september;

  • 2.

    Voor:

  • a.

    mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen of vaste seizoenplaatsen;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen;

  • c.

    mobiele kampeeronderkomens en vakantieonderkomens op niet-vaste of seizoenplaatsen in combinatie met een arrangement zoals bedoeld in lid 1, letter h, kan het aantal overnachtingen bedoeld in artikel 4 op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld. Bij de forfaitaire vaststelling wordt het aantal overnachtingen gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, overeenkomstig het bepaalde in het derde tot en met vijfde lid.

  • 3.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

  • a.

    mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste jaarplaatsen en gebezigd voor uitsluitend recreatief gebruik, bepaald op 2,3;

  • b.

    mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste seizoenplaatsen en gebezigd voor uitsluitend recreatief gebruik, bepaald op 2,3;

  • c.

    mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen en gebezigd voor uitsluitend recreatief gebruik, bepaald op 2,3;

  • d.

    mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens op niet-vaste of seizoenplaatsen en gebezigd voor uitsluitend recreatief gebruik, bepaald op:

  • i.

    2,2, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

  • ii.

    2,3, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

  • iii.

    2,2, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

  • iv.

    2,1, indien sprake is van een maandarrangement.

  • 4.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:

  • 5.

    in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op: 55;

  • 6.

    in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op: 55;

  • 7.

    in geval van het eerste lid, sub c, bepaald op: 50;

  • 8.

    in geval van het eerste lid, sub d, bepaald op:

  • 9.

    30, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

  • 10.

    39, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

  • 11.

    18, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

  • 12.

    12, indien sprake is van een maandarrangement.

 

Artikel 6 Opteren voor niet-forfaitaire heffingsgrondslag

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 kan op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing worden vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit lager is dan het op grond van artikel 5 berekende aantal.

 

Artikel 7 Belastingtarief

Per overnachting bedraagt het tarief € 1,07.

 

Artikel 8 Belastingtijdvak

  • 1.

    Voor de belastingen genoemd in artikel 5 is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Voor de niet-forfaitaire aanslagen is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderkwartaal.

 

Artikel 9 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 10 Minimum bedrag aanslag

  • 1.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 2.

    Voor de toepassing van het vorig lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

 

Artikel 11 Termijn van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.

  • 2.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in het eerste lid is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijnen.

 

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 13. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen heffingsambtenaar.

 

Artikel 14. Registratieplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 2, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en eventueel door de gemeente verstrekt nachtverblijfregister.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt genoemd nachtverblijfregister kosteloos beschikbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het nachtverblijfregister.

  • 4.

    De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

  • 5.

    De verplichting als bedoeld in voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige een registratie voert waaruit het nachtverblijf van verblijfhoudenden kan worden vastgesteld.

 

Artikel 15 Elektronische aangifte

Het uitnodigen tot het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het uitreiken, toezenden of elektronisch verzenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van elektronische aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte langs elektronische weg door het inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden via de digitale voorziening ‘Digitale aangifte toeristenbelasting’ van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen.

 

Artikel 16. Overgangsrecht

De 'Verordening toeristenbelasting Mook en Middelaar 2020’ van 12 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 17. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

 

Artikel 18. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting gemeente Mook en Middelaar 2021”.

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering d.d. 16 december 2020

De raad voornoemd,

De griffier,

mr. M.A.M. van Arensbergen

De voorzitter,

mr. drs. W. Gradisen

Algemene toelichting Verordening toeristenbelasting

 

Artikel 224 Gemeentewet maakt het mogelijk om een toeristenbelasting te heffen voor het houden van verblijf door niet-ingezetenen. Het gaat hier om een algemene belasting waarvan de opbrengsten toevloeien aan de algemene middelen van de gemeente. Dat laat onverlet dat tegenover de opbrengsten ook investeringen staan die direct of indirect ten goede komen aan de recreatief-toeristische sector. Te denken valt aan extra uitgaven voor openbare orde en veiligheid, voor verkeer, vervoer en waterstaat (zoals recreatieve fietspaden en bewegwijzering), voor evenementen, promotie en VVV en voor investeringen in recreatievoorzieningen en musea.

 

Hoewel de Gemeentewet daartoe niet verplicht, beperkt de verordening het belastbaar feit tot een verblijf met betaalde overnachting. Deze beperking is aangebracht uit een oogpunt van uitvoerbaarheid. Zonder deze nadere beperking zou bijvoorbeeld ook de logeerpartij bij familie tot belastingheffing moeten leiden. Dit is in de praktijk niet te controleren en te handhaven.

 

Met de keuze voor overnachtingen tegen een vergoeding in welke vorm ook, sluit de verordening aan bij een in de praktijk bestaand afrekenmoment. Degene die gelegenheid biedt tot overnachting zal immers ervoor zorgdragen dat hij de afgesproken vergoeding ontvangt. Daarnaast zal de ontvangen vergoeding in de (financiële) administratie worden verantwoord. De heffing van de toeristenbelasting sluit daarmee aan bij een al bestaande wettelijke plicht tot het voeren van een administratie. Dit maakt de controle en handhaving uitvoerbaar.

 

Hoewel de naam 'toeristenbelasting' niet verplicht is voorgeschreven, is deze naam ontleend aan artikel 224 Gemeentewet. Opgemerkt wordt dat de naam de lading van de belastingheffing op grond van deze verordening niet volledig dekt. In navolging van de Gemeentewet stelt deze verordening aan de overnachting geen eisen van toeristische of recreatieve aard. Ook in de jurisprudentie is al meermalen bevestigd dat ook betaald verblijf met overnachting zonder toeristische of recreatieve aanleiding, tot belastingplicht leidt.

 

Een neutraal belastbaar feit

Voor een goede spreiding van lasten is het wenselijk dat het belastbaar feit niet onnodig wordt ingeperkt. Doel is alle overnachtingen waarvoor de verblijfhouder een vergoeding in welke vorm dan ook verschuldigd is, in de heffing te betrekken. Alleen dan kan het tarief per overnachting zo laag mogelijk worden gehouden. Daarom is het belastbaar feit in de verordening neutraal geformuleerd. Hierdoor wordt voorkomen dat nieuwe benamingen die voor nieuwe en bestaande verblijfsvormen worden geïntroduceerd, zonder aanpassingen in de verordening aan de toeristenbelasting zijn onderworpen.

 

Beperkte forfaitaire regeling

In de verblijfssector zijn voornamelijk ondernemers actief. Op deze ondernemers rust op grond van fiscale wetgeving al een administratieplicht. Daarnaast zijn deze ondernemers op grond van het Wetboek van Strafrecht (en soms de Algemene plaatselijke verordening (APV)) verplicht een zogenoemd nachtregister bij te houden. Deze administraties bieden op zich al voldoende informatie om de hoogte van de belastingaanslag te bepalen. Door bij de aanslagregeling op deze administraties aan te sluiten, wordt voorkomen dat ondernemers onnodige aanvullende handelingen moeten verrichten. Daarnaast sluit de aanslagregeling beter aan bij de werkelijke overnachtingen zodat ook hiermee een realistische spreiding wordt bereikt over alle verblijfhoudende niet-ingezetenen.

 

Naast ondernemers bieden ook particulieren overnachtingsmogelijkheden aan. Zolang dit op kleine schaal gebeurt, is geen sprake van een onderneming en hoeft die particulier ook geen administratie bij te houden. Een sluitende overnachtingsadministratie zou in dat geval wel tot een noemenswaardige verzwaring van de administratieplicht leiden. Om die reden wordt voor deze groep een forfaitaire regeling geopend die op een doelmatige wijze tot een reële belastingheffing te komen.

 

Er zijn verblijfsvormen waarbij een onderkomen ter beschikking wordt gesteld maar waar geen helder zicht bestaat op het werkelijke aantal personen dat voor overnachting van dat onderkomen gebruik maakt. Bij die onderkomens dwingen ook de administratieve voorschriften niet tot het dagelijks bijhouden van het aantal personen. Het gaat daarbij vooral om kampeerterreinen met volgtijdige of vaste standplaatsen. Ook hier wordt uit doelmatigheidsoverwegingen de mogelijkheid geboden om het forfait toe te passen.

 

Het forfait geldt niet automatisch bij de genoemde onderkomens. Uitgangspunt is het werkelijke aantal overnachtingen. Het forfait wordt alleen op verzoek toegepast voor de genoemde categorieën onderkomens, bijvoorbeeld middels een convenant. Overigens kan het college van burgemeester en wethouders in specifieke situaties die sterke gelijkenis vertonen, op grond van artikel 63 AWR (hardheidsclausule) het forfait van overeenkomstige toepassing verklaren.