Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uithoorn

BELEIDSREGELS BIJSTAND AAN ZELFSTANDIGEN UITHOORN 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUithoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBELEIDSREGELS BIJSTAND AAN ZELFSTANDIGEN UITHOORN 2020
CiteertitelBeleidsregels bijstand aan zelfstandigen Uithoorn 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Participatiewet
  3. Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-202001-01-2020Nieuwe regeling

02-11-2020

gmb-2020-347079

Tekst van de regeling

Intitulé

BELEIDSREGELS BIJSTAND AAN ZELFSTANDIGEN UITHOORN 2020

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE UITHOORN;

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de bevoegdheidsbepalingen in de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

 

Overwegende dat het noodzakelijk is ter invulling van de beleidsruimte beleidsregels vast te stellen om kaders te stellen wat betreft het (her)onderzoek naar levensvatbaarheid van het bedrijf of het zelfstandig beroep en de terugvordering van de verleende bijstand;

BESLUIT:

 

Vast te stellen de Beleidsregels bijstand aan zelfstandigen Uithoorn 2020

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Uithoorn;

    • b.

      Bbz: Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Hoofdstuk 2 Aanvraag en onderzoek

Artikel 2 - De aanvraag

  • 1.

    Het college onderzoekt of de aanvrager tot de doelgroep van het Bbz behoort en doet vervolgens onderzoek naar de levensvatbaarheid van het bedrijf op basis van de door de zelfstandige overgelegde gegevens. Daarbij geldt dat een startende zelfstandige in ieder geval een ondernemingsplan over dient te leggen.

  • 2.

    Indien nodig geeft het college opdracht aan een externe deskundige voor een levensvatbaarheidsonderzoek. Het college geeft in ieder geval opdracht voor een dergelijk onderzoek, als € 10.000,- of meer bedrijfskrediet wordt gevraagd. Bij een aanvraag voor een lager kredietbedrag beoordeelt de klantmanager Bbz of het inschakelen van een externe deskundige noodzakelijk is.

Artikel 3 - Opschortende voorwaarden

  • 1.

    De Bbz-uitkering en bedrijfskapitaal kunnen worden toegekend onder opschortende voorwaarden. Aan de zelfstandige wordt in dat geval een termijn geboden waarbinnen aan deze voorwaarden dien te worden voldaan.

  • 2.

    Gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt uitbetaling opgeschort, tot het moment dat de zelfstandige aan de betreffende voorwaarden heeft voldaan.

  • 3.

    Het besluit tot toekenning van Bbz-faciliteiten vervalt, zodra de termijn van de opschorting is verstreken en de zelfstandige niet aan de betreffende voorwaarden heeft voldaan.

Artikel 4 - Onderzoek en toekenning

  • 1.

    De Bbz faciliteiten worden tijdelijk toegekend. De termijn van toekenning wordt voldoende gemotiveerd.

  • 2.

    Het college onderzoekt na aanvang bijstandsverlening elke twaalf maanden of het bedrijf of zelfstandig beroep nog levensvatbaar is.

  • 3.

    Het college controleert elke zes maanden de inkomsten van de zelfstandige.

  • 4.

    Voor zover de feiten en omstandigheden daar naar het oordeel van het college om vragen kan tussentijds een heronderzoek worden verricht.

  • 5.

    Het college controleert tijdens de in het tweede en vierde lid bedoelde onderzoeken eveneens de rechtmatigheid van de verstrekte algemene bijstand.

Artikel 5 - Debiteurenonderzoek

  • 1.

    Ten aanzien van de debiteur die geen Bbz-faciliteiten meer ontvangt, wordt eenmaal per vierentwintig maanden een debiteurenonderzoek uitgevoerd.

  • 2.

    Van het in het eerste lid bedoelde onderzoek wordt afgezien, indien de debiteur zijn betalingsverplichting nakomt en de rente-en aflossingsverplichting een periode van vijf jaar niet overschrijdt.

  • 3.

    De financiële situatie van de in het eerste lid bedoelde debiteur kan op ieder moment worden onderzocht, wanneer sprake is van:

    • a.

      het niet of niet tijdig voldoen aan de met de debiteur afgesproken rente-en aflossingsverplichting;

    • b.

      een aanvraag om uitstel van aflossing en rente.

Artikel 6 - Beëindigingsonderzoek

  • 1.

    Het college voert binnen zes maanden een beëindigingsonderzoek uit, gerekend vanaf het moment dat de zelfstandige zijn bedrijf of zelfstandig beroep heeft beëindigd.

  • 2.

    Van het in het eerste lid bedoelde onderzoek wordt afgezien, indien er op het moment van beëindigen geen rentedragende geldlening meer openstaat.

  • 3.

    Als uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek blijkt dat sprake is van niet-verwijtbare beëindiging van bedrijf of zelfstandig beroep, dan wordt het resterende deel van de lening voor bedrijfskrediet vanaf het moment van beëindiging renteloos gemaakt. Hiervan wordt afgezien indien en voor zover de lening voor bedrijfskrediet onder hypothecair verband is verleend.

  • 4.

    Als uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbare beëindiging van bedrijf of zelfstandig beroep, dan blijven de bestaande aflossingsafspraken en het rentepercentage gelijk.

  • 5.

    De beëindiging van bedrijf of zelfstandig beroep is in ieder geval verwijtbaar wanneer sprake is van:

    • -

      Bestuurdersaansprakelijkheid (bijvoorbeeld wegens onbehoorlijk bestuur of onrechtmatig handelen);

    • -

      Hogere privé opnamen uit het bedrijf dan de inkomsten in privé of bedrijf toelaten.

Hoofdstuk 3 Terugvordering

Artikel 7 - Terugvordering

  • 1.

    Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om de bijstand verstrekt op grond van het Bbz terug te vorderen.

  • 2.

    Op de in het eerste lid bedoelde terugvordering en op de invordering zijn de Beleidsregels terugvordering en incasso Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 en, nadat deze zijn ingetrokken, de Beleidsregels terugvordering Participatiewet, IOAW en IOAZ Uithoorn 2020 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 - Moment van terugvordering verstrekt bedrijfskapitaal

Het college vordert het bedrijfskapitaal, dat is toegekend aan de gevestigde of beginnende zelfstandige op grond van artikel 20 en 24 Bbz 2004, terug als belanghebbende na een herinnering en een aanmaning niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 - Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college en waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 10 - Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen wordt ten gunste van de belanghebbende afgeweken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien onverkorte toepassing hiervan naar het oordeel van het college leidt tot onredelijk bezwarende gevolgen voor de belanghebbende.

Artikel 11 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze beleidsregels hebben betrekking op aanvragen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijstand aan zelfstandigen Uithoorn 2020.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begrippen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 2 Aanvraag en onderzoek

Artikel 2 - De aanvraag

In dit artikel wordt geregeld dat een startende zelfstandige bij de aanvraag een ondernemingsplan over dient te leggen.

 

Het inschakelen van een externe deskundige om de levensvatbaarheid van een bedrijf of zelfstandig beroep vast te stellen, is niet altijd nodig. In veel gevallen zal de klantmanager Bbz deze beoordeling zelf kunnen maken aan de hand van de beschikbare informatie. Daar waar nodig kan de klantmanager Bbz altijd besluiten advies te vragen aan een externe deskundige.

 

Indien € 10.000,- of meer bedrijfskrediet wordt gevraagd, is het raadplegen van een externe deskundige verplicht.

Artikel 3 - Opschortende voorwaarden

Bbz-uitkering en bedrijfskapitaal kunnen worden toegekend onder opschortende voorwaarden: de uitbetaling wordt opgeschort tot het moment dat de zelfstandige aan de voorwaarden heeft voldaan.

 

Het kan gaan om bijvoorbeeld:

  • -

    het verkrijgen van een voorliggende voorziening als deelfinanciering, bijvoorbeeld een familielening of een bancaire faciliteit zoals een rekening-courantkrediet of het inleveren van een lijst van aan te schaffen bedrijfsactiva met offertes;

  • -

    het beschikken over een (optie op een) geschikt bedrijfspand met een bepaalde omvang en maximum huurprijs per jaar of het tot stand komen van een akkoord met schuldeisers.

Bij een opschortende voorwaarde treed een besluit tot toekenning pas in werking, als aan die voorwaarde voldaan is. Indien niet wordt voldaan aan de opschortende voorwaarde, vervalt de toekenning van Bbz-faciliteiten. De zelfstandige kan gemotiveerd verzoeken om de termijn te verlengen.

Artikel 4 - Onderzoek en toekenning

In artikel 23 derde lid van het Bbz 2004 was de frequentie van het uitvoeren van levensvatbaarheidonderzoeken bij zelfstandigen bepaald. Door de wijziging van het artikel naar een bevoegdheid is het aan de gemeente te bepalen wanneer en hoe vaak zij een dergelijk onderzoek wil uitvoeren. In dit artikel wordt hier invulling aan gegeven.

 

In het vijfde lid is aangegeven dat bij het uitvoeren van de levensvatbaarheidsonderzoeken ook de rechtmatigheid van de verstrekte algemene bijstand wordt onderzocht.

Artikel 5 - Debiteurenonderzoek

In een debiteurenonderzoek worden de financiële omstandigheden onderzocht van degene aan wie het college betalings- en aflossingsverplichtingen heeft opgelegd met betrekking tot de verleende bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan het college besluiten tot wijziging van de opgelegde betalings- en aflossingsverplichtingen. In de Participatiewet zijn geen voorschriften opgenomen voor het uitvoeren van debiteurenonderzoeken. Het staat het college vrij om te bepalen of en op welke wijze debiteurenonderzoeken worden uitgevoerd.

 

De termijn van vierentwintig maanden, genoemd in het eerste lid was sluit aan bij de onderzoekfrequentie die door het college is vastgesteld voor debiteuren in het kader van de Participatiewet, IOAW en IOAZ.

 

Door het college kunnen afwijkende termijnen worden vastgesteld voor categorieën van vorderingen en van personen. In het tweede lid is bepaald dat geen onderzoek wordt uitgevoerd indien de debiteur de opgelegde betalingsverplichting netjes nakomt en de vordering in zijn geheel binnen vijf jaar kan worden afgelost.

 

Het derde lid bepaalt dat de financiële situatie van de debiteur op ieder moment kan worden onderzocht, wanneer hij niet of niet tijdig voldoet aan de afgesproken rente-en aflossingsverplichting. Ook wanneer door de debiteur gevraagd wordt om uitstel van aflossing kan diens financiële situatie worden onderzocht.

Artikel 6 - Beëindigingsonderzoek

In dit artikel wordt aangegeven dat het college gebruik maakt van de nu in artikel 43 derde lid van het Bbz 2004 gegeven bevoegdheid om een resterend deel van een lening in de daar geschetste situatie bij een niet verwijtbare beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep renteloos te maken vanaf de datum van beëindiging van het bedrijf of zelfstandig beroep.

Hoofdstuk 3 Terugvordering

Artikel 7 - Terugvordering

Verwezen wordt naar de van toepassing zijnde beleidsregels terugvordering voor de Participatiewet, IOAW en IOAZ. De gemeente maakt gebruik van de terugvorderingsbevoegdheden beschreven in de Participatiewet artikel 58 tweede 2 van de Participatiewet en artikel 59 van de Participatiewet én de bevoegdheden beschreven in het Bbz 2004 - in artikel 12, artikel 39, artikel 41 en artikel 43.

Artikel 8 - Moment van terugvordering verstrekt bedrijfskapitaal

In dit artikel wordt geregeld wanneer bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 9 - Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Hierin is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.

Artikel 10 - Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 - Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels werken terug tot 1 januari 2020 en hebben betrekking op aanvragen die vanaf 1 januari 2020 zijn ingediend. Aanvragen die voor 1 januari 2020 zijn ingediend worden afgehandeld op de wetgeving die op dat moment van toepassing was.