Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint-Michielsgestel

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint-Michielsgestel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2021
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpafvalstof, afvalstoffen, heffing, heffingen, belasting, belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de regeling 'Verordening afvalstoffenheffing 2020'

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021Nieuw besluit

10-12-2020

gmb-2020-346788

1247713

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2021

De raad van de gemeente Sint-Michielsgestel;

 

gezien het voortel van burgemeester en wethouders van 3 november 2020;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder ‘gebruik maken’ gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 162,24.

  • 2.

    De belasting als bedoeld in het eerste lid wordt per lediging vermeerderd met:

    • a.

      € 2,48 voor een 60 liter container restafval;

    • b.

      € 5,79 voor een 140 liter container restafval;

    • c.

      € 9,92 voor een 240 liter container restafval;

    • d.

      € 1,23 voor een 60 liter container groen;

    • e.

      € 2,86 voor een 140 liter container groen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid bedraagt het tarief voor een daartoe bij besluit van het college van burgemeester en wethouders aangewezen perceel, als woning deel uitmakend van een appartementencomplex, per perceel per belastingjaar € 192,00

Artikel 5 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belasting bedoeld in artikel 4, eerste en derde lid, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt, voor zover door de verhuizing het belastingtarief niet wijzigt (of artikel 4, eerste en tweede lid, of artikel 4, derde lid, blijft van toepassing).

  • 5.

    De belasting bedoeld in artikel 4, tweede lid, is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald:

    • a.

      in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 5.000,00 , uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet;

    • b.

      in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen niet worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 5.000,00 , en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 9 Overgangsrecht

De ‘Verordening afvalstoffenheffing 2020’ van 19 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 10, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening afvalstoffenheffing 2021’.

 

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering 10 december 2020.

De gemeenteraad van Sint-Michielsgestel,

de griffier,

N.A. Hoogerbrug-van de Ven

de voorzitter,

H.J. Looijen