Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Goeree-Overflakkee

Beleidsregel zonnepanelen beschermd dorps- of stadsgezicht en monumenten Goeree-Overflakkee

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGoeree-Overflakkee
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel zonnepanelen beschermd dorps- of stadsgezicht en monumenten Goeree-Overflakkee
CiteertitelBeleidsregel zonnepanelen beschermd dorps- of stadsgezicht en monumenten Goeree-Overflakkee
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpzonnepanelen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024artikel 1, lid 3, artikel 2

19-12-2023

gmb-2023-565988

Z-22-146721/163627
30-12-202001-01-2024nieuwe regeling

15-12-2020

gmb-2020-345668

Z-18-101905/126889

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel zonnepanelen beschermd dorps- of stadsgezicht en monumenten Goeree-Overflakkee

 

 

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

 

overwegende dat er meer duidelijkheid gewenst is over het plaatsen van zonnepanelen en zonnecollectoren binnen beschermd dorps- of stadsgezicht en bij beeldbepalende (karakteristieke) panden en op of bij monumenten;

 

gelet op artikel 4:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

besluiten vast te stellen de Beleidsregel plaatsen zonnepanelen binnen beschermd dorps- of stadsgezicht en monumenten.

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • zonnepaneel: paneel dat, met behulp van fotovoltaïsche cellen in het paneel, een deel van de fotonen uit het zonlicht omzet in elektriciteit;

    • zonnecollector: een wisselaar die direct en diffuus zonlicht omzet in warmte om water warm te maken.

  • 2.

    In deze beleidsregel zal verder alleen over zonnepanelen worden gesproken, daarmee worden dan ook tevens zonnecollectoren bedoeld

  • 3.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader omschreven zijn, hebben dezelfde betekenis als in de Omgevingswet, het Besluit bouwwerken leefomgeving en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Wettelijk kader

  • 1.

    Deze beleidsregel is mede gebaseerd op artikel 5.1 van de Omgevingswet, artikel 2.30 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en de artikelen 22.28 en 22.38 van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.

  • 2.

    Voor het plaatsen van zonnepanelen op, aan of nabij een monument is op grond van artikel 5.1 van de Omgevingswet en artikel 2.30 van het Besluit bouwwerken leefomgeving een omgevingsvergunning nodig. Zonnepanelen op niet beschermde panden die zijn gelegen binnen het beschermde dorps- of stadsgezicht zijn op grond van artikel 2.30 van het Besluit bouwwerken leefomgeving niet altijd vergunningplichtig.

Artikel 3 Gebiedsindeling

Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt de volgende indeling van gebieden aangehouden:

  • A.

    Projectmatige nieuwbouwgebieden

  • Gebieden waar op grotere schaal projectmatige nieuwbouw (herstructurering) aanwezig is maar die vanwege de voormalige oude bebouwing en stedenbouwkundige structuur nog altijd zijn aangewezen als beschermd stads- of dorpsgebied. Feitelijk zou aanpassing naar regulier gebied gewenst zijn;

  • B.

    Inbreilocaties

  • Kleinere gebieden waar door een sanering van veelal ongewenste activiteiten hedendaagse nieuwbouw gerealiseerd is binnen het beschermd stads- of dorpsgebied;

  • C.

    Solitaire bebouwing

  • Overige, soms ook hedendaagse, hoofdgebouwen die geplaatst zijn binnen een beschermd stads- of dorpsgebied;

  • D.

    Overige bebouwing

  • Vrijstaande bijgebouwen bij hoofdgebouwen gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht;

  • E.

    Monumenten

  • Door het rijk of door de gemeente aangewezen monumenten.

 

Artikel 4 Regels per gebied

Burgemeester en wethouders verlenen enkel een omgevingsvergunning voor zonnepanelen indien het aangevraagde past binnen de volgende regels:

 

  • A.

    Projectmatige nieuwbouwgebieden:

    • 1.

      De zonnepanelen worden zoveel mogelijk in één enkel samenhangend en rechthoekig paneelvlak per object geplaatst;

    • 2.

      De zonnepanelen dienen hoogwaardig van kwaliteit te zijn, bijvoorbeeld monokristallijn, in een antracietkleur en lichte accenten of randen zijn niet toegestaan;

    • 3.

      Dakpan-geïntegreerde zonnepanelen zijn toegestaan;

    • 4.

      Bijzondere (decoratieve) patronen in de dakbedekking mogen niet doorbroken worden;

    • 5.

      Op platte daken zijn zonnepanelen toegestaan, mits de afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk is aan de hoogte van het paneel;

    • 6.

      Zonnepanelen op erven, niet zijnde gebouwen, worden indien mogelijk zo geplaatst dat ze niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied;

 

  • B.

    Inbreilocaties:

    • 1.

      De zonnepanelen worden zoveel mogelijk in één enkel samenhangend en rechthoekig paneelvlak per object geplaatst;

    • 2.

      Bij seriematige woningen (zoals rijen en twee-onder-een-kapwoningen) worden zonnepanelen binnen één gelijksoortig paneelvlak als één samenhangend geheel geplaatst;

    • 3.

      De zonnepanelen dienen hoogwaardig van kwaliteit te zijn, bijvoorbeeld monokristallijn, in een antracietkleur en lichte accenten of randen zijn niet toegestaan;

    • 4.

      Dakpan-geïntegreerde zonnepanelen zijn niet toegestaan;

    • 5.

      De zonnepanelen mogen niet worden geplaatst in kleine voordakschilden (waaronder wolfseinden);

    • 6.

      Bijzondere (decoratieve) patronen in de dakbedekking mogen niet doorbroken worden;

    • 7.

      Op platte daken zijn zonnepanelen toegestaan, mits de afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk is aan de hoogte van het paneel;

    • 8.

      Het plaatsen van zonnepanelen op bijgebouwen heeft de voorkeur;

    • 9.

      Zonnepanelen op erven, niet zijnde gebouwen, worden zo geplaatst dat ze niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied;

 

  • C.

    Solitaire bebouwing:

    • 1.

      De zonnepanelen worden geplaatst in één enkel samenhangend en rechthoekig paneelvlak per object;

    • 2.

      Bij seriematige woningen (zoals rijen en twee-onder-een-kapwoningen) worden zonnepanelen binnen één gelijksoortig paneelvlak als één samenhangend geheel geplaatst;

    • 3.

      De zichtbaarheid van de zonnepanelen vanaf het openbaar gebied wordt zo veel mogelijk beperkt;

    • 4.

      De zonnepanelen worden reversibel aangebracht, dat wil zeggen dat de plaatsing weer ongedaan kan worden gemaakt zonder blijvende schade aan het pand;

    • 5.

      De zonnepanelen dienen hoogwaardig van kwaliteit te zijn, bijvoorbeeld monokristallijn, in een kleur die zoveel mogelijk overeenkomt met het achterliggende dakvlak (zwart, antraciet, donkergrijs) en lichte accenten zijn niet toegestaan;

    • 6.

      Dakpan-geïntegreerde zonnepanelen zijn niet toegestaan;

    • 7.

      De randen van de zonnepanelen worden in dezelfde kleur uitgevoerd als de panelen zelf om een zo rustig mogelijk beeld te krijgen;

    • 8.

      Bij plaatsing op een schuin dak worden de zonnepanelen geheel binnen het dakvlak en onder dezelfde hellingshoek van het dakvlak geplaatst;

    • 9.

      De zonnepanelen worden zo laag mogelijk in het hellende dakvlak aangebracht;

    • 10.

      De zonnepanelen worden niet geplaatst in kleine dakschilden (waaronder wolfseinden);

    • 11.

      Bijzondere (decoratieve) patronen in de dakbedekking mogen niet doorbroken worden;

    • 12.

      Zonnepanelen worden geplaatst op ruime afstand van dakranden, dat wil zeggen twee pannen uit de goot, vier pannen onder de nok, vier pannen van de zijkanten. Ze worden niet geplaatst onder hoekkepers of boven kilkepers;

    • 13.

      Op platte daken zijn zonnepanelen toegestaan, mits de afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk is aan de hoogte van het paneel;

    • 14.

      Het plaatsen van zonnepanelen op bijgebouwen heeft de voorkeur;

    • 15.

      Zonnepanelen op erven, niet zijnde gebouwen, worden zo geplaatst dat ze niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied.

 

  • D.

    Overige bebouwing:

    • 1.

      De zonnepanelen worden geplaatst in één enkel samenhangend en rechthoekig paneelvlak per object;

    • 2.

      De zichtbaarheid van de zonnepanelen vanaf het openbaar gebied wordt zo veel mogelijk beperkt;

    • 3.

      Als er meerdere soorten daken op een perceel aanwezig zijn, gaat de voorkeur uit naar platte daken boven schuine daken, waarbij de afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk is aan de hoogte van het paneel;

    • 4.

      De zonnepanelen worden reversibel aangebracht, dat wil zeggen dat de plaatsing weer ongedaan kan worden gemaakt zonder blijvende schade aan het pand;

    • 5.

      De zonnepanelen dienen hoogwaardig van kwaliteit te zijn, bijvoorbeeld monokristallijn, in een kleur die zoveel mogelijk overeenkomt met het achterliggende dakvlak (zwart, antraciet, donkergrijs) en lichte accenten zijn niet toegestaan;

    • 6.

      Dakpan-geïntegreerde zonnepanelen zijn niet toegestaan;

    • 7.

      De randen van de zonnepanelen worden in dezelfde kleur uitgevoerd als de panelen zelf om een zo rustig mogelijk beeld te krijgen;

    • 8.

      Bij plaatsing op een schuin dak worden de zonnepanelen geheel binnen het dakvlak en onder dezelfde hellingshoek als het dakvlak geplaatst;

    • 9.

      De zonnepanelen worden zo laag mogelijk in het hellende dakvlak geplaatst;

    • 10.

      De zonnepanelen worden niet geplaatst in kleine dakschilden (waaronder wolfseinden);

    • 11.

      Bijzondere (decoratieve) patronen in de dakbedekking mogen niet doorbroken worden;

    • 12.

      Zonnepanelen worden geplaatst op ruime afstand van dakranden, dat wil zeggen twee pannen uit de goot, vier pannen onder de nok, vier pannen van de zijkanten. Ze worden niet geplaatst onder hoekkepers of boven kilkepers;

    • 13.

      Zonnepanelen op erven, niet zijnde gebouwen, worden zo geplaatst dat ze niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied.

 

  • E.

    Monumenten:

    • 1.

      De zonnepanelen worden geplaatst in één enkel samenhangend en rechthoekig paneelvlak per object;

    • 2.

      Bij seriematige woningen (zoals rijen en twee-onder-een-kapwoningen) worden zonnepanelen binnen één gelijksoortig paneelvlak als één samenhangend geheel geplaatst;

    • 3.

      Zonnepanelen worden zodanig geplaatst dat ze niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied;

    • 4.

      Als er meerdere soorten daken op een perceel aanwezig zijn, gaat de voorkeur uit naar platte daken boven schuine daken. Als er bijgebouwen zijn zonder of van ondergeschikte cultuurhistorische waarde heeft plaatsing op daken van deze gebouwen de voorkeur;

    • 5.

      Zonnepanelen worden slechts in uitzonderlijke gevallen op of aan een monument zelf geplaatst, maar in ieder geval niet op bijzondere monumentale gebouwen, waaronder kerken;

    • 6.

      De zonnepanelen worden reversibel aangebracht, dat wil zeggen dat de plaatsing weer ongedaan gemaakt kan worden zonder blijvende schade aan het pand;

    • 7.

      De zonnepanelen dienen hoogwaardig van kwaliteit te zijn, bijvoorbeeld monokristallijn, in een kleur die zoveel mogelijk overeenkomt met het achterliggende dakvlak (zwart, antraciet, donkergrijs) en lichte accenten zijn niet toegestaan;

    • 8.

      Dakpan-geïntegreerde zonnepanelen zijn niet toegestaan;

    • 9.

      De randen van de zonnepanelen worden in dezelfde kleur uitgevoerd als de panelen zelf om een zo rustig mogelijk beeld te krijgen;

    • 10.

      Op een schuin dak worden de zonnepanelen geheel binnen het dakvlak en onder dezelfde hellingshoek als het dakvlak geplaatst;

    • 11.

      De zonnepanelen worden zo laag mogelijk in het hellende dakvlak geplaatst;

    • 12.

      De zonnepanelen worden niet geplaatst in kleine dakschilden (waaronder wolfseinden);

    • 13.

      Bijzondere (decoratieve) patronen in de dakbedekking mogen niet doorbroken worden;

    • 14.

      Fysieke monumentale onderdelen van het pand mogen niet worden aangepast of aangetast door plaatsing van de zonnepanelen;

    • 15.

      De zonnepanelen worden geplaatst op ruime afstand van dakranden, dat wil zeggen twee pannen uit de goot, vier pannen onder de nok, vier pannen van de zijkanten. Ze worden niet geplaatst onder hoekkepers of boven kilkepers;

    • 16.

      Op platte daken zijn zonnepanelen toegestaan, mits de afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk is aan anderhalf maal de hoogte van het paneel;

    • 17.

      Zonnepanelen op erven, niet zijnde gebouwen, worden zodanig geplaatst dat ze niet zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied en bovendien zo ver mogelijk vanaf het monument.

  •  

Artikel 5 Algemene voorkeursvolgorde van plaatsing van zonnepanelen

Voor wat betreft de plaats waar de zonnepanelen worden aangebracht geldt als volgorde van voorkeur, waarbij 1. de grootste voorkeur heeft en 5. de laagste:

  • 1.

    Op het erf, niet zijnde een gebouw;

  • 2.

    Op een plat dak;

  • 3.

    Op een bijgebouw zonder cultuurhistorische waarde;

  • 4.

    Op een bijgebouw met cultuurhistorische waarde lager of gelijk aan het hoofdgebouw;

  • 5.

    Op het hoofdgebouw, of bijgebouw met cultuurhistorische waarde hoger dan het hoofdgebouw.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

 

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel zonnepanelen beschermd dorps- of stadsgezicht en monumenten Goeree-Overflakkee.

 

Aldus vastgesteld op 15 december 2020 door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

 

 

 

W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman