Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renswoude

Verordening op de heffing en invordering van onroerende -zaakbelastingen 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenswoude
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van onroerende -zaakbelastingen 2021
CiteertitelVerordening op de heffing en invordering van onroerende -zaakbelastingen 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpVerordening op de heffing en invordering van onroerende -zaakbelastingen 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 220 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202131-12-2021Nieuwe regeling

08-12-2020

gmb-2020-345522

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van onroerende -zaakbelastingen 2021

Nummer 524767/524768

 

De raad van de gemeente Renswoude;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 3 november 2020;

 

Gelet op de artikelen 220 tot en met 220 h van de gemeentewet:

 

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en invordering van onroerende -zaakbelastingen 2021

 

 

 

Artikel 1 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam “onroerende zaakbelastingen” worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven;

    • a.

      een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak, die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

    • b.

      een belasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit, of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.

  • 2.

    Bij de gebruikersbelasting wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven (verder: de gebruiker), aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven (verder: de gebruik gever); de gebruik gever is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op de gebruiker

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdelijk gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Voor de eigenarenbelasting wordt als genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genot hebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

 

Artikel 2 Belastingobject

  • 1.

    Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet Waardering onroerende zaken.

  • 2.

    Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

 

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet Waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.

  • 2.

    Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet Waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken.

 

Artikel 4 Belastingtarieven

  • 1.

    Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf.

  • Het percentage bedraagt voor:

    • a.

      de gebruikersbelasting;

      • i.

        voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1485%

  • b .de eigenarenbelasting;

    • ii.

      voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0814%

    • iii.

      voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1652%

  • 1.

    Indien de waarde in het economische verkeer van een onroerende zaak minder beloopt dan

  • € 6.800,00 worden ter zake van die onroerende zaak de belastingen niet geheven.

  • 2.

    Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro’s.

 

Artikel 5 Vrijstellingen

  • 1 .In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • b.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • c.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • d.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer, per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • e.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • f.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning.

    • g.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken.

    • h.

      onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van zodanige roerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs:

    • i.

      voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • j.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • k.

      straatmeubilair, waaronder worden begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen – niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

    • l.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

    • m.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

  • 2.

    De vrijstelling voor de in onderdeel h van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het recht heeft krachtens zakelijk eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van de gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienende dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn tot woondoeleinden.

 

Artikel 6 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

 

Artikel 7 Termijnen van betaling

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Indien de belastingplichtige de keuze maakt om via automatische incasso te betalen, worden de aanslagen in 8 gelijke termijnen geïnd, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

 

Artikel 8 Overgangsrecht

De “Verordening onroerende zaakbelastingen 2020”, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 december 2019, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 9, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is op 1 januari 2021.

 

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening onroerende zaakbelastingen 2021”.

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 08 december 2020

de griffier, de voorzitter,