Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen

Beleidsregels verhaal Participatiewet 2021 (Verhaalsbeleid 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels verhaal Participatiewet 2021 (Verhaalsbeleid 2021)
CiteertitelVerhaalsbeleid 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 61 van de Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021Nieuwe regeling

17-11-2020

gmb-2020-345373

508501-2020

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels verhaal Participatiewet 2021 (Verhaalsbeleid 2021)

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE GRONINGEN

BESLUIT:

 

de Beleidsregels verhaal Participatiewet 2021 vast te stellen.

Artikel 1 Algemeen

  • 1.

    Het college maakt gebruik van zijn bevoegdheid genoemd in artikel 61 van de Participatiewet tot het verhalen van de kosten van bijstand in de gevallen en overeenkomstig de regels aangeven in de artikelen 62 tot en met 62i van de Participatiewet. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid houdt het college nader rekening met de hier opgenomen beleidsregels.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt de Participatiewet verder aangeduid als de wet.

Artikel 2 Verhaal jongmeerderjarige kinderen

In afwijking van artikel 1, maakt het college geen gebruik van de mogelijkheid tot verhaal als genoemd in artikel 62 aanhef en onder c van de wet.

Artikel 3 Samenloop met terugvordering

Bij samenloop van de mogelijkheid de bijstand van bijstandsgerechtigde terug te vorderen en de mogelijkheid van verhaal op derden, heeft terugvordering voorrang. Als tot terugvordering wordt besloten moeten de betaalde verhaalsbijdragen met betrekking tot de periode waarin de verstrekte bijstand volledig wordt teruggevorderd, terugbetaald worden aan degene op wie verhaald is. Geen terugbetaling vindt plaats als verrekening mogelijk is met de nog resterende verhaalsvordering of toekomstige verhaalstermijnen.

Artikel 4 Verdere beperking verhaalsbevoegdheid

De wettelijke onderhoudsplicht van de ex–echtgenoot en ex–geregistreerde partner, hierna tezamen ex-partner genoemd, wordt vastgesteld met inachtneming van de volgende (beperkende) niet-financiële factoren:

  • 1.

    Er is slechts sprake van een verhaalsbevoegdheid jegens de ex-partner indien er sprake is van causaal verband tussen de echtscheiding en de bijstandsbehoefte van de ex-partner.

  • 2.

    Indien een huwelijk korter heeft geduurd dan vijf jaren én uit de relatie met de ex-partner zijn geen kinderen geboren én de bijstand ontvangende heeft geen ontheffing van de arbeidsverplichting op grond van artikel 9 lid 2 van de wet, wordt definitief afgezien van verhaal.

  • 3.

    Indien een huwelijk langer heeft geduurd dan vijf jaren én uit de relatie met de ex-partner zijn geen kinderen geboren, wordt de verhaalstermijn gelijkgesteld aan de helft van de duur van het huwelijk.

  • 4.

    Indien er sprake is van een huwelijk en uit de relatie met de ex-partner zijn kinderen geboren, en deze verblijven niet bij bijstand ontvangende, wordt de duur van verhaal met betrekking tot de ex-partner beperkt tot de helft van de duur van het huwelijk.

Artikel 5 Draagkracht van de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt

  • 1.

    Bij de draagkrachtberekening zal worden uitgegaan van het meest recente rapport alimentatienormennormen als vastgesteld door de Expertgroep Alimentatienormen. De Expertgroep bestaat uit familierechters die zich bezighouden met alimentatiezaken en doet aanbevelingen voor vaststelling van wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht

  • 2.

    Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt geen of onvoldoende informatie verstrekt, en uit het onderzoek geen gegevens kunnen worden achterhaald, wordt er ambtshalve naar de volgende maatstaven een verhaalsbijdrage opgelegd:

    • a.

      Indien de onderhoudsplicht (mede) de ex-partner betreft, wordt een verhaalsbijdrage opgelegd ter hoogte van de bruto verstrekte en nog te verstrekken bijstand;

    • b.

      Indien de onderhoudsplicht alleen betrekking heeft op minderjarige kinderen, wordt op basis van de NIBUD/CBS tabel eigen aandeel kosten van kinderen een bijdrage opgelegd. Hierbij wordt aangenomen dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt over het maximale netto besteedbaar maandinkomen beschikt.

Artikel 6 Ingangsdatum verhaalsbijdrage

Als ingangsdatum van de eventueel op te leggen verhaalsbijdrage zal gelden de eerste of vijftiende van de maand, volgend op de dag waarop de eerste aanschrijving wordt verzonden.

Artikel 7 Tijdelijk of volledig afzien verhaal

  • 1.

    Indien uit vooronderzoek blijkt dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt over onvoldoende inkomen beschikt om een verhaalsbijdrage op te kunnen leggen, wordt tijdelijk afgezien van verhaal wegens het ontbreken van draagkracht.

  • 2.

    Indien uit de verhaalsberekening blijkt dat het te verhalen bedrag of de verhaalsbijdrage minder bedraagt dan het kruimelbedrag van € 25,-- per maand tot een maximum of maximaal € 300,-- per jaar, wordt tijdelijk afgezien van verhaal.

  • 3.

    Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt al alimentatie betaalt (vrijwillig of op basis van een rechterlijke uitspraak) en het verschil tussen de berekende bijdrage en de al betaalde alimentatie bedraagt minder dan het hiervoor genoemde kruimelbedrag, wordt tijdelijk afgezien van verhaal.

  • 4.

    Er kan een verzoek worden ingediend om tijdelijk af te zien van verhaal in verband met schulden. Het college gaat alleen akkoord met een namens degene op wie verhaald wordt, voorgestelde schuldregeling, indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie verhaald wordt niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; en

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder dit akkoord niet tot stand zal komen; en

    • c.

      de vordering van het college wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang; en

    • d.

      de bemiddeling bij de schuldregeling kosteloos wordt uitgevoerd door een schuld regelende instelling, die daarbij aantoonbaar de Gedragscode Schuldhulpverlening van de Nederlandse Vereniging van Volkskrediet toepast.

  • 5.

    Van verhaal kan tijdelijk worden afgezien indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaald wordt of degene die de bijstand ontvangt, dringende redenen aanwezig zijn.

  • 6.

    Indien een vordering uit verhaal op nalatenschap of een bedrag aan schenking minder bedraagt dan € 1000,- wordt afgezien van verhaal als bedoeld in artikel 62f, aanhef en onder a en b van de Participatiewet.

Artikel 8 Heronderzoek

Na een termijn van vierentwintig maanden na datum verhaalsbesluit wordt een heronderzoek uitgevoerd. Als de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt niet is aangeschreven, geldt de datum van de verhaalsrapportage. In de volgende gevallen wordt op deze regel een uitzondering gemaakt:

  • 1.

    Indien uit onderzoek blijkt dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt in het buitenland woonachtig is en geen Nederlandse inkomstenbron heeft, en uit onderzoek blijkt dat het aannemelijk is dat deze zich niet (meer) in Nederland zal vestigen, wordt geen onderzoek gedaan.

  • 2.

    Indien er sprake is van een verhaalsbijdrage die is vastgesteld door de rechter, wordt er geen heronderzoek gedaan.

  • 3.

    Indien er tijdelijk wordt afgezien van verhaal op grond van dringende redenen, zal er uiterlijk na een termijn van zes maanden worden onderzocht of er van dringende redenen nog steeds sprake is.

  • 4.

    Indien verhaald wordt conform een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud (artikel 62b wet) wordt er geen heronderzoek gedaan.

Artikel 9 Uitstel van betaling in verband met tot stand brengen minnelijke of wettelijke schuldregeling

  • 1.

    Indien een onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt een overeenkomst tot schuldregeling heeft ondertekend, kan op diens verzoek of op verzoek van de schuld regelende instelling, uitstel van betaling worden verleend van de door de rechter opgelegde verhaalsverplichtingen. Dit uitstel wordt verleend voor een periode van maximaal 120 dagen, gerekend vanaf de dagtekening van de overeenkomst tot schuldregeling.

  • 2.

    Aan een onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt, die een verzoekschrift tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling bij de rechtbank heeft ingediend, kan op diens verzoek of op verzoek van de schuld regelende instelling, uitstel van betaling worden verleend van de door de rechter opgelegde verhaalsverplichtingen. Dit uitstel wordt verleend voor de duur van de procedure bij de rechtbank en eindigt op de dag waarop door de rechtbank op het verzoek is beslist.

  • 3.

    Het bepaalde onder 1 en 2 van dit artikel geldt niet indien er door of namens het college op grond van een dwangbevel (art. 62b van de wet) of een executoriale rechterlijke verhaalsuitspraak al beslag is gelegd op het inkomen van de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt.

Artikel 10 Tijdelijk afzien invordering bij executoriale verhaalstitel

  • 1.

    Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt op grond van een executoriale verhaalstitel, een bijstandsuitkering ontvangt of langere tijd in detentie zit, wordt afgezien van invordering van de lopende verhaalsbijdrage voor de duur van de bijstandsperiode of detentieperiode.

  • 2.

    Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt op grond van een executoriale verhaalstitel, toegelaten wordt tot de wettelijke schuldsanering, wordt afgezien van invordering van de lopende verhaalsbijdrage, voor de duur van deze wettelijke schuldregeling.

  • 3.

    Indien er namens een onderhoudsplichtige, op wie verhaald wordt op grond van een executoriale verhaalstitel, een minnelijke schuldregeling tot stand is gebracht, wordt, na ondertekening van de overeenkomst tot schuldregeling en nadat alle schuldeisers het voorstel tot een minnelijke schuldregeling hebben geaccepteerd, met ingang van de dagtekening van de overeenkomst tot schuldregeling, afgezien van invordering van de lopende verhaalsbijdrage, voor de duur van deze schuldregeling.

Artikel 11 Buiten invordering stellen bij verhaalsachterstand na executoriale verhaalstitel

  • 1.

    In geval van een achterstand in betaling van de verhaalsbijdrage, kan de vordering tot verhaal buiten invordering worden gesteld indien:

    • a.

      degene op wie verhaald wordt gedurende een termijn van zesendertig maanden volledig aan zijn verplichting tot betaling van de verhaalsachterstand heeft voldaan, waarbij deze termijn van zesendertig maanden begint te lopen vanaf het moment dat er geen lopende verhaalsbijdrage meer is verschuldigd; of

    • b.

      gedurende voornoemde periode degene op wie verhaald wordt niet volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog in één keer heeft betaald.

  • 2.

    Indien gedurende vijf jaar geen betalingen op de vordering tot verhaal zijn verricht en niet aannemelijk is dat op enig moment nog betalingen zullen worden verricht, wordt deze vordering buiten invordering gesteld.

  • 3.

    Indien invordering niet mogelijk is, omdat degene op wie verhaald wordt de Nederlandse nationaliteit heeft, maar niet in Nederland verblijft en geen Nederlandse inkomstenbron heeft, kan bij vorderingen met een saldo boven de € 5.000,-- een paspoortsignalering plaatsvinden.

  • 4.

    Indien een bedrag dat overeenkomt met ten minste 50% van de restsom in één keer wordt afgelost, kan de vordering voor het niet afgeloste deel buiten invordering worden gesteld.

  • 5.

    Indien degene op wie verhaald wordt komt te overlijden, wordt de vordering voor het niet afgeloste deel buiten invordering gesteld.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Verhaalsbeleid 2021.

Artikel 13 Slotbepaling

  • 1.

    De beleidsregels verhaal Participatiewet 2015 van de gemeente Groningen worden ingetrokken.

  • 2.

    Het Debiteurenbeleidsplan 2015 van de gemeente Haren wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2021.

 

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 17 november 2020.

De burgemeester,

De secretaris,

TOELICHTING BELEIDSREGELS VERHAAL

Artikel 1 Algemeen

Onderstaande artikelen hebben betrekking op verschillende fases in het verhaalsproces.

Artikel 3 heeft zowel betrekking op de minnelijke fase als de fase na een rechterlijke uitspraak. Artikel 5 tot en met 8 hebben betrekking op de minnelijke fase. Artikel 9 tot en met 11 zijn van toepassing na een rechterlijke uitspraak.

 

Op 1 januari 2004 is de Wet werk en bijstand (WWB) in werking getreden. De Participatiewet is hiervoor in de plaats gekomen. Deze wet is met ingang van 1 januari 2015 in werking getreden. Met de invoering van de WWB (en nu de Participatiewet) is het verhalen van de kosten van bijstand een bevoegdheid geworden. De verhaalsbepalingen zijn opgenomen in paragraaf 6.5 van de Participatiewet. Het college heeft besloten om van deze bevoegdheid tot het verhaal van kosten van bijstand gebruik te blijven maken.

 

Het college kiest voor voortzetting van de bestaande uitvoeringspraktijk.

 

De hiernavolgende toelichting op de artikelen van de beleidsregels is vrijwel ongewijzigd overgenomen in vergelijking tot de toelichting op de Beleidsregels verhaal WWB en WIJ van de gemeente Groningen welke beleidsregels het college nu heeft ingetrokken.

Artikel 2 Verhaal jongmeerderjarige kinderen

In het verleden heeft het college reeds afgezien van verhaal van de aan de aan jongmeerderjarigen verstrekte aanvullende bijzondere bijstand. De voornaamste reden om dit beleid voort te zetten ligt in artikel 12 van de wet. Indien dit artikel goed wordt toegepast, wordt reeds bij de aanvraag voor bijstand onderzocht of de ouders aangesproken dienen te worden op hun wettelijke verplichting om bij te dragen in de kosten van het levensonderhoud van hun jong meerderjarig kind of dat er sprake is van omstandigheden op grond waarvan de bijstand ontvangende zijn onderhoudsrecht niet te gelde kan maken. Gezien deze toetsing door de uitvoeringsunits, is het niet nodig deze toetsing nogmaals in het kader van verhaal te laten doen.

Artikel 3 Samenloop met terugvordering

Bij samenloop van de mogelijkheid de bijstand van de bijstandsgerechtigde terug te vorderen en de mogelijkheid tot verhaal, is het aan het college om te kiezen. Het college geeft de voorkeur om kosten van bijstand terug te vorderen omdat dit meer voor de hand ligt. Als er op grond van een besluit met terugwerkende kracht geen recht op bijstand is, dan heeft het college geen kosten van bijstand hoeven te maken. Hiervoor is de persoon die ten onrechte bijstand heeft ontvangen, primair verantwoordelijk. Daarmee is hij ook degene die als eerste voor terugbetaling aansprakelijk gesteld moet worden.

Artikel 4 Verdere beperking verhaalsbevoegdheid

De wettelijke regels met betrekking tot partneralimentatie zijn met ingang van 1 januari 2020 gewijzigd. In het kort komen die op het volgende neer. De partneralimentatie bedraagt maximaal 5 jaar. Of korter, als het huwelijk of geregistreerd partnerschap minder dan 10 jaar duurde. Dan ontvangt een ex-partner alimentatie voor de helft van de tijd dat het huwelijk of partnerschap duurde. Als men bijvoorbeeld 8 jaar getrouwd is geweest, dan moet men 4 jaar partneralimentatie betalen.

Er zijn 3 uitzonderingen op de nieuwe regels.

Als men samen kinderen heeft, stopt partneralimentatie pas als het jongste kind 12 jaar is geworden.

Heeft het huwelijk of geregistreerd partnerschap minimaal 15 jaar geduurd? En krijgt de ex-partner die alimentatie ontvangt, binnen 10 jaar AOW? Dan duurt de alimentatieplicht totdat de ontvanger AOW krijgt.

Als men is geboren op of voor 1 januari 1970. En duurde het huwelijk of geregistreerd partnerschap langer dan 15 jaar? En krijgt men over meer dan 10 jaar pas AOW? Dan is de alimentatieduur 10 jaar.

 

Bij samenloop van de hierboven genoemde omstandigheden geldt de langste termijn.

 

Naast de beperkingen die voortvloeien uit het alimentatierecht wenst de gemeente de verhaalsbevoegdheid verder te beperken.

Artikel 5 Draagkracht van de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt

Bij de bepaling van de hoogte van de verhaalsbijdrage wordt gebruik gemaakt van de meest recente draagkrachtberekeningen en toelichting, zoals die zijn vastgesteld door de werkgroep alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtsspraak, de zogeheten “Tremanormen”. Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt geen of onvoldoende inlichtingen verstrekt, en er ook op andere wijze geen of onvoldoende gegevens kunnen worden achterhaald, wordt een ambtshalve verhaalsbijdrage opgelegd.

Indien de onderhoudsplicht (ook) de ex-partner betreft, bedraagt de ambtshalve vast te stellen verhaalsbijdrage de gehele bruto verstrekte en nog te verstrekken bijstand.

 

Indien de verhaalsplicht alleen minderjarige kinderen betreft, wordt voor de hoogte van de op te leggen verhaalsbijdrage aansluiting gezocht bij de NIBUD/CBS tabel met betrekking tot het eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen. Deze behoeftetabel is opgenomen als bijlage bij het rapport alimentatienormen. Het verhaalsbedrag wordt dan vastgesteld op de maximale behoeftenorm voor de minderjarige kinderen. Hierbij wordt uitgegaan van een inkomen van netto besteedbaar inkomen van € 6.000,00 per maand (alimentatienormen 2019).

Artikel 7 Tijdelijk of volledig afzien van verhaal

Lid 2 en 3

De hoogte van de kruimelbedragen heeft zijn oorsprong in de SZW-circulaire van 14 juli 1995 (kenmerk BZ/AV/95/2681). Deze circulaire werd op 21 december 2002 ingetrokken. Het college ziet af van verhaal op grond van een kruimelbedrag indien de (aanvullende) verhaalsbijdrage € 25,-- per maand of minder bedraagt c.q. € 300,-- per jaar of minder.

 

Lid 4

De wetgever heeft met de wijziging van de Faillissementswet (1 januari 2008) tot uitdrukking gebracht dat een schuldsanering in het minnelijke traject de voorkeur verdient boven een schuldsanering op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Het college zal daarom zoveel mogelijk proberen mee te werken aan de totstandkoming van de minnelijke schuldregelingen.

 

Met de intrekking van (artikel 13 van) de Invoeringswet WWB op 1 januari 2009 is artikel 93a van de Algemene bijstandswet (Abw) definitief komen te vervallen. Deze bepaling regelde de mogelijkheid om geheel of gedeeltelijk af te zien van verhaal bij totstandkoming van een schuldregeling. In paragraaf 6.5 van de WWB (en nu de Participatiewet) is een dergelijke bepaling hierover niet teruggekeerd. De reden hiervoor is dat verhaal van bijstand sinds 1 januari 2004 een bevoegdheid van het college is geworden. In artikel 7 sub 4 van deze beleidsregels worden nu de voorwaarden opgesomd waaronder het college akkoord kan gaan met een voorstel tot minnelijke schuldregeling. De voorwaarden onder a tot en met c zijn ontleend aan artikel 93a van de Abw. Het college vindt het belangrijk dat bij de totstandkoming van een schuldregeling de Gedragscode Schuldhulpverlening van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet wordt toegepast. Deze gedragscode vormt voor het college een belangrijke waarborg voor de kwaliteit van de schuldbemiddeling en biedt tevens een aantal concrete aanknopingspunten voor de aanvang en duur van uitstel van betaling en tijdelijk afzien van invordering. Het gaat daarbij om de dagtekening van de overeenkomst tot schuldregeling en de zogenaamde 120-dagen-termijn.

Lid 5

Deze regel stond voorheen in artikel 92 lid 2 Abw. Vanaf 1 januari 2009 is artikel 92 lid 2 Abw vervallen. Alleen toepassen in uitzonderlijke gevallen. In beginsel eerst 6 maanden tijdelijk afzien van verhaal en dan opnieuw bekijken.

Lid 6

Artikel 62f, aanhef en onder a en b van de Participatiewet biedt de bevoegdheid tot verhaal van kosten van bijstand op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan en op de nalatenschap van de persoon indien aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden, of op de nalatenschap van de persoon indien bijstand is verleend in de vorm van een geldlening of als gevolg van borgtocht.

 

Indien er ná het overlijden van de belanghebbende tot terugvordering wordt besloten, zal alleen op de nalatenschap kunnen worden verhaald, voor zover de nalatenschap verhaal biedt.

 

Indien vóór het overlijden tot terugvordering is besloten valt de terugvordering in de nalatenschap. Dat wil zeggen dat de erfgenamen, indien zij de erfenis hebben aanvaard, verantwoordelijk zijn voor de betaling van de in de nalatenschap gevallen vordering. In die gevallen is geen sprake van verhaal op de nalatenschap.

 

Bij verhaal op een nalatenschap is het college een schuldeiser van de nalatenschap. Het college kiest ervoor om in voorkomende gevallen af te zien van verhaal op nalatenschap indien het bedrag van de terugvordering of het bedrag van de bijstand die in de vorm van een geldlening of als gevolg van een borgtocht is verleend, minder bedraagt dan € 1000,-. Als een schenking minder bedraagt dan € 1000,- ziet het college af van verhaal wegens schenking. Hiervoor is gekozen op grond van doelmatigheidsoverwegingen.

Artikel 8 Heronderzoek

Aanhef

Er werd eerst een heronderzoek voorgeschreven na een termijn van achttien maanden. In verband met de invoering van de tremanormen van juli 2009 en uit efficiencyoverwegingen is gekozen voor een langere termijn van twee jaar

Lid 1

Uit oogpunt van doelmatigheid is er voor gekozen om in deze gevallen van een heronderzoek af te zien.

Lid 2 en 4

Uit oogpunt van doelmatigheid en omdat een executoriale titel in beginsel ten uitvoer moet worden gelegd, wordt er geen heronderzoek gedaan.

Artikel 9 Uitstel van betaling in verband met tot stand brengen minnelijke of wettelijke schuldregeling

Lid 1

Er is aansluiting gezocht bij de Gedragscode Schuldregeling van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet. In deze gedragscode vormt de dagtekening van de overeenkomst tot schuldregeling het beginpunt van de periode van 120 dagen waarbinnen de minnelijke schuldregeling tot stand moet komen. Indien de wettelijke schuldregeling of de minnelijke schuldregeling niet tot stand is gekomen, vervalt het verleende uitstel van betaling. Dit betekent dat de verhaalsbijdrage over de periode waarover uitstel is verleend, alsnog als achterstand zal worden ingevorderd. Dit uitstel leidt dus niet tot afstel.

Lid 3

De verhaalsvordering is preferent. Gelegde beslagen blijven gehandhaafd, totdat op grond van artikel 11 van deze beleidsregels is besloten om tijdelijk af te zien van invordering. In de meeste gevallen zal het beslag een aflossing op de achterstand zijn. Het handhaven van het beslag zorgt er in elk geval voor dat de opeisbare achterstand wordt verlaagd. Het college hecht waarde aan het handhaven van een al gelegd beslag omdat het vaak de nodige inspanningen heeft gekost om het te kunnen effectueren. Daarnaast loopt het college een voor haar onaanvaardbaar risico dat bij het opheffen of opschorten van beslag, andere (nieuwe) beslagleggers alsnog beslag gaan leggen.

Artikel 10 Invordering in afwijking van executoriale verhaalstitel

Onder een executoriale verhaalstitel wordt hier verstaan een rechterlijke verhaalsuitspraak en een executoriaal verhaalsbesluit (dwangbevel) op grond van artikel 62b van de wet (voorheen artikel 96 Abw). Een executoriale verhaalstitel moet in beginsel ten uitvoer worden gelegd. Dit betekent dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt enkel via de rechter kan verzoeken om een wijziging van de opgelegde verhaals- of alimentatieverplichting. In dit artikel worden drie situaties beschreven, waarin –zonder tussenkomst van de rechter- tijdelijk wordt afgezien van invordering van de uit een executoriale verhaalstitel voortvloeiende verhaalsverplichtingen. Om geen afbreuk te doen aan de betekenis van de rechterlijke uitspraak, wordt niet gesproken van voorlopig afzien van verhaal, maar van het tijdelijk afzien van invordering. De verhaalsverplichting blijft bestaan, maar de vordering (sub 2 en sub 3) wordt tijdelijk bevroren en er wordt tijdelijk niet ingevorderd. Wanneer de voorwaarde waaronder tijdelijk kan worden afgezien van invordering is komen te vervallen, herleeft de invordering van de verhaalsbijdrage (sub 3). De onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt of de schuld regelende instelling zal het college op de hoogte moeten brengen van het moment waarop de schuldregeling van kracht is geworden of wanneer deze –al dan niet tussentijds- is beëindigd.

Artikel 11 Buiten invordering stellen van verhaalsachterstand

Lid 1 tot en met 5

Op onderdelen is aansluiting gezocht bij de Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 Bij toepassing van subregel 1 of 4 mag geen sprake zijn van een lopende verhaalsbijdrage.