Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling fysieke leefomgeving Gouda |
Citeertitel | Regeling fysieke leefomgeving Gouda |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-05-2024 | hoofdstuk 7A, artikel 7A.1, bijlage XI | 21-05-2024 | 8234 | ||
14-07-2023 | 30-05-2024 | bijlage 1 | 04-07-2023 | 7318 | |
01-01-2021 | 14-07-2023 | nieuwe regeling | 15-12-2020 | 4608 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Bestuur: regiobestuur, afdeling Gouda van de Centrale vereniging voor de ambulante handel;
Banner: vlag of ander stuk stof dat een symbool, logo of andere boodschap toont, veelal op een losse voet op straat geplaatst;
Binnen de singels: centrum van Gouda omsloten door de Kattensingel, Turfsingel, Hollandse IJssel, Fluwelensingel en Blekerssingel;
Branche-indeling: indeling in hoofdbranches en sub-branches met het vastgesteld aantal af te geven omgevingsvergunningen voor vaste markt- of dagstandplaatsen per marktdag.
Branchepatroon: aanwijzing per markt van de door het college vastgestelde hoofdbranches en sub-branches met inbegrip van het aantal verkoopplaatsen per soort of assortiment.
Hekwerk of ander afscheidingsmateriaal: afscheiding van een plaats of terrein waarop een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit of een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw plaatsvindt;.
Hoogwerker: standwerker welke zijn verkoop pleegt te doen vanaf een verhoogd platform.
Kernwinkelgebied: gebied waarbinnen de volgende straten zijn gelegen: Kleiweg, Kleiwegstraat, Agnietenstraat, Nieuwstraat, Nieuwe Markt, Sint Anthoniestraat, Achter de Waag, Zeugstraat, Hoogstraat, Markt, Wijdstraat, Korte Tiendeweg, Lange Tiendeweg, Stoofsteeg, Korte Groenendaal en Lange Groenendaal, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 9 van deze regeling;
Locatie: gebied van maximaal 100 x 100 meter;
Meeloper: gegadigde voor een vaste marktstandplaats.
Seizoenstandplaats: standplaats die voor commerciële doeleinden en voor maximaal 12 aaneengesloten weken een of meerdere dagen per week op dezelfde plaats wordt ingenomen;
Standplaatshouder: marktvergunninghouder met een vaste of tijdelijke standplaats.
Steiger: tijdelijke constructie opgebouwd uit steigerpijpen om het mogelijk te maken om te bouwen of onderhoud te plegen op hoge plaatsen waar men niet gemakkelijk bij kan, al dan niet voor het tijdelijk stutten van bouwwerken, en waar uitzetsteunen, (driehoeks)stabilisatoren of andere extensies ten behoeve van een steiger integraal onderdeel van uitmaken;
Tijdelijke standplaats: standplaats die voor maximaal 5 aaneengesloten dagen wordt ingenomen;.
Trottoir of stoep: verhard en door afscheiding voor weggebruikers duidelijk herkenbaar deel van de openbare weg, al dan niet verhoogd aangelegd ten opzichte van de rijbaan, in het bijzonder ingericht voor het verkeer van voetgangers;
Uitstalling: een of meer voorwerpen die direct voor de gevel van een pand op straat worden geplaatst, met als doel om de aandacht te vestigen op de winkel of onderneming die in dat pand gevestigd is, met uitzondering van een uithangbord of reclame-uiting die onlosmakelijk met het pand is verbonden;
Vaste marktstandplaats: standplaats die voor commerciële doeleinden en voor een periode langer dan 12 aaneengesloten weken op dezelfde plaats en op regelmatige en gezette tijden wordt ingenomen;
VFLO: Verordening fysieke leefomgeving Gouda;
Winkel: winkel als bedoeld in de Winkeltijdenwet of een dienstverlenend bedrijf, zoals een reisbureau of afhaalzaak, met uitzondering van horeca-inrichtingen;
Zwemmer: standwerker welke zijn waren rondom zich uitstalt op een verlaagd platform en een ander artikel tracht te verkopen aan het publiek.
Hoofdstuk 2 Omgevingsvergunningsvrij gebruik openbare plaats
Bouwborden mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer:
de plaatsing van het bouwbord plaatsvindt in overeenstemming met artikel 5 van de Wegenverkeerswet, hetgeen inhoudt dat het verboden is om door plaatsing van het bouwbord gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg en dat het niet is toegestaan om het te bouwbord op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.
Artikel 2.2 Te koop/te huur-borden
Te koop/ te huurborden mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer:
de plaatsing van het te koop/te huur-bord plaatsvindt in overeenstemming met artikel 5 van de Wegenverkeerswet, hetgeen inhoudt dat het verboden is om door plaatsing van het te koop/te huur-bord gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg en dat het niet is toegestaan om het te koop/te huur-bord op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;
Een bouwkeet mag omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer:
de plaatsing van de bouwkeet plaatsvindt in overeenstemming met artikel 5 Wegenverkeerswet, hetgeen inhoudt dat het verboden is om door plaatsing van de bouwkeet gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg enen dat het niet is toegestaan om de bouwkeet op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd, en
Artikel 2.4 Verplaatsbare toileteenheden
Een verplaatsbare toileteenheid mag omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer:
de plaatsing van de verplaatsbare toileteenheid plaatsvindt in overeenstemming met artikel 5 Wegenverkeerswet, hetgeen inhoudt dat het verboden is om door plaatsing van de toileteenheid gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg en dat het niet is toegestaan om de toileteenheid op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd, en
Artikel 2.5 Heistellingen, hijskranen en andere hulpconstructies
Heistellingen, hijskranen en andere hulpconstructies mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer:
de plaatsing van de heistelling en dergelijke plaatsvindt in overeenstemming met artikel 5 Wegenverkeerswet hetgeen inhoudt dat het verboden is om door plaatsing van de voorwerpen gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg en dat het niet is toegestaan om de voorwerpen op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.
Artikel 2.6 Hekwerken en vergelijkbaar afscheidingsmateriaal
Hekwerken en vergelijkbaar afscheidingsmateriaal mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer:
de plaatsing van het hekwerk plaatsvindt in overeenstemming met artikel 5 Wegenverkeerswet, hetgeen inhoudt dat het verboden is om door plaatsing van het hekwerk gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg en dat het niet is toegestaan om het hekwerk op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd, en
Artikel 2.7 Vlaggen, wimpels en vlaggenstokken
Vlaggen, wimpels en vlaggenstokken mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst zolang ze geen gevaar of hinder opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt.
Zonneschermen mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg zolang ze geen gevaar of hinder opleveren voor personen en voor de bereikbaarheid voor hulpdiensten. Dit houdt in ieder geval in dat een zonnescherm:
Artikel 2.9 Voorwerpen of stoffen op de rijweg
Voorwerpen of stoffen mogen omgevingsvergunningsvrij op de rijweg worden geplaatst in verband met laden of lossen:
Artikel 2.10 Zand, aarde en grint
Zand, aarde en grint mag omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer:
Artikel 2.11 Afval-, opslag- en vuilcontainers
Afval-, opslag- en vuilcontainers mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer:
de plaatsing van een container plaatsvindt in overeenstemming met artikel 5 Wegenverkeerswet, hetgeen inhoudt dat het verboden is om door plaatsing van een container gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg en dat het niet is toegestaan om een container op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd, en
Steigers mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer:
de plaatsing van een steiger plaatsvindt in overeenstemming met artikel 5 Wegenverkeerswet, hetgeen inhoudt dat het verboden is om door plaatsing van een steiger gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg en dat het niet is toegestaan om een steiger op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.
Uitstallingen die bij winkels worden geplaatst die in het kernwinkelgebied zijn gevestigd mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst wanneer zij voldoen aan de artikelen 3.2 en 3.3.
Artikel 3.5 Uitstallingen voor de verkoop van zelfgemaakte voorwerpen
Uitstallingen voor de verkoop van zelfgemaakte voorwerpen, zoals schilderstukjes, sieraden en kleding mogen omgevingsvergunningsvrij worden geplaatst op de Kleiweg, Kleiwegstraat, Hoogstraat, Korte en Lange Groenendaal, Korte Tiendeweg, Lange Tiendeweg tussen de Korte Tiendeweg en de Jeruzalemstraat/Zeugstraat, Nieuwstraat, St. Anthoniestraat en de Markt wanneer:
Hoofdstuk 4 Omgevingsvergunning standplaats
Artikel 4.9 Geldigheidsduur omgevingsvergunning en verlenging
Minimaal acht weken voor het verlopen van de omgevingsvergunning dient een aanvraag om een verlenging bij het college van burgemeester en wethouders te worden gedaan. Wanneer de vergunninghouder niet tijdig een verlenging aanvraagt, verloopt de vergunning en kan de standplaats aan een andere aanvrager worden toegewezen.
Hoofdstuk 5 Nadere regels ten aanzien van de markt
Paragraaf 5.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.2 Evenementen op het marktterrein op de Markt
De locatie voor evenementen die samen met de warenmarkt op de Markt plaatsvinden is de Markt tussen het Stadhuis en de Waag en het gebied ten westen daarvan zoals neergelegd in bijlage 6. Een evenement kan ook op een andere locatie op de Markt worden gehouden, mits er voldoende ruimte overblijft om alle (vaste) vergunninghouders een marktstandplaats te kunnen geven.
Artikel 5.3 Marktpromotiefonds
Ten aanzien van het marktpromotiefonds geldt dat het promotiefonds wordt gebruikt, in overleg met de Centrale vereniging voor ambulante handel, voor promotionele activiteiten ten behoeve van de warenmarkt op de Markt tijdens en rondom evenementen.
Artikel 5.5 Branche-overschrijdende waren of goederen
Indien het kernassortiment tot één bepaalde branche behoort, doch één van de waren of goederen van het kernassortiment, althans een klein aantal daarvan, daarnaast ook bij een andere branche kan worden ondergebracht, worden die waren of goederen geacht tot dezelfde branche te behoren als de waren of goederen in het kernassortiment.
Paragraaf 5.2 Bepalingen over vergunningen
Artikel 5.8 Inschrijving op anciënniteitslijst
Vergunninghouders van vaste marktstandplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste marktstandplaats is toegewezen, en in volgorde van die datum van eerste vergunningstoewijzing. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de hoofdbranche en sub-branche waartoe deze behoort, eventueel aangevuld met de soort artikelen die de aanvrager mag verhandelen
Artikel 5.9 Volgorde toewijzing omgevingsvergunning vaste marktstandplaats
Indien een vaste marktstandplaats vrijvalt wordt de omgevingsvergunning voor die vaste marktstandplaats toegewezen aan de vergunninghouder van een vaste marktstandplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van marktstandplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitlijst.
De toewijzing van de vrijgekomen vaste plaats bij het toepassen van één van de procedures, bedoeld in het derde lid, geschiedt in volgorde van een gegadigde die artikelen verkoopt uit een hoofdbranche die niet vertegenwoordigd is op de markt of een gegadigde die artikelen verkoopt uit de hoofdbranche waarin de vaste marktstandplaats is vrijgekomen, die wel vertegenwoordigd is op de markt, en waarvan ingevolge de door het college vastgestelde branchering meer dan één marktstandplaats is toegestaan.
Artikel 5.10 Overschrijving omgevingsvergunning vaste marktstandplaats
In geval van overlijden of blijvende of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid of bedrijfsbeëindiging van de vergunninghouder kan de omgevingsvergunning vaste marktstandplaats worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere achterblijvende persoon met wie de vergunninghouder duurzaam samenwoonde.
Als de vaste omgevingsvergunning niet wordt overgeschreven op grond van het eerste lid, dan kan, in geval van overlijden of blijvende of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid of bedrijfsbeëindiging van de vergunninghouder, een kind of medewerker van de vergunninghouder die omgevingsvergunning vaste marktstandplaats krijgen indien deze ten minste drie jaar aantoonbaar in het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd. Voorts dient wat betreft de werknemer bij notariële akte te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van deze medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is.
Artikel 5.11 Toewijzing dagplaats
Meelopers die in aanmerking willen komen voor een dagplaats moeten zich ½ uur voor de openingstijd van de markt aanmelden bij de controleur openbare ruimte. Indien het aantal meelopers het aantal beschikbare dagplaatsen overtreft, geschiedt toewijzing op basis van loting. Daarbij wordt rekening gehouden met de brancheverdeling.
Paragraaf 5.3 Bepalingen over het gebruik van de marktstandplaats
Artikel 5.14 Aantal keren innemen vaste marktstandplaats
De vergunninghouder van een vaste marktstandplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn marktstandplaats op de markt in, met inachtneming van de artikelen 4.16 en 4.17.
Artikel 5.16 Ontheffing en vervanging
In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste marktstandplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de standplaats op de markt in te nemen. In geval van ziekte wordt daarbij een doktersverklaring overlegd.
In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder hem tijdelijk vergunning verlenen zich op zijn marktstandplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon. In geval van ziekte wordt daarbij een doktersverklaring overgelegd. Bij het verzoek is een identificatiebewijs van de vervanger gevoegd..
Artikel 5.18 Tijdstip innemen marktstandplaats/aan- en afvoer goederen
Indien de vergunninghouder zijn vaste marktstandplaats niet uiterlijk om 8:00 uur heeft ingenomen, wordt de desbetreffende marktstandplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de controleur openbare ruimte de marktstandplaats op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.
Paragraaf 5.4 Gebruik marktstandplaats
Artikel 5.20 Gebruik verkoopwagen
Voor gebruik van een verkoopwagen op de weekmarkten kan slechts vergunning worden verleend met inachtneming van de volgende voorschriften:
De verkoopwagen steekt, inclusief dissels, schamels, zij- en achterkleppen, deuren en andere voorwerpen, in de verkoopopstelling niet uit buiten de toegewezen afmetingen van de marktstandplaats. Verticale hulpmiddelen, die voor en ten behoeve van de voorklep worden geplaatst, worden niet in het looppad geplaatst en zijn gelijk met de voorzijde van de staanders van een marktkraam, om zowel hinder als belemmering van uitzicht te voorkomen;
Artikel 5.21 Ander eigen materiaal
Bij gebruik van een huurkraam kan, rekening houdend met de aard van de marktstandplaats en het assortiment, voor het benutten van een parasol of ander materiaal door de controleur openbare ruimte toestemming worden verleend. Het materiaal mag uitsluitend dienen tot zonwering of wering van regen. Het gebruik mag geen hinder voor bezoekers van de markt opleveren.
Het college kan met inachtneming van de artikelen 5.1 en 5.4 ten aanzien van het bezetten van een dagplaats ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in artikel 5.7, lid 2.
Het is de standplaatshouder zonder ontheffing van het college verboden om op zijn marktstandplaats:
Het is verboden tijdens markttijden op het marktterrein gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen van godsdienstige, politieke of andere propaganda-aard te venten of deze te verspreiden.
Artikel 5.33 Loting standwerkersplaatsen
Samen loten door standwerkersplaatsen is mogelijk met een maximum van twee, indien dit voorafgaand aan de loting aan de controleur openbare ruimte is medegedeeld. Slechts de als eerste ingelote standwerker van het samenwerkende koppel kan een plaats verkrijgen. Beiden dienen ook de gehele dag daadwerkelijk als standwerker aanwezig te zijn.
Artikel 5.34 Overgangsbepalingen
Dit hoofdstuk heeft, voor zover van toepassing, geen gevolgen voor vergunninghouders van vaste marktstandplaatsen van wie de vergunning voor de inwerkingtreding van deze regeling, producten, waren, goederen of branches vermeldt die ingevolge deze regeling en het bijbehorende branchepatroon branchevermenging opleveren of overschrijving van het aantal meters verkoopruimte.
Hoofdstuk 6 Nadere regels naamgeving en nummering adressen
Paragraaf 6.1 Regeling commissie naamgeving openbare ruimte
Er is een commissie van advies, die adviseert aan het college inzake de naamgeving van de openbare ruimte, hierna te noemen: de commissie.
Artikel 6.3 Samenstelling en lidmaatschap
De commissie bestaat uit een oneven aantal leden met een maximum van negen, die woonachtig zijn in Gouda. Een brede belangstelling strekt de leden tot aanbeveling, alsmede affiniteit met de Goudse geschiedenis en cultuur in de ruimste zin van het woord. Bovendien dient de pluriformiteit van de Goudse samenleving zo veel mogelijk in de samenstelling van de commissie te worden weerspiegeld.
De leden worden door het college benoemd voor een periode van 4 jaar, met de mogelijkheid tot een éénmalige verlenging van 4 jaar. De commissie adviseert het college over de benoeming van nieuwe leden. Op 1 januari van elk jaar treden volgens een door de commissie op te stellen rooster één of meerdere leden af.
Het college benoemt een vertegenwoordiger van het Streekarchief Midden-Holland als adviseur en permanent stemgerechtigd lid van de commissie.
Paragraaf 6.2 Technische uitvoeringsvoorschriften naamgeving en nummering adressen Gouda
Artikel 6.10 Algemene bepalingen
De algemene bepalingen van afdeling 4.1 van de VFLO zijn van overeenkomstige toepassing, alsmede de Nederlandse Normen NEN 1772, NEN 1773 en NEN 1774.
Artikel 7.2 Kampeerplaatsen voor kampeerauto’s (campers)
Als plaatsen als bedoeld in artikel 3.42, vijfde lid, van de VFLO worden voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeerauto’s (campers) aangewezen de 29 plaatsen op het parkeerterrein Klein Amerika die zijn gemarkeerd door parkeerborden met een campersymbool en door belijning op het parkeerterrein.
Aldus besloten in de vergadering van [datum].
Burgemeester en wethouders van Gouda,
de secretaris,
dr. E.M. Branderhorst
de burgemeester,
mr. drs. P. Verhoeve
Tegen de aanwijzing als bedoeld in artikel 7.1, eerste lid, of artikel 7.2, eerste lid, van deze regeling kunnen belanghebbenden binnen zes weken na de dag van bekendmaking van de aanwijzing een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders, t.a.v. de Centraal Juridische Afdeling, Postbus 1086, 2800 BB te Gouda. Het bezwaarschrift moet zijn ondertekend en ten minste naam en adres van de indiener, en bij voorkeur ook telefoonnummer en e-mailadres, en de motivering van de bezwaren bevatten. Het indienen van een bezwaarschrift betekent niet dat het besluit niet geldt. Desgewenst kan een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank, Postbus 20302, 2500 EH Den Haag. Een dergelijk verzoek kan alleen worden ingediend als ook bezwaar is gemaakt en bovendien moet er sprake zijn van een spoedeisend belang.
De volgende warenmarkten zijn ingesteld:
De markt vindt plaats in de wijk Bloemendaal op het parkeerterrein grenzend aan de Ruigenburg en Lekkenburg.
De markttijden zijn van 8:30 uur tot 13:00 uur.
De markt vindt plaats in de wijk Goverwelle op het noordoostelijke gedeelte van het parkeerterrein bij de Winkelcentrum (Middenmolenplein).
De markttijden zijn van 8:30 uur tot 13:00 uur.
De markt vindt plaats op het westelijke deel van de Markt.
De markttijden zijn van 8:30 uur tot 13:00 uur
Tijdens het plaatsvinden van de jaarlijkse kermis op de Markt is er géén markt op donderdag.
De markt vindt plaats op de gehele Markt.
https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/externebijlagen/exb-2018-16098/1/bijlage/exb-2018-16098.pdf
Bijlage 8: Beleidslijn naamgeving openbare ruimte
Bij vernoeming naar overleden personen wordt het advies van de VNG gevolgd. In dit advies wordt aangegeven een periode van 10 jaar na overlijden te hanteren, dit in verband met een eventueel omstreden verleden. Tevens wordt geadviseerd om een zorgvuldig antecedentenonderzoek te verrichten en altijd de nabestaanden vooraf om toestemming te vragen bij een mogelijke vernoeming.
Namen langer dan 24 karaktertekens worden slechts bij uitzondering vastgesteld, zodat de namen geschikt zijn voor administratieve verwerking in interne- en externe databestanden, maar ook om verbastering en afkortingen tegen te gaan. Indien de benaming langer is dan 24 karaktertekens wordt ook een verkorte schijfwijze aangegeven.
Het wijzigen van benamingen van de openbare ruimte wordt vermeden, in verband met de schade voor de betrokken aanwonenden. Bij een voorgenomen wijziging kan de gemeente vooraf de bereidwilligheid tot medewerking van de aanwonenden inventariseren om daarmee het kostenaspect in kaart te brengen. Bij een noodzakelijke wijziging, neemt de gemeente een wachttijd in acht van negen maanden tot één jaar, zodat de gemeente niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de kosten van de aanwonenden. De aanwonenden dienen zelf aan te geven of zij onevenredig in hun belang zijn geschaad.
Bijlage XI Handboek Kabels en Leidingen
Bijlage 10 van de Regeling fysieke leefomgeving Gouda
In dit Handboek staan de nadere regels die het college heeft vastgesteld op basis van de Verordening fysieke leefomgeving Gouda artikel 5.1 lid 3. Dit Handboek bevat ook de standaard voorwaarden inzake graafwerkzaamheden in openbare gronden zoals genoemd in Telecommunicatieverordening Gouda 2008.
Het Handboek is van toepassing op alle kabels en leidingen in openbare grond en geldt in alle gevallen waarin een melding (werkzaamheden van niet-ingrijpende aard of calamiteit), instemmingbesluit of vergunning nodig is voor werkzaamheden aan of ten behoeve van kabels en leidingen.
De mandatering van het hoofd van de afdeling Beheer openbare ruimte voor de afhandeling van de instemmings- en vergunningaanvragen en de handhaving van het beleid is vastgelegd in het Gouds mandaatbesluit.
Het Handboek is als volgt opgebouwd:
In hoofdstuk 2 worden de rollen, partijen en gebruikte begrippen nader omschreven.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene voorschriften, beperkingen en weigeringsgronden voor graafwerkzaamheden en een beschrijving van de verschillende procedures.
De hoofdstukken 4, 5 en 6 bevatten respectievelijk voorschriften voor het tracé, operationele voorschriften en voorschriften voor het werken in de openbare ruimte.
Hoofdstuk 7 bevat bepalingen over aansprakelijkheid en schade.
Hoofdstuk 2. Begripsbepalingen
In de praktijk zijn er verschillende partijen in verschillende rollen betrokken bij werkzaamheden aan kabels en leidingen: aanbieder, beheerder, opdrachtgever, aannemer, onderaannemer en uitvoerder. Ook kunnen deze rollen door één en dezelfde partij worden vervuld. Voor de gemeente Gouda is echter alleen de netbeheerder of aanbieder zowel financieel, operationeel als juridisch aansprakelijk en verantwoordelijk voor het (doen) naleven van de bepalingen in het Handboek. Ongeacht de relatie tussen aanvrager of beheerder enerzijds en een eventuele (onder)aannemer en uitvoerder anderzijds. De gemeente Gouda behoudt zich echter het recht voor om in dringende gevallen handhavingsmaatregelen rechtstreeks met de uitvoerder af te handelen en de beheerder of aanbieder pas later daarvan in kennis te stellen.
Artikel 2.3 Begripsbeschrijvingen
buisleiding: buis voor het doorstromen van gassen of vloeistoffen, bestemd om hetzij een gas of een vloeistof te transporteren, hetzij een vloeistof als intermediair te gebruiken voor het transport van warmte of een opgelost of verpulverd product. Een voorziening ten behoeve van het inblazen en omvatten van (glasvezel)kabel is geen buisleiding maar wordt gelijkgesteld aan een kabel;
calamiteit of spoedeisende werkzaamheden: onverwachte verstoring aan ondergrondse infrastructuur, zoals bijv. gaslek, grote wateroverlast door lekkage waterleiding, waarbij openbare orde, veiligheid en/of gezondheid voor (directe) omgeving gevaar oplevert. Of grote telecom storingen waarbij netwerken zijn onderbroken waarbij direct tot herstel of reparatie moet worden overgegaan;
huisaansluiting: niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onder a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;
kabels en leidingen: één of meer kabels of leidingen, daaronder in ieder geval begrepen dat wat onder kabels wordt verstaan in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet en daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse en bovengrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;
WIBON: de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten (WIBON), die tot doel heeft gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen te voorkomen. Hiertoe zijn aanbieders en beheerders verplicht om de geografische gegevens van hun belangen te registreren en te delen met uitvoerders die hierom vragen.
Hoofdstuk 3. Algemene voorschriften, beperkingen en weigeringsgronden
Artikel 3.1 Voorschriften vergunning of instemmingsbesluit
De aanvrager van een vergunning of instemmingsbesluit dient de aanvraag minimaal acht weken voor uitvoering van de werkzaamheden in, door een digitale vergunnings- of instemmingsaanvraag via de AVOI-manager. Voor informatie over de aanvraag van een instemmingbesluit dan wel het verkrijgen van een vergunning voor het aanleggen, hebben en onderhouden van kabels en leidingen, wordt verwezen naar de website van de gemeente.
Artikel 3.2 Voorschriften voor het melden van werkzaamheden van niet-ingrijpende aard
Artikel 3.3 Voorschriften meldingen calamiteiten en kostenverhaal
In afwijking van de artikelen 3.1 en 3.2 geldt dat in geval van een calamiteit of spoedeisende werkzaamheden in openbare gronden een digitale melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden in AVOI-manager volstaat. De melding dient uiterlijk binnen 24 uur na de start van de werkzaamheden verder gemotiveerd te worden met inbegrip van een exacte locatietekening van het tracé of opbreking.
Werkelijke kosten van hulpdiensten en/of de gemeente die voorvloeien uit een calamiteit worden rechtstreeks bij betreffende netbeheerder of aanbieder in rekening gebracht. Indien van toepassing moet betreffende beheerder of aanbieder deze kosten vervolgens zelf verhalen bij de veroorzaker van de calamiteit /storing.
Artikel 3.4 Beëindiging vergunning of instemmingsbesluit
Artikel 3.5 Tijdelijk opschorten van de werkzaamheden
Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv. wateroverlast, zware sneeuwval of vorst, waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast voor de bewoners en/of schade voor de gemeente leidt, gaat het college over tot het tijdelijk opschorten van een goedgekeurde melding, verleende vergunning of gegeven instemmingsbesluit. Het “breekverbod”.
Indien de netbeheerder of aanbieder en de gemeente vooraf overeenkomen dat, tijdens een opschortingsperiode als bedoeld in paragraaf 3.5 lid 1, reguliere werkzaamheden aan netwerken voor levering van dataverkeer, gas, water en/of elektriciteit niet langer kunnen worden uitgesteld, kan het college onder voorwaarden een ontheffing voor het betreffende werk verlenen. Aanvullend dienen tussen de gemeente en de beheerder of aanbieder afspraken te worden gemaakt over tijdelijk - en/of definitief herstel van de openbare gronden.
Artikel 3.6 Overschrijding van de datum van beëindiging werk
Artikel 3.7 Procedure tracé wijzigingen en intrekkingen
Wanneer een wijziging in de openbare ruimte noodzakelijk is en het daardoor niet mogelijk is het telecommunicatietracé daar te handhaven, dient het college conform artikel 5.8 lid 1 van de telecommunicatiewet een verzoek tot het nemen van maatregelen (VTM) in bij de van toepassing zijnde aanbieder(s).
Wanneer een wijziging in de openbare ruimte noodzakelijk is en het daardoor niet mogelijk is het kabels en leiding tracé van niet-telecommunicatieaanbieders (niet vallend onder artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet) daar te handhaven, dient het college een voornemen tot intrekking vergunning (VTI) in bij de van toepassing zijnde netbeheerder(s). Hierbij is de Verlegverordening kabels en leidingen Gouda 2008 van toepassing.
Hoofdstuk 4. Richtlijnen ten behoeve van de tracé engineering
Artikel 4.1 Eisen ten aanzien van de tracébepaling
Bij de tracébepaling van kabels en leidingen zijn drie aspecten van belang:
Het doel van deze liggingen is:
Artikel 4.1.1 Horizontale ligging
De kabels en leidingen dienen zo veel mogelijk te worden aangelegd volgens NEN7171. Indien de kabels en leidingen niet volgens NEN7171 (kunnen) worden gelegd, dient de netbeheerder of aanbieder terstond contact op te nemen met de gemeente voor de keuze van het te volgen tracé.
Artikel 4.1.2 Aanvullende eisen voor horizontale ligging
Indien voor nieuwe kabels een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is, kan de gemeente bepalen dat de wortelzone gepasseerd moet worden door boomboringen onder de wortelzone dan wel door andere maatregelen te treffen. CROW-publicatie 280 ‘combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen’ wordt hierbij als uitgangspunt genomen.
Artikel 4.1.3 Verticale ligging
Richtlijn is dat kabels en leidingen volgens een standaard vaste diepte worden aangelegd volgens NEN7171. Indien de kabels en leidingen niet volgens deze aangegeven diepte volgens NEN7171 (kunnen) worden gelegd, dient de netbeheerder of aanbieder terstond contact op te nemen met de gemeente voor de keuze van de te volgen diepte en/of tracé.
Artikel 4.1.4 Aanvullende eisen voor verticale ligging
Indien de aanwezige bodem van de watergang lager ligt dan de ontwerpdiepte moet een gronddekking van 2,00 m ten opzichte van de aanwezige bodem worden aangehouden. Een en ander conform de eisen van het bevoegde hoogheemraadschap (het Hoogheemraadschap van Rijnland of het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard).
In een tracé kunnen secties voorkomen waarvoor door derden toestemming en/of vergunning moet worden verleend. Deze secties kunnen onder meer zijn: kruisingen van spoor-, rijks-, provinciale- en waterschaps- wegen, kruisingen van waterwegen, kruisingen van primaire- en secundaire waterkeringen of kruisingen van particuliere eigendommen. De gemeente gaat pas over tot het in behandeling nemen van de vergunningaanvraag als deze compleet is, wat in ieder geval inhoudt dat door alle betreffende derde belanghebbenden schriftelijk toestemming en/of vergunning is verleend. Indien moet worden afgeweken van het aangevraagde tracé (zowel in horizontale als in verticale richting) moet vooraf goedkeuring worden verkregen van de gemeente en bovengenoemde derde belanghebbenden.
Artikel 4.2 Bepalingen ten aanzien van de werkvoorbereiding en uitvoering
De netbeheerder of aanbieder maakt voorafgaand aan de vaststelling van het definitieve tracé dwars- en diepteproefsleuven voor het vaststellen en in kaart brengen van eventuele belemmerde liggingen . De netbeheerder of aanbieder levert deze belemmerde liggingen bij de gemeente aan door middel van foto’s en dwars- en diepteprofieltekeningen.
De aanbieder, netbeheerder of uitvoerder dient vóór de indiening van de aanvraag/melding een of meer proefsleuven in het voorgenomen tracé te graven. Indien blijkt dat het bestaande kabel- en leidingenbed te weinig ruimte biedt, wordt in overleg met en na goedkeuring door de gemeente een ander tracé worden gekozen.
Indien een instemmingbesluit wordt gevraagd of een tracévergunning wordt aangevraagd voor een tracé door een weg waarvan de verharding niet langer dan vijf jaar geleden is vernieuwd of aangelegd, wordt in vooroverleg tussen de beheerder of aanbieder en de gemeente onderzocht of een alternatief tracé mogelijk is, waarover partijen het eens kunnen worden. Indien geen alternatief tracé kan worden gevonden of indien de netbeheerder of aanbieder het alternatieve tracé afwijst, wordt voor wat betreft het herstel van de bestrating verwezen naar de bepalingen inzake schadevergoeding zoals vermeld in artikel 7.1 zevende lid.
Koppelbalken t.b.v. funderingen mogen alleen worden gekruist als de afstand tussen de bovenkant van de koppelbalken en het maaiveld ten minste 2.00 m bedraagt en de te overbruggen ruimte tussen de koppelbalken is voorzien van een gewapende betonplaat waarboven de kabels en leidingen een veilige ligging verkrijgen.
Tijdelijk aan te brengen voorzieningen in de openbare ruimte zoals damwanden, heipalen, etc. dienen na voltooiing van de werkzaamheden te worden verwijderd. De gemeente dient zowel bij plaatsing als verwijdering in kennis te worden gesteld door de uitvoerder. Mocht dit om welke reden dan ook niet mogelijk zijn, dan kan het college besluiten deze voorzieningen tot een nader te bepalen maat onder het maaiveld te verwijderen. In de regel is deze maat minimaal 2,50 m.
De uitkomsten van de tijdens de naschouw verrichte controle van het straatwerk bij grotere werkzaamheden worden vastgelegd in een Proces-Verbaal van oplevering (PVO). Tevens dient tijdens de naschouw de netbeheerder of aanbieder of, indien deze de uitvoerder daartoe heeft gemachtigd, deze uitvoerder de relevante gegevens voor de berekening van de in de VNG-Richtlijn bedoelde uitvoeringskosten voor akkoord te tekenen, aangezien deze uitvoeringskosten op hun beurt de basis vormen voor de berekening van de door de gemeente aan de aanbieder en netbeheerder in rekening te brengen beheer- en, indien van toepassing, degeneratiekosten.
Indien is vastgesteld dat het straatwerk en verdichting van de ondergrond voldoet aan de gestelde eisen begint de hierna genoemde garantieperiode. Voor de netbeheerder geldt dat aangezien de relevante gegevens voor de berekening van de in de VNG-richtlijn marktconform zijn, de gemeente in de geest van deze VNG-Richtlijnen, dezelfde berekening, tarieven en garantie aanhoudt.
Na het herstraten kan de gemeente gedurende een onderhoudstermijn van 12 maanden een beroep doen op de garantie conform de RAW-garantiebepalingen overeenkomstige het gestelde in VNG-Richtlijn. Voor de netbeheerder houdt de gemeente in de geest van deze richtlijn, dezelfde richtlijnen en een garantietermijn van 12 maanden aan.
Artikel 4.3 Situering handholes of ondergrondse lasmoffen
Voor aanleg van handhole(s) en ondergrondse lasmoffen gelijktijdig met aanleg van de bijbehorende kabel- en leidingtracés, dient in de aanvraag voor een vergunning of instemmingsbesluit het aantal en de afmetingen aangegeven te worden. De locatie van de lasmof(fen) en handhole(s) dient op de instemmings- vergunningstekening aangegeven te zijn.
Tijdens de uitvoering kan de vergunning of instemmingsbesluit voor de aangevraagde locatie alsnog worden ingetrokken als blijkt dat plaatsing tot onoverkomelijke problemen voor de gemeente of derden leidt. De aanbieder, netbeheerder en/of uitvoerder zoekt in die gevallen samen met de gemeente een alternatief.
De exacte locatie van de handhole(s) c.q. ondergrondse lasmof(fen) wordt in overleg met de gemeente vastgesteld. In geen geval mag een handhole geplaatst worden in/op kabel- en leidingtracés, parkeerplaatsen, uitwegen, kruisingen, ter plaatse van de aansluitlocatie van woningen en binnen de beschermingszones rond boomwortels zoals aangegeven in hoofdstuk 6. Mits anders is overeengekomen met de gemeente.
Afgaande en inkomende buizen en kabels moeten onder de eventueel aanwezige kabels en/of leidingen van derden worden gelegd. De in- en uitgaande buizen van de handhole moeten onderlangs het tracé uitgebogen worden naar de handhole toe. Verweving van het kabel- of buizenstelsel moet zoveel mogelijk worden voorkomen.
Bij plaatsing in de rijweg of een onderdeel daarvan moet de handhole en het deksel van een dermate solide constructie (minimaal verkeersklasse D400 NEN-EN 124) zijn dat alle soorten wegverkeer over de plaats van de handhole kunnen rijden of erop staan zonder dat daardoor verzakkingen ontstaan in de rijweg als gevolg van bezwijken of verzakken van de handhole.
Hoofdstuk 5. Algemene voorschriften en eisen ten aanzien van de uitvoering
Artikel 5.1 Operationele voorschriften
Wijzingen in de uitvoering van het werk ten opzichte van de verstrekte gegevens waarop de vergunning of het instemmingsbesluit is gebaseerd, meldt de uitvoerder aan het college. De wijzigingen worden niet eerder gerealiseerd dan nadat het college hiervoor toestemming heeft verleend. Bij grote wijzigingen kan van de netbeheerder of aanbieder worden verlangd opnieuw een vergunning of instemmingsbesluit aan te vragen.
Vóór het aanvullen van de sleuf of een pers- of lasput worden de telecomaanbieders en netbeheerders van de vrij gegraven naastliggende en/of kruisende kabels en leidingen altijd in de gelegenheid gesteld om hun kabels en leiding(en) te inspecteren. Netbeheerder of aanbieder is verplicht om de informatie en coördinatie ter zake uit te voeren.
De aanbieder, netbeheerder of uitvoerder is verantwoordelijk voor het houden van toezicht op de uitvoering van de werkzaamheden. Het toezicht van de gemeente beperkt zich tot het controleren van het naleven van de bepalingen uit het instemmingsbesluit, vergunning, de Verordening fysieke leefomgeving, andere gemeentelijke verordeningen en het Handboek.
De uitvoerder dient alles te doen wat op grond van de meest actuele inzichten redelijkerwijs mogelijk is en verwacht mag worden om hinder als gevolg van bijv. lawaai, stank, modder e.d. veroorzaakt door voertuigen, machines, apparaten etc. tot een aanvaardbaar niveau beperken. Indien beheerder of aanbieder bij hoge uitzondering door de gemeente wordt toegestaan ’s avonds c.q. ’s nachts te werken is de beheerder of aanbieder verplicht in verband hiermee aanwijzingen van de gemeente op te volgen en zelf zorg te dragen voor de benodigde aanvullende instemmingen/ontheffingen.
Alle materialen, zoals haspels, kabelresten, afzettingen en tijdelijke verkeersmaatregelen dienen direct na gereedkomen van de werkzaamheden opgeruimd te zijn. Opbrekingen dienen aan het eind van iedere werkdag vrij van losliggende materialen te worden achtergelaten. Indien dit niet is gebeurd, laat de gemeente deze materialen opruimen op kosten van de netbeheerder of aanbieder. De toezichthouder is bevoegd om tussentijds te sommeren om bovengenoemde materialen te laten opruimen.
Artikel 5.2 Verkeersmaatregelen en bereikbaarheid
De werkzaamheden moeten naar genoegen van het college in tijd en uitvoeringswijze zodanig worden gepland dat het verkeer en met name het langzame verkeer (voetgangers en fietsers) over de weg niet wordt gestremd en zo min mogelijk wordt belemmerd en dat de belemmering van de bereikbaarheid van woningen, bedrijven en openbare voorzieningen tot het minimum wordt beperkt.
Indien een tijdelijke verkeersomleiding noodzakelijk is, wordt deze gerealiseerd door de aanbieder, netbeheerder en/of uitvoerder in overleg met het college. De verkeersomleiding wordt aangegeven door borden, maar kan ook tijdelijke wegverhardingen, verkeerslichten, geleideblokken, belijningen, afzetmaterialen en dergelijke omvatten.
De netbeheerder of aanbieder en/of uitvoerder dient er zorg voor te dragen, middels tijdelijke verkeersmaatregelen en/of aan te brengen tijdelijke voorzieningen (bijvoorbeeld rijplaatbanen, tijdelijke waterkruisingen of doorsteken door groenstroken etc.), dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden de bereikbaarheid van aanliggende woningen en bedrijven per auto door hulpdiensten, bewoners en ondernemers te allen tijde is gegarandeerd.
Indien het college dat noodzakelijk acht, vooral bij het afsluiten van belangrijke verkeerswegen, kan de netbeheerder of aanbieder worden verplicht zoveel mogelijk ´s nachts of in de avonduren de werkzaamheden uit te voeren. Dit zal, indien vooraf bekend, bij het instemmingbesluit of vergunning schriftelijk worden medegedeeld.
Verkeersvoorzieningen, die tijdelijk geen dienst doen, dienen door netbeheerder of aanbieder terstond verwijderd c.q. afgedekt te worden tot het tijdstip dat deze weer nodig zijn. Het afvoeren van deze voorzieningen dient op een zodanige wijze te geschieden dat er geen beschadigingen optreden. Bouwmaterialen dienen goed beveiligd te worden zodat derden daartoe geen toegang hebben.
Indien de hulp- en afvalophaaldiensten objecten niet voldoende kunnen benaderen of de bereikbaarheid van winkels, bedrijven of percelen van andere belanghebbenden niet gegarandeerd kan worden, moet de uitvoerder minimaal twee weken vooraf overleggen met de toezichthouder, zodat tijdig afspraken gemaakt kunnen worden om afdoende maatregelen te kunnen nemen.
Voor het tijdelijk afsluiten van de openbare weg is een tijdelijk verkeersmaatregel nodig. Aanvraagprocedure zie www.gouda.nl.
Artikel 5.3 Werktijden en ontruimen werkterrein
De aanbieder, beheerder of uitvoerder dient het werkterrein en het opslagterrein tijdens werkonderbrekingen van meer dan 1 dag zoveel mogelijk te ontruimen, waarbij in ieder geval losse (bouw)materialen en vuilcontainers moeten worden verwijderd. Indien dit absoluut onmogelijk is, dient de aanbieder, beheerder of uitvoerder contact op te nemen met de gemeente. Materialen en containers die tijdens werkonderbrekingen toch op het werkterrein of het opslagterrein aanwezig zijn kunnen door het college op kosten van de aanbieder, beheerder, of uitvoerder worden verwijderd.
Artikel 5.4 Communicatie en informatie
De aanbieder, beheerder en/of uitvoerder stelt betrokken bewoners, bedrijven, hulpdiensten en andere belanghebbenden twee weken voor aanvang, schriftelijk in kennis van voorgenomen werkzaamheden. In deze kennisgeving worden in elk geval vermeld aard, startdatum, bereikbaarheid eventuele verkeersomleidingen of wegafzettingen en duur van het werk alsmede naam en telefoonnummer van de uitvoerder. Ook van een verlenging van de werkzaamheden stelt de aanbieder beheerder en/of uitvoerder genoemde personen schriftelijk in kennis, tenzij de verlenging korter is dan twee dagen. Ingeval van storingen en calamiteiten kan worden volstaan met een melding direct voorafgaande aan de werkzaamheden.
In het geval de toezichthouder constateert dat voorschriften niet of onvoldoende worden nageleefd, hanteert het college, afhankelijk van de aard en gevaarzetting van de geconstateerde omissie, de volgende drie procedures:
het vorderen van staken van het werk aan uitvoerder, waarbij de uitvoerder direct het opbreek-, graaf- en legwerk moet stilleggen, en moet overgaan tot het aanvullen van de gegraven sleuf alsmede het herstellen van de verharding, waarbij eerst tussen de gemeente en de betreffende beheerder of aanbieder overlegd wordt over het tijdstip en de condities waaronder het graafwerk mag worden hervat;
Indien de uitvoerder die het betreffende werk uitvoert na eerste sommatie in gebreke blijft bij het opvolgen van de door de gemeente uitgebrachte aanwijzingen of verplichtingen, zal de gemeente de openbare ruimte in oorspronkelijke staat terug (laten) brengen. De kosten hiervan worden verhaald op de beheerder of aanbieder.
Artikel 5.6 Voorschriften brandweer en overige hulpdiensten
Hoofdstuk 6. Voorschriften werken in de openbare ruimte
Artikel 6.1 Algemene voorwaarden
Ter plaatse van nieuwbouw-, reconstructie- en herbestratingsprojecten kunnen er tussen de gemeente en civiele aannemers garantieafspraken bestaan inzake de aanwezige verharding. In die gevallen kan gemeente van de netbeheerder of aanbieder verlangen dat het herstel van de verharding op kosten van de netbeheerder of aanbieder door de betreffende contractpartij wordt uitgevoerd tegen marktconforme tarieven.
Artikel 6.2 Ontgraven en verdichten van sleuf
Ontgraven funderingsmateriaal kan worden hergebruikt, mits dit geen gebonden fundering zoals hoogovenslakken, betongranulaat of zandcement is, en mits gescheiden van zand is ontgraven en weer gescheiden wordt aangebracht. Indien het vrijgekomen funderingsmateriaal bestaat uit gebonden fundering dient als nieuw funderingsmateriaal menggranulaat te worden gebruikt.
De bij de ontgraving vrijgekomen gescheiden grondsoorten of verhardingen dienen bij het herstel in de juiste volgorde te worden teruggebracht zodat de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zoveel mogelijk wordt herkregen. Een bovenlaag van minimaal tien centimeter schoon zand in het cunet dient vrij van puin te zijn. In geval van een gefundeerde weg dient een straat laag van gemiddeld tien centimeter schoon zand te worden aangebracht.
Om verzakkingen in de weg te voorkomen dient de verdichting in lagen te geschieden van maximaal 30 centimeter, waarbij iedere laag afzonderlijk moet worden afgetrild. Indien bij het uitvoeren van de verdichtingswerkzaamheden, afhankelijk van de uitvoeringswijze en omstandigheden, meer zand nodig is, dient de aanbieder, netbeheerder en/of de uitvoerder hier zelf zorg voor te dragen.
Indien ten gevolge van het werk te kort komende grond zal worden aangevuld, dient deze aanvulgrond te voldoen aan de bepalingen van het Besluit bodemkwaliteit. Ook is het mogelijk grond toe te passen op basis van de bodemkwaliteitskaart. Informatie over de te volgen procedures en vereisten zijn te verkrijgen bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.
Indien een sleuf door een Wadi of daarmee gelijkgestelde constructie wordt gegraven, dient na afloop van de werkzaamheden de gehele Wadi constructie weer in de oorspronkelijke vorm, hoedanigheid en functionaliteit te worden hersteld. Indien noodzakelijk dient beheerder of aanbieder op zijn kosten de gehele Wadi opnieuw te construeren.
Het herstel van de weg wordt of in opdracht van de beheerder of aanbieder gedaan, tenzij het college beslist dat zij het herstel van de weg in eigen beheer zal laten uitvoeren voor rekening van de beheerder of aanbieder. Voor de algemene bepalingen inzake schadevergoeding voor het herstel van de weg wordt verwezen naar artikel 7.1.
Het herstel van de weg dient direct na voltooiing van het werk te worden uitgevoerd. In overleg met de gemeente kan hier zo nodig van worden afgeweken. Voor meer informatie over gesloten verharding zie artikel 6.4. Totdat de weg geheel is hersteld dient de beheerder of aanbieder en/ of uitvoerder de in artikel 5.2 genoemde afzettingen en verkeersvoorzieningen in stand te houden.
Alle bestrating materialen, trottoirbanden en opsluitbanden dienen in de oorspronkelijke staat en onbeschadigd te worden aangebracht. De aanbieder, beheerder en/ of uitvoerder zorgt bij beschadiging voor vervangend materiaal dat van dezelfde soort, kleur en kwaliteit is als het oorspronkelijk aanwezige materiaal.
Artikel 6.4 Gesloten verharding
In het geval van opbrekingen in gesloten verhardingen moet voorafgaand aan de instemmings- of vergunningsaanvraag of melding met de gemeente overlegd worden over de wijze waarop de netbeheerder of aanbieder de vereiste kwaliteit wil bereiken en een en ander duurzaam kan garanderen. In het geval dat de door de gemeente gewenste eisen van duurzame kwaliteit niet kunnen worden bereikt kan de gemeente verzoeken om de kabels en leidingen via een ander tracé te leggen dan wel in overeenstemming met de gemeente de gesloten verharding over de volle breedte opnieuw te leggen. Bij een wijziging van het tracé kunnen de eventuele veranderende of toevoegde tekeningen en informatiestukken onder dezelfde instemmingbesluit of vergunning opnieuw aangeleverd worden. De kosten van het herstel van asfaltverhardingen komen voor rekening van de beheerder of aanbieder
Na een opbreking in een gesloten verharding, zoals asfalt en cementbeton, dient de aanbieder, netbeheerder en/of uitvoerder de sleuf tijdelijk dicht te blokken. Het definitief herstel van al deze tijdelijk dicht geblokte gesloten verhardingen, inclusief eventuele vervolgschade laat de gemeente vervolgens periodiek in één opdracht uitvoeren op werkelijke kosten voor rekening van de betreffende aanbieder(s) of beheerder(s). In afwijking van het voorgaande kan, in geval van een zeer grote opbreking, een andersluidende afspraak worden gemaakt met de gemeente.
De funderingslaag dient de zelfde dikte te hebben de dikte van de opgebroken funderingslaag. Bovenop de fundering moet 50 mm schoon straatzand aangebracht worden en met betonklinkers of een ander overeengekomen bestratingsmateriaal dichtgeblokt te worden. De bovenzijde van deze verharding moet gelijk liggen met de bovenzijde van de aansluitende asfaltverharding.
Artikel 6.5 Werken in verontreinigde grond
Voorafgaand aan het graafwerk wordt op basis van het protocol voor uitvoering van vooronderzoek NEN 5725 door de initiatiefnemer bepaald wat de bodemkwaliteit is ter plaatse van de voorgenomen graafwerkzaamheden. Indien nodig wordt voorafgaand aan de graafwerkzaamheden bodemonderzoek verricht. Zie hiervoor ook de module voorafgaand bodemonderzoek, uit het Besluit activiteiten leefomgeving.
Het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bodemkwaliteit en de lokale Nota bodembeheer Midden-Holland 2023 zijn van toepassing op het toepassen van grond, bagger en steenachtige bouwstoffen. Het is echter niet van toepassing indien grond binnen een werk tijdelijk wordt uitgenomen (ontgraven) om later weer teruggeplaatst te worden waarbij de grond het werk niet verlaat en de samenstelling ervan niet veranderd wordt.
Voor het afvoeren en verwerken van grond, vrijkomend uit de sleuven, wordt onderscheid gemaakt tussen niet-chemisch - en chemisch verontreinigde grond. Niet-chemisch verontreinigde grond wordt zo veel mogelijk teruggeplaatst, tenzij deze verontreinigd is met mechanische verontreinigingen (puin, hout etc.). Dan kan deze grond in overleg met de gemeente, onder voorwaarden en op kosten van de netbeheerder of aanbieder worden afgevoerd. Bij overschot dient de grond op kosten van de netbeheerder of aanbieder te worden afgevoerd naar een erkend verwerker. Daarbij dient gewerkt te worden conform CROW-publicatie 400.
Het werken in de grond valt onder de Wet bodembescherming, art. 27 en 28, 28 en/of het Besluit activiteiten leefomgeving. De ODMH heeft een online kaart (Atlas Omgevingsdienst Midden-Holland) waarop in het thema Omgevingswet kaartlagen staan met locaties waarvoor het overgangsrecht geldt, hiervoor geldt de Wet bodembescherming. Let op, hierbij maakt ook diepte uit. In andere gevallen geldt het Besluit activiteiten leefomgeving. In sommige gevallen gelden beide kaders. waarbij de beheerder of aanbieder dient aan te tonen dat de vereiste procedures zijn doorlopen, alvorens tot afvoer wordt overgegaan. Correspondentie met de betrokken instanties of bedrijven dient te worden overhandigd aan de gemeente.
Als tijdens het uitvoeren van werkzaamheden grond vrijkomt, moet de betreffende netbeheerder of aanbieder ervoor zorg dragen dat grond op milieuhygiënisch (technisch) verantwoorde wijze op zijn kosten tijdelijk wordt opgeslagen. De tijdelijk opgeslagen grond moet daarna, indien deze vervuild blijkt, op een milieuhygiënisch verantwoorde wijze worden afgevoerd naar een erkende, gecertificeerde verwerkingsinrichting.
De door netbeheerder of aanbieder af te voeren grond moet vergezeld gaan van een transportgeleidebiljet. Een kopie daarvan moet direct na het afleveren van de grond, getekend door de beheerder van het depot van de verwerkingsinrichting, aan de gemeente worden overlegd of gemaild. Een transportgeleidebiljet dient 5 jaar na dato bewaard te blijven.
Artikel 6.6 Eisen en uitvoering groenvoorzieningen
Indien gedurende het werk schade ontstaat aan groenvoorzieningen dient dit direct door de aanbieder, netbeheerder of uitvoerder te worden gemeld per e-mail of telefoon aan de gemeente, onder vermelding van de locatie, werkzaamheden, naam en telefoonnummer van de netbeheerder en/of aanbieder en naam en telefoonnummer van de uitvoerder.
Na aanvullen van de sleuf op de vereiste kwaliteit en hoogte zal, voor rekening van de netbeheerder of aanbieder, door de gemeente in een hiertoe gunstig jaargetijde nieuw gazon, berm, vlinderstrook e.d. van de ter plaatse vereiste samenstelling worden ingezaaid. Hierin is tevens begrepen 1 jaar onderhoud door de gemeente.
Artikel 6.8 Herstel groenvoorzieningen
Hoofdstuk 7. Schadeberekening, schadevergoeding en veiligheid
Artikel 7.1 Schadeberekening en schadevergoedingen
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en een representatieve vertegenwoordiging van de telecomaanbieders hebben overeenstemming bereikt over de rekenmethodiek en de tarieven van de Richtlijn Tarieven (graaf)werkzaamheden telecom voor de berekening van de schadevergoeding in verband met de opgebroken bestrating. De schadefactuur zal betrekking hebben op de onderhouds- en beheerkosten en, indien van toepassing, de degeneratiekosten, uitgedrukt in een percentage van de uitvoeringskosten. De aldus afgesproken forfaitaire bedragen zullen bij de betrokken aanbieders en netbeheerders, die zelf zorg dragen voor herstel en onderhoud (12 maanden garantie) in rekening worden gebracht. De tarieven zullen jaarlijks worden geïndexeerd.
Indien de gemeente heeft aangegeven dat zij het herstel in eigen beheer laat uitvoeren, brengt de gemeente bij de aanbieder het A-tarief van de genoemde VNG-Richtlijn in rekening. In de hierboven genoemde schadevergoeding zoals aangegeven in het tweede tot en met zevende lid in verband met de opengebroken bestrating geldt voor de beheerder dat in de geest van genoemde rekenmethodiek van de Richtlijn Tarieven (graaf)werkzaamheden dezelfde voorwaarden (12 maanden garantie) en tarieven gelden voor het tot stand komen van een factuur.
Wanneer de herbestrating een tracé betreft door jonge bestrating als bedoeld in de artikel 4.2 vijfde lid, eist de gemeente herstel door de netbeheerder of aanbieder over de gehele straat- of trottoirbreedte dan wel laat de gemeente het herstel over de gehele straat- of trottoirbreedte in eigen beheer uitvoeren en brengt de kosten daarvan bij de netbeheerder of aanbieder in rekening. Deze kosten worden berekend over de gehele straat- of trottoirbreedte conform de VNG Richtlijn.
Indien de gemeente ten gevolge van het werk en de inbeslagname van de weg, hetzij direct hetzij in een later stadium, tijdelijke maatregelen of voorzieningen moet treffen, zoals verkeersmaatregelen, de verplaatsing of verwijdering van gemeentelijke eigendommen en het uitbreiden van de openbare verlichting, brengt de gemeente de werkelijke, marktconforme kosten hiervan bij de aanbieder en/of netbeheerder in rekening.
Indien de aanbieder, netbeheerder en/of uitvoerder toestemming heeft verkregen om bij schade aan huisrioolaansluitingen en kolkaansluitingen zelf het herstel uit te voeren, geschiedt dit onder de volgende voorwaarden:. de aansluiting waaraan de schade is toegebracht wordt vervangen door een PVC-buis met noodzakelijke hulpstukken, klasse SN8, met gelijke diameter en de eventueel noodzakelijke hoekverdraaiingen bij huisrioolaansluitingen zijn niet groter dan 30 graden en bij kolkaansluitingen niet groter dan 45 graden.
Indien tijdens werkzaamheden beschadigingen optreden dan dient de netbeheerder of aanbieder deze direct te melden aan de gemeente en aan de beheerder van het beschadigde eigendom. Hierna geeft de netbeheerder of aanbieder zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen 24 uur nadat de beschadiging is geconstateerd, schriftelijk kennis aan de gemeente t.a.v. de toezichthouder. Denk bij schade aan ondergrondse voorzieningen onder andere aan schade aan de hoofdriolering, huisaansluitingen, kolken, kolkaansluitingen op het riool, peilbuizen, kabels van de openbare verlichting en verkeersregelinstallaties, drainageleidingen en ondergrondse containers.
Het herstel of vergoeding van opgetreden schade vindt plaats in overleg is voor rekening van de veroorzaker. Uitgangspunt bij het herstel van de schade als gevolg van de werkzaamheden is dat de aanbieder, netbeheerder of uitvoerder de situatie in de oorspronkelijke staat herstelt of de schade vergoedt binnen de door het college te stellen termijn.
Bij schade buiten de sleuf of het werkgebied ten gevolge van werkzaamheden is de aanbieder, netbeheerder en/of uitvoerder aansprakelijk. Hierbij kan o.a. worden gedacht aan schade aan voet-/fietspaden, groenstroken etc. als gevolg van rijden/parkeren door voertuigen of ander materieel. Afhankelijk van de situatie kan het wenselijk zijn voorafgaand aan de werkzaamheden een (gezamenlijke) schouw uit te voeren waarbij de bestaande situatie wordt nagegaan en vastgesteld. Ontstane schade als bedoeld zal door de veroorzaker worden vastgelegd in een schaderapport voorzien van fotomateriaal.
Het personeel dat bij de werkzaamheden is betrokken moet zijn geïnstrueerd met betrekking tot de op de bouwplaats geldende wetten en regels ten aanzien van veiligheid en arbeidsomstandigheden. Leidinggevend personeel van de uitvoerende partij en de aanbieder en netbeheerder moeten erop toezien dat de van toepassing zijnde voorschriften worden nageleefd.
Toelichting Regeling fysieke leefomgeving Gouda
De Regeling fysieke leefomgeving strekt tot het stellen van nadere regels over de fysieke leefomgeving in Gouda en is gebaseerd op de Verordening fysieke leefomgeving Gouda (VFLO). Deze verordening bundelt een aantal Goudse verordeningen op het gebied van de fysieke leefomgeving, vooruitlopend op de Omgevingswet .
De Regeling fysieke leefomgeving vervangt de voorschriften die voorheen waren opgenomen in de Nadere regelen Gouda 2009, de Regeling uitstallingen kernwinkelgebied, de Regeling commissie naamgeving openbare ruimte 2012, Technische uitvoeringsvoorschriften naamgeving en nummering adressen Gouda 2012, de Uitvoeringsvoorschriften algemene plaatselijke verordening 2009 en (gedeeltelijk) het Aanwijsbesluit algemene plaatselijke verordening Gouda 2009.
Omgevingsvergunningsvrij gebruik van een openbare plaats
Deze nadere regels zijn gebaseerd op de Uitvoeringsvoorschriften algemene plaatselijke verordening Gouda 2009. In deze regels wordt aangegeven voor welke voorwerpen op basis van artikel 3.25 VFLO geen omgevingsvergunning nodig is. Een omgevingsvergunning is in ieder geval wel vereist als niet kan worden voldaan aan de regels die in deze paragraaf worden gesteld.
Sub k, houdt in dat het verboden is om door plaatsing van de bouwkeet gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de heistelling en dergelijke op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.
Sub h, houdt in dat het verboden is om door plaatsing van de bouwkeet gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om een container op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.
Sub i, houdt in dat het verboden is om door plaatsing van de bouwkeet gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om een steiger op een locatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.
De regels in dit hoofdstuk waren voorheen opgenomen in de Regeling uitstallingen kernwinkelgebied Gouda en artikel 3 van het Aanwijsbesluit algemene plaatselijke verordening Gouda 2009. Ze zijn opgesteld in het belang van de kwaliteit van uitstallingen in het kernwinkelgebied. Grondslag voor de regeling vormt artikel 3.25 van de VFLO. Met de regels wordt beoogd de uitstraling en omvang van uitstallingen te waarborgen in het kader van de (verkeers-)veiligheid op straat en tegelijkertijd de levendigheid te vergroten.
Deze regels zijn bedoeld voor uitstallingen bij winkels, dienstverlenende bedrijven en afhaalzaken. Voor het plaatsen van menuborden, reclame, of andere uitstallingen bij horecaondernemingen gelden de regels van het terrassenbeleid. De winkels mogen geen terrassen bij hun winkels plaatsen.
De regeling zijn ontwikkeld in samenwerking met de Samenwerkende Ondernemersverenigingen Gouda. Uitgangspunt is dat de ondernemers uitstallingen mogen plaatsen conform deze regeling.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om bij overtredingen een boete op te leggen zoals bepaald in artikel 3.25 van de VFLO.
Eerst wordt een mondelinge waarschuwing gegeven om de uitstalling per direct te verwijderen of aan te passen. Als hieraan niet binnen zeer korte termijn gehoor wordt gegeven, zal een boete worden opgelegd.
Dit artikel bevat de aanwijzing van uitstallingen in het kernwinkelgebied als voorwerpen, waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist als bedoeld in artikel 3.25, eerste lid, van de VFLO, mits aan de regels van hoofdstuk 3 wordt voldaan
Deze artikelen betreffen de regels voor de plaatsing, het aanzien en de afmetingen voor de geplaatste uitstallingen. Voor het plaatsen van uitstallingen in de Korte Groenendaal, de Stoofsteeg, de Nieuwstraat en de Zeugstraat gelden afwijkende afmetingen voor de hoogte en de diepte van de uitstallingen in verband met de smalle doorgang in deze straten: in deze straten kunnen dan ook geen of slechts zeer beperkt uitstallingen geplaatst worden. Ook worden geen uitstallingen op blindegeleidelijnen en nabij brandkranen geplaatst. Met de bepaling, dat er een vrije doorgang in de straat wordt geboden van minimaal 3,50 meter breed is een vrije doorgang voor voetgangers, minder validen en mensen met een beperking gegarandeerd.
Ingeval van wegwerkzaamheden en van evenementen, zoals bijvoorbeeld bij braderieën in de straten mogen geen uitstallingen worden geplaatst.
Met het aanwijzen van de uitstallingen als categorie vergunning vrije voorwerpen en het stellen van regels voor het plaatsen van deze uitstallingen is er voor het college in beginsel geen aanleiding meer om afzonderlijke omgevingsvergunningen voor het plaatsen van uitstallingen in het kernwinkelgebied te verlenen, die afwijken van de regeling. De verwachting is, dat het overgrote deel van de uitstallingen in het kernwinkelgebied aan de regels zullen voldoen en dan zonder vergunning kunnen worden geplaatst. Bijzondere situaties, kunnen ertoe leiden, dat een vergunning dient te worden verleend.
Dit artikel regelt onder welke voorwaarden uitstallingen voor de verkoop van zelfgemaakte sieraden en dergelijke omgevingsvergunningsvrij in het een aantal straten in het centrum mogen worden geplaatst. De betreffende regels waren voorheen opgenomen in het Aanwijsbesluit algemene plaatselijke verordening Gouda 2009.
Deze nadere regels zijn gebaseerd op de nadere regels standplaatsen 2010. Deze nadere regels waren onderdeel van de Uitvoeringsvoorschriften APV 2009. In deze nadere regels wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het gebied ‘binnen de singels’ en het gebied ‘buiten de singels’. Het gebied binnen de singels is het centrum van Gouda dat wordt begrensd door het water: de Kattensingel, Turfsingel, Hollandse IJssel, Fluwelensingel en de Blekerssingel. Voor het beschermen van het uiterlijk aanzien van de historische binnenstad en ten behoeve van de verkeersveiligheid gelden in het gebied binnen de singels meer regels dan in het gebied daarbuiten. Zo geldt voor het gebied binnen de singels bijvoorbeeld dat een standplaats alleen ingenomen kan worden op de in de nadere regels genoemde plaatsen en dat er geen ‘vaste’ standplaatsvergunningen worden verleend. Voor het gebied buiten de singels gelden deze beperking niet. Daarnaast worden in de nadere regels van 2010, naast de al bestaande tijdelijke en vaste vergunningen, de seizoenstandplaatsen geïntroduceerd. De seizoenstandplaats wordt voor maximaal 12 weken verleend en alleen voor de verkoop van oliebollen, of voor de verkoop van streekgebonden levensmiddelen, of voor de verkoop van kerstbomen. Voor de verkoop van kerstbomen geldt dat alleen in de periode van 6 tot en met 24 december een standplaats ingenomen mag worden.
Artikel 5.2. Evenementen op het marktterrein op de Markt
In de VFLO is bepaald dat het college kan besluiten in bijzondere gevallen de warenmarkt te verplaatsen. In dit besluit wordt de locatie aangewezen.
Daarnaast is een aantal kleine en middelgrote evenementen mogelijk, die worden gecombineerd met de warenmarkt. Uitgangspunt daarbij is de opstelling van de ijsbaan, bekend als model B.
Voorwaarde bij deze modellen is dat ten minste alle vaste standplaatshouders een standplaats kunnen krijgen. Dat betekent niet dat de standplaatshouders onder alle omstandigheden over dezelfde oppervlakte kan beschikken of dat alle voertuigen achter de kramen geplaatst kunnen worden.
De locatie wordt na overleg met de organisator van het evenement en de warenmarkt bepaald.
artikel 5.7 inhoud omgevingsvergunning vaste marktstandplaats
In het eerste lid is een uitgebreide inhoudsopgave gegeven van een omgevingsvergunning vaste marktstandplaats.
In onderdeel a is expliciet opgenomen dat in de omgevingsvergunning naam én voornamen van de vergunninghouder in de omgevingsvergunning worden opgenomen. Dit vergemakkelijkt de identificatie van de vergunninghouder. Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de standplaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.
Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken.
Artikel 5.7, tweede lid, bepaalt dat er een middel ter identificatie aan de omgevingsvergunning wordt gehecht. In verband hiermee kan de vergunninghouder worden verzocht twee pasfoto’s te overleggen die dienen ter identificatie; de ene op de vergunning en de ander voor het archief.
artikel 5.8 inschrijving op de anciënniteitslijst
Dit is van belang in verband met de in artikel 5.8 opgenomen mogelijkheid om te zijner tijd in aanmerking te komen voor een betere plaats op de markt.
artikel 5.9 volgorde toewijzing vaste standplaatsen
In dit artikel is de volgorde van toewijzing van een omgevingsvergunning vaste marktstandplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen.. Het is, bijzondere omstandigheden uitgezonderd, niet mogelijk om een toegewezen vergunning te weigeren.
Als het college een brancheverdeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening dienen te worden gehouden. Dit betekent dat in dat geval de vergunning wordt toegekend aan de eerst ingeschrevene met artikelen in een sub-branche waar, volgens de bepaalde brancheverdeling, nog vergunningen uit te geven zijn.
Artikel 5.10 overschrijving vaste standplaatsvergunning
Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt deze blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie deze duurzaam samenwoonde of samenwerkte kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste standplaats van de vergunninghouder. Dit in afwijking van de modelverordening van de VNG waarin is opgenomen dat een kind van een vergunninghouder onder omstandigheden recht heeft op een vergunning voor een vaste standplaats.
Blijvende arbeidsongeschiktheid dient aangetoond te worden.
Artikel 5.11 toewijzing dagplaats
De in het eerste lid vereiste omgevingsvergunning wordt veelal mondeling verleend, doch het verdient aanbeveling de controleur openbare ruimte in mandaat een (standaardvoorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop deze het nummer van de standplaats invult. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.
Artikel 5.12 toewijzing standwerkersplaats
Wanneer standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Om te voorkomen dat standwerkers bij tegenvallend weer of omzet voortijdig de markt verlaten en een ongewenste lege plek achterlaten, worden ze verplicht om de hele marktdag aanwezig te zijn. Als ze eerder weggaan kan dit bij deelname in een volgende loting meegewogen worden.
Artikel 5.13 persoonlijk innemen standplaats; bijstand
In dit artikel is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in de VFLO is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. Vz ARRvS, 2 juli 1993, JG 1994/206, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon; Rechtbank Almelo 18 augustus 1995, GS (1995) 7022,3 m.nt. van E. Brederveld, inzake aanschrijving om standplaats persoonlijk in te nemen.
De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 17 (‘bijzondere omstandigheden’) en 18 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.
Eis dat vaste standplaats persoonlijk wordt ingenomen, valt binnen de verordende bevoegdheid van de raad (ABRS 20 juni 2001, JG 01.0199 m.nt. M. Geertsema).
Artikel 5.14 aantal keren innemen vaste standplaats
De plicht om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, geldt uiteraard alleen voor de vaste standplaatshouder en niet voor de dagplaatshouder of standwerker. Dit is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen
Artikel 5.15 afwezigheid wegensziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden
In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.
Het is wel noodzakelijk dat het college of de controleur openbare ruimte van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.
Artikel5.16 ontheffing en vervanging
Eerste lid: De ontheffing kan aan een maximum van aaneengesloten twee jaar worden gebonden voor wat betreft ziekte. Het bestuur van de NVM beveelt dit ook sterk aan. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid. In dat geval kan artikel 12 van kracht worden.
Tweede lid: In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste standplaats toestaan zich op zijn standplaats te laten vervangen.
Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 6 (Marktverordening Gouda 2009) voldoet.
Artikel 5.17 legitimatie en identiteit vergunninghouder
Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klanten kring kan hierdoor tevens worden bevorderd.
Artikel 5.18 tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen
Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer, heeft het college een verkeersbesluit genomen. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld.
Het is van belang de in het eerste lid gegeven tijdspanne zo ruim te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. Veelal worden de tijden vastgesteld in overleg met de instanties die de belangen van de ambulante handel behartigen.
Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten.
Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de standplaats uiteraard open moeten blijven.
Een eventuele overschrijding van de in het branchepatroon gestelde maxima zal door natuurlijk verloop dienen te verdwijnen.
Artikel 6.11 Toekenning, plaatsing, afmetingen vormgeving en materialen
Dit artikel is gebaseerd op de artikelen uit de Technische uitvoeringsvoorschriften naamgeving en nummering adressen Gouda 2012. In deze artikelen werd verwezen naar verouderde normen. Om dit te voorkomen in de toekomst wordt in de deze regel verwezen naar “de op dat moment geldende NEN-normen.”
Dit hoofdstuk regelt op grond van artikel 3.42 van de VFLO de aanwijzing van plaatsen waar kampeermiddelen (tenten en campers) omgevingsvergunningsvrij mogen worden geplaatst, en onder welke voorwaarden dit is toegestaan. Het gaat om dezelfde plaatsen die waren opgenomen in het Aanwijsbesluit algemene plaatselijke verordening Gouda 2009.
In dit hoofdstuk worden een aantal oude regelingen en onderdelen van regelingen ingetrokken.