Organisatie | Wijchen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels uitwegen gemeente Wijchen 2021 |
Citeertitel | Uitwegenbeleid gemeente Wijchen 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | Nieuwe regeling | 15-12-2020 |
In deze nota beleidsregels uitwegen is de te doorlopen procedure voor de activiteit uitweg opgenomen. Deze beleidsregels gelden voor openbare wegen (Wegenwet) die in eigendom en beheer zijn van de gemeente Wijchen. Ook zijn de toetsingscriteria voor het verlenen van een (omgevings-)vergunning en de inrichtingseisen van uitwegen opgenomen.
Het doel van deze beleidsregels is een eenduidig beleid hanteren voor de inrichting van uitritten in de openbare ruimte. En het beoordelen van aanvragen voor (omgevings-)vergunningen voor de activiteit ‘uitweg’. Voor de uniforme inrichting van de uitritten en uitwegen worden de CROW-publicaties als basis gebruikt.
In hoofdstuk 2 staan de definities.
Hoofdstuk 3 geeft een uitleg van de procedure en wordt een onderscheid tussen een melding en een vergunning gemaakt.
In hoofdstuk 4 staan de nadere regels voor uitwegen.
In hoofdstuk 5 staan de beleidsregels voor de aanvraag uitweg-omgevingsvergunning.
Dit zijn in-/uitritten op kruisingen van wegen, waarbij een weg van lagere maximum snelheid geldt aansluit op een andere weg waar een hogere maximum snelheid geldt. Een voorbeeld hiervan is de aansluiting van een 30 km/uur weg op een 50 km/uur weg. Ook de aansluiting van een openbaar parkeerterrein op de openbare weg (Wegenwet) is een openbare uitrit.
In- en uitritten van een privéterrein naar een openbare weg. In deze beleidsregels wordt de term uitweg gebruikt voor een niet-openbare uitweg.
Voorbeelden van privéterreinen zijn:
Dit is een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen of het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Ook detailhandel en horeca valt hieronder.
Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven vallen hier niet onder. Voor de ‘aan-huis-verbonden bedrijven en beroepen’ gelden de normale criteria voor uitwegen bij woningen. Toelichting: dit kan omdat de bedrijfsfunctie zo klein is. Deze zorgen voor ongeveer hetzelfde aantal verkeersbewegingen als een normale woning.
Dit is een bedrijf, dat in of bij een woning, door een bewoner (zonder personeel) wordt uitgeoefend. Het is gericht op het vervaardigen van (ambachtelijke) producten. Onder het maken van producten wordt verstaan: het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van goederen en/of het leveren van diensten. Deze bedrijven mogen niet krachtens een milieuwet (zoals de wet Milieubeheer of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vergunning- of meldingsplichtig zijn. De woning moet in overwegende mate de woonfunctie behouden en uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Een dienstverlenend beroep dat, in of bij een woning, door een bewoner (zonder personeel) wordt uitgeoefend. De woning moet in overwegende mate de woonfunctie behouden en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Privé parkeerplaatsen direct grenzend aan de openbare weg:
Parkeerplaatsen die direct grenzen aan de openbare weg en horen bij woningen, aan-huis-verbonden bedrijven of -beroepen of bij bedrijven.
De openbare weg is de weg die voor iedereen toegankelijk is. Hieronder vallen de rijbaan, eventueel onderverdeeld in rijstroken, fietspaden of -suggestiestroken, bermen en trottoirs. Ook (on)verharde paden vallen onder de openbare wegen.
Een openbare parkeerplaats is een plaats op straat waar een auto geparkeerd kan worden.
Een groenvoorziening kan bestaan uit bv. één of meer bomen, struiken, bosplantsoen, gazon of een wadi. Grasbermen in het buitengebied vallen hier niet onder tenzij er een boom/ houtopstand op staat.
Tuingedeelte dat zich tussen de voorgevel van de woning en de openbare ruimte bevindt (zie afbeelding).
Tuingedeelte dat zich naast de woning bevindt vanaf de achterste erfgrens tot aan de openbare ruimte (zie figuur 1).
Tuingedeelte dat tussen de achtergevel van de woning en de achterste erfgrens ligt (zie afbeelding).
Hoekwoning waarbij ten minste twee zijden van het erf grenzen aan de openbare ruimte.
Figuur 1: afbeelding ter verduidelijking definities voortuin en zijtuin
3 Uitleg procedure, verschil tussen melding en vergunning
3.1 Wat is de procedure voor een aanvraag van een uitweg?
In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) staat in artikel 2.2 lid 1 sub e opgenomen: "Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om: een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik ervan te veranderen. Geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning." Naar verwachting treedt op 1 januari 2022 de Omgevingswet in werking. Dan zal een omgevingsvergunning voor een uitweg onder die wet vallen.
Op grond van artikel 14 lid 3, van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg de uitvoering van alle werken vereist voor aansluiting van uitwegen accepteren. Om de bruikbaarheid van de weg te waarborgen is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt aangesloten te regelen. Deze regeling is opgenomen in artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeenten Wijchen.
In de APV is opgenomen dat voor het aanleggen en veranderen van een uitweg een vergunning nodig is. Maar er geldt een uitzondering: als voldaan wordt aan de nadere regels, dan is een melding voldoende. Deze nadere regels staan in hoofdstuk 4. Als een uitweg niet voldoet aan de nadere regels dan geldt dus een vergunningplicht. Dit is de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitweg’. We beoordelen aanvragen voor de omgevingsvergunning op basis van de criteria genoemd in hoofdstuk 5.
Apv: de onderstaande weigeringsgronden worden gebruikt:
De Nadere regels (hoofdstuk 4) en de beleidsregels (hoofdstuk 5) vormen een uitwerking van deze weigeringsgronden.
4.1 Het veilig en doelmatig gebruik van de weg
Figuur 2. Bovenaanzicht van een bushalte met haltekom
Het zicht vanaf het perceel op het verkeer (voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer) op de openbare weg is zodanig dat men de uitweg veilig kan gebruiken. Toelichting: Denk hierbij aan hagen, schuttingen en andere objecten die het zicht zo kunnen belemmeren dat er gevaar kan ontstaan. Deze zicht belemmerende obstakels mogen op particulier terrein, haaks en paralellel gemeten vanaf de perceelsgrens, over een lengte van 2,5m niet hoger zijn dan 1,0 m. Bij twijfel controleert de gemeente de zichtbaarheid. De gemeente neemt geen aanvullende verkeersmaatregelen om de zichtbaarheid te verbeteren. Zie tekening figuur 3;
Figuur 3. Tekening van de benodigde obstakelvrije ruimte op eigen terrein;
4.3 De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
Bij een woning leidt de uitweg naar een parkeergelegenheid op eigen terrein die is te definiëren als zijtuin, dan wel achtertuin. De beschikbare ruimte van de parkeergelegenheid dient minimaal 2,25 meter breed te zijn en dient minimaal 5,00 meter lang te zijn. Toelichting: Dit omdat het op particulier terrein geparkeerde voertuig niet mag uitsteken op openbaar terrein. De parkeergelegenheid mag ook in een parkeergarage zijn.
4.4 De bescherming van de groenvoorziening in de gemeente
Er worden geen groenvoorzieningen doorkruist voor een uitweg. Toelichting: Een groenvoorziening kan bestaan uit bv. één of meer bomen, struiken, bosplantsoen, gazon of een wadi. Grasbermen in het buitengebied vallen hier niet onder tenzij er een boom/ houtopstand op of binnen de als volgt te bepalen afstand van de gewenste uitweg staat.De afstand van de zijkant van de uitweg tot de stam van de boom/houtopstand moet minimaal 10 maal de stamdiameter van de boom zijn, gemeten op 1 meter boven het maaiveld. Daarbij geldt een minimum van 2 meter en een maximum van 5 meter. Rekenvoorbeeld: Stel dat de diameter van een boom op 1 meter hoogte vanaf de grond gemeten 35 centimeter is. Dan moet de afstand van de zijkant van de uitweg tot de stam minimaal zijn: 10 x 35 cm = 350 cm.
5 Beleidsregels uitwegvergunning
Voor een uitweg die niet aan de nadere regels voldoet kan een aanvraag voor een uitwegvergunning worden ingediend. De aanvraag wordt getoetst aan de in dit hoofdstuk opgenomen beleidsregels.
5.1 Het veilig en doelmatig gebruik van de weg
In afwijking van par. 4.1 lid 1 ligt de uitweg op of binnen 5,00 meter van een bijzonder punt van wegen zoals kruisingen, verkeersregelinstallaties, bochten of oversteekplaatsen, maar heeft de situatie naar oordeel gemeente geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg;
In afwijking van paragraaf 4.1 lid 5, als de uitweg niet in één keer (voor- of achterwaarts) in- of uitrijdend gebruikt kan worden, wordt beoordeeld of de situatie geen nadelige invloed heeft op de verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg. Er kunnen aanvullende inrichtingseisen gesteld worden;
5.2 De bruikbaarheid van de weg
In afwijking van het bepaalde in par. 4.2 lid 5a kan voor percelen met een bestemming anders dan wonen voor een tweede uitweg een uitzondering worden gemaakt indien de frontbreedte van het perceel groter is dan 40 meter maar kleiner dan 50 meter onder voorwaarde dat de bruikbaarheid van de weg niet nadelig beïnvloed wordt;
In afwijking van het bepaalde in par. 4.2 lid 6, als een lichtmast meer dan 2 meter verplaatst moet worden voor de aanleg van een uitweg, wordt beoordeeld of er een oplossing voor is. Toelichting: Indien een lichtmast die in de weg staat meer dan 2 meter verplaatst dient te worden heeft dit mogelijk gevolgen voor het verlichtingsplan en brengt hogere kosten met zich mee. Alle kosten voor de aanpassing zijn voor de aanvrager.
5.3 De bescherming van de groenvoorziening in de gemeente
In afwijking van het bepaalde in par. 4.4 lid 1 is een doorsnijding van de groenstructuur mogelijk, als er geen andere mogelijkheid is om het perceel te ontsluiten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat:
De afstand van de uitweg tot de zijkant van de stam van de boom moet minimaal 10 maal de stamdiameter van de boom zijn, gemeten op 1 meter boven het maaiveld. Daarbij geldt een minimum van 2 meter en een maximum van 5 meter. Toelichting: Bij een grotere afstand dan 5 meter valt geen onacceptabel nadeel voor de boom te verwachten. Indien het nodig is bomen te verwijderen voor een uitweg, dan dient hiervoor de procedure gevolgd te worden van het op dat moment geldende groenbeleid. Rekenvoorbeeld: Stel dat de diameter van een boom op 1 meter hoogte vanaf de grond gemeten 35 centimeter is. Dan moet de afstand van de zijkant van de uitweg tot de stam minimaal zijn: 10 x 35 cm = 350 cm.
5.4 Aanvullende toetsingscriteria voor zeer brede uitwegen ten behoeve van privé parkeerplaatsen direct grenzend aan de openbare weg
De parkeerplaatsen zijn openbaar toegankelijk voor al het verkeer; Toelichting: Handhaving op gebruik van de parkeerplaatsen door anderen dan bezoekers van het betreffende bedrijf is niet mogelijk.Met de openbare toegankelijkheid wordt tevens het verdwijnen van andere openbare parkeerplaatsen en het dubbelgebruik van deze openbare parkeerplaatsen opgevangen.
Als op eigen terrein voldoende ruimte is voor het creëren van parkeergelegenheid zonder dat dit direct grenst aan de openbare ruimte, dan dient dit op het eigen terrein gerealiseerd te worden.
6 Inrichtingseisen in- uitritconstructie
Om de herkenbaarheid en uniformiteit van een niet-openbare uitweg te waarborgen, is het belangrijk om ook bij uitwegen met een duidelijk zichtbare bestemming de uitritconstructie zo veel mogelijk volgens de inrichtingseisen van de CROW publicaties aan te leggen. Hierbij moet men de afweging maken of een uitweg volgens de inrichtingseisen past binnen het (historische) straatbeeld. Dit kan namelijk per straat verschillen. Van de aanvullende inrichtingseisen voor woningen of bedrijven, kan men alleen afwijken als de aanvrager kan aantonen dat voor hem/haar een situatie geldt, zoals genoemd in hoofdstuk 7: Uitzonderingen. Onderstaand zijn de inrichtingseisen voor niet-openbare uitwegen weergegeven.
In afwijking van op de algemene inrichtingseisen voor niet-openbare uitwegen is, op bedrijventerreinen waar goed zicht is op het terrein, de gebouwen, de opslag en dergelijke vanaf de weg een uitwegconstructie zonder niveauverschil nodig. Toelichting: Omdat constructies met niveauverschil voor zwaar verkeer te zwak en problematisch zijn voor kwetsbare lading, is hier juist een uitwegconstructie zonder niveauverschil gewenst.
In figuur 4 is een voorbeeld van een niet-openbare uitweg weergegeven (CROW-publicatie).
6.2 Aanvullende inrichtingseisen voor uitwegen bij woningen
Uitwegen bij woningen zijn maximaal 3,00 meter breed op de erfgrens; Toelichting: De uitweg legt namelijk beslag op de openbare ruimte, zowel op het groen als op de parkeerplaatsen. Dit omdat het wettelijk niet is toegestaan voor een uitweg te parkeren. Dit geldt tevens ter plaatse van die uitweg aan de overzijde van de weg. Daarnaast beïnvloeden bredere uitritten de verkeersveiligheid negatief. Een uitweg regelt namelijk ook de voorrang, bij een bredere uitweg, kunnen twijfels ontstaan over de voorrangverlening.
6.3 Aanvullende inrichtingseisen voor uitwegen bij andere functies dan woningen
Voor de ‘aan-huis-verbonden bedrijven’ en ‘aan-huis-verbonden beroepen’ gelden de aanvullende inrichtingseisen voor uitwegen bij woningen. Toelichting: dit omdat de bedrijfsfunctie zo klein is, dat deze voor ongeveer hetzelfde aantal verkeersbewegingen zorgen als een woning. Indien de parkeerplaatsen direct grenzen aan de openbare weg, gelden de aanvullende inrichtingseisen voor uitwegen van privé parkeerplaatsen direct grenzend aan de openbare weg.
Voor de overige functies, die volgens het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan of waarvoor een afwijking (ontheffing/vrijstelling) is verleend, zijn de volgende aanvullende criteria van toepassing:
De uitweg van een bedrijfsperceel waarbij geen vrachtverkeer op eigen terrein afgewikkeld wordt, is min. 3,00 en max. 6,00 meter breed. Toelichting; Zoals bijvoorbeeld bij het vanaf de openbare weg direct naar een vaste laad en losplaats rijden. Geen draai-, keer- of parkeerbewegingen op eigen terrein;
Het college van burgemeester en wethouders kan in uitzonderingsgevallen afwijken. De aanvrager dient te onderbouwen waarom voor deze uitweg afgeweken moet worden van de criteria in hoofdstuk 5.
Het college wijkt alleen af van de criteria in hoofdstuk 5 of de inrichtingseisen, indien:
Bij elk van bovengenoemde uitzonderingsgevallen dient het college van burgemeester en wethouders te toetsen of de verkeersveiligheid niet in het geding komt. Als de verkeersveiligheid wel in het geding komt, wordt geen uitzondering gemaakt en wordt de vergunning niet verleend.
Nadat de gemeente aan de particulier kenbaar heeft gemaakt dat een niet vergunde uitweg is geconstateerd, dient de particulier het gebruik direct te stoppen, of de uitvoering van de aanleg onmiddellijk te stoppen. De gemeente kan dit afdwingen door het toepassen van (een last onder) bestuursdwang een last onder dwangsom.
Als de particulier niet binnen 2 weken een vergunning heeft aangevraagd of wanneer de gemeente de vergunning, na toetsing aan de beleidsregels, niet verleent, brengt de gemeente de particulier schriftelijk op de hoogte en dient de openbare ruimte weer in de oude staat teruggebracht te worden. Alle te maken kosten zijn voor rekening van de particulier.
9 Overgangs- en slotbepalingen
De nieuwe en lopende meldingen voor een uitweg en aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een uitweg worden vanaf 1 januari 2021 getoetst aan het nieuwe uitwegenbeleid.
Bewoners die een omgevingsvergunning aanvragen voor een uitweg, kunnen geen rechten ontlenen aan de aanwezigheid van bestaande uitwegen op andere locaties. De gemeente toetst de meldingen en vergunningsaanvragen voor uitwegen aan de bepalingen die in deze beleidsregels beschreven staan. De uitvoering van de uitweg moet gaan volgens deze Beleidsregels Uitwegen en de CROW-publicaties.