Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Sint Anthonis

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Sint Anthonis
Officiële naam regelingBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2003
CiteertitelBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Sint Anthonis 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingstredingbesluit 25-10-2010 Bron ondertekening inwerkingstredingbesluit PeelrandWijzer 10-11-2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op lijkbezorging art. 35 en de Gemeentewet art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-12-200324-04-2014Nieuwe regeling

25-10-2010

PeelrandWijzer

Geen.

Tekst van de regeling

BEHEERSVERORDENING BEGRAAFPLAATSEN. De Raad van de gemeente Sint Anthonis; gelezen het voorstel van het college van 26 augustus 2003; gehoord de Commissie Grondgebied van 14 oktober 2003; gelet op de artikelen 35 van de Wet op de lijkbezorging en 149 van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de volgende: VERORDENING OP HET BEHEER EN HET GEBRUIK VAN DE GEMEENTELIJKE BEGRAAFPLAATSEN IN DE GEMEENTE SINT ANTHONIS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats: de bij de gemeente in beheer en onderhoud zijnde begraafplaatsen in de gemeente Sint Anthonis;

  • b.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • c.

    algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • d.

    algemene urnennis: een nis bij de gemeente in beheer waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

  • e.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het daarin doen begraven en begraven houden van lijken;

  • f.

    dubbel eigen graf: twee naast elkaar gelegen eigen graven, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het daarin naast elkaar doen begraven en begraven houden van lijken van overledenen;

  • g.

    eigen urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • h.

    eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    asbus: een bus ter berging van de as van een overledene;

  • j.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • k.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • l.

    gebruiker: de natuurlijk of rechtspersoon aan wie een recht op een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene die redelijker-wijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • m.

    grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het college een grafrecht of gebruik wordt verleend;

  • n.

    grafrecht: het recht op het begraven en begraven houden in een eigen graf, eigen urnengraf of eigen urnennis;

  • o.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf;

  • p.

    rechthebbende: de natuurlijk persoon of een rechtspersoon, die het uitsluitend recht heeft verkregen tot het doen begraven in een eigen graf of het doen bijzetten in een eigen urnengraf of eigen urnennis;

  • q.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'eigen graf' mede verstaan: eigen urnengraf en eigen urnennis.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen urnengraf en algemene urnennis.

Hoofdstuk 2 INDELING, ADMINISTRATIE EN BEHEER DER BEGRAAFPLAATSEN

Artikel 3 Indeling

  • 1. Het college regelt de indeling van de gemeentelijke begraafplaatsen, overeenkomstig het 'Besluit tot vaststelling van nadere voorschriften met betrekking tot indeling en onderscheid graven'.

  • 2. Het college draagt ervoor zorg, dat er een gewaarmerkte plattegrondtekening wordt gemaakt waarop de grafruimten genummerd zijn aangegeven.

Artikel 4 Administratie

  • 1. De administratie bevat een register van alle overledenen die op de gemeentelijke begraafplaatsen zijn begraven of wiens as aldaar is bezorgd, met in ieder geval de dag van de begraving, het gedeelte van de begraafplaatsen waarin dat is geschied en het nummer van het graf. In dit register worden tevens alle rechthebbenden en gebruikers van de graven vermeld. Dit register is niet openbaar.

  • 2. De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan het college door te geven.

  • 3. Van het in het eerste lid bedoelde register kunnen uitsluitend rechthebbenden en gebruikers, tegen betaling van de daarvoor verschuldigde kosten, een uittreksel verkrijgen ten aanzien van hun grafplaats.

Artikel 5 Beheer begraafplaatsen

  • 1. Het beheer van de begraafplaatsen wordt gevoerd onder verantwoordelijkheid van het college.

  • 2. Onder toezicht van het college worden een of meer daartoe aangewezen personen belast met:

    • a.

      de administratie van de begraafplaatsen;

    • b.

      de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen;

    • c.

      het onderhoud van de begraafplaatsen;

    • d.

      het delven of openen en sluiten van de graven.

Artikel 6 Gebouwen en muziekinstallatie

Het gebruik van de ontvangstruimte, de aula, alsmede van een muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag, voorafgaand aan de dag waarop van de ruimte of aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder.

Hoofdstuk 3 OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 7 Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn dagelijks voor een ieder kosteloos toegankelijk van een uur na zonsopgang tot een uur voor zonsondergang.

  • 2. De tijd van begraven van stoffelijke resten en het bezorgen van as is op:

    • 1.

      maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 16.00 uur;

    • 2.

      zaterdag en zondag van 09.00 tot 14.00 uur;

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken. Op de dagen, omschreven in artikel 3 van de Algemene termijnenwet, die vallen op één van de dagen maandag tot en met vrijdag, is de openstelling als is bepaald voor de zaterdag.

  • 4. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek geopend is zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as. Het tijdstip van begraven of bijzetten van stoffelijke resten en het bezorgen van de as wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de beheerder in overleg met de betrokken nabestaande vastgesteld.

Artikel 8 Ordemaatregelen

Het is verboden op de begraafplaats:

  • a.

    zich op hinderlijke wijze te gedragen;

  • b.

    te colporteren of goederen voor verkoop aan te bieden;

  • c.

    op enige wijze reclame te maken voor handel of bedrijf;

  • d.

    op de graven te lopen of de begraafplaats te verontreinigen;

  • e.

    gedenktekens te bekladden, te beschadigen of op enigerlei andere wijze te verontreinigen;

  • f.

    honden mee te voeren;

  • g.

    dieren te begraven;

  • h.

    rij- of voertuigen, met uitzondering van invaliden-, kinder- en wandelwagens, mee te nemen, anders dan ter gelegenheid van een begrafenis of tot het vervoeren van materialen bestemd voor op de begraafplaats te verrichten werkzaamheden;

  • i.

    te gaan zitten anders dan op de daartoe aangebrachte zitplaatsen;

  • j.

    iets te doen of na te laten dat in strijd is met de eerbaarheid van de nagedachtenis van de overledene;

  • k.

    werkzaamheden aan grafbedekkingen door derden te laten verrichten, behoudens artikel 19.1.Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats kan bezoekers de toegang tot de begraafplaats worden ontzegd en kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.2.In verband met werkzaamheden op de begraafplaats kan bezoekers de toegang tot (een deel) van de begraafplaats worden ontzegd.3.Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.4.Degene die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 9 Plechtigheden

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Hoofdstuk 4 VEREISTEN VOOR BEGRAVING OF BIJZETTING

Artikel 10 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of een asverstrooiing wil doen laten plaatsvinden, geeft daarvan uiterlijk twee werkdagen voorafgaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt niet als werkdag.

  • 2. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden te begraven of verbranden, moet de kennisgeving zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3. Bij de in het eerste lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begraving of verbranding of een ander wettelijk daarmee gelijkgesteld document te worden overlegd.

  • 4. Indien het stoffelijk overschot binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven of verbrand, dient behalve het in het derde lid bedoelde verlof tot begraven of verbranding of daarmee gelijkgesteld document ook het in het tweede lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overlegd.

  • 5. De kist, dan wel het omhulsel en de asbus of urn moeten bij aankomst op de begraafplaats zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. Dit registratiekenmerk moet worden opgenomen in de administratie en in de grafakte.

  • 6. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door de daartoe door het college aangewezen personen op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen onder toezicht van de beheerder behulpzaam zijn bij deze werkzaamheden indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt.

Artikel 11 Over te leggen stukken

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overlegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende of, indien deze zelf de overledene is, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen 20 jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met 10 jaar na deze begraving of bijzetting. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de in artikel 17 bedoelde personen.

Hoofdstuk 5 INDELING EN UITGIFTE DER GRAVEN

Artikel 12 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      eigen graven;

    • b.

      algemene graven.Een eigen graf kan zijn een enkel graf of een dubbeldiep graf.

  • 2. Het college bepaalt de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

  • 3. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken er kunnen worden begraven in algemene en in eigen graven.

  • 4. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel asbussen met of zonder urn kunnen worden bijgezet in eigen graven, eigen urnengraf, eigen urnennis, algemeen urnengraf of algemene urnennis.

Artikel 13 Bijzetting asbussen

  • 1. Een asbus kan worden bijgezet in een eigen graf.

  • 2. Een asbus kan niet worden bijgezet in een algemeen graf, behalve in een algemeen urnengraf of algemene urnennis.

  • 3. Op de graven mogen geen urnen of asbussen worden bijgezet.

  • 4. Het verstrooien van as is slechts toegestaan op een daartoe door het college aangewezen verstrooiingsplaats.

Artikel 14 Volgorde van uitgifte

  • 1. Graven worden slechts uitgegeven voor directe begraving.

  • 2. Het college kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk of gewenst is.

  • 3. Van de begraafplaatsen berust bij de beheerder een plattegrond, waarop de graven genummerd zijn aangeduid;

  • 4. Omtrent de indeling van de begraafplaatsen en het onderscheid in graven kan het college nadere regels stellen, omschreven in het indelingsbesluit.

  • 5. Het college behoudt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de gravenvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.

  • 6. Indien in geval van overlijden van één der echtgenoten dan wel samenwonende partners de langstlevende te zijner tijd na zijn overlijden wenst te worden begraven bij of naast de eerst overledene, dient dit bij de eerste begraving te worden aangegeven. Alsdan zal maximaal één plaats naast het graf worden uitgegeven of zal dubbeldiep worden gedolven.

Artikel 15 Aanwijzing grafruimte

  • 1. De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, in overleg met de aanvrager, door de beheerder van de begraafplaats.

  • 2. Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:

    • a.

      de beheerder, indien deze heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 10 en 11, opgenomen vereiste is voldaan, hiervoor opdracht aan het personeel van de begraafplaats heeft verleend;

    • b.

      alleen bij begraving van een stoffelijk overschot, het personeel van de begraaf-plaats de identiteit van het stoffelijk overschot heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratie-nummer met dat op een bijgevoegd document dat tevens de namen, overlijdens- en geboortedatum van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de levenloos geborene bevat.

Artikel 16 Uitgiftetermijn graven

  • 1. Eigen graven worden uitgegeven voor een termijn van 20 jaren. Deze termijn wordt op verzoek van de rechthebbende verlengd met telkens een termijn van 10 jaren, mits een zodanig verzoek vóór het verstrijken van de lopende termijn, doch niet eerder dan twee jaar voor het verstrijken van die termijn wordt ingediend. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2. Een recht als in dit artikel bedoeld kan slechts aan één rechthebbende worden verleend.

  • 3. Algemene graven worden uitgegeven voor een termijn van 10 jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd.

  • 4. Het in het eerste lid, respectievelijk derde lid, bedoelde uitsluitend grafrecht en bedoeld gebruik worden door het college schriftelijk gevestigd door middel van een grafakte. Rechthebbenden en gebruikers of hun rechtsopvolgers kunnen een duplicaatakte verkrijgen.

  • 5. Een uitsluitend recht op een eigen graf geeft de rechthebbende zeggenschap over wie in dat graf wordt begraven en begraven wordt gehouden, onder voorwaarden en beperkingen van deze verordening.

Artikel 17 Overgang verleende rechten en overgang gebruiksrecht

  • 1. Het recht op een eigen graf of het gebruik op een algemeen graf kan op aanvraag van de rechthebbende of gebruiker door het college worden overgeschreven ten name van een derde. Daardoor dient de rechthebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger een getekend bewijs van overdracht aan de beheerder te overleggen.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht of gebruik worden overgeschreven op naam van een natuurlijk of rechtspersoon die de zorg voor de instandhouding van het graf op zich neemt, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen 1 jaar na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker de aanvraag tot overschrijving niet wordt gedaan binnen 1 jaar, is het college bevoegd het grafrecht of het gebruiksrecht te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het college het grafrecht of gebruik alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 6 GEDENKTEKENS EN GRAFBEPLANTINGEN

Artikel 19 Gedenktekens en grafbeplantingen

  • 1. Het plaatsen of verwijderen van gedenktekens of andere voorwerpen, alsmede het aanbrengen van heesters of andere beplantingen op graven door of namens een rechthebbende geschiedt niet dan met voorafgaande toestemming van het college.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast inzake de maximale afmetingen en duurzaamheid van gedenktekens en beplantingen voor de verschillende soorten graven en maakt deze openbaar.

  • 3. Het college kan de in het eerste lid bedoelde toestemming weigeren indien naar het oordeel van het college:

    • a.

      niet voldaan is aan de door haar vastgestelde nadere regels conform het uitvoeringsbesluit;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 4. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van gedenktekens of van beplantingen op eigen graven, geschiedt door of namens de rechthebbende.

  • 5. Het (doen) plaatsen of aanbrengen van gedenktekens of van beplantingen op algemene graven, geschiedt door of namens de gebruiker.

  • 6. Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van gedenktekens of van beplantingen op graven komen voor rekening en risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 7. Rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de gedenktekens en grafbeplanting goed te onderhouden. Onder dit onderhoud wordt begrepen het rechtzetten, herstellen of vernieuwen, het verven van opschriften en het bijkleuren of schilderen van stenen, hekwerken en ornamenten, alsmede het regelmatig snoeien van winterharde gewassen en het verwijderen van dode beplanting. Verwelkte bloemen of kransen en kapotte voorwerpen kunnen zonden voorafgaande kennisgeving door de beheerder worden verwijderd.

  • 8. Op algemene graven kan slechts een grafbedekking worden aangebracht indien het graf vol is.

  • 9. Het is niet toegestaan losse voorwerpen van glas of een ander breekbaar materiaal op een graf te leggen.

  • 10. Het college is bevoegd een grafbedekking voor haar rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is.

Artikel 20 Nieuw Artikel

  • 1. De in artikel 19 bedoelde gedenktekens of beplantingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vorst, storm, wateroverlast, bliksem, ontploffing, molest, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen van een gedenkteken ten behoeve van een begraving van een lijk of bijzetting van een asbus en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de – door welke omstandigheden ook – aan een gedenkteken of beplanting aangebrachte schade op eerste aanschrijving van het college te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

  • 3. Indien door een ondeugdelijk geworden constructie een situatie is ontstaan die gevaar oplevert voor het omvallen of inzakken van een grafmonument, tombe of grafkelder, kan het college direct maatregelen treffen.

  • 4. Indien binnen twee maanden na datum van verzending van de aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, waarbij geldt dat zij voor deze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende over te gaan.

Artikel 21 Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het herstel van verzakkingen van de bodem.

Artikel 22 Einde van de grafrechten

  • 1. De grafrechten vervallen:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven;

    • d.

      indien de betaling van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • e.

      indien de rechthebbende – ondanks een aanmaning – in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • f.

      indien de rechthebbende van een graf is overleden en binnen één jaar nadien door de nabestaanden geen aanwijzing van een opvolger als bedoeld in artikel 17 heeft plaatsgevonden.

  • 2. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder b, e en f vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

  • 3. Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraak op deze voorwerpen doen gelden.

Hoofdstuk 7 RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 23.

  • 1. De bij de ruiming van een graf aanwezige overblijfselen van lijken van overledenen worden begraven in een door het college aangewezen gedeelte van de begraafplaats.

  • 2. De rechthebbende op een eigen graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen danwel om deze elders te doen begraven.

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen na afloop van de termijn van 10 jaar bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.

Artikel 24.

  • 1. De op de graven geplaatste voorwerpen blijven ter beschikking van de rechthebbende gedurende een periode van 3 maanden voor ruiming van het betreffende graf.

  • 2. Na afloop van de in het vorige lid genoemde periode vervalt het recht op deze voorwerpen aan de gemeente.

Artikel 25.

  • 1. Het openen, sluiten en ruimen van graven, alsmede het opgraven en het opnieuw begraven in een ander graf van stoffelijke resten op de begraafplaats, geschiedt uitsluitend door de daartoe door het college aangewezen personen.

  • 2. Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 26.

Door vestiging van een grafrecht of een gebruik onderwerpt een rechthebbende of een gebruiker zich aan de bepalingen van deze verordening, zoals deze eventueel nader wordt gewijzigd of aangevuld, en verplichten zij zich tot tijdige betaling van de daarop gebaseerde kosten.

Artikel 27.

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of in geval van verschil van mening over de uitleg van haar bepalingen, beslist het college.

Artikel 28 Beschikbaarstelling

Een exemplaar van deze verordening wordt éénmalig kosteloos aan de rechthebbende verstrekt bij het verstrekken van de grafakte, zoals bedoeld in artikel 16, lid 4. Meerdere exemplaren zijn tegen betaling verkrijgbaar.

Artikel 29 Strafbepaling

Overtreding of niet-nakoming van verbods- of gebodsbepalingen van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de eerste categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 30 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar bekendmaking.

  • 2. Op dat tijdstip vervallen:

    • a.

      de "Algemene Begraafplaatsverordening" van de gemeente Wanroij, vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Wanroij d.d. 10 juni 1976 en sedertdien gewijzigd bij besluit van de raad der gemeente Wanroij van 11 juni 1982 respectievelijk 17 december 1992;

    • b.

      de "Algemene Begraafplaatsverordening" van de gemeente Oploo, St. Anthonis en Ledeacker, vastgesteld bij besluit van de raad der gemeente Oploo, St. Anthonis en Ledeacker d.d. 23 december 1975 en sedertdien gewijzigd bij besluit van de raad van de gemeente Oploo, St. Anthonis en Ledeacker d.d. 7 oktober 1991.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Sint Anthonis".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 27 oktober 2003. De Raad voornoemd, de griffier,                        de voorzitter, mr. A.P.J.L. Keijzers      J.M.J. Verbeeten