Organisatie | Leeuwarden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Jeugdhulp 2021 gemeente Leeuwarden |
Citeertitel | Beleidsregels Jeugdhulp 2021 gemeente Leeuwarden |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Beleidsregels Jeugdhulp 2021 gemeente Leeuwarden |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | Nieuwe regeling | 17-11-2020 |
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
budgetplan: het plan dat de jeugdige en/of ouder(s) bij de aanvraag voor een persoonsgebonden budget indient, waarin de keuze voor een persoonsgebonden budget (in plaats van zorg in natura) gemotiveerd wordt en waarin aangegeven wordt aan welke vorm van ondersteuning het budget besteed gaat worden, door wie de ondersteuning geleverd gaat worden en welke activiteiten uit het budget betaald gaan worden.
cliëntondersteuner: een onafhankelijk persoon die de jeugdige en/of ouder(s) informeert, adviseert en/of begeleidt bij vragen, problemen, klachten of bezwaren in verband met de, al of (nog) niet verstrekte, ondersteuning vanuit de Jeugdwet. Een cliëntondersteuner wordt ook wel een vertrouwenspersoon genoemd.
gebiedsteam: een lokaal team (vanuit een gemeente) met professionals, die de jeugdige en/of ouder(s) kunnen ondersteunen bij hun vragen op het gebied van werk, financiën, opvoeding, wonen, vrije tijd en sport, wet- en regelgeving, vrienden en relaties, zorg, ondersteuning en hulpmiddelen. Dit wordt ook wel (sociaal) wijkteam, dorpenteam of scholenteam genoemd.
jeugdige: een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, dit impliceert ook een ongeborene.
In de volgende situaties kan de ondersteuning doorlopen na het 18e levensjaar:
als door de gemeente bepaald is dat de inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp noodzakelijk is, bij een jeugdige die niet eerder gebruik heeft gemaakt van ondersteuning in het kader van de Jeugdwet, geen aanspraak kan maken op de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet en waarvoor ondersteuning in het kader van de Wmo niet passend is. In dit geval kan de ondersteuning doorlopen tot maximaal het 23e levensjaar.
professional: beroepskracht met (middels diploma of ervaringscertificaat) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aan zien van de opgroei-, opvoed- en ontwikkelingsproblematiek van de jeugdige en/of ouder(s) en/of de benodigde ondersteuning, die (aantoonbaar) voldoet aan de in de branche geldende (kwaliteits)eisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft bij de KvK of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder.
Artikel 2. Aanbod van ondersteuning
De gemeente Leeuwarden biedt de volgende vormen van ondersteuning middels een algemene voorziening
onafhankelijk geven van informatie, advies en korte ondersteuning, waarbij het belang van de jeugdige het uitgangspunt is, ten behoeve van het verkrijgen van (integrale) ondersteuning of het uitoefenen van de rechten van de jeugdige en/of ouders(s) hierbij. Een cliëntondersteuner wordt ook wel vertrouwenspersoon genoemd. Deze ondersteuning kan informeel (uit het eigen netwerk van de jeugdige en/of ouder(s)) of formeel (door een professional) worden geboden.
Algemene ondersteuning geboden door een professional die bijdraagt aan het veilig (cognitieve, sociale, emotionele en/of lichamelijke) en gezond opgroeien van jeugdigen en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, onderwijs, welzijn, wonen, schuldhulpverlening, werk en inkomen. Binnen de basisondersteuning wordt vanuit de Jeugdwet ook lichte opvoedondersteuning geboden.
Ondersteuning voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstig enkelvoudige dyslexie (EED), in de vorm van dyslexieonderzoek en/of behandeling. Dyslexiezorg wordt geboden aan jeugdigen in de leeftijd van 7 tot en met 12 jaar, danwel aan jeugdigen waarvan de dyslexiezorg vóór de 13e verjaardag van de jeugdige is gestart.
Er is sprake van dyslexie wanneer bij een jeugdige lezen, spellen en schrijven, gezien de leeftijd en het onderwijsniveau, te moeizaam gaan terwijl het kind wel een gemiddelde intelligentie heeft.
Ondersteuning waarbij pleegouders de jeugdige verblijf, verzorging en opvoeding bieden in combinatie met professionele begeleiding van het pleegkind, de pleegouders en de biologische ouders door een pleegzorgaanbieder. Pleegzorg kan zowel tijdelijk als langdurig en zowel 24/7 als in deeltijd of weekeind opvang (respijtzorg) geboden worden. Een pleeggezin kan zowel een gezin uit het pleeggezinnenbestand van een voorziening voor pleegzorg als een gezin uit het eigen netwerk van familie of bekenden zijn.
Alle ambulante jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf, niet zijnde dyslexiezorg, pleegzorg of hoog specialistische jeugdhulp.
Specialistische jeugdhulp kan ingezet worden in de vorm van een traject gericht op herstel of een duurzaam traject. Een duurzaam traject zal meer gericht zijn op stabilisatie en een mate van verbetering en niet op volledig herstel.
Er kan maximaal 1 traject per jeugdige ingezet worden, maar er kunnen binnen één gezin wel meerdere trajecten voorkomen.
Ambulante jeugdhulp betreft jeugdhulp die op vaste of onregelmatige tijden plaats vindt bij de jeugdige thuis, op locatie van de aanbieder of elders (school, kinderdagverblijf e.d.). Bij zeer intensieve ambulante trajecten is het mogelijk om het component ThuisPLUS-Jeugd aan het ondersteuningsprofiel toe te voegen ter voorkoming van opname.
Bij Jeugdhulp met verblijf verblijft een jeugdige, op vrijwillige of gedwongen basis, in een (open) instelling. Verblijf wordt alleen als component in combinatie met een ondersteuningsprofiel verstrekt. Er bestaan 3 verblijfscomponenten, te weten Laag, midden en hoog.
Het verblijfscomponent laag betreft alle vormen van kort Verblijf (logeren), 24 uurs Verblijf/wonen (zonder behandeling) en gezinshuizen. Het verblijfscomponent middel betreft alle vormen van verblijf bij een aanbieder waar begeleiding met een behandelend karakter op locatie wordt geboden. Het verblijfscomponent hoog omvat alle vormen van verblijf waarbij sprake is van integrale behandeling op locatie en een pedagogisch/therapeutisch klimaat.
Hoogspecialistische jeugdhulp:
Zeer complexe, intensieve specialistische jeugdhulp, waarbij al dan niet gedwongen een klinisch vangnet (Jeugdzorg Plus) setting, een Driemilieuvoorziening (of vergelijkbare intramurale voorziening) noodzakelijk is. Het klinische vangnet is structureel en continu beschikbaar. Er is sprake van meervoudige ernstige problematiek, die vraagt om een multidisciplinaire aanpak vanuit meerdere jeugdhulpdisciplines.
Ondersteuning die directe inzet vraagt om de veiligheid van de jeugdige en/of ouder(s) te garanderen. Dit kan zijn in situaties waarbij gevaar voor een jeugdige dreigt door ernstige verwaarlozing, fysiek geweld of seksueel misbruik, situaties waarin een ouder of jeugdige dreigt met zelfdoding of een psychose heeft. Crisishulp kan zowel ambulant als residentieel zijn.
Ondersteuning in de vorm van jeugdbeschermingsmaatregelen. Een (Voorlopige) Ondertoezichtstelling en een Gezagsbeëindigende maatregel zijn jeugdbeschermingsmaatregelen. Deze maatregelen kan de rechter opleggen als vrijwillige hulp niet toereikend is en de jeugdige ernstig bedreigd wordt in zijn ontwikkeling. Soms woont een kind daarom (tijdelijk) niet meer thuis. Gezinsvoogden van een Gecertificeerde Instelling begeleiden een gezin bij de opvoeding, tot de ouders dit weer zelfstandig kunnen.
Ondersteuning in de vorm van intensieve begeleiding en controle voor jongeren die veroordeeld zijn of verdacht worden van een strafbaar feit. Dit kan zowel op basis van een proces-verbaal van de politie als van de leerplichtambtenaar zijn.
De jeugdreclassering wordt uitgevoerd door een Gecertificeerde Instelling of de volwassenreclassering.
De meeste jeugdigen en ouders geven zelf vorm aan hun leven en beschikken over voldoende veerkracht om met de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen die daarbij horen om te (leren) gaan. Zij gebruiken daarbij hun talenten en vaardigheden. Ook kunnen ze een beroep doen op hun naasten (familie, vrienden, buurtgenoten) of betrokkenen vanuit vrijwilligers- en maatschappelijke organisaties. Soms is echter ondersteuning door professionals nodig.
Aan kwetsbare jeugdige en ouders die voor kortere of langere tijd ondersteuning nodig hebben, bieden we die. Het liefst dichtbij en laagdrempelig toegankelijk, in eigen wijk of dorp. Ondersteuning die past bij de vraag en die aansluit bij hun eigen kracht en mogelijkheden. Hierdoor ontstaat een vanzelfsprekende samenwerking tussen jeugdigen en ouders, hun eigen netwerk, de sociale basis en professionals vanuit de basisondersteuning. Daarnaast blijft voor de meest kwetsbare jeugdigen en ouders aanvullende ondersteuning, in de vorm van een individuele maatwerkvoorzieningen, beschikbaar.
De Jeugdwet kent taken op het gebied van preventie en vroegsignalering, veiligheid en het bieden van passende ondersteuning in de vorm van algemene en maatwerkvoorzieningen. Voor alle geboden ondersteuning geldt dat deze wordt ingezet ter bevordering een veilige (cognitieve, sociale, emotionele en lichamelijke) ontwikkeling, waarin eigen kracht zo veel als mogelijk wordt ingezet en versterkt en het eigen netwerk zo mogelijk wordt betrokken en versterkt. Dit geldt zowel voor ondersteuning vanuit de sociale basis als voor basisondersteuning en aanvullende ondersteuning. Uitgangspunt hierbij is dat ondersteuning op maat wordt geboden.
Alle jeugdigen en ouders die op het basis van het woonplaatsbeginsel de gemeente Leeuwarden als woonplaats hebben, kunnen hun ondersteuningsvraag onder andere neerleggen bij de buurt- en dorpskamers. Indien nodig krijgt de aanvrager thuis bezoek. Niet alle jeugdigen en ouders vinden op eigen initiatief de weg naar de buurt- of dorpskamers. Medewerkers gaan actief de wijken in en op mensen af wanneer er signalen zijn dat dat nodig is. Die signalen kunnen van jeugdige en/of ouder(s) zelf komen of van anderen die een zorg melden. In de dorps- of buurtkamer wordt de inschatting gemaakt door wie de behoefte aan ondersteuning wordt opgepakt: de sociale basis, de basisondersteuning of dat het Jeugdexpertteam betrokken moet worden.
De sociale basis bestaat uit jeugdigen en/of ouder(s) en hun sociaal netwerk-, vrijwilligers-, wijk- en dorpsorganisaties, die bewoners op alle leefgebieden ondersteunen. De sociale basis is actief op verschillende domeinen, zoals Jeugd, Participatie en Wmo.
Basisondersteuning (algemene voorziening)
Basisondersteuning is een algemene voorziening, waar door professionals lichte opvoedondersteuning aan jeugdigen en hun ouders geboden wordt. Deze ondersteuning is vrij toegankelijk voor alle jeugdigen en hun ouder(s) van de gemeente Leeuwarden ongeacht de leeftijd. De jeugdige en/of ouder(s) kan hier zonder besluit van de gemeente gebruik van maken.
Lichte opvoedondersteuning omvat:
Aanvullende ondersteuning (individuele maatwerkvoorziening)
Aanvullende ondersteuning, in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening, kan nodig zijn als na onderzoek blijkt dat de jeugdige en/of ouder(s) niet op eigen kracht, met behulp van het sociaal netwerk of ondersteuning vanuit de sociale basis of basisondersteuning, een veilige (sociaal, emotioneel, cognitieve, lichamelijke) ontwikkeling van de jeugdige kan waarborgen.
De ondersteuning voor mantelzorgers is vrij toegankelijk, er worden geen toegangseisen of –criteria gesteld.
Mantelzorgondersteuning wordt in natura verstrekt, tenzij de mantelzorger veel kosten moet maken om zijn mantelzorgtaak te vervullen en deze kosten niet zelf kan dragen. Als een mantelzorger hierdoor onder de bijstandsnorm uitkomt, kan er een aanvraag voor bijzondere bijstand worden gedaan.
Bij mantelzorgondersteuning in natura valt te denken aan:
Voor alle vormen van mantelzorgondersteuning geldt dat de activiteiten gericht zijn op het behouden of herstellen van de balans tussen draagkracht en draaglast van het netwerk.
Inkomensondersteuning Gemeente Leeuwarden heeft, naast ondersteuning vanuit de Jeugdwet, ook verschillende mogelijkheden voor inkomensondersteuning voor jeugdigen en/of ouder(s) met een laag inkomen en een laag eigen vermogen, ook wel minimaregelingen genoemd. De minimaregelingen zijn: de AV Frieso Compleet, het Kindpakket, individuele studietoeslag, individuele inkomenstoeslag, Bijzondere bijstand en Kwijtschelding van gemeentelijke heffingen (zie www.leeuwarden.nl/minimaregelingen).
De AV Frieso Compleet is een aanvullende zorgverzekering voor de meerkosten van chronisch zieken en gehandicapten, waarvan de gemeente een deel van de premie betaalt. In deze aanvullende verzekering zitten vergoedingen voor de eigen bijdragen Wmo, alternatieve geneeswijzen, tandheelkunde, hulpmiddelen (waaronder brillen) en fysiotherapie.
De individuele inkomenstoeslag is een vrij te besteden geldbedrag die de gemeente 1 keer per jaar, onder bepaalde voorwaarden, verstrekt aan mensen die al 3 jaar of langer moeten leven van een laag inkomen. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van het type huishouden en bedoeld voor de aanschaf of vervanging van duurdere spullen.
De bijzondere bijstand is bedoeld voor mensen die door bijzondere omstandigheden in een situatie terechtkomen, waarin het inkomen onvoldoende is om bepaalde kosten te kunnen betalen. Als daarnaast ook geen beroep gedaan kan worden op het sociaal netwerk, andere daarvoor beschikbare regelingen of eigen vermogen, dan kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Bijzondere bijstand is niet alleen bedoeld voor mensen met een uitkering, maar kan door iedereen worden aangevraagd. Er wordt niet alleen gekeken naar de hoogte van het inkomen, maar vooral naar wat iemand te besteden heeft.
Kwijtschelding van gemeentelijke heffingen kan gegeven worden aan mensen met een laag inkomen en een laag eigen vermogen. De gemeentelijke heffingen bestaan uit afvalstoffenheffing, rioolheffing en onroerend zaak belasting (OZB). De gemeente verleent geen kwijtschelding van hondenbelasting of een extra container.
Schuldhulpverlening is hulp en advies bij het oplossen van schulden. Dit betreft ook hulp en advies bij vragen over geldzaken, mogelijke regelingen en ondersteuning om iedere maand rond te kunnen komen. Deze ondersteuning wordt geboden vanuit een buurtservicepunt, het financieel adviesloket PING of het gebiedsteam.
Voorafgaand aan het gesprek in het kader van het onderzoek wordt de jeugdige en/of ouder(s) de mogelijkheid geboden om een familiegroepsplan in te dienen. Het familiegroepsplan wordt opgesteld door de ouders samen met hun sociaal netwerk. In het plan beschrijft de jeugdige en/of ouder(s) zelf zijn situatie en worden de volgende zaken opgenomen:
Artikel 5. Onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte
Een melding van behoefte aan ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening wordt nader onderzocht op basis van het eventueel aanwezige familiegroepsplan van de jeugdige en/of ouder(s) (zie artikel 5), één of meer gesprekken (zie artikel 6) met de jeugdige en/of ouder(s) en indien nodig middels het opvragen van gegevens van reeds betrokken professionals (waaronder leerkrachten en hulpverleners) en indien nodig aangevuld met een (medisch) advies van een deskundige.
Voor het onderzoek naar de melding van behoefte aan ondersteuning geldt een behandeltijd van maximaal 6 weken na de melding.
Indien vanwege zorgvuldigheid van het onderzoek de termijn van 6 weken niet gehaald wordt, dan treedt degene die het onderzoek uitvoert in overleg met de jeugdige en/of ouder(s) over de verlenging van de termijn.
Dit wordt vervolgens schriftelijk bevestigd, onder vermelding van de termijn waarbinnen het onderzoek naar verwachting wel is afgerond.
De jeugdige en/of ouder(s) kan het ondersteuningsplan te allen tijde desgevraagd ontvangen. Het ondersteuningsplan wordt binnen 20 werkdagen na het onderzoek aan de jeugdige en/of ouder(s) beschikbaar gesteld. Indien de gestelde termijn niet haalbaar is wordt de jeugdige en/of ouder(s) geïnformeerd over de reden van vertraging.
De jeugdige en/of ouder(s) krijgen de mogelijkheid om het ondersteuningsplan te lezen en een reactie hierop te geven. Naar aanleiding van de reactie van de jeugdige en/of ouder(s) worden feitelijke onjuistheden in het ondersteuningsplan aangepast. Opmerkingen en aanvullingen van de jeugdige en/of ouder(s) worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.
Indien de jeugdige en/of ouder(s) geen medewerking verleent aan een zorgvuldig onderzoek én zonder dit onderzoek de toegankelijkheid en passendheid van ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening niet kan worden vastgesteld, dan kan het college negatief besluitenop de aanvraag van de jeugdige en/of ouder(s).
Op de aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening ontvangt de jeugdige en/of ouder(s) binnen 2 weken een beslissing van de gemeente, in de vorm van een beschikking.
Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de jeugdige en/of ouder(s) schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging of opschorting van deze termijn.
Indien de jeugdige en/of ouder(s) geen medewerking heeft verleend aan een zorgvuldig onderzoek én er is gebleken dat zonder dit onderzoek de toegankelijkheid en passendheid van ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening niet is vast te stellen, kan de aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening afgewezen worden.
In afwijking op lid 5 kan de looptijd langer dan 1 jaar zijn als er sprake is van:
Pleegzorg ‘Perspectief-biedend’, indien is besloten dat een jeugdige niet meer terug naar huis kan en langdurig in het pleeggezin zal verblijven. De beschikking zal in dit geval in principe een looptijd hebben tot de jeugdige de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, tenzij de jeugdige heeft aangegeven dat hij na zijn 18e geen gebruik meer wil maken van pleegzorg.
Indien een beschikking is afgegeven en het blijkt naderhand dat de geboden ondersteuning onvoldoende bijdraagt aan het te behalen resultaat, de geboden ondersteuning kwalitatief onvoldoende is of de geboden ondersteuning niet rechtmatig is, danwel het resultaat, de kwaliteit en/of de rechtmatigheid niet goed is vast te stellen, kan dit aanleiding zijn voor een (herbeoordelings-) onderzoek en/of een wijziging of het intrekken van de beschikking.
Artikel 10. Algemeen toetsings- en afwegingskader
Om te bepalen of ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening voor de jeugdige en/of ouder(s) toegankelijk en passend is, worden de onderstaande aspecten in de weergegeven volgorde getoetst en/of gewogen:
verantwoordelijke gemeente: om te bepalen welke gemeente verantwoordelijk is voor het bieden van de ondersteuning wordt nagegaan welke gemeente als woonplaats geldt volgens het meest recente stappenplan woonplaatsbeginsel van de VNG.
Een individuele maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt aan de jeugdige en/of ouder(s) waarvan volgens het woonplaatsbeginsel de gemeente Leeuwarden verantwoordelijk is.
Bij het bepalen van de mate van de opgroei- en/of opvoedingsproblematiek kan gebruik worden gemaakt van de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) inclusief het ouderschapssupplement en het ordeningsprincipe Kind in Fryslân.
De ZRM is een instrument om verschillende dimensies van zelfredzaamheid overzichtelijk in beeld te brengen. De ZRM heeft elf domeinen waarop de mate van zelfredzaamheid wordt beoordeeld. De domeinen van de ZRM zijn: Financiën, Dagbesteding, Huisvesting, Huiselijke relaties, Geestelijke gezondheid, Lichamelijke gezondheid, Verslaving, Activiteiten Dagelijks Leven, Sociaal netwerk, Maatschappelijke participatie en Justitie. Het ouderschaps-supplement omvat de domeinen: lichamelijke verzorging, sociaal-emotionele ondersteuning, scholing en opvang.
Het ordeningsprincipe Kind in Fryslân is een instrument dat vanuit dialoog tussen jeugdige en/of ouder(s) en betrokken hulpverleners bepaalt welke zwaarte van ondersteuning nodig is. Met behulp van het instrument wordt een inschatting gemaakt van de zwaarte van de benodigde ondersteuning. Er worden vier vormen onderscheiden: opvoedingsvragen, opvoedingsspanning, opvoedingsnood en opvoedingscrisis.
Indien er sprake is van opvoedingsvragen of opvoedingsspanning wordt indien nodig ondersteuning geboden vanuit andere voorzieningen (zoals het Opvoedpunt) en/of de basisondersteuning. Indien er sprake is van opvoedingsnood wordt indien nodig ondersteuning geboden door middel van de individuele maatwerkvoorziening Specialistische Jeugdhulp of Hoogspecialistische Jeugdhulp. Bij opvoedingscrisis wordt indien nodig ondersteuning geboden door middel van Crisishulp.
gebruikelijke hulp: de mate waarin de jeugdige en/of ouder(s) met behulp van gebruikelijke hulp het aanvaardbare niveau van een veilige ontwikkeling kan bereiken of behouden.
Bij gebruikelijke hulp worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Ouders zijn primair zelf verantwoordelijk voor de verzorging, opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen. De zorgplicht van ouders strekt zich uit over het bieden van een woonomgeving waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat en zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans die nodig is bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid, ongeacht de leeftijd van het kind. Deze handelingen worden als gebruikelijk aangemerkt.
Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder, al dan niet naast fulltime (vrijwilligers)werk of opleiding, de gebruikelijke hulp over. De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindiging van de relatie. Er wordt wel rekening gehouden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.
Gebruikelijke hulp bij jeugdigen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle jeugdigen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulphandeling vervangen. Voorbeelden kunnen zijn: het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een jeugdige met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie of het geven van sondevoeding in plaats van eten.
bovengebruikelijke hulp: de mate waarin door de ouder(s) bovengebruikelijke hulp geboden kan worden. Indien de ouder(s) in staat is om de ondersteuning te bieden, hiervoor beschikbaar is en dit niet leidt tot overbelasting of financiële problemen is geen aanvullende ondersteuning vanuit de Jeugdwet noodzakelijk.
mantelzorg: de mate waarin personen uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s) bereid en in staat zijn om mantelzorg te bieden en de mate waarin de mantelzorgers hierbij ondersteuning nodig hebben om (dreigende) overbelasting tegen te gaan. Dit wordt bepaald door de totale belasting (gebruikelijke hulp, mantelzorg, werk en persoonlijke omstandigheden) van de mantelzorgers.
anderevoorzieningen: de mogelijkheden voor de jeugdige en/of ouder(s) om gebruik te maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, en en/of voorzieningen vanuit andere wetgeving zoals: Passend Onderwijs, kinderopvang, ziektekostenverzekering, de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg.
algemeen gebruikelijke voorziening: de mate waarin het voor de jeugdige en/of ouder(s) als persoon een algemeen gebruikelijke voorziening betreft. Een algemeen gebruikelijke voorziening wordt in principe door de jeugdige en/of ouder(s) zelf bekostigd.
Bij het bepalen of een noodzakelijke voorziening voor -de jeugdige en/of ouder(s) als persoon- een algemeen gebruikelijke voorziening betreft, worden de volgende aspecten gewogen:
Is er sprake van een plotseling optredende noodzaak van een voorziening, die zijn oorsprong vindt in de opgroei- en/ of opvoedproblematiek van de jeugdige en of ouder(s) (calamiteitenprincipe).Dreigt de jeugdige en/of ouder(s) door deze én andere (plotseling optredende) kosten, die verband houden met de opvoed- en opgroei problematiek, onder het in zijn situatie geldende bijstandsniveau te raken.
goedkoopst adequate voorziening: de mate waarin de voorziening voor de jeugdige en/of ouder(s) duurzaam bijdraagt aan het behalen van het resultaat.
Zijn meer mogelijkheden adequaat, dan wordt gekozen voor de, naar objectieve maatstaven, goedkoopste voorziening (vanuit de Jeugdwet of andere wetten binnen het Sociaal Domein). Voorzieningen die (op termijn) kostenverhogend werken, zonder dat zij de voorziening passender maken, komen niet voor toekenning in aanmerking.
Een individuele maatwerkvoorziening (ZIN of PGB) is pas aan de orde als na onderzoek blijkt dat de jeugdige en/of ouder(s) niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met bovengebruikelijke hulp, met mantelzorg, met een andere voorziening, met vrijwilligers(werk) en/of met een algemene voorziening voldoende instaat is het aanvaardbare niveau van een veilige ontwikkeling van de jeugdige te bereiken of te behouden. Indien een jeugdige en/of ouder(s) in aanmerking komt voor een individuele maatwerkvoorziening wordt, mede op basis van het gestelde in artikel 11 Verstrekkingsvorm en artikel 12 Persoonsgeboden budget, een keuze gemaakt voor ZIN of PGB.
Op Maat: Indien de jeugdige en/of ouder(s) specifiek op zijn situatie aangepaste ondersteuning nodig heeft, kan Op Maat als voorziening worden ingezet. Belangrijk hierbij is of de bestaande regels of procedures een onbedoeld of ongewenst effect hebben (hardheidsclausule). Op Maat wordt gemotiveerd (legitimatie) ingezet met behulp van een maatwerkplan. Dit kan als een doorbraak nodig is die bijdraagt aan het gewenste resultaat (perspectief). Dit kan als reguliere routes en voorzieningen geen of onvoldoende een passende oplossing zijn of wanneer er meer snelheid nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. Op Maat bestaat in de volgende (combinatie van) vormen:
ondersteuning mogelijk maken binnen bestaande regels of kaders
het anders of innovatief organiseren van ondersteuning
een vergoeding vanuit het Op Maat-budget
ondersteuning mogelijk maken buiten bestaande regels of kaders (mandaat)
Bij de beoordeling of en in welke mate er sprake is van gebruikelijke hulp wordt onder andere gekeken naar de leeftijd en ontwikkelingsfase van het kind. Uitgangspunt hierbij is de richtlijn gebruikelijke hulp van ouders aan minderjarige kinderen.
Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders aan minderjarige kinderen.
Artikel 11A. Keuze aanbieder (ZIN)
Artikel 12. Persoonsgebonden budget
Om te bepalen of een persoonsgebonden budget (PGB) voor de jeugdige en/of ouder(s) toegankelijk en passend is en conform de daarvoor opgestelde regels wordt besteed, worden de volgende aspecten getoetst en/of gewogen:
Om in aanmerking te komen voor een PBG dient te zijn voldaan aan de volgende voorwaarden:
De jeugdige en/of ouder(s) danwel zijn vertegenwoordiger is voldoende vaardig om alle aan de PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. De PGB-vaardigheid kan worden getoetst met behulp van de door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uitgegeven “Checklist 10-punten PGB vaardigheid” en bijbehorende “Handreiking voor toetsing (minimale) PGB-vaardigheid”.
Voor zorgaanbieders die vanuit het PGB formele ondersteuning bieden, gelden dezelfde eisen als bij zorgaanbieders die vanuit ZIN ondersteuning bieden, zie ook het kwaliteitskader Sociaal Domein gemeente Leeuwarden op de website www.lwdvoorelkaar.nl
Met een PGB kan de jeugdige en/of ouder(s) zelf individuele maatwerkvoorzieningen inkopen. De zelfgekozen zorgaanbieder kan in bepaalde gevallen meer passend en/of goedkoper zijn.
De jeugdige en/of ouders(s) voert met een PGB zelf regie over zijn eigen ondersteuning.
De jeugdige en/of ouder(s) kan met een PGB kiezen voor formele ondersteuning en/of voor informele ondersteuning (zie artikel 1 Begripsbepaling).
Inzet van het sociaal netwerk met een vergoeding vanuit een PGB kan alleen in situaties waarin:
De jeugdige en/of ouder(s) die langer dan 4 weken (28 dagen) naar het buitenland gaat en dan ondersteuning in het buitenland wil inkopen, moet toestemming vragen van het college.
Het inkopen van ondersteuning in het buitenland is in uitzonderlijke situaties maximaal 13 weken per kalenderjaar toegestaan.
De jeugdige en/of ouder(s) mag, naar zijn of haar behoefte, de ene periode meer ondersteuning inkopen dan de andere periode, zolang het totaal beschikte budget (per kalenderjaar) niet wordt overschreden.
De jeugdige en/of ouder(s) is in dit geval wel verplicht om per periode een factuur in te dienen over de werkelijk ontvangen uren ondersteuning. Het afspreken van een vast maandloon is niet toegestaan.
Het PGB wordt niet rechtstreeks overgemaakt op de rekening van de jeugdige en/of ouder(s). Dit is wettelijk geregeld om misbruik en oneigenlijk gebruik van PGB tegen te gaan. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) doet de betalingen rechtstreeks aan de zorgaanbieder.
Deze regeling, trekkingsrecht geheten, geldt voor alle gemeenten.
Het aantal door de zorgaanbieder gewerkte en betaalde uren mag niet afwijken van het Arbeidstijdenbesluit en mag indien het Arbeidstijdenbesluit niet van toepassing is, niet meer bedragen dan veertig uur per week. Bij het vaststellen of deze veertig uur per week overschreden wordt, kan ook betrokken worden de hoeveelheid uren aan ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een PGB, levert aan andere personen of gezinsleden en/of het aantal uren dat elders gewerkt wordt dan vanuit de Jeugdwet.
De jeugdige en/of ouder(s) dient de in lid 20 genoemde documenten gedurende vijf jaar te bewaren en als daarom wordt gevraagd (een kopie van) de stukken aan de gemeente te verstrekken. De gemeente kan de stukken opvragen bij een steekproefsgewijze controle op de kwaliteit en/of rechtmatigheid van het PGB door de jeugdige en/of ouder(s) en/of de zorgaanbieder.
Artikel 13. Schending Inlichtingenplicht
Bij signalen danwel een vermoeden van schending inlichtingenplicht, conform de verordening artikel 14 lid 2, is de gemeentelijke toezichthouder bevoegd onderzoek te verrichten. De jeugdige en/of ouder(s), de budgethouder PGB en de zorgaanbieder(s) zijn verplicht aan dit onderzoek mee te werken en alle relevante schriftelijke en mondelinge informatie ten behoeve van dit onderzoek aan de gemeentelijke toezichthouder te verstrekken.
Indien de beschikking voor een PGB is gewijzigd of ingetrokken vanwege toerekenbaar handelen van de zorgaanbieder die ten laste van het PGB formele of informele ondersteuning levert, ontstaat een vordering op die zorgaanbieder. De vordering bedraagt het bedrag gelijk aan het door de zorgaanbieder, vanwege het toerekenbaar handelen, ten laste van het PGB ten onrechte ontvangen bedrag. Dit derdenbeding is onherroepelijk en blijft ook na beëindiging van de zorgovereenkomst van kracht.
Vervolgens wordt zoveel mogelijk ineens teruggevorderd ten laste van het vermogen, waaronder wordt verstaan alle aan de belanghebbende in eigendom toebehorende roerende en onroerende zaken en vermogensrechten, voor zover het vermogen na aftrek van alle schulden, uitgezonderd de gemeentelijke vorderingen, een bedrag van € 1.500,- te boven gaat.