Organisatie | Alphen aan den Rijn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken wet sociale werkvoorziening |
Citeertitel | Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw Alphen aan den Rijn 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet sociale werkvoorziening
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2008 | 01-01-2015 | Onbekend | 26-06-2008 Witte Weekblad, 09-07-2008 | 2008 / 24202 |
Bijlage I bij besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 26 juni 2008,
nr 2008/6804 (raadsbesluit 2008/49)
VERORDENING PERSOONSGEBONDEN BUDGET BEGELEID WERKEN WET SOCIALE WERKVOORZIENING
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten.
Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten
Het DB SWA stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar.
Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek
Het DB SWA verstrekt op aanvraag ten behoeve van de sw-geïndiceerde die daar recht op heeft, rekening houdend met hetgeen daarover is bepaald in de Verordening wachtlijstbeheer Wsw Alphen aan den Rijn 2008, een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de sw-geïndiceerde adequaat is.
Artikel 4 De wijze van vaststelling van de periodieke subsidie aan de werkgever
Indien bij toepassing van het vorige lid het DB SWA gerede twijfel heeft aan de juiste hoogte van de loonkostensubsidie, vindt - in afwijking van het vorige lid - een loonwaardeonderzoek plaats, op basis waarvan de hoogte van de loonkostensubsidie wordt vastgesteld. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld.
Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht
Het DB SWA kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit een deskundigenrapport blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.
Artikel 8 Financiële randvoorwaarden
De hoogte van de subsidie aan de werkgever (bedoeld in artikel 4 lid 1), van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie (bedoeld in artikel 6), van de uitvoeringskosten (bedoeld in artikel 2) en van de kosten van eenmalige aanpassing van arbeidsomstandigheden ( bedoeld in artikel 7 lid 1) komen te samen niet boven het bedrag dat de gemeente per sw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, aangevuld met de gemeentelijke bijdrage bedoeld in artikel 29 lid 3 van de Regeling SWA
Artikel 11 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie
Het besluit tot verlening van een periodieke subsidie bevat in ieder geval:
Artikel 13 Verrekening met de voorschotten
De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Artikel 14 Verplichtingen van de werkgever
De werkgever doet onmiddellijk schriftelijke mededeling aan het DB SWA van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie.
Artikel 15 Citeertitel en inwerkingtreding
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van 26 juni 2008, nr 2008/49.
In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.
Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het DB SWA elk jaar de hoogte van de uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. Het DB SWA zal zelf moeten bepalen welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een sw-geïndiceerde meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:
De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per sw-geïndiceerde van het rijk ontvangt. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per sw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per sw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.
Voor het jaar 2008 is het formeel nog niet mogelijk om het budget voor uitvoeringskosten voor 31 december van het voorafgaande jaar vast te stellen. De verordening is immers nog niet van kracht. Op grond van de wet moet zij in werking treden binnen zes maanden nadat de wet in werking is getreden. De verordening moet dus uiterlijk voor 1 juli 2008 zijn vastgesteld. Voor die datum moet het budget aan uitvoeringskosten voor de tweede helft van 2008 worden vastgesteld.
Een aanvraag van een PGB kan in de praktijk zowel bij het college van B&W als bij het DB SWA worden ingediend. Wanneer het college van B&W een aanvraag ontvangt, wordt deze doorgestuurd naar het DB SWA.
Het DB SWA zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee kan SWA eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder SWA een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de sw-geïndiceerde is aangewezen.
Het ligt voor de hand dat SWA bij het stellen van eisen aan werkgevers en begeleidingsorganisaties in het kader van begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk probeert aan te sluiten bij de wijze waarop zij op dit moment begeleid werken organiseert.
Als het gaat om voorwaarden waaraan werkgevers moeten voldoen, kan worden gedacht aan:
Voor wat betreft de duur van het, minimale, dienstverband is van belang dat het rijk een bonus voor begeleid werken uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden. Dat is de reden om een minimale duur van het dienstverband in de verordening op te nemen. Uiteraard zal in voorkomende situaties wel van de werkgever worden verwacht en erop worden aangedrongen dat de intentie aanwezig is tot een dienstverband voor onbepaalde tijd.
Wat betreft de voorwaarden waaraan begeleidingsorganisaties moeten voldoen, kan worden gedacht aan:
De gemeenteraad dient bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een sw-geïndiceerde (bijvoorbeeld reiskosten of terugkerende kosten voor intermediaire activiteiten).
Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de sw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken sw-geïndiceerde. In de praktijk kan de hoogte van de loonkostensubsidie worden bepaald in onderhandeling. Daarbij wordt in veel gevallen overigens gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (cao-)loon maken vaak deel uit van dit proces.
Conform de modelverordening van de VNG is gekozen voor een methode waarbij een percentage van het bruto loon als loonkostensubsidie wordt verstrekt. De hoogte van het betreffende percentage stelt SWA zelf vast. Vanuit een oogpunt van administratieve lastenverlichting is deze methode te verkiezen. Bovendien blijkt uit ervaringsgegevens in de praktijk dat dit een werkbare manier is. Om te voorkomen dat ook in gevallen waarbij gerede twijfel is of de werkgever het betreffende (generiek vastgestelde percentage loonkosten) wel nodig heeft, dus in het geval de verdiencapaciteit van de sw-geïndiceerde hoger wordt ingeschat dan het bedrag aan loonkostensubsidie rechtvaardigt, vindt alsnog vooraf een loonwaardebepaling plaats. Ook vindt die plaats als het voorstel voor de loonkostensubsidie hoger is dan het bedrag dat volgt uit lid 2. Dit wordt geregeld in lid 4.
Het verstrekken van subsidies aan werkgevers kan onder bepaalde omstandigheden vallen onder staatssteun (die op grond van Europese regelgeving verboden is). Voor het verstrekken van loonkostensubsidies aan werkgevers die sw-geïndiceerden in dienst hebben is de Europese Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun van belang. Deze Europese verordening staat toe dat maximaal 60% van de loonkosten wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan een individuele loonwaardebepaling ten grondslag ligt.
De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien.
De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.
Ook ambtshalve kan het DB SWA, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van de subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van de subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie. In de praktijk zal het waarschijnlijk vaker voorkomen dat in de subsidiebeschikking aan de werkgever wordt opgenomen hoe, en op welke wijze, (tussentijdse) herbeoordelingen van loonwaarde zullen plaatsvinden (art. 4 lid 5 en art. 11) .
De herbeoordeling van de loonwaarde kan plaatsvinden op basis van een loonwaardeonderzoek. In de verordening kan ook worden bepaald dat een eventuele (tussentijdse) herziening van de periodieke subsidie altijd plaatsvindt op basis van een loonwaardeonderzoek. In dat geval moet er een derde lid aan het artikel worden toegevoegd dat kan luiden: ‘De herziening van de loonkostensubsidie vindt plaats op basis van een loonwaardeonderzoek’. Daarbij kan een externe deskundige worden ingeschakeld’.
Omdat de vergoedingen aan begeleidingsorganisaties op basis van een overeenkomst plaatsvinden, en in feite de uitkomst is van overleg hierover, hoeft dit artikel in principe niet in de verordening te worden opgenomen. Niettemin kan het wenselijk zijn hierover een bepaling in de verordening op te nemen. Het DB SWA kan dergelijke voorwaarden ook opnemen in eigen richtlijnen of hierover onderhandelen. Op basis van ervaringsgegevens blijkt dat de omvang van het aantal uren aan begeleiding in de tijd kan variëren, afhankelijk van de behoefte hieraan en de aard van de handicap. Daarom is, ook facultatief, de mogelijkheid in de verordening opgenomen om het aantal uren aan begeleiding, en dus de vergoeding, aan te passen. Partijen (gemeente, sw-geïndiceerde en begeleidingsorganisatie) moeten het hier uiteraard wel over eens zijn en van te voren met elkaar afspreken dat periodieke evaluaties over aanpassingen in de omvang van het aantal begeleidingsuren plaats vinden. Op die manier kan maatwerk in de begeleiding worden geleverd.
In het tweede lid is opgenomen om het zoeken naar een werkplek pas te honoreren als dit ook daadwerkelijk leidt tot een arbeidsovereenkomst (no cure, no pay). Het stelsel van de PGB gaat uit van de veronderstelling dat een sw-geïndiceerde zelf met een werkgever aankomt. In de praktijk komt het echter voor dat de begeleidingsorganisatie, c.q. het re-integratiebedrijf, eerst een werkplek moet gaan zoeken, omdat die op voorhand niet beschikbaar is. Art. 7 lid 4 van de wet geeft dit ook aan. Lukt het zoeken van een werkplek niet, of niet tijdig, en er zou toch voor die dienst moeten worden betaald, dan kan dit vanuit financieel oogpunt ongewenst zijn. Vandaar de ‘no cure, no pay’ bepaling in lid 2.
De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het DB SWA aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.
Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Optioneel is opgenomen dat daar ook een deskundigenrapport voor nodig is. Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken sw-geïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan.
In het vierde lid wordt, facultatief, een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen. Omdat hier sprake is van maatwerk, is niet bij benadering aan te geven op welke bedrag dit moet worden gemaximeerd. Duidelijk is dat hier de criteria van redelijkheid en maatwerk van belang zijn om een verantwoorde en zorgvuldige afweging te maken.
De aard van de voorziening kan immers van geval tot geval verschillen en overigens ook gerelateerd zijn aan de aard van de handicap. Bovendien hoeft er niet per se sprake te zijn van aanpassingen van bouwkundige aard. Het kan ook gaan om (aangepaste) apparatuur die een sw-geïndiceerde kan gebruiken bij een andere werkgever.
Het vijfde lid bepaalt dat het DB SWA de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.
Dit artikel is bedoeld als garantie dat de gemeente achteraf niet voor niet geraamde kosten komt te staan.
De sw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de sw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.
Op basis van de aanvraag beslist het DB SWA vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.
Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een schriftelijke opgave te doen van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto cao-loon van de sw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten.