Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westerwolde

Water- en rioleringsplan Westerwolde 2021-2025

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWesterwolde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWater- en rioleringsplan Westerwolde 2021-2025
CiteertitelWater en rioleringsplan Westerwolde 2021-2025
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021nieuwe regeling

16-12-2020

gmb-2020-343237

Z/20/114419

Tekst van de regeling

Intitulé

Water- en rioleringsplan Westerwolde 2021-2025

1 INLEIDING

 

Voor u ligt het Water- en Rioleringsplan (WRP) van de gemeente Westerwolde voor de periode 2021-2025. Dit WRP omvat zowel de gemeentelijke watertaken als de rioleringszorg. Het beheer van water en riolering is een wettelijke taak voor de gemeente. Het raakt aan het beleid van Rijk, provincie en waterschappen.

 

1.1 Doel

Het WRP beschrijft de uitvoering van wettelijke taken tegen de achtergrond van maatschappelijke veranderingen. Doel is een mooie en veilige leefomgeving. Riolering is en blijft een belangrijk middel voor het handhaven van een goede volksgezondheid en het voorkomen van de verspreiding van ziektes.

 

De gemeente geeft met dit plan invulling aan haar zorgplichten, zoals omschreven in de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken. Het WRP bevat een financieel kader dat gebaseerd is op de drie zorgplichten:

  • 1.

    Zorgplicht voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater;

  • 2.

    Zorgplicht voor doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;

  • 3.

    Zorgplicht voor het nemen van grondwatermaatregelen.

Deze zorgplichten raken aan maatschappelijke ontwikkelingen en klimaatverandering. We kiezen daarom voor vier speerpunten: kwetsbaarheid, klimaatadaptatie, ketenoptimalisatie en duurzaamheid.

 

LEESWIJZER

 

In hoofdstuk 2 evalueren we het waterbeleid. Dit betreft een samenvatting van een uitgebreidere evaluatie, die is opgenomen in de bijlage 2. In hoofdstuk 3 lichten de wettelijke zorgplichten toe. In hoofdstuk 4 volgen de vier belangrijkste speerpunten voor de komende periode, te weten: kwetsbaarheid, klimaatadaptatie, ketenoptimalisatie en duurzaamheid. In hoofdstuk 5 brengen we deze vier speerpunten in een programma onder, tezamen met de reguliere taken die de zorgplichten de gemeente opleggen. In hoofdstuk 6 worden de benodigde middelen berekend en beschrijven we de dekking, in de vorm van de rioolheffing. Hoofdstuk 7 sluit af met beschrijvingen van de benodigde organisatie en van de wijze waarop we het beleid communiceren en samen met onze inwoners gaan uitvoeren.

 

In bijlage 1 is de wet- en regelgeving opgenomen en wordt het aanpalend beleid en het beleid van provincie en waterschappen beschreven.

 

1.2 Procedure en geldigheid

Dit plan is opgesteld in overleg met Waterschap Hunze en Aa’s. Het ontwerp-WRP is voor commentaar voorgelegd aan de provincie Groningen.

 

Voorafgaand aan het opstellen van dit plan is het “Programma cluster Groningen Oost 2020-2025” van projecten opgesteld door het cluster Groningen Oost van de samenwerking in de waterketen. Dit programma wordt als separate bijlage aan dit WRP toegevoegd.

 

De financiële dekking van het gezamenlijke programma is voor wat betreft het deel van de gemeente opgenomen in dit plan.

 

Het college van B&W maakt de vaststelling van dit plan in één of meerdere dag- of nieuwsbladen bekend. Daarbij staat ook hoe men kennis kan nemen van de inhoud van het plan. Nadat de gemeenteraad het plan heeft vastgesteld, wordt het toegezonden aan de eerdergenoemde instanties. Het Water- en Rioleringsplan is vijf jaar geldig, van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.

 

 

2 EVALUATIE

 

2.1 Wat ging goed?

In dit hoofdstuk kijken we terug op de afgelopen periode. In deze periode was Wersterwolde een van de drie partners die samen het Afvalwater-plan Groningen Oost hebben opgesteld. Dit plan heeft een goede rol vervuld als ‘spoorboekje’ voor de uitvoering van de water- en rioleringstaken. Ondanks het uitstel van een aantal projecten zijn de veel plannen uitgevoerd. In bijlage 2 is een uitgebreide evaluatie opgenomen, waar dit hoofdstuk een korte samenvatting van is.

 

Er zijn een groot aantal projecten uitgevoerd:

  • Er is een start gemaakt met onderzoek naar meten en monitoren in samenwerking met de regio.

  • In 2020 is het basisrioleringsplan Westerwolde Zuid opgesteld. In 2020 is ook een update gemaakt van het BRP Westerwolde Noord, zodat het complete BRP Westerwolde eind 2020 kon worden vastgesteld.

  • In 2019 zijn de stresstesten voor de klimaatadaptatie uitgevoerd. Deze worden geanalyseerd en met de omgeving besproken. Waar risico op schade en overlast te groot is zullen maatregelen worden genomen. In 2021 wordt dit duidelijk.

  • Alle geplande maatregelen voor het afkoppelen van regenwater zijn uitgevoerd. Hierdoor wordt de riolering ontlast en de waterkwaliteit verbeterd.

  • In Bellingwolde zijn een aantal riolen vervangen. Geplande relingprojecten zijn uitgesteld en worden in de komende periode uitgevoerd.

  • Er zijn baggerprojecten uitgevoerd in Bourtange en het Bourtangekanaal, in samenwerking met waterschap Hunze en Aa’s.

De samenwerking in de waterketen is goed verlopen. In het cluster Groningen Oost zijn samen projecten uitgevoerd. In de regio Groningen en Noord-Drenthe is een start gemaakt met gezamenlijk gegevensbeheer, waar Westerwolde al sterk van heeft geprofiteerd.

De waterkaart is af, en we zijn gestart met het project meten en monitoren, om beter inzicht te krijgen in het rendement van het rioolstelsel. Het cluster Groningen Oost is als gevolg van de herindeling van verschillende gemeenten gewijzigd: naast Oldambt en Stadskanaal doen nu Midden-Groningen en de Kompanjie ook mee.

 

Participatie en communicatie vormen een belangrijk onderdeel van projecten. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van bewoners. Goed rioolgebruik is een blijvend thema voor de communicatie. Door voorlichting kunnen problemen in de riolering voorkomen worden.

 

Het klantcontactcentrum continueert de uitvoering waarbij vakinhoudelijke ondersteuning en uitvoering wordt geleverd door het team Openbare Werken. Het aantal meldingen over mechanische riolering (pompstoringen) is aanzienlijk teruggelopen.

 

2.2 Wat kan beter?

Veel voornemens uit de voorgaande plannen zijn gerealiseerd. We zijn tevreden met de resultaten. Als grootste knelpunt is de beperkte personele capaciteit ervaren. Hierdoor komt de kwaliteit van de uitvoering soms in het geding en hebben projecten vertraging of uitstel opgelopen. Ondanks een aantal wijzigingen in de personele organisatie blijven we kwetsbaar.

 

De gemeente is tevreden over de samenwerking in de waterketen. Hier mag echter meer oog en aandacht zijn voor afstemming, kennis delen, informatie-uitwisseling en bijbehorende communicatie en beperken van de kwetsbaarheid.

 

Vooral de projectmatige aanpak werpt vruchten af. Het heeft daarom de voorkeur om daar vooral op in te zetten, zodat de eigen organisatie wordt ontlast en er kwalitatief goed werk verricht kan worden, waar in de eigen organisatie vaak de tijd voor ontbreekt.

 

2.3 Conclusies

Er gaat veel goed. De meeste projecten zijn uitgevoerd. Daarbij wordt de projectomgeving wel als steeds complexer ervaren, mede als gevolg van digitalisering, integraal werken en het streven naar optimalisatie, duurzaamheid en efficiency. Om het ambitieuze programma te kunnen realiseren is samenwerking met onze partners van groot belang. Daar zetten we stevig op in.

3 TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN

Als gemeente hebben we drie wettelijke zorgplichten:

  • 1.

    het inzamelen en afvoeren van afvalwater, op grond van de Wet milieubeheer (Wm);

  • 2.

    het inzamelen en afvoeren van regenwater, op grond van de Waterwet;

  • 3.

    het voorkomen van grondwateroverlast door overtollig grondwater af te voeren.

3.1 Taken

De wijze waarop wij invulling geven aan de zorgplichten is weergegeven in dit WRP. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet (voorzien in 2021) vervalt de verplichting om een WRP op te stellen. De zorgplichten worden wel overgenomen (in artikel 2.16, lid 1a).

 

Vanuit deze zorgplichten vloeien de volgende gemeentelijke watertaken voort:

  • het inzamelen van het stedelijk afvalwater dat in het bebouwd gebied is geproduceerd;

  • het inzamelen van het regenwater dat niet mag of kan worden gebruikt voor de lokale waterhuishouding;

  • het beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de bestemming van de grond;

  • het transporteren van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt;

  • het beperken van ongewenste emissies naar oppervlaktewater, de bodem en het grondwater;

  • het beperken van overlast voor de omgeving (in de brede zin van het woord).

 

Centraal instrument voor het uitvoeren van deze taken is het rioolstelsel. Riolering wordt aangelegd om drie hoofdredenen.

 

  • 1.

    Het beschermen van de volksgezondheid

    De aanleg en het beheer van riolering zorgt ervoor dat verontreinigd afvalwater uit de directe leefomgeving wordt verwijderd.

  • 2.

    Het op peil houden van de kwaliteit van de leefomgeving

    De riolering voorkomt (samen met andere regenwatervoorzieningen) overlast door neerslag in de bebouwde omgeving. De riolering zamelt naast het afvalwater van huishoudens en bedrijven ook het overtollige regenwater in van daken, pleinen, wegen e.d. en voert dit af.

  • 3.

    Het beschermen van de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater

    Riolering of individuele afvalwaterbehandelingssystemen voorkomt de directe ongezuiverde lozing van afvalwater op bodem- of oppervlaktewater.

Wanneer we in de volgende hoofdstukken spreken over de riolering, bedoelen we het geheel aan gemeentelijke voorzieningen voor het stedelijk afvalwater, regenwater en grondwater.

 

De hierbij behorende functionele eisen en maatstaven zijn bijgevoegd in bijlage 3.

 

3.2 Verantwoordelijkheden

Verantwoordelijkheid riool

Gemeente en eigenaren dragen samen de verantwoordelijkheid voor het riool. Het deel van de rioolaansluiting vanaf het gemeenteriool tot de erfgrens wordt beschouwd als gemeentelijk gedeelte. Bij het verdelen van de verantwoordelijkheid voor het beheer en onderhoud van de riolering, mag de gemeente zelf bepalen wat tot het hoofdriool behoort en waar de huisaansluiting begint. Die begint op de erfgrens tussen gemeentelijk en particulier terrein.

Beheer en onderhoud

Beheer en het onderhoud van de riolering behoren tot de gemeentelijke huishouding (artikel 108 Gemeentewet) en zijn daarmee taken van de gemeente. Wij mogen hiervoor regels opstellen die niet afhankelijk zijn van de eigendomsverhoudingen. Dit volgt ook uit de artikelen 4:22-24 Wm, waarin de gemeentelijke zorgplicht voor riolering staat en die gemeenten verplichten een rioleringsplan vast te stellen. De gemeente kan dus zelf regelen wie (welk gedeelte van) de huisaansluiting moet beheren en onderhouden.

Verstopping

Bij een verstopping van het riool dient de eigenaar zelf het ontstoppingsstuk of -put op te graven die zich bij de erfgrens bevindt. Zo kan worden vastgesteld of de verstopping zich bevindt in particuliere grond of op gemeentelijk terrein. Verstopping in particuliere grond moet de eigenaar zelf oplossen. Bij een verstopping in gemeentelijk terrein is dat onze taak en gaan we op zoek naar de oorzaak.

 

De huisaansluiting kan zich deels in gemeentegrond bevinden. Als dit deel van de aansluiting is beschadigd, voeren we het herstel uit tot aan de perceelgrens, op onze kosten, ongeacht de oorzaak van de schade. Hiermee vermijden we moeizame discussies over aansprakelijkheid.

 

Blijkt de huisaansluiting in gemeentegrond technisch in orde en slechts verstopt, dan verhelpen we dit desgewenst ook. De kosten van de inspectie en de overige kosten op particulier terrein komen voor rekening van de eigenaar. De gemeente betaalt de kosten binnen het openbaar terrein.

 

3.3 Omgevingswet

Bij inwerking treden van de Omgevingswet veranderen er een aantal dingen. We benoemen hier de belangrijkste aspecten voor water en riolering. De wettelijke verplichting tot het opstellen van een gemeentelijk water- en rioleringsplan (WRP) vervalt. De wettelijke taken ten aanzien van water en riolering veranderen vrijwel niet (zie 3.1), en ook de rioolheffing blijft. Daarmee behoudt de gemeente een doelheffing, waarbinnen zij een aantal specifieke taken dient uit te voeren. De omgevingsvisie en het omgevingsplan worden de wettelijke middelen waarmee gemeenten hun beleid vormgeven. Hierin zijn dan ook de kernelementen van het beleid ten aanzien van water en riolering terug te vinden.

Van plan naar programma

Om de ontwikkelingen te kunnen sturen en om de beheerkeuzen en toerekening aan de rioolheffing te kunnen onderbouwen, wordt het Water- en Rioleringsplan omgezet in een programma. Op hoofdlijn vervult dit programma dezelfde functie als dit WRP. De rioolheffing zal ook na de invoering van de Omgevingswet op een voldoende detailniveau onderbouwd moeten zijn om het tarief te kunnen verantwoorden naar bewoners en bedrijven. Op deze manier kunnen bezwaren worden gepareerd met onderbouwd beleid. Het Water- en Rioleringsprogramma is daarnaast een uitvoeringsprogramma, waarmee de uitvoering van beheertaken en projecten democratisch wordt vastgesteld.

Ontheffing buitengebied

De provinciale ontheffing voor percelen die niet (kunnen) worden aangesloten op de riolering vervalt. In plaats daarvan kan het waterschap algemene regels ten aanzien van lozingen en waterkwaliteit opstellen en daarop gaan handhaven.

Aanwijzing milieubelastende activiteiten

Landelijk is het Besluit activiteiten leefomgeving vastgelegd welke activiteiten vergunning plichtig zijn. Gemeente en waterschap zijn in de meeste gevallen bevoegd gezag. Na inwerking treden van de Omgevingswet kunnen de gemeente en het waterschap nadere regels (maatwerkvoorschriften) opstellen voor milieubelastende activiteiten. Dit moeten zij dan regelen in het omgevingsplan en de waterschapsverordening.

4 KERNTHEMA’S

 

Het uitvoeren van de water- en rioleringstaken is een continu proces. In hoofdstuk vijf worden de reguliere taken beschreven die deel uitmaken van dit proces. Elke tijd brengt ook zijn eigen ontwikkelingen en thema’s met zich mee die om extra aandacht en/of nieuwe kaders vragen. We onderscheiden op dit moment vier kernthema’s waar dat voor geldt, dat zijn:

 

  • 1.

    Kwetsbaarheid en samenwerking

  • 2.

    Klimaatadaptatie

  • 3.

    Ketenoptimalisatie

  • 4.

    Duurzaamheid

Voor de vier thema’s geldt dat ze om een bijzondere inspanning vragen en tot een aanpassing van de werkwijze zullen leiden. Door ze apart te benoemen en er de komende jaren extra aandacht aan te geven zullen ze over vijf jaar volledig geïntegreerd zijn in het reguliere werkproces.

 

4.1 Kwetsbaarheid en samenwerking

Het thema kwetsbaarheid speelt al langere tijd in het vakgebied water en riolering. Onder kwetsbaarheid verstaan we:

  • Beperkte personele capaciteit

  • Een breed taakveld dat door slechts enkele medewerkers wordt uitgevoerd

  • Beperkte beschikbaarheid van vakmensen

Vacatures vragen daarom altijd om een kwalitatief goede invulling. Door de breedte van het taakveld is specialistische kennis nauwelijks te ontwikkelen, dit gaat dan al snel ten koste van andere belangrijke taakonderdelen. Personeel dat werkt binnen het taakveld wordt betaald uit de rioolheffing. De laagste rioolheffing kan worden bereikt door een optimum te zoeken tussen benodigde capaciteit en efficiënte en doelmatige uitvoering van maatregelen. Op deze manier wordt in de praktijk niet naar personele capaciteit gekeken.

 

Een praktisch leerpunt is het organiseren van een breed werkoverleg van binnen- en buitendienst waar werkafspraken worden gemaakt. Hierdoor wordt kennis gedeeld en wordt uitvoering van taken beter geborgd.

 

De geringe beschikbaarheid van vakmensen benutten we optimaal met twee strategieën:

  • Samenwerken met het waterschap en andere gemeenten om kennis te delen en waar mogelijk elkaars capaciteit te benutten.

  • Taken uitbesteden aan de markt of in samenwerking gezamenlijk op te pakken.

Voor beide strategieën speelt de samenwerking in de waterketen in de regio Groningen en Noord-Drenthe en in het cluster Groningen Oost een belangrijke rol.

 

4.1.1 Regionale samenwerking algemeen

Het uitvoeringsprogramma “Ons water centraal” stelt dat de personele kwetsbaarheid moet worden verminderd. Kwetsbaarheid moet een sterkere voorwaardelijke positie krijgen bij het vormgeven van samenwerking. RIONED heeft de mogelijkheid om op basis van de branchestandaard te onderzoeken hoe de verdeling van kennisgebieden en competenties binnen de formatie is. Dit instrument is goed inzetbaar bij het invullen van de formatie. Ook na de herindeling van een aantal gemeenten blijft de kwetsbaarheid van de organisatie van de watertaken bestaan. Door vertrekkende medewerkers en krapte op de arbeidsmarkt ligt hier een breed gedeeld probleem.

 

De regionale samenwerking in de waterketen is hier gericht mee bezig, door o.a.:

  • Meten en monitoren, gezamenlijk gegevensbeheer en de waterketenkaart verder te ontwikkelen, zie 4.1.2.

  • Een poule van mensen te vormen die taken voor meerdere organisaties kunnen uitvoeren. Dit moet vanuit de regio gebeuren. Het meest logisch is om dit vanuit de huidige werkvormen gegevensbeheer en meten en monitoren te organiseren. Het gaat er om dat die expertise waar behoefte aan is ook beschikbaar is.

  • Gezamenlijke strategische personeelsplanning en uitwisselen van medewerkers op te zetten.

  • Regionale themabijeenkomsten en cursussen te organiseren, leren van elkaar.

  • Communicatie en voorlichting over activiteiten en bereikte resultaten te intensiveren.

Het cluster Groningen Oost wil de samenwerking in de regio intensiveren, zodat deze punten goed worden opgepakt en een wezenlijke bijdrage aan de kwaliteit en kwetsbaarheid van de individuele organisaties gaat leveren.

 

4.1.2 Regionale samenwerkingsprojecten

In de afgelopen jaren zijn drie samenwerkingsprojecten gestart. Deze worden tot 2025 verder uitgebouwd:

Meten en monitoren

  • Na een lange aanloopperiode die veel tijd heeft gekost om het systeem op te bouwen worden nu de eerste vruchten geplukt. In Oldambt wordt de werking van objecten nu voor het eerst gemonitord, andere gemeenten volgen.

  • Gemeente gaan gerichter onderzoek doen naar het functioneren van het rioolsysteem en dit optimaliseren.

Gegevensbeheer

  • De beheergegevens zijn op orde, er wordt nu meerwaarde gecreëerd door o.a. een actualisatie van het verhard oppervlak, straatnaamgeving, aanvullen maaiveldhoogtes en het invoeren van de GWSW standaard.

  • De bemensing van het gegevensbureau moet onderdeel worden van de capaciteitspoule.

Waterketenkaart en Waterkaart

  • De regionale Waterketenkaart is in ontwikkeling.

  • De gemeentelijke Waterkaart is gereed en wordt regelmatig geactualiseerd.

4.1.3 Samenwerking cluster Groningen Oost

De samenwerking in het cluster Groningen Oost omvat de gemeenten Midden-Groningen, de Kompanjie namens Veendam en Pekela, Oldambt, Stadskanaal en Westerwolde en waterschap Hunze en Aa’s. Het cluster heeft het “Programma cluster Groningen Oost 2020-2025” opgesteld. Dit programma is als afzonderlijk document bij dit water- en rioleringsplan gevoegd.

 

Voor de uitvoering van dit programma zijn een aantal zaken van belang. Deze komen voort uit de evaluatie van het afvalwaterplan en hangen samen met de aanpak voor het verminderen van kwetsbaarheid. Veel van de gezamenlijke projecten in het cluster in de afgelopen periode zijn heel goed geslaagd. De uitvoering kan versterkt worden:

  • Versterken van de communicatie- en overlegstructuur in de gemeenten om het ook intern te laten landen en meerwaarde te creëren.

  • Meer projectmatig aanpakken met hulp van buitenaf, minder taken neerleggen bij individuele deelnemers in het waterteam van het cluster.

  • Meer processturing toevoegen. Het waterteam is technisch van aard, waardoor de omgeving en de communicatie vaak onderbelicht blijven. Projecten moeten beter aansluiten op de individuele organisaties.

  • Informatie binnen de samenwerking moet beter toegankelijk worden gemaakt, zodat de omgeving en nieuwe medewerkers hiervan kunnen profiteren.

Binnen het programma Groningen Oost zijn kosten en uren voor het uitvoeren van het gezamenlijke programma opgevoerd. Deze kosten en uren worden gedekt in de WRP’s en zijn terug te vinden in de hoofdstukken 5 en 6. Het programma bevat een kostenverdeelsleutel per gemeente en waterschap die overeenkomt met de vastgestelde regionale afspraken in de waterketen.

 

4.2 Klimaatadaptatie

Het klimaat verandert. Gemeenten en waterschap zijn al een aantal jaren bezig om zich hierop aan te passen. De landelijke aanpak via het Deltaplan Ruimtelijk Adaptatie geeft richting aan de opgaven voor gemeenten, waterschappen en andere betrokken overheden. Een van de eerste opgaven die hieruit voortkomt, betreft de klimaatstresstesten. In 2019 zijn deze uitgevoerd. De stresstesten zijn aangepakt conform de Nationale Adaptatie Strategie (NAS).

 

De klimaatstresstesten brengen een groot aantal risico’s in beeld. Welke risico’s accepteren we, en waar grijpen we in? Via ‘risicodialogen’ zijn de gemeenten het maatschappelijke debat over dit thema gestart. De resultaten hiervan zullen, gecombineerd met de stresstesten, de basis van de gemeentelijke klimaatagenda gaan vormen. Er wordt ingezet op een integrale aanpak, zowel wat betreft hitte en droogte als voor heviger neerslag.

 

Het klimaatbeleid vraagt om aanscherping van de beleidsuitgangspunten en werkwijze rond de risico’s van hitte, droogte en wateroverlast. We willen de kans op schade en ernstige overlast bij zware buien verminderen. Dat vraagt om een integrale aanpak van ontwikkelingsplannen, waarbij we in een vroeg stadium in gaan zetten op klimaatbestendig ontwerpen.

 

4.2.1 Waar staan we?

De afgelopen tien jaar zijn kennis en bewustzijn over klimaatverandering sterk toegenomen. Het inzicht in de ontwikkeling van temperatuur en neerslag patronen is sterk toegenomen. We zien een duidelijk patroon, waarin de kans op extreme neerslag, langdurige droogte en hittegolven toeneemt.

 

In de zomer van 2013 werd de kern Winschoten tot tweemaal toe getroffen door buien van in eerste instantie ongeveer 2x40 mm en in tweede instantie ongeveer 70 mm in korte tijd. Tweemaal liepen straten en diverse panden onder, en er stortte zelfs een dak in onder het gewicht van het vele water. Winschoten beleefde in feite al een klimaatstresstest in de praktijk. De gemeente Oldambt heeft sindsdien al een serie projecten uitgevoerd om water sneller te kunnen bergen en afvoeren. Deze aanpak wordt de komende jaren overal veel structureler.

 

In de droge zomer van 2018 zakte het grondwater extreem ver uit. Vooral veen- en kleibodems reageren daar op, met veel meer scheurvorming in wegen als gevolg. De schade aan de riolering viel mee, al zijn er op diverse plaatsen leidingen van pompputten afgescheurd. Een ander gevolg was het watergebrek in vijvers, waardoor zuurstofproblemen ontstonden voor vis. Om dit te voorkomen is het nodig om de waterstructuur aan te passen zodat voldoende water kan worden aangevoerd.

 

Klimaatadaptatie omvat ook de stedelijke wateropgave, die al ruim 10 jaar speelt in gemeenten. Om voldoende water te kunnen bergen in stedelijk gebied zijn in 2005 afspraken gemaakt over het op orde brengen van de waterberging. Hiertoe zijn op diverse plaatsen waterpartijen aangelegd, vergroot of aan elkaar verbonden. De laatste opgaven worden nu onderdeel van de klimaatadaptatiestrategie.

 

4.2.2 Van stresstesten naar een klimaatadaptatiestrategie

De stresstesten uit 2019 hadden tot doel de invloed van klimaatverandering in beeld te brengen en bewustwording voor de gevolgen te vergroten. De testen bevatten analyses en modelberekeningen en monden uit in kwetsbaarheids- of risicokaarten, die inzicht geven in potentiële negatieve gevolgen of schade, zoals:

  • het ontstaan van hitte-eilanden met een beschrijving van mogelijke negatieve gevolgen voor gezondheid voor bepaalde risicogroepen;

  • aantasting van de zwemwaterkwaliteit door hitte (zwemwaterlocaties met watertemperatuurstijging);

  • aantasting van recreatievoorzieningen door hitte (recreatielocaties met hittestress overdag);

  • gevolgen van bodemdaling door droogte (kwetsbare gebouwen, paalrot en infrastructuur);

  • gevolgen van droogte voor stedelijk groen, natuur en landbouw;

  • gevolgen van overstroming en van wateroverlast voor vitale infrastructuur, wegen, tunnels, voorzieningen, objecten;

  • schade aan gebouwen, auto’s etc. als gevolg van wateroverlast;

  • potentieel onbegaanbare wegen als gevolg van wateroverlast.

 

In 2020/2021 starten we met de risicodialoog: het bespreken van de stresstesten in thematische bijeenkomsten met in- en externen over veiligheid, recreatie, natuur en landbouw, water en stedelijk gebied. Aan de hand van deze bijeenkomsten worden de stresstesten op basis van gezond verstand en gebiedskennis bijgesteld. De aanpak raakt vele beleidsvelden, met nadruk op ruimtelijke ordening. Medewerkers riolering en water zijn direct aangehaakt als ‘duwers’. Op basis van rapportage van de risicodialoog wordt in 2021 een ‘klimaatagenda’ opgesteld waarin we maatregelen en vervolg van onze klimaatstrategie beschrijven.

 

4.2.3 Afkoppelen, robuust water- en rioleringssysteem

De gemeente streeft een robuust rioolstelsel na, waarin zo veel mogelijk regenwater aan de bron wordt gescheiden en zo veel mogelijk direct wordt afgevoerd naar de bodem of het oppervlaktewater. Het beleid richt zich daarom op de aanleg van gescheiden riolering bij nieuwbouw en wijkvernieuwing. Ook wordt er actief regenwater afgekoppeld. Dit gebeurt vaak door mee te liften op bestaande projecten, bijvoorbeeld herinrichtingsprojecten waarbij nieuwe regenwaterafvoeren worden gelegd. Bij grootschalige renovatie of herstructurering is gescheiden afvoer verplicht. Zo mogelijk wordt het water van daken en erven direct via een regenwaterafvoer naar het oppervlaktewater afgevoerd. Hier zorgt de perceeleigenaar zelf voor. Het vuilwaterriool wordt hierdoor robuuster en de inhoud (bergingscapaciteit) neemt relatief toe.

 

 

4.2.4 Wat gaan we doen om ons doel te bereiken?

We gaan met de klimaatadaptatie door op de ingeslagen weg. We stellen in 2021 een klimaatagenda op. In het WRP zijn middelen gereserveerd om de wateropgaven voor klimaatadaptatie uit te voeren. We ontwikkelen een nieuwe werkwijze waarbij we ontwikkelingsplannen gaan toetsen op klimaatbestendigheid. Daarbij gaan we strengere eisen stellen aan de hoeveelheid water die geborgen en afgevoerd moet kunnen worden bij zware neerslag, zowel op privaat terrein als in de openbare ruimte. We volgen daarin de landelijke strategie van ruimtelijke adaptatie. We willen deze aanpak juridisch borgen in een hemelwaterverordening. We blijven inzetten op praktische, doelmatige maatregelen, zoals afkoppelen, een stimuleringsregeling voor afkoppelen opstellen en een gericht grondwaterbeleid. In hoofdstuk 5 (Programma) zijn deze zaken nader uitgewerkt.

 

4.3 Ketenoptimalisatie

Onder ketenoptimalisatie verstaan we de afstemming binnen de afvalwaterketen. Deze keten is het geheel van riolering en afvalwaterzuivering: van de rioolaansluiting tot en met de lozing van het gezuiverde rioolwater. De afvalwaterketen is in de loop van vele decennia steeds complexer geworden, omdat steeds weer nieuwe uitbreidingen zijn toegevoegd, omdat normen en inzichten zijn veranderd en omdat het systeem twee beheerders kent: de gemeente en het waterschap. Van samenwerking op systeemniveau is lange tijd maar beperkt sprake geweest. Pas vanaf 2011 wordt serieus werk gemaakt van de ketenbenadering, in de verwachting dat hierdoor flink bespaard kan worden op kosten, energie en grondstoffen.

 

De afgelopen periode hebben de gemeente en het waterschap geïnvesteerd in samenwerking. Dat geldt met name voor het gemalenbeheer en de inzet op de regionale projecten meten en monitoren, gezamenlijk gegevensbeheer en de waterketenkaart. In de regionale samenwerking worden deze gezamenlijke projecten verder uitgebouwd. Dit is te lezen in het regionale programma: "Ons water centraal". De regionale projecten zijn allemaal voorwaardelijk voor het uitvoeren van ketenoptimalisatie.

 

Het uiteindelijke doel is om de afvalwaterketen zo te organiseren dat de hoogst mogelijke waterkwaliteit wordt bereikt tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Daarbij wordt gestreefd naar het laagst mogelijke energieverbruik en een zo groot mogelijke benutting (terugwinnen) van grondstoffen en energie uit afvalwater.

 

4.3.1 Waar staan we?

Het optimaliseren van de afvalwaterketen vraagt om een andere manier van kijken en handelen. Omdat het rioolstelsel een kapitaalintensief systeem is met lange afschrijvingstermijnen, zal dit optimalisatieproces een lange adem vergen. De afgelopen jaren zijn al veel maatregelen genomen:

  • Levensduur verlengende maatregelen

    Eerst repareren, dan pas relinen of vervangen. Optimaliseren is ook zo economisch mogelijk gebruik maken van beschikbare middelen. Het vervangen van een rioolbuis omdat hij nu eenmaal is afgeschreven, is verleden tijd. Er wordt nu eerst gekeken naar de functie van de buis. Past de buis in een toekomstbestendig rioleringssysteem dat efficiënt en klimaatbestendig is? Daarna wordt de onderhoudstoestand in kaart gebracht door middel van inspectie. Blijkt hieruit dat de buis nogtien jaar mee kan of dat kan worden volstaan met een kleine reparatie of relinen, dan doen we dat. Op belangrijke routes wordt de toestand van het riool intensiever gemonitord.

  • Beheer rioolgemalen, energiebesparing

    Voor rioolgemalen streven we ernaar om zo weinig mogelijk grond- en regenwater te verpompen en om het energiegebruik zo laag mogelijk te houden.

  • Meten en monitoren

    Essentieel voor het optimaliseren van de afvalwaterketen is het meten van zowel de waterkwaliteit (taak waterschap) als de werking van het rioolstelsel. Meten is weten! Het is belangrijk om ontwerpgrondslagen in de praktijk te controleren en om inzichten aan te passen op wat er in de praktijk gebeurt. Ook in overlastsituaties is het van belang om goede analyses te kunnen maken. Hierdoor kunnen financiële middelen doelmatiger en efficiënter worden ingezet.

Ook wordt in bredere zin gekeken naar optimalisatie van gemaalcapaciteiten en zijn voorbereidingen getroffen om OAS studies (Optimalisatie AfvalwaterSysteem) te kunnen uitvoeren. Daarmee wordt inzicht verkregen in de totale samenhang van het functioneren van onderdelen binnen de gehele afvalwaterketen.

 

4.3.2 Wat gaan we doen om ons doel te bereiken?

Ketenoptimalisatie is in de eerste plaats een samenwerkingsopgave voor de waterpartners. We zetten daarom in op voortzetting van bovenstaande punten en breiden deze uit met de volgende onderwerpen. We doen dit vooral door middel van de samenwerking in het cluster Groningen Oost:

  • Optimalisatie van de werking van de riolering per zuiveringskring.

  • Onderzoek naar de herkomst van rioolvreemd water op de zuivering van Scheemda.

  • Betere afstemming van waterschapsgemalen op de werking van rioolstelsels.

  • Optimaliseren van meetnetten, deelnemen aan gezamenlijke inkoop van regendata.

  • De concentratie van afvalwaterstromen moet groter worden, zuiveringen mogen niet meer hydraulisch worden uitgebreid. In een optimalisatiestudie kan worden bepaald waar de euro’s van de inwoners het best besteed kunnen worden; in het rioolstelsel of in de zuivering (OAS studies).

NAAR EEN CIRCULAIRE WATERKETEN

 

4.4 Duurzaamheid

Duurzaam waterbeheer zet in op natuurlijke processen om de (ecologische) waterkwaliteit zo hoog mogelijk te houden. We willen wat schoon is schoonhouden en de menselijke invloed op het watersysteem zo klein mogelijk maken. Daarbij passen een laag (drink)waterverbruik en een brongerichte benadering van het af te voeren grond- en regenwater.

 

In het regionale programma “Ons Water Centraal” is duurzaamheid een speerpunt: Duurzaamheid moet worden versterkt in beleid en projecten. Voor 2025 moet er een helder beeld zijn van de mogelijkheden van energiebesparing, energie opwekken, hergebruik drink/industriewater, minimale inzet van chemicaliën, optimale afstemming van milieutechnisch functioneren van riolering in relatie tot afstelling van gemalen en zuiveringen. Dit wordt afgestemd met de RES. Er is in 2023 een agenda gereed voor terugwinning van grondstoffen en circulaire inrichting van de waterketen. Duurzaamheid is randvoorwaarde bij de implementatie van maatregelen voor klimaatadaptatie en voor de integrale invoering van de Omgevingswet.

 

Nauw verweven met duurzaam waterbeheer zijn klimaatadaptatie, verbetering van de waterkwaliteit en ketenoptimalisatie. Veel maatregelen uit de voorgaande paragrafen dragen hieraan bij.

Duurzaam waterbeheer is bij uitstek ook een thema dat verbonden is met maatschappelijke ontwikkelingen, natuur- en groenbeheer en de kwaliteit van de woonomgeving. Het is logisch om daarin als gemeente samen met de inwoners op te trekken.

 

De afgelopen jaren zijn we anders naar het afvalwatersysteem gaan kijken. Door te scheiden aan de bron kunnen we uit het geconcentreerde afvalwater nuttige stoffen terugwinnen en opnieuw gebruiken, als onderdeel van de circulaire economie. Op steeds meer plekken wordt uit afvalwater schoon water gewonnen, en stoffen als fosfaat en cellulose. Ook winnen we al warmte uit het riool. De waterschappen zijn druk met de ontwikkeling van de Energie- en grondstoffenfabriek http://www.efgf.nl.

 

Het afvalwatersysteem is gebouwd op duurzame principes: een laag energiegebruik en een lange levensduur. Toch dateert een groot deel van het systeem uit tijden dat het begrip duurzaamheid zoals wij dat nu hanteren, nog niet bestond. Door de ontwikkeling van inzichten, maar vooral ook van technieken, zien we nu in dat er ook in het afvalwatersysteem winst te boeken is.

De belangrijkste duurzaamheidsdoelen zijn:

  • Scheiden aan de bron, wat schoon is schoonhouden.

  • Duurzaam materiaalgebruik, gericht op een lange levensduur.

  • Energie besparen.

  • Grondstoffen en warmte terugwinnen.

4.4.1 Waar staan we?

We hanteren in het dagelijkse werk natuurlijk al duurzaamheidsprincipes. We werken volgens het risico gestuurd beheer en we voeren projecten onderhoudsarm uit. Voor het scheiden aan de bron is afkoppelen nog steeds een van de belangrijkste, duurzame maatregelen.

 

Duurzaamheid is vooral een factor die bij alle taken een rol speelt. Er zijn constant ontwikkelingen en innovaties die het mogelijk maken om werkzaamheden en projecten duurzamer uit te voeren. Daar spelen we zoveel mogelijk op in.

 

4.4.2 Wat gaan we doen om ons doel te bereiken?

We gaan door op de ingeslagen weg. Binnen de klimaatadaptatie en de energietransitie ontstaan nieuwe aanknopingspunten met water en riolering, die pakken we op. Dat zijn o.a.:

  • Duurzamer inrichting van het watersysteem, ook in extreem natte en droge periodes, met het oog op een goede waterkwaliteit.

  • Onderzoek naar de mogelijkheden van Riothermie. Dit is warmtewinning uit rioolwater met als doel om deze warmte middels warmtepompen te gebruiken voor het verwarmen van de gebouwde omgeving.

  • Nieuwe vormen van sanitatie onderzoeken.

  • Energiebesparing (onder andere gemalen) in de afvalwaterketen door optimalisatieonderzoek.

5 PROGRAMMA

 

In dit hoofdstuk worden de maatregelen benoemd die noodzakelijk zijn om invulling te geven aan de gemeentelijke zorgplichten en om de bepaalde doelen van de kernthema’s te halen.

Dit begint bij het in standhouden van het huidige water- en rioleringssysteem. Dat vraagt om onderhoud, vervanging en vernieuwing. Daarnaast is het van belang knelpunten in kaart te brengen en op te lossen. De bestaande knelpunten zijn direct meegenomen in dit plan. In dit hoofdstuk staan alle noodzakelijke maatregelen onderverdeeld naar de drie zorgplichten voor deze planperiode.

 

5.1 Zorgplicht inzameling en afvoer afvalwater

Aanleg van nieuwe voorzieningen

Bij nieuwbouw wordt gekozen voor een gescheiden rioolsysteem, waarbij als voorkeur geldt dat er bovengronds wordt afgevoerd. De particulier is zelf verantwoordelijk voor het regenwater op eigen terrein. Indien dit tot problemen leidt, dan kan de gemeente hier eventueel een rol spelen. In het bouwbesluit is opgenomen dat water gescheiden aangeboden moet worden. De afweging wordt per plan of project gemaakt en is altijd maatwerk. Nieuwe innovatieve oplossingen worden gevolgd en waar mogelijk en haalbaar toegepast.

Gegevensbeheer

De basis van al het beheer en onderhoud ligt in het gegevensbeheer. Inzicht in het water- en rioleringssysteem kan alleen worden verkregen als het gegevensbeheer op orde is. Hiervoor wordt een digitaal beheersysteem voor de openbare ruimte gebruikt.

 

Er is aangesloten bij het regionale project voor gegevensbeheer, dit loopt door de komende periode. Er wordt op dit moment hard gewerkt aan het up-to-date krijgen van alle gegevens en meetdata.

 

Via het beheersysteem worden tevens de graafmeldingen ontsloten zoals vereist in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON voorheen WION).

Aansluitingen op riolering of IBA

Volgens de Waterwet (voorheen Lozingenbesluit) dienen ongezuiverde lozingen van afvalwater in de bodem of op oppervlaktewater te worden opgeheven. Er zijn in de gemeente Westerwolde 616 IBA’s plus 3 helofytenfilters. De IBA’s worden beheerd en onderhouden door waterschap Hunze en Aa’s. Er is ontheffing van de provincie van de zorgplicht voor diverse percelen tot 2021. Als de Omgevingswet in 2021 van kracht wordt vervalt de ontheffingsverplichting.

 

De vervanging van (onderdelen van) IBA’s is voor rekening van de gemeente. Hiervoor is € 20.000 per jaar opgenomen.

Onderhoudswerkzaamheden

Er is een inhaalslag gemaakt van het reinigen en inspecteren van de riolering. Dit wordt 2021 afgerond. Daarmee is er goed inzicht in de kwaliteit van het rioolstelsel.

 

De frequentie van kolken reinigen is afhankelijk van de omgeving, waardoor sommige meerdere keren per jaar worden gereinigd. Tevens worden de wegen en goten acht keer per jaar geveegd. Door frequent te vegen komt er minder vuil in de kolken terecht. Hierdoor is de kans op verstoppingen minder groot en blijven de kolken en riolen schoner. Om die reden wordt 50% van de veegkosten toegerekend aan de rioolheffing.

 

Gemalen en randvoorzieningen worden minimaal één keer per jaar gereinigd, geïnspecteerd (conform BRL) en onderhouden. Ook de vacuümputten worden twee keer jaar gereinigd. Aan de hand van die inspecties wordt jaarlijks een maatregelenprogramma opgesteld en uitgevoerd. De kosten hiervoor zijn opgenomen in de exploitatie en investeringen.

 

De gegevens van de gemalen zijn grotendeels opgenomen in het SAM beheersysteem. De eigen buitendienst verricht dagelijks beheer en onderhoud aan de gemalen, hiervoor is een extra monteur aangesteld. De afstemming van de telemetriesystemen van de voormalige gemeente dient nog te worden uitgevoerd. Deze manier van werken functioneert naar tevredenheid en wordt deze periode voortgezet door verder te investeren in kennisontwikkeling en optimalisering van het telemetriesysteem.

 

Inspectie, reiniging en verhelpen van (grotere) gebreken aan gemalen (hoofd- en minigemalen) wordt door de gemeente Westerwolde uitbesteed.

 

Om het inzicht in het functioneren te vergroten en het beheer en onderhoud te optimaliseren is in 2018 het project Meten en Monitoren gestart. Op basis van dit project wordt bezien welke uitbreiding of aanpassing van het telemetriesysteem MMB-web nodig is. De systemen van de twee voormalige gemeenten zullen waar nodig op elkaar worden afgestemd.

Jaarlijks worden operationele programma’s gemaakt, waarin het beleid en de strategie uit het afvalwaterplan worden vertaald naar jaarlijkse maatregelen.

Kwaliteit van riolering

De kwaliteit van het rioolstelsel wordt beoordeeld aan de hand van de inspecties. Door eigen waarneming worden de strengen geprioriteerd. Deze beoordelingen worden geclassificeerd in de volgende drie categorieën:

  • Afstroming: bijvoorbeeld door verstoppingen, wortelingroei, instekende inlaten.

  • Waterdichtheid: bijvoorbeeld door lekkage bij verbindingen of aansluitpunten.

  • Stabiliteit: zoals aantasting van de buis, scheurvorming.

In 2020 is een nieuwe methodiek geïmplementeerd waarbij de classificatie door de gemeente zelf moet gebeuren.

Reparatie, renovatie en vervanging van riolering

De noodzakelijke maatregelen zijn bepaald aan de hand van kwalitatieve gegevens. Vanuit het regionale project gegevensbeheer krijgen we advies over Uiteraard wordt riolering alleen vervangen als dat kwalitatief noodzakelijk is. Bovendien wordt afgestemd met andere projecten zoals wegreconstructies. Voor de langere termijn wordt gebruik gemaakt van theoretische gegevens, om zo goed mogelijk te kunnen anticiperen op eventuele vervangingspieken.

Functioneren van de riolering

Wij stellen voor alle kernen één maal per 10 jaar een basisrioleringsplan (BRP) op om goed inzicht te houden in het functioneren van het water- en rioolsysteem. Meetgegevens uit de praktijk worden waar mogelijk getoetst aan de theoretische modellen. De theoretische modellen worden waar noodzakelijk aangepast aan de praktijk, zodat steeds meer en beter inzicht ontstaat. Voor de hele gemeente is in 2020 een nieuw BRP opgesteld.

 

De huidige meetapparatuur is verouderd. Deze planperiode wordt geïnvesteerd in nieuwe meetapparatuur, zodat we betrouwbare meetgegevens krijgen die ook gebruikt kunnen worden voor het regionale Meten en Monitoren-project. Ook een grofmazig grondwatermeetnet wordt weer ingericht om een beeld te krijgen van de gevolgen van droogte en indicaties te kunnen geven over de gevolgen van werkzaamheden aan riolen.

Knelpunten

Uit de basisrioleringsplannen blijkt dat te kleine diameters vaak voor problemen zorgen bij hevige neerslag. De minimale diameter voor een rioolbuis moet 315 mm zijn, daarnaast moet gekozen worden voor een grotere diameter dn berekend, zodat in de toekomst geen problemen ontstaan als toch meer water wordt afgevoerd dan berekend.

 

Er zijn binnen Westerwolde geen knelpunten in het kader van het waterkwaliteitsspoor.

 

Op dit moment wordt nog gewerkt met drie telemetriesystemen en de verouderde meetapparatuur zijn teven knelpunten.

 

Bij integrale ontwikkelingen en projecten is niet altijd budget beschikbaar vanuit andere disciplines, dat maakt een project soms niet haalbaar.

 

Ontwikkelingen op het gebied van B&B, (mini-)campings en zorgboerderijen op locaties met een mini-gemaal of IBA zijn niet altijd haalbaar met de huidige voorziening, daarover moet de initiatiefnemer goed geïnformeerd worden.

 

Op de meest kwetsbare punten wordt bekeken of afvoer van regenwater op een eenvoudige wijze anders kan (bijvoorbeeld door kolken af te koppelen en het regenwater rechtstreeks af te voeren naar oppervlaktewater). Bij iedere verandering in het water- en rioolsysteem wordt gewerkt aan het robuuster maken van de omgeving.

 

In de klimaatstresstest zijn de knelpunten van de onderwerpen droogte (het wordt droger), wateroverlast (het wordt natter), hitte (het wordt warmer) in kaart gebracht. Voor het vierde onderwerp overstroming wordt gebruikgemaakt van de kaarten in de klimaateffectatlas. Medio 2021 zijn de resultaten bekend uit de klimaatstresstest en het daaropvolgende klimaatgesprek met alle betrokken partijen.

 

VAN INSPECTIE TOT RELINEN

Communicatie

Inwoners moeten op een makkelijke manier aan informatie kunnen komen. De ene keer zal dit actief gebeuren door middel van informatiebrieven en bewonersavonden (bij projecten), de andere keer passief door bijvoorbeeld nieuwe informatiefolders te plaatsen op de website.

Naast communicatie voor educatie, voorlichting en gedragsbeïnvloeding is het van belang de burgers en bedrijven optimaal te informeren over de besteding van de rioolheffing (verantwoording) en te informeren over projecten en eventueel daaruit voortkomende tijdelijk overlast. De communicatie wordt waar mogelijk in samenwerking opgepakt. Uiteraard is de gemeente altijd bereid meer informatie te verstrekken en burgers en bedrijven persoonlijk te woord te staan. Optimale communicatie is een standaard en geïntegreerd onderdeel bij de uitvoering van projecten. Dat geldt zowel voor interne- als externe communicatie.

 

5.2 Zorgplicht regenwater

Volgens de regenwaterzorgplicht moet de gemeente zorg dragen voor een doelmatige inzameling van regenwater voor zover redelijkerwijs van een particulier niet kan worden gevraagd om dit water in de bodem of naar het oppervlaktewater te brengen. Primair is de particulier wel zelf verantwoordelijk voor het bergen, infiltreren (indien mogelijk) en afvoeren van regenwater. Met een verordening afvoer regenwater en grondwater bestaat de mogelijkheid om het lozen van regenwater op een gemengd of vuilwaterriool te beëindigen.

 

Naast riolering komen ook voorzieningen ten behoeve van het afvloeiende regenwater voor die niet tot de riolering behoren en in beheer zijn bij de gemeente. Bijvoorbeeld afscheiders, wadi’s, infiltratievoorzieningen, sloten, greppels en watergangen met bijbehorende duikers en oeverconstructies. Voor de inzameling en afvoer van het afvloeiend regenwater in nieuwbouwlocaties wordt zoveel mogelijk regenwater afgekoppeld. Voor het bestaand stedelijk gebied worden de kansen voor afkoppelen zoveel mogelijk benut. Kosten voor het beheer van de regenwatervoorzieningen vallen onder de exploitatiekosten.

Water op straat

De gemeente stelt als criterium dat er volgens de berekeningen gemiddeld per locatie niet vaker dan eens per vijf jaar overlast door water op straat mag voorkomen voor bebouwd gebied met een economisch belangrijke functie. Voor het overige gebied is deze eis eens in de twee jaar. Onder overlast wordt verstaan:

  • Regenwater dat vanaf de straat gebouwen in loopt (materiële schade);

  • Afvalwater dat in grote mate uit de riolering de straat oploopt (risico’s voor de volksgezondheid);

  • Water op straat dat belangrijke verkeersaders blokkeert (belemmering voor hulpdiensten en economische schade).

Afkoppelen

Daar waar mogelijk wordt regenwater gescheiden afgevoerd. Er wordt kritisch gekeken naar de doelmatigheid als het gaat om extra investeringen voor het ontvlechten. Afkoppelen van regenwater dat valt op afvoerend verhard oppervlak is vooral een middel om de afvoercapaciteit van het rioolstelsel te vergroten. Daarmee wordt ons water- en rioolsysteem robuuster, omdat regenwater meer ruimte krijgt.

Subsidieregeling afkoppelen regenwater

De gemeente Westerwolde heeft het voornemen om de komende jaren nog meer verhard oppervlak af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Hiervoor zijn diverse afkoppelprojecten gepland. Daarnaast wordt om die reden voorgesteld een subsidieverordening vast te stellen met een jaarlijks subsidieplafond van € 30.000,- voor de duur van deze planperiode (2020 tot en met 2024).

 

Bij afkoppelen wordt schoon regenwater niet meer geloosd op het gemengde rioolstelsel, maar rechtstreeks afgevoerd naar de bodem of het oppervlaktewater. Het is een duurzame, milieubewuste en toekomstgerichte aanpak om het rioolstelsel te optimaliseren. Af en toe komen er vragen binnen van particulieren en bedrijven, meestal als zij (ver)bouwen of uitbreiden, hoe het best kan worden omgegaan met het regenwater. In bijna alle gevallen is het beter dit regenwater af te koppelen van het gemengde riool. Dit vraagt echter een investering, waar tot op heden geen bijdrage van de gemeente Westerwolde aan toegekend kan worden. Dit leidt vaak tot het niet uitvoeren van de, vanuit gemeentelijk oogpunt gezien, optimale oplossing. Met de invoering van deze subsidieregeling hopen we veel verhard oppervlak af te kunnen koppelen.

Watergangen

De watergangen zijn voorzieningen van het water- en rioolsysteem die als functie hebben overtollig regenwater en grondwater af te voeren. Om die reden worden onderhoudskosten aan de watergangen (maaien, onderhoud) voor 50% toegerekend aan de rioolheffing.

Baggeren

Het baggeren van watergangen is noodzakelijk om de doorstroming van de watergangen te garanderen, daarnaast om eventuele vervuiling vanuit de riooloverstorten en met regenwater meegespoeld sediment te verwijderen. Het baggerbudget wordt volledig gedekt vanuit de rioolheffing. Deze kosten zijn opgenomen in de exploitatie.

Stedelijke wateropgave

Voor het waterplan is in 2009 een berekening uitgevoerd voor de gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde. Hieruit is gebleken dat er op dit moment geen grote knelpunten zijn. Ondanks dat er geen opgave is, wordt bij werkzaamheden altijd bekeken of de afvoercapaciteit verbeterd kan worden, om het water- en rioolsysteem nog robuuster te maken.

 

De stedelijke wateropgave wordt steeds meer gezien als onderdeel van klimaatadaptatie.

 

5.3 Zorgplicht grondwater

Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om, voor zover doelmatig, maatregelen in de openbare ruimte te treffen die structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk voorkomen of beperken. Daarnaast is de gemeente aanspreekpunt voor de burger en behandelt grondwaterklachten.

 

Grondwateroverlast wordt als structureel beschouwd als er:

  • én structureel te hoge grondwaterstanden zijn;

  • én meldingen over structurele aantoonbare nadelige gevolgen zijn (overlast).

Overlast door grondwater wordt, als het mogelijk is, incidenteel opgelost. Er zijn enkele aandachtspunten.

 

Oude riolen zijn vaak niet volledig waterdicht en werken daardoor drainerend. Bij vervanging van deze riolen door nieuwe waterdichte riolen is het daarom gewenst een drainagevoorziening van voldoende capaciteit aan te brengen. Particulieren moeten desgewenst hier op aan kunnen sluiten of op het bij vervanging aan te leggen regenwaterriool. In sommige gevallen kan worden besloten, enige tijd vóór een riool-vervanging, het grondwaterpeil te monitoren door het plaatsen van een peilbuis.

 

Bij ontwikkelingen en projecten wordt het grondwater standaard meegenomen in het onderzoek. Indien noodzakelijk worden maatregelen opgenomen om overlast te voorkomen of eventueel op te lossen.

Service

De gemeente heeft als doel om de burger een goede service te leveren voor haar vragen en klachten op het vlak van grondwater (evenals bij storingen aan gemalen, overlast en knelpunten). Het criterium daarvoor is dat bij de burger duidelijk is wat de werking van het grondwatersysteem is en wat haar verantwoordelijkheden zijn. Goede communicatie is hierbij essentieel.

 

Hoewel de gemeente wettelijk gezien niet verantwoordelijk is voor de grondwaterstand onder particulier terrein, wil de gemeente in het kader van haar zorgplicht toch voorkomen dat in de toekomst grondwateroverlast ontstaat. Dit doet zij door:

  • In de bestemmingsfase het aspect grondwater op te nemen in de waterparagraaf;

  • In de inrichtingsfase maatregelen adviseren bij de bouwvergunningaanvraag. Hierbij kan worden gedacht aan het adviseren van blokdrainage (die na verloop tijd wel door de eigenaren van de percelen onderhouden moet worden);

  • Dusdanig bouwrijp maken dat problemen met grondwater voorkomen worden.

Bij ontwikkelingen en projecten wordt het grondwater standaard meegenomen in het onderzoek. Indien noodzakelijk worden maatregelen opgenomen om overlast te voorkomen of eventueel op te lossen.

 

Voor meer inzicht wordt deze planperiode een grofmazig meetnet opgezet om het grondwaterniveau te kunnen monitoren. Ook bij projecten is dat van belang, om te bepalen of vervangingsmaatregelen effect heeft op de grondwaterstand.

 

5.4 Totaaloverzicht maatregelen

Speerpunten in deze planperiode

De komende jaren wordt sterk ingezet op de volgende onderdelen:

  • Basis op orde (data en rioolsysteem) in Obsurv

  • Telemetrie systeem en meetpunten geschikt maken voor het project Meten en Monitoren

  • Communicatie extern en intern en afstemmen processen in de organisatie

  • Meerjarenplanning onderhoud en vervanging opstellen

  • Omgevingswet

  • Klimaat adaptatie

Onderzoek en planvorming

In deze planperiode moet onderzoek worden verricht en plannen worden opgesteld. In de hiervoor genoemde onderwerpen is dat beschreven. Enerzijds worden waar mogelijk onderzoeken en plannen in samenwerking opgepakt. Dit is beschreven in het gezamenlijke programma Groningen Oost 2020-2025. Daarnaast blijven er onderzoeken en plannen noodzakelijk die specifiek voor onze gemeente noodzakelijk zijn. De benodigde budgetten voor alle plannen en onderzoeken zijn opgenomen in de jaarlijkse exploitatie (voor een overzicht zie bijlage).

Investeringen

In de planperiode moeten riolen, gemalen en andere voorzieningen aangelegd, vervangen en verbeterd worden. De uitgaven van deze activiteiten worden aangeduid met investeringsuitgaven.

Er is een investeringsprogramma opgesteld dat tevens haalbaar is om als organisatie uit te voeren. In het verleden is daar minder rekening mee gehouden, met als gevolg dat projecten vertraging opliepen.

 

Door integraal projecten op te pakken kan tevens vertraging ontstaan, doordat bijvoorbeeld budgetten vanuit andere disciplines nog niet beschikbaar zijn. Dat betekent dat er geschoven kan worden met projecten.

 

5.5 Areaal

De onderstaande grafieken geven de opbouw van het rioolstelsel in stelseltype en in aanlegperiodes weer.

 

GEM

Gemengd stelsel.

DWA

Droogweer afvoer (DWA), afvoer van afvalwater, van een gescheiden rioolstelsel.

RWA

Regenwater afvoer (RWA), van een gescheiden rioolstelsel.

VGS-DWA

Droogweer afvoer (DWA), afvoer van afvalwater, van een verbeterd gescheiden rioolstelsel.

VGS-RWA

Regenwater afvoer (RWA), van een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Hier stroomt het regenwater deels nog naar het vuilwater, zodat de first flush wordt afgevoerd naar de zuivering.

 

GRAFIEK: TYPE RIOOLSTELSEL (LENGTE IN METERS)

 

GRAFIEK: OPBOUW RIOOLSTELSEL IN LEEFTIJD (LENGTE IN METERS)

De tabel hieronder geeft een opsomming van de totale omvang van het water- en rioolsysteem.

 

Voor een overzicht van alle overstorten wordt verwezen naar het betreffende basisrioleringsplan.

 

TABEL: OMVANG WATER- EN RIOOLSYSTEEM

Riolering gemeente Westerwolde

Eenheid

Hoeveelheden

Lengte vrijverval riolering

 

 

• GEM

Km

149

• DWA

Km

31

• RWA

Km

21

Lengte persleidingen

Km

93

Hoofdgemalen

St

42

Poldergemaal

St

1

Verzamel/tussengemaal

St

1

Pompunits

St

710

Vacuümputten

St

103

Vacuümstations

St

3

Randvoorzieningen+gemaal

St

14

Overstorten extern

St

83

IBA's

St

616

Kolken

St

9.153

Heffingseenheden

St

12.202

6 FINANCIËN

 

Het uitgangspunt is de goede dingen goed doen. Om invulling te geven aan de gemeentelijke zorgplichten en bepaalde kernthema’s zijn zowel financiële als personele middelen nodig. Alle investeringen zijn gebaseerd op inzicht in kwaliteit en worden uiteraard afgestemd met directe collega’s en andere afdelingen om projecten integraal aan te pakken. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de benodigde financiële middelen en de kostendekking.

 

Binnen de kaders van dit plan werken de gemeenten binnen cluster Groningen Oost samen en hebben ambitieuze plannen voor de komende vijf jaar.

 

Voor de bekostiging van de gemeentelijke watertaken, voorziet de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken de mogelijkheid tot het instellen van een rioolheffing (Gemeentewet, artikel 228a). Uit de opbrengst hiervan kunnen de gemeentelijke watertaken worden bekostigd.

 

6.1 Opbouw rioolheffing

In de grafiek hieronder is de opbouw van de rioolheffing van de gemeente Westerwolde weergegeven.

 

Gemeentewet, artikel 228a

  • 1.

    Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

    • a)

      de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater;

    • b)

      de inzameling en afvoer van afvloeiend regenwater, de verwerking van het ingezamelde regenwater én het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

  • 2.

    Ter zake van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen twee afzonderlijke belastingen worden geheven.

 

GRAFIEK: OPBOUW RIOOLHEFFING GEMEENTE WESTERWOLDE

 

6.2 Uitgangspunten

De rioolheffing is over een periode van 20 jaar berekend. Er is gekeken naar investeringspieken in deze periode (bijvoorbeeld doordat veel riolen tegelijk aan het eind van hun levensduur komen), maar concreet zijn de eerste 10 jaar beschouwd. Daarop is het programma - zoals beschreven in hoofdstuk 5 - bepaald en de daarbij behorende hoogte van de rioolheffing berekend.

 

Zowel de baten (tarief rioolheffing en aantal heffingseenheden) als een overzicht van alle lasten zijn in het berekeningsmodel gebracht. De lasten betreffen de lopende kapitaallasten, de exploitatiekosten (met onder andere doorberekening van personeelskosten), de externe kosten (zoals reiniging en inspectie), benodigde onderzoekskosten, toegerekende btw en investeringen. Er is voor de rioolheffingsberekening gebruik gemaakt van het rioleringsmodel van de gemeente Groningen, dat zij zelf heeft ontwikkeld om niet afhankelijk te zijn van externe adviesbureaus. Dit model is getoetst en goedgekeurd door een accountant. De gemeente Westerwolde hanteert een rentepercentage van 0,5% (+1% extracomptabel) en rekent voor deze rioolheffingsberekening zonder inflatie.

 

De gemeente rekent als toerekenbare btw alle btw toe die drukt op goederen en diensten die direct als last op de exploitatie drukken of via een voorziening lopen, als ook de btw die drukt op de investeringen. Bij investeringen wordt de btw berekend over de afschrijvingen en tevens worden de hogere lasten van rente meegenomen als gevolg van de effecten van het btw-compensatiefonds. In het berekeningsmodel wordt rekening gehouden met een maximalisatie van de toegerekende btw.

Financieringsmethode

Gemeente Westerwolde werkt toe naar het zogenaamde ideaalcomplex, waarbij de investeringen direct worden gedekt uit de inkomsten van de rioolheffing. Deze investeringen worden dus niet geactiveerd. De landelijke trend van een (op termijn fors) stijgende rioolheffing door de opeenstapeling van kapitaallasten is er daardoor niet. Het verloop van de rioolheffing kan om die reden stabiel blijven en op termijn zelfs weer zakken. Bij het kapitaliseren van investeringen zou de rioolheffing op termijn alleen maar verder door stijgen. Met name op lange termijn zal het verschil tussen ons tarief en dat van andere gemeenten - die hun investeringen wel activeren - steeds groter worden. Dat is een positief resultaat en vooruitzicht door de gemaakte keuze om toe te werken naar het ideaalcomplex.

 

Wij hebben een gedifferentieerd riooltarief. Voor eigenaren van woningen heffen we een vast tarief en daarnaast wordt voor niet-woningen op basis van de WOZ-waarde een extra deel geheven (0,08% van de WOZ-waarde).

 

In onderstaande grafiek is te zien hoe het werkelijke verloop van de rioolheffing is geweest en hoe de eerdere prognose was van het verloop van de rioolheffing.

 

GRAFIEK: RIOOLHEFFING, WERKELIJK EN PROGNOSE HUIDIG GRP

 

Het voorstel is om het tarief de komen de jaren op € 280,- (exclusief indexatie) te houden. Daarmee blijft er ruimte om kapitaallasten versneld af te boeken, of investeringen niet geheel te activeren (beide hebben lagere kapitaallasten tot gevolg). Volgens de huidige berekeningen kan rond 2033 het ideaalcomplex volledig worden bereikt.

Risico’s van krimp

Er is conform prognose van de gemeente geen rekening gehouden met stijging of daling van het aantal heffingseenheden voor de periode waarover de berekening is gemaakt, tot 2040. Er is volgens prognoses sprake van krimp in onze gemeente (tot 2030), maar het aantal heffingseenheden zal naar verwachting niet snel afnemen door ontwikkelingen van minder aantal inwoners per huishouden. Het werkelijke aantal heffingseenheden moet jaarlijks worden getoetst en indien blijkt dat het aantal substantieel afwijkt van de werkelijkheid is het noodzakelijk de rioolheffingsberekening te actualiseren.

 

Een uitgebreid overzicht van investeringen, kosten en opbrengsten is weergegeven in bijlage 4.

 

6.3 Kostenbesparing

Door samen te werken worden kosten bespaard, naast de verhoging van kwaliteit en het verminderen van kwetsbaarheid. De eerste kostenbesparing is al direct zichtbaar: het in gezamenlijkheid met gemeenten uit het cluster Groningen Oost opstellen van dit Water- en Rioleringsplan. Maar de grootste besparing komt niet voort uit het besparen op de onderzoekskosten, maar juist op het besparen in de uitvoering. De onderzoekskosten bedraagt een klein deel van het te besteden budget per jaar voor investeringen buiten.

7 ORGANISATIE, PARTICIPATIE EN COMMUNICATIE

 

7.1 Organisatie

Voor het bepalen van de samenstelling van de formatie voor de watertaken is een berekeningsmodule beschikbaar. De stichting RIONED (het kenniscentrum voor riolering van de Nederlandse gemeenten) stelt deze module in de Kennisbank beschikbaar. Met behulp van deze module maken we een inschatting van de benodigde capaciteit. Voor gemeenten tot 50.000 inwoners is de module zeer goed bruikbaar, zoals gebleken is uit onderzoek.

Theoretische capaciteit

Voor het analyseren van de capaciteit van de binnendienst wordt gebruik gemaakt van een indeling in drie deeltaken:

  • 1.

    Planvorming (opstellen G(W)RP, afstemming met andere plannen en opstellen jaarprogramma’s)

  • 2.

    Onderzoek (inventarisatie, inspectie/controle, meten en berekenen)

  • 3.

    Facilitair (afstemming met andere planvormen, vergunningen, ondersteuning, etc.)

Voor het uitvoeren van maatregelen (zoals aanleg, reparatie, renovatie/vervanging en verbetering) wordt de theoretische capaciteit berekend op basis van de omvang van investeringen in de planperiode.

 

Voor de uitvoering van beheersactiviteiten in het onderhoud (riolen/kolken, gemalen/mechanische riolering, infiltratievoorzieningen/lokale zuiveringen en grondwatervoorzieningen) wordt de theoretische capaciteit berekend op basis van areaalgegevens. Uit de berekening van de formatie komen de volgende cijfers:

 

Fte

Huidig

Berekend

Verschil

Deeltaken en maatregelen

2,0

2,9

- 0,9

Onderhoud

3,0

2,7

0,3

Totaal

5,0

5,6

- 0,6

 

Voor de binnendienst (planvorming, onderzoek en facilitair) hebben we in de berekening rekening gehouden met een minimale bezetting (en dus maximale uitbesteding) om alle taken kwalitatief op voldoende niveau uit te kunnen voeren.

 

Het totale tekort van 0,6 fte betekent dat er structureel meer taken dan gewenst worden uitbesteed.

 

Stichting RIONED geeft aan dat het enige tijd duurt voordat de gevolgen van onvolledig beheer of verkeerde keuzes bij aanleg zich manifesteren. De riolering is een behoorlijk robuust systeem met een lange levensduur. Het risico van personeelsgebrek kan zich uitten in wateroverlast, wegverzakkingen, onnodige kosten, toename van milieu- en waterbelasting en vertraging van de uitvoering van maatregelen. RIONED hecht er aan om deze consequenties weer te geven.

 

7.2 Samenwerken in de waterketen

De gemeente participeert actief in de regionale samenwerking in de waterketen in Groningen en Noord-Drenthe. De samenwerking is in 2011 gestart met het bestuursakkoord water. In 2019 is de samenwerking met 5 jaar verlengd. In hoofdstuk 4.1 is uitgebreid beschreven welke bijdrage de samenwerking al levert en nog gaat leveren aan de vermindering van de kwetsbaarheid.

 

Ook met het oog op de ontwikkelingen rond klimaatadaptatie, ketenoptimalisatie en duurzaamheid is de samenwerking een goed middel om samen de kennis en kunde te ontwikkelen die nodig is voor de komende jaren. Waar mogelijk worden kansen benut om projecten gezamenlijk uit te voeren.

 

7.3 Participatie

Water is een belangrijk element in de woon- en leef-omgeving. Participatie van bewoners is daarom een vanzelfsprekend onderdeel van onze planprocessen geworden.

 

De risico’s op wateroverlast en droogte nemen toe als gevolg van de klimaatverandering. Dat vraagt om afstemming met onze bewoners, maar ook het ontwikkelen van kennis en begrip en om praktische maatregelen. Op veel plaatsen kunnen we werk met werk maken door samen op te trekken met bewoners en andere projecten, zoals de herinrichting en renovatie van buurten.

 

Bewoners moeten ook zelf actie ondernemen. Woningen en erven kunnen klimaatbestendiger worden door af te koppelen, door daken groen te maken en door water te hergebruiken of te infiltreren. We blijven ons inzetten om bewoners hierover voor te lichten en ze te stimuleren om deze maatregelen zelf te nemen.

 

7.4 Communicatie

Communicatie ligt in het verlengde van participatie. We communiceren om te vertellen wat we doen en waarom we dat doen. We informeren onze inwoners en bedrijven over:

  • goed rioolgebruik (wat hoort wel en niet thuis in het riool);

  • waterbesparing en goed omgaan met drinkwater en regenwater;

  • onze inspanningen, projecten, doelen en ambities, en de noodzaak hiervoor;

  • de waterkwaliteit in de gebouwde omgeving, over waar het veilig recreëren is en waar dit restricties met zich meebrengt;

Via het waterloket wordt de communicatie met inwoners en bedrijven verstevigd. Veel mensen zijn geïnteresseerd in het water in hun omgeving. Daar willen we actief op inspelen. Daarnaast willen we actief aan de slag met vragen, klachten en meldingen. Veel vragen kunnen worden opgelost met een goede voorlichting. Daar waar de vraagstelling verder gaat willen we snel en adequaat antwoorden geven en problemen kunnen oplossen. Achter het waterloket organiseren we in samenwerking in goede backoffice, waar klachten en meldingen goed geregistreerd worden en waar ook geregeld analyse plaats vindt. Klachten en meldingen vormen een belangrijke bron voor het planmatig en doelmatig investeren in de afvalwaterketen.

Interne communicatie

In het cluster Groningen Oost worden gezamenlijk projecten uitgevoerd en wordt kennis uitgewisseld. De onderlinge communicatie in het cluster verloopt uitstekend. De terugkoppeling van kennis en projecten in de interne organisaties van gemeenten en waterschap is een ontwikkelpunt in deze planperiode.

Projectcommunicatie

Bij de uitvoering van projecten treden we actief in overleg met de omgeving. We laten plannen zo goed mogelijk aansluiten bij de wensen van omwonenden en zorgen voor beperking van de overlast. Daar horen goede afspraken bij met een overheid waarop je kan vertrouwen.

BIJLAGE 1 WETTELIJK EN BELEIDSKADER

 

Het WRP is opgesteld binnen wettelijke kaders en geeft uitvoering aan Rijksbeleid. Daarnaast vindt afstemming plaats met aanpalend beleid binnen de gemeente en met het beleid van Provincie en waterschap Hunze en Aa’s.

 

De relaties met het aanpalend beleid van de gemeente worden in hoofdstuk 3 benoemd. In deze bijlage worden de wettelijke en beleidskaders van andere overheden verder beschreven.

 

1 Wettelijke kaders

1.1 Europese Kaderrichtlijn Water (KRW)

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is bedoeld om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Europa uiterlijk in 2027 op goed niveau te brengen en te houden. In de richtlijn is omschreven wat de chemische en ecologische toestand van het water moet zijn. De KRW stelt voor waterlichamen een ecologische en kwaliteitsdoelstelling. In de tweede planperiode tot 2021 wordt gewekt aan realisatie van deze doelen.

De gemeente Westerwolde ligt in het stroomgebied Eems.

Figuur: Stroomgebieden Noord-Nederland

 

Per stroomgebied zijn stroomgebiedbeheersplannen opgesteld. Belangrijkste uitvoerders van het SGBP zijn de waterschappen. Veel van de uitvoeringsmaatregelen zijn gericht op verbetering van oevers. Het natuurvriendelijk maken van oevers in verschillende kanalen en watergangen draagt bij aan natuurlijke zuivering en verbetering van het leefmilieu voor plant en dier.

 

In 2015 is er een nieuw SGBP vastgesteld voor de periode tot 2021. De planperiode komt overeen met die van het beheerplan van het waterschap.

1.2 Wet milieubeheer

Het belangrijkste wettelijk kader voor gemeenten is vastgelegd in de Wet milieubeheer. In deze paragraaf zijn de relevante artikelen uit de Wet milieubeheer weergegeven.

Artikel 4.22

De gemeente is wettelijk verplicht een GRP op te stellen (Wet milieubeheer art. 4.22). In dit artikel is aangegeven dat de gemeenteraad telkens voor een nader vast te stellen periode, een GRP vaststelt.

Artikel 4.23

Hierin zijn verantwoordelijkheden en procedures rond het GRP geregeld.

 

Het Water- en Rioleringsplan wordt in samenwerking met de waterbeheerder/het waterschap opgesteld. Het betrekken van GS blijft een bestaande verplichting, die na wettelijke implementatie van de Omgevingswet gaat verdwijnen.

Artikel 4.24

De provincie heeft een rol als toezichthouder op de gemeentelijke financiën en zij heeft een aanwijzingsbevoegdheid. Dit komt ook in de Wet milieubeheer tot uitdrukking.

 

Wet milieubeheer, artikel 4.22

  • 1.

    De gemeenteraad stelt telkens voor een daarbij vast te stellen periode een gemeentelijk rioleringsplan vast.

  • 2.

    Het plan bevat tenminste:

    • a)

      een overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater als bedoeld in artikel 10.33, alsmede de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater als bedoeld in artikel 9a van de Wet op de waterhuishouding, en maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, als bedoeld in artikel 9b van laatstgenoemde wet en een aanduiding van het tijdstip waarop die voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn;

    • b)

      een overzicht van de in de door het plan bestreken periode aan te leggen of te vervangen voorzieningen als bedoeld onder a;

    • c)

      een overzicht van de wijze waarop de voorzieningen, bedoeld onder a en b, worden of zullen worden beheerd;

    • d)

      de gevolgen voor het milieu van de aanwezige voorzieningen als bedoeld onder a, en van de in het plan aangekondigde activiteiten;

    • e)

      een overzicht van de financiële gevolgen van de in het plan aangekondigde activiteiten.

  • 3.

    Indien in de gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan geldt, houdt de gemeenteraad met dat plan rekening bij de vaststelling van een gemeentelijk rioleringsplan.

Wet milieubeheer, artikel 4.23

  • 1.

    Het gemeentelijk rioleringsplan wordt voorbereid door burgemeester en wethouders. Zij betrekken bij de voorbereiding van het plan in elk geval:

    • a)

      Gedeputeerde Staten;

    • b)

      de beheerders van de zuiveringstechnische werken waarnaar het ingezamelde afvalwater wordt getransporteerd;

    • c)

      de beheerders van het oppervlaktewater waarop het ingezamelde water wordt geloosd.

  • 2.

    Zodra het plan is vastgesteld, doen burgemeester en wethouders hiervan mededeling door toezending aan de in het eerste lid, onder a tot en met c genoemde organen, en Onze Minister.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders maken de vaststelling bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden. Hierbij geven zij aan op welke wijze kennis kan worden verkregen van de inhoud van het plan.

 

1.3 Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken

In 2008 is deze wet van kracht geworden. In essentie heeft de zorgplicht voor een doelmatige inzameling en transport van afvalwater een gedifferentieerde definitie gekregen voor stedelijk afvalwater en afstromend hemelwater. De zorgplicht is verbreed tot drie zorgplichten:

  • Zorgplicht voor inzameling en transport van stedelijk afvalwater;

  • Zorgplicht voor doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater;

  • Zorgplicht voor grondwatermaatregelen.

De wet bevat onder meer de nieuwe rioolbelasting (de rioolheffing ter vervanging van het rioolrecht), waarmee de gemeenten de aanleg en het beheer van de riolering betaalt. Ook definieert en verheldert de wet de taak van gemeenten voor wat betreft afvloeiend hemelwater en grondwater. Daarmee verduidelijkt het ook de rolverdeling van gemeente, waterschap, provincie en - heel belangrijk - de burger (perceeleigenaar). De verbrede rioolheffing maakt het mogelijk om alle gemeentelijke watertaken te financieren, en heeft daardoor een bredere basis als het rioolrecht.

Zorgplicht stedelijk afvalwater

Gemeenten hebben op grond van de Wet milieubeheer, artikel 10.33 een zorgplicht ten aanzien van de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater. Onder stedelijk afvalwater wordt afvalwater verstaan dat bestaat uit huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater. In de praktijk wordt hier invulling aan gegeven door de aanleg en beheer van een openbaar vuilwaterriool. Nieuw aan de definitie stedelijk afvalwater is dat hemelwater niet meer onder de definitie valt. Behandeling van hemelwater heeft daarmee een geheel nieuwe status gekregen.

Zorgplicht hemelwater

De wetgeving gaat ervan uit dat hemelwater in principe schoon genoeg is om zonder zuiverende voorziening te lozen. De zorgplicht hemelwater legt nadruk op de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken (inspanningsverplichting particulier). De gemeentelijke zorgplicht treedt in werking als de perceeleigenaar niet redelijkerwijs zelf het hemelwater kan infiltreren of bergen. Dit hemelwaterbeleid maakt duidelijk waar de grens ligt.

Zorgplicht grondwater

Met deze wetgeving moet de gemeente voor nieuwe situaties (vanaf intrede wet) structurele grondwaterproblemen voorkomen of beperken voor zover dit niet onder de verantwoordelijkheid van waterschap of provincie valt. De zorgplicht grondwater benadrukt de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar om maatregelen te nemen die grondwaterproblemen voorkomen. De gemeentelijke zorgplicht treedt in werking als de perceeleigenaar niet redelijkerwijs een voldoende ontwatering kan realiseren en overtollig grondwater moet afvoeren. De gemeente heeft de regie als meerdere partijen betrokken zijn bij (dreiging van) een probleem. In bijlage 6 is het grondwaterbeleid nader uitgewerkt.

1.4 Waterwet

Acht bestaande wetten (o.a. Wet op de Waterhuishouding, WvO en Grondwaterwet) voor het waterbeheer in Nederland zijn in 2009 vervangen door één Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. De wet is gericht op het bereiken van doelstellingen binnen watersystemen (stroomgebieden), met een heldere verdeling van verantwoordelijkheden en taken tussen de verschillende betrokken overheden. Tevens is de wet gericht op een adequaat instrumentarium voor de uitvoering van het waterbeleid. Dit betreft dan voornamelijk een vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten.

 

Een belangrijk uitgangspunt van de Waterwet is dat zoveel mogelijk activiteiten onder algemene regels vallen: Geen vergunning, tenzij daar goede redenen voor zijn. Uit het besluit lozingen buiteninrichtingen volgt bovendien dat de watervergunning (oude Wvo-vergunning) voor riooloverstorten is vervallen, deze valt nu onder algemene regels.

 

Door de Waterwet zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat om wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van de functie kunnen eisen worden gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water.

 

Een gevolg van de Waterwet is dat de vergunningstelsels zijn gebundeld: één watervergunning voor alle handelingen in het watersysteem. Voor het bevoegde gezag betekent dit dat de vergunning aan álle aspecten van het waterbeheer moet worden getoetst. Het bevoegde gezag voor de verlening van de watervergunning is het waterschap, voor het regionale watersysteem, en Rijkswaterstaat voor het hoofdwatersysteem. De provincie blijft het bevoegde gezag voor grote grondwateronttrekkingen en -infiltraties. De gemeente krijgt de zorg voor grondwatermaatregelen en afvloeiend hemelwater in het stedelijke gebied.

1.5 Consequenties Omgevingswet

De Omgevingswet treedt waarschijnlijk in 2022 in werking en vervangt een groot aantal wetten. Voor gemeente en waterschap heeft de wet een aantal belangrijke consequenties. In hoofdzaak gaat het dan om:

Juridisch/inhoudelijk:

  • De verplichting van het opstellen van een GRP vervalt. Onder de Omgevingswet gaat gewerkt worden met programma’s. De verantwoording van de rioolheffing zal ook in deze vorm plaats gaan vinden. Een programma bevat ruwweg hetzelfde soort informatie dat een GRP nu ook bevat, al kan de reikwijdte groter zijn, al naar gelang de keuze van de gemeente.

  • Het provinciale toezicht op de ongezuiverde lozingen verdwijnt. Nu dient voor percelen waarvoor niet op een economisch rendabele manier een voorziening voor inzameling van afvalwater kan worden gerealiseerd ontheffing van de zorgplicht te worden aangevraagd bij de provincie. Het gaat hierbij in principe om beheer van de waterkwaliteit. Dit wordt aan de regio’s overgedragen. Als waterkwaliteitsbeheerder zal het waterschap hierover een standpunt in moeten nemen. Ook gemeenten zijn aanzet, omdat er ook lozingen op water plaatsvinden waarvan de gemeente beheerder is. Ook hier is samenwerking gewenst.

  • Het voornemen is om de watertoets niet meer verplicht te stellen. Het waterschap hecht veel waarde aan de watertoets als adviesinstrument om tot duurzame keuzen te komen bij inrichting van de ruimte.

  • Het adviesrecht over vergunning van indirecte lozingen op het riool door het waterschap vervalt. Deze verantwoordelijkheid komt volledig bij de gemeente te liggen. Voor een goede werking van de RWZI is het waterschap gebaad bij inzicht en sturing inzake het afvalwateraanbod. Ook op dit punt blijft goede samenwerking gewenst.

Digitalisering:

  • Vergunningaanvragen dienen via een loket te worden afgehandeld. Dat betekent een verdergaande integratie van informatiesystemen, waarbij zoveel mogelijk direct inzicht moet worden gegeven in de haalbaarheid van een plan of activiteit. Via kaarten en slimme formulieren moet het aanvragen zoveel mogelijk worden vereenvoudigd. Er wordt meer gedacht in algemene regels.

Werkwijze:

  • Intern binnen overheidsorganisaties en tussen regionale overheden moet zoveel mogelijk op dezelfde manier worden gewerkt, zodat er altijd een eenduidige en duidelijke communicatie met aanvragers plaats kan vinden.

2 Beleid van overheden

2.1 Landelijke bestuursakkoorden

Na de hoogwatersituaties in de 90-er jaren, onder anderen het hoog water in Winschoten in 1998, heeft de Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft op verzoek van het Rijk onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden.

 

Daaruit is het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003) voortgekomen, eigenlijk een voorloper van het huidige klimaatbeleid, gericht op het op orde brengen van het watersysteem voor 2015. Hieruit voortvloeiend zijn onder andere de regionale waterbergingsgebieden aangelegd.

 

De beleidsbrief regenwater van het ministerie van VROM uit 2004 gaf vooral de gemeenten en waterschappen een richtlijn hoe om te gaan met regenwater. De richtlijn wordt vaak samengevat in de trits vasthouden - bergen - afvoeren.

 

Figuur: Vier pijlers regenwaterbeleid

 

Er worden vier pijlers van het regenwaterbeleid benoemd:

  • 1.

    aanpak bij de bron: het voorkomen van verontreiniging van regenwater;

  • 2.

    regenwater vasthouden en bergen;

  • 3.

    regenwater gescheiden van afvalwater afvoeren;

  • 4.

    integrale afweging op lokaal niveau.

Met het omgaan met regenwater is maatwerk onontbeerlijk.

 

De watertoets is toen ingevoerd als een belangrijk instrument om gemeente en waterschap bij ruimtelijke plannen vroegtijdig samen te laten werken. Het is een proces- en procedure-instrument.

 

In juni 2008 is NBW Actueel gepresenteerd. Een belangrijk voortvloeisel uit het NBW Actueel is de stedelijke wateropgave. Doel hiervan is om het stedelijk gebied voldoende robuust te maken voor het tijdelijk bergen van grote hoeveelheden regenwater. De stedelijke wateropgave is grotendeels uitgevoerd, en wordt momenteel “ingehaald” door de stresstesten in het kader van de klimaatadaptatie.

 

In 2007 is het eerste Bestuursakkoord Waterketen gesloten. Dit had tot doel om de transparantie en de doelmatigheid in de waterketen te bevorderen. Hieruit is onder andere het vergelijkend onderzoek (benchmarking) van de waterschappen voortgekomen. Het was het begin van de permanente samenwerking tussen gemeenten, drinkwaterbedrijven en waterschappen.

 

In 2011 werd dit opgevolgd door het Bestuursakkoord Water. Een van de thema’s uit dit akkoord is het doelmatig beheer van de waterketen. De afspraken in het bestuursakkoord voor de waterketen zijn dus een herbevestiging van de bestaande afspraken. De uitdaging die bij gemeenten, waterbedrijven en waterschappen ligt is om regionaal invulling te geven aan de afspraken. In de regio Groningen en Noord-Drenthe is hier in de periode 2011-2020 voortvarend aan gewerkt.

De samenwerking is nog niet af. Daarom is er landelijk een addendum op het Bestuursakkoord Water gemaakt, wat in onze regio is vertaald in een verlenging van de regionale samenwerking tot 2025.

 

Van recente datum zijn de Nationale klimaatadaptatiestrategie 2016 (NAS) en het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie 2018. Nederland maakt werk van klimaatadaptatie. De noodzaak voor aanpassing aan het veranderende klimaat zal de komende jaren alleen maar toenemen. De Nationale klimaatadaptatiestrategie doet een beroep op het innovatie- en het aanpassingsvermogen van iedereen. In Westerwolde zijn stresstesten uitgevoerd om een beeld te krijgen de risico’s die een veranderend klimaat met zich meebrengen. Deze worden in 2020-2021 omgezet in een strategie.

 

Het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie is een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk. Het Deltaplan versnelt en intensiveert de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen.

2.2 Landelijk financieel beleid van het BBV

Notitie Riolering – november 2014

In november 2014 heeft de commissie BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) een nieuwe notitie riolering uitgebracht. Met deze notitie verduidelijkt zij het onderscheid tussen voorzieningen en reserves. Bovendien bevestigt de commissie dat investeringen geactiveerd moeten worden, maar gemeenten ze vervolgens zowel langjarig afgeschreven kunnen afschrijven als op de voorziening kunnen afboeken. Uitgebreide informatie is te vinden op https://www.riool.net/-/%20nieuwe-verhelderende-bbv-notitie-riolering.

Notitie Rente – juli 2016

In juli 2016 heeft de Commissie BBV de notitie Rente uitgebracht om de transparantie in de berekende rente te vergroten. Het is vanaf 2018 niet meer mogelijk om een afwijkende rente toe te rekenen aan bepaalde investeringen. Vanaf 2018 gelden er geen uitzonderingspercentages meer die bijvoorbeeld bij een gesloten huishouding worden toegepast. Er mag dan niet meer rente worden toegerekend aan de taakvelden dan feitelijk is betaald (waaronder ook de omslagrente wordt verstaan). Meer informatie is te vinden op: http://www.commissiebbv.nl/actueel/nieuwsberichten-0/nadere/.

2.3 Omgevingsvisie Provincie Groningen

In de Omgevingsvisie staat het provinciale beleid op het gebied van ruimte, verkeer en vervoer, milieu en water. In de Omgevingsverordening zijn regels en voorschriften opgenomen voor gemeenten en waterschappen om de visie uit te voeren. Daarnaast is een Plan MER (Milieu Effect Rapportage) opgesteld, waarin de gevolgen voor het milieu in beeld zijn gebracht. De Omgevingsvisie heeft betrekking op het grondgebied van de provincie Groningen en geldt voor een periode van vier jaar: 2016-2020.

 

In hoofdstuk 17 wordt het onderwerp waterveiligheid beschreven. Doel is een toekomstbestendige, leefbare en veilige provincie te garanderen. Daarin zijn kustverdediging, (regionale) dijken en waterberging de belangrijkste middelen.

 

In hoofdstuk 18 gaat het over schoon en voldoende water. Doel is om op lange termijn de vraag naar zoetwater te verkleinen. De waterschappen spelen hierin een belangrijke rol. De waterkwaliteit moet uiterlijk in 2027 voldoen aan de KRW-doelen. De provincie is beheerder van het diepe grondwater. Rondom grondwaterbescherming en waterwinning wordt deze taak actief uitgeoefend.

2.4 Beleid Waterschap Hunze en Aa’s

Beheerprogramma 2016-2021

Iedere zes jaar stelt het waterschap een Waterbeheerprogramma op. Dit beleidsdocument beschrijft hoe het Waterschap invulling geeft aan zijn taken. Ook de steeds belangrijker wordende rol van water in relatie tot ruimtelijke ordening en regionale economie is in het beleid van het waterschap opgenomen. Deze ontwikkelingen vragen om een integrale aanpak en flexibiliteit, waarbij goed wordt samenwerkt met andere organisaties. De kernopgave is de zorg voor voldoende en schoon water en bescherming tegen overstromingen in een veranderend klimaat, met onzekere maar waarschijnlijk grote gevolgen voor watersystemen.

De rol van het waterschap ontwikkelt zich van louter taakgericht naar meer omgevingsgericht. Het Waterschap zal zijn aandacht niet alleen meer richten op de traditionele taken waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterzuivering, maar steeds meer op integrale gebiedsontwikkeling. De inzet van het waterschap is gericht op een duurzaam waterbeheer, dat bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving en versterking van de regionale economie.

Zuiveringsstrategie

Waterschap Hunze en Aa’s heeft in 2010 een zuiveringsstrategie voor 2030 opgesteld. De doelen zijn hetzelfde als de zuiveringsvisie van Noorderzijlvest, de aanpak van beide waterschappen verschilt.

 

In 2016 is de zuiveringsstrategie herijkt. De herijking in 2016 was nodig om focus te krijgen binnen de planperiode van vier jaar. Daarbij is gekeken naar logische momenten om te investeren in zuiveringen. Schaalvergroting is een logisch onderdeel van de transitie, om kosten niet te veel te laten stijgen. De transitie dient doelmatig te worden vormgegeven, waarbij duurzaamheid wordt afgezet tegen een haalbare terugverdientijd. De focus voor de komende vier jaar ligt op:

  • Het winnen van energie.

  • Ontwikkelen van een doelmatige strategie voor winnen van fosfaat uit afvalwater.

  • Concentratie van afvalwater, dus afkoppelen van hemelwater van het riool.

Belangrijke aandachtspunten waarin het waterschap onderzoek doet en participeert in landelijke ontwikkelingen zijn o.a. het project energie- en grondstoffenfabriek, reductie van uitstoot van broeikasgassen, onderzoek naar verwijdering van medicijnresten en emissiereductie van organische microverontreinigingen.

Notitie Stedelijk Waterbeheer

In deze notitie heeft het waterschap haar beleid ten aanzien van het stedelijk waterbeheer uitgewerkt. In plaats van ‘stedelijk’ mag hier gelezen worden dat het vooral over water in bebouwd gebied gaat. De notitie behandelt de visie van het waterschap op het stedelijk waterbeheer en welk beleid daarvoor relevant is. Een belangrijk aspect is de afstemming met de ruimtelijke ordening. Dit wordt toegepast op de verschillende onderdelen van het stedelijk waterbeheer. Ook de onderlinge afspraken over beheer en onderhoud komen aan bod. In de notitie geeft het waterschap ook aan waar de gemeenten aan moeten voldoen als het om inrichting en dimensionering van watergangen en vijvers gaat.

 

BIJLAGE 2 EVALUATIE

1 Algemeen

In deze bijlage wordt het beleid en de uitvoering van de afgelopen periode geëvalueerd. In die periode bestond de samenwerking in het cluster Groningen Oost nog uit de drie gemeenten Oldambt, Stadskanaal en Westerwolde. In het Afvalwaterplan Groningen Oost hebben de drie gemeenten afspraken gemaakt over de samenwerking in de waterketen en deze vastgelegd in een hoofddocument. Per gemeente is een specificatie opgesteld waarin de individuele beheertaken zijn beschreven.

 

Het Afvalwaterplan heeft de afgelopen vijf jaar een goede rol vervuld als ‘spoorboekje’ voor de uitvoering van de water- en rioleringstaken. Ondanks het uitstel van een aantal projecten zijn de plannen grotendeels uitgevoerd. Door goed af te stemmen, zowel intern als met de waterschappen, is synergie bereikt in veel projecten en is op een doelmatige manier werk met werk gemaakt.

2 Wat hebben we gedaan?

2.1 Onderzoek en planvorming

In 2019 is een start gemaakt met de koppeling met het regionale project meten en monitoren.

De gemeente participeert hierin om meer inzicht te krijgen in het werkelijk functioneren van de rioolstelsels. Vanaf ca. 2021 zijn hiervan de resultaten te verwachten.

 

Dit geldt tevens voor het project GWSW, de implementatie van het gegevenswoordenboek stedelijk water. Door invoering van deze werkwijze kunnen bestanden eenvoudig worden uitgewisseld.

2.2 Basisrioleringsplannen

In 2016 is door de voormalige gemeente Bellingwedde een Basisrioleringsplan (BRP) opgesteld. Uit de doorrekening zijn geen grote problemen voortgekomen.

Op enkele plaatsen zijn controlemetingen uitgevoerd in het riool, hier zijn enkele kleine maatregelen uit voortgekomen.

 

Medio 2020 is het eindrapport BRP Westerwolde Zuid in concept opgeleverd. De maatregelen die hierin worden voorgesteld zullen geen grote investeringen vergen. Aandachtspunt is het bedrijventerrein Zuid Groningen in Ter Apelkanaal. De huidige capaciteiten van het gemeentelijk rioolstelsel kan de toename van bedrijfsafvalwater niet aan, zodat er een alternatieve afvoermogelijkheid moet worden gezocht. Dit project wordt in het Water- en Rioleringsprogramma opgenomen. In 2020 is ook een update gemaakt van het BRP Westerwolde Noord, zodat het complete BRP Westerwolde eind 2020 kon worden vastgesteld.

2.3 Niet-gerioleerde percelen

Bij 616 percelen zijn gemeentelijke IBA’s aangelegd. De IBA’s worden beheerd en onderhouden door waterschap Hunze en Aa’s. Binnen de gemeente is door de provincie voor diverse percelen ontheffing van de zorgplicht verleend. De ontheffing geldt t/m het jaar 2021. Bij inwerking treden van de Omgevingswet vervalt de ontheffingsplicht. Het waterschap blijft verantwoordelijk voor de waterkwaliteit en het beleid om dat op orde te houden.

 

Vanaf 2018 zijn onderdelen van de IBA-systemen vervangen, ze waren toen inmiddels 15 jaar in bedrijf.

Vanaf 2019 is hiervoor € 20.000 per jaar opgenomen.

2.4 Klimaatadaptatie en afkoppelen

De klimaatverandering is voor de landelijke overheid aanleiding geweest om het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) op te zetten. Landelijk zijn afspraken gemaakt om Nederland voor te bereiden op wateroverlast, overstroming, droogte en hitte. In dat kader zijn in 2019 stresstesten uitgevoerd in Westerwolde. Hierbij zijn zware buien gesimuleerd. Door middel van risicodialoog en -analyse worden in 2021 maatregelen ontwikkeld die het water- en rioleringssysteem voldoende robuust moeten maken in de komende decennia.

 

Praktisch gesproken is bij ontwikkelingen of rioolvervangingen steeds bekeken of het gewenst is om de afvoercapaciteit te vergroten. Er wordt dan bezien of dat op een efficiënte wijze kan worden uitgevoerd, mogelijk ook via het oppervlak of door extra berging op straat of in het groen te creëren.

 

Daar waar mogelijk wordt regenwater van verhardingen afgekoppeld van het gemeentelijk rioolstelsel.

Desgewenst adviseert de gemeente bij particuliere bouw. Bij uitbreidingsplannen wordt een gescheiden systeem voorgeschreven.

 

De afkoppelprojecten, genoemd in het voorgaande BRP, zijn uitgevoerd. Woonstichting Acantus heeft voor de komende jaren plannen om in onze gemeente inbreidingsprojecten te realiseren waar afkoppeling mogelijk is. Hiervoor is een werkgroep samengesteld waarin de gemeente zitting heeft.

2.5 Waterkwaliteit en leefomgeving

Door het riool te monitoren heeft de gemeente inzicht in de interactie is tussen de riolering en het oppervlaktewater. Gemeenten meten de uitstoot vanuit het rioolstelsel, het waterschap volgt de ontwikkeling van de waterkwaliteit.

Baggeren

De baggerwerkzaamheden t.b.v. de rioolfunctie zijn gereed behalve de haven van Bourtange. In de haven van Bourtange loost één overstort uit het gemengd rioolstelsel op het oppervlaktewater. In opdracht van het waterschap wordt er in 2020 baggerwerkzaamheden uitgevoerd in het Ruiten A Kanaal en Bourtangekanaal. Er zijn nadere afspraken gemaakt met het waterschap om het baggeren van de haven van Bourtange hierin mee te nemen.

2.6 Grondwater

Er is in 2012 is een grondwatermeetnet aangelegd om inzicht te krijgen in de ernst en omvang van de grondwaterproblematiek. In 2016 is op basis van de meetgegevens het grondwatermeetnet geëvalueerd. In Westerwolde zijn maar op enkele locaties problemen door grondwater. Een deel van de monitoring is sindsdien om die reden gestopt. Er worden nog drie grondwaterpeilbuizen uitgelezen.

 

De hitte en droogte van 2018 en 2019 heeft wel sporen achtergelaten. Door de hitte is er schade ontstaan aan betonnen rijbanen. Door droogte is er schade ontstaan aan asfaltwegen in het buitengebied. Dit is meestal te herleiden naar de aanwezigheid van veenlagen of kleilagen in de ondergrond.

 

Voor zover bekend is er geen schade aan de riolering.

2.7 Beheer en onderhoud

Een zo nauwkeurig mogelijke bepaling van de levensduur van riolering zorgt voor een risico-gestuurd beheer. Voordat hinder ontstaat, moet door reparatie, renovatie of vervanging zijn ingegrepen. Als vervolg op het project gezamenlijk reinigen en inspecteren, is binnen het cluster Groningen Oost de methodiek van risico-gestuurd beheer in ontwikkeling. De pilot van dit project heeft in Oldambt gedraaid en er zijn stappen gezet om de methodiek ook in Westerwolde te introduceren. In het samenwerkingsprogramma Groningen Oost wordt dit voortgezet. Het (gezamenlijk) gegevensbeheer levert een belangrijke bijdrage/voorwaarde voor risico-gestuurd beheer.

Reiniging en inspectie

Er is in 2017 gestart met het digitaliseren van rioolgegevens van de oude gemeente Vlagtwedde (Westerwolde Zuid). Dit gebeurt via het regionale project gezamenlijk gegevensbeheer (GGB). Na voltooiing worden de gegevens in 2020 gebruikt voor het reinigen en inspecteren van de oudste delen het gemeentelijk vrij verval rioolstelsel. In Westerwolde zuid is dit in 2020 uitgevoerd. Op basis van de inspectiegegevens wordt een rapport opgesteld voor reparatie, relining of vervanging. Dit vormt de basis voor dit WRP.

 

De frequentie van kolken reinigen is afhankelijk van de omgeving, waardoor sommige meerdere keren per jaar worden gereinigd. In het kolkenzuigenbestek van 2019 is beschreven hoe we de reinigingsfrequentie kunnen afstemmen op de vervuilingsgraad. Wegen en goten worden acht keer per jaar geveegd. Door frequent te vegen komt er minder vuil in de kolken terecht. Hierdoor is de kans op verstoppingen minder groot en blijven de kolken en riolen schoner. Om die reden wordt 50% van de veegkosten toegerekend aan de rioolheffing.

Beheersysteem

De gemeente neemt deel aan de regionale samenwerking voor het gegevensbeheer. Er is in 2019 gestart met het invoeren van analoge gegevens en inspectiebestanden. Een deel van de bestanden zat al in het eigen beheersysteem. Eind 2020 zullen alle gegevens op orde zijn indien er voldoende capaciteit bij de organisatie van het gezamenlijk gegevensbeheer beschikbaar blijft.

2.8 Beheer rioolgemalen

Gemalen en randvoorzieningen worden één tot twee keer per jaar gereinigd, geïnspecteerd (conform BRL) en onderhouden. Ook de vacuümputten worden twee keer jaar gereinigd. Aan de hand van die inspecties wordt jaarlijks een maatregelenprogramma opgesteld en uitgevoerd. De kosten hiervoor zijn opgenomen in de exploitatie en investeringen. Mechanische riolering is gekeurd volgens NEN 3140 en voor Zuid is de mechanische riolering in een beheerpakket opgenomen.

 

De gegevens van de gemalen van het Bellingwedde deel zijn opgenomen in het SAM beheersysteem. De eigen buitendienst verricht klein dagelijks onderhoud aan de gemalen. Het waterschap verrichtte het klein dagelijks onderhoud aan de gemalen in voormalig Vlagtwedde. Inmiddels is die samenwerking beëindigd en worden alle gemalen op dezelfde wijze onderhouden. De gegevens van gemalen zijn in het SAM beheersysteem opgenomen, waarmee gestructureerde onderhouds- en investeringsplanning voor alle gemalen worden gemaakt.

 

De afstemming van de telemetriesystemen van de voormalige gemeente dient nog te worden uitgevoerd. Deze werkzaamheden zullen naar verwachting medio 2021 klaar zijn.

2.9 Investeringen

De vervanging van de riolering in de Noorderstraat en de Zuiderstraat in Bellingwolde, inclusief de herinrichting van de straat, is in 2019 en 2020 uitgevoerd. Ook in de Molenlaan is gescheiden riool aangelegd. Diverse reparatie- en relineprojecten moeten nog worden voorbereid en uitgevoerd. De voorbereiding van deze projecten staat gepland voor 2020.

 

Voor de uitbreiding van de woonwijk Runderhaven in Ter Apel wordt het riool als gescheiden stelsel aangelegd. Het gemengd riool van de Noorderstraat en Zuiderstraat in Bellingwolde is in 2019 vervangen door een gescheiden stelsel.

2.10 Meten en monitoren

Om wateroverlast te beperken wordt de werking van gemalen en overstorten gemonitord. Het meetnet bestaande uit de monitoring van bestaande riooloverstorten wordt in overleg met het waterschap geëvalueerd.

3 Organisatie, participatie en communicatie

3.1 Personele capaciteit

De theoretisch benodigde is in 2015 nog berekend voor de twee voormalige gemeenten. Als gevolg van de herindeling is zowel de formatie als de berekening daarvan aangepast. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 7.

3.2 Samenwerking in de waterketen

In 2019 is in de regio Groningen en Noord-Drenthe besloten om het waterakkoord te verlengen tot 2025. Dit betekent een continuering van de samenwerking en de lopende projecten. De opgave ten aanzien van de financiële doelstelling voor 2020 is afgerond. De overige doelen staan nog overeind en vragen om nieuwe projecten en initiatieven. Daaraan zijn klimaatadaptatie en cybersecurity toegevoegd. In het programma ‘Ons water centraal’ zijn de afspraken en projecten vastgelegd.

 

Het cluster Groningen Oost heeft per 1-1-2020 een nieuwe vorm gekregen bij de start van Ons water centraal. Er is vanwege de afname van het aantal gemeenten, als gevolg van gemeentelijke herindeling, gekozen voor het samenvoegen van de voormalige clusters Groningen Oost en Groningen Centraal. Het cluster zal in de periode 2020-2025 bestaan uit de gemeenten Midden-Groningen, de Kompanjie namens Veendam en Pekela, Oldambt, Stadskanaal en Westerwolde, samen met waterschap Hunze en Aa’s.

3.3 Klachten en meldingen

Het klantcontactcentrum continueert de uitvoering waarbij vakinhoudelijke ondersteuning en uitvoering wordt geleverd door het team Beheer & Realisatie.

 

Het aantal meldingen over mechanische riolering (pompstoringen) is aanzienlijk teruggelopen omdat de gemeente nu gebruik maakt van een rioolgemalenbeheersysteem. Op de gemeentelijke site wordt aangegeven hoe men dient te handelen bij rioolstoringen.

Meldingen van storingen kunnen zowel binnen als buitenkantooruren worden doorgegeven. Meldingen van grondwateroverlast worden in overleg met het waterschap behandeld.

3.4 Participatie en communicatie

Participatie is vast onderdeel bij de uitvoering van projecten in de woonomgeving. Plannen worden voorgelegd aan bewoners, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met ideeën en wensen van bewoners. Er vinden wijk- en dorpsschouwen plaats.

 

Bij nieuwplannen wordt er een waterparagraaf in bestemmingsplannen opgenomen. Ook worden adviezen aan bouwers gegeven. Er worden uitsluitend nog gescheiden aansluitingen aangelegd. Het is meestal maatwerk, in overleg met de rioolbeheerder wordt naar een passende oplossing gezocht.

4 Wat kan beter?

Door de herindeling is de gemeente nu nog bezig met een inhaalslag. Het rioolstelsel van Westerwolde Zuid wordt/is gedigitaliseerd en wordt momenteel gereinigd en geïnspecteerd. Er is een nieuw beheerpakket voor de riolering dat in 2020 gevuld wordt. Daarmee is een start gemaakt die de komende jaren nog een aantal stappen zal vergen.

BIJLAGE 3 DOELEN, FUNCTIONELE EISEN, MAATSTAVEN EN MEETMETHODEN

 

De systematiek van doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden (DoFEMaMe) is essentieel bij het opstellen van het WRP. Het toetsen van de doelen aan de maatstaven vormt de basis voor de evaluatie van de in de afgelopen periode geleverde prestaties en de verantwoording van de voor de komende periode benodigde middelen. Zo kunnen we als organisatie continu leren en verbeteren, zoals ook assetmanagement beoogt.

 

Inmiddels is de systematiek al ruim twee decennia gemeengoed bij de rioolbeheerders in Nederland. Vanaf het begin waren de doelen een beschrijving van het gewenste gedrag van de riolering en de rioleringsobjecten. De functionele eisen zijn daarbij de voorwaarden waaraan de infrastructuur moet voldoen om de doelen te bereiken.

Door de verbreding van de rioleringszorg naar de zorgplichten voor afval-, hemel- en grondwater zijn de doelen losser komen te staan van de infrastructuur zelf en meer gericht op dienstverlening en de maatschappelijke prestaties. Toch blijkt de ‘oude’ DoFEMaMe-systematiek goed bruikbaar om de zorgplichten te vertalen naar concreet meetbare effecten. Namelijk door de doelen niet langer te beperken tot een beschrijving van het gewenste systeemgedrag, maar van het beoogde effect. Daarmee vormt de systematiek ‘nieuwe stijl’ het beoordelingskader voor de wijze waarop we de zorgplichten voor afval-, hemel- en grondwater invullen.

 

Het implementeren van DoFEMaMe2.0 vraagt een verder gaand volgen van het functioneren van de riolering waardoor doelmatiger maatregelen getroffen kunnen worden.

 

In het WRP is de DoFEMaMe 2.0 methode centraal gesteld bij de uitwerking van de zorgplichten. In deze bijlage worden de doelen specifiek en meetbaar gemaakt voor toepassing op de dagelijkse uitvoering van de gemeentelijke watertaken. In onderstaande tabel is dit uitgewerkt.

 

Functionele eisen

Maatstaven

Meetmethoden

Doel 1: Risico’s voor de volksgezondheid door aanraking schadelijke stoffen en geuroverlast maximaal beperken.

Geen (onaanvaardbaar) gezondheidsrisico

1. Risico op besmetting met watergerelateerde ziektes door blootstelling aan riool- of regenwater is laag:

• Afvalwater van alle percelen wordt ingezameld en via riolering naar de zuivering getransporteerd, tenzij dat niet doelmatig is

• Geen riooloverstorten en -uitmondingen in risicovol oppervlaktewater

• Geen langdurige water-op-straat in woonbuurten

• Alle percelen zijn aangesloten op riolering of IBA of gelijkwaardig

• Klachten en meldingen GGD

• Op basis van het Waterkwaliteitsspoor locaties selecteren die een potentieel risico vormen voor volksgezondheid (locaties bij overstorten en uitmondingen gescheiden stelsels, etc.)

• Gebruik gevalideerd rekenmodel voor riolering

• Gebruik inspecties en metingen voor controle op deugdelijke werking

 

Zolang kennis over volksgezondheidsrisico’s beperkt is en daarmee niet inzichtelijk is nader onderzoek nodig.

 

2. In het openbaar gemeentelijke gebied voldoen de rioleringsobjecten aan de MIC-waarde (Minimum Inhibitory (remmende) Concentration) voor H2S

• Alleen onderzoek naar aanleiding van klachten

• Meting m.b.v. H2S-meters

 

Doel 2: Beperk wateroverlast door water op straat en beperk overstroming maximaal

Riolering:

Geen onaanvaardbare economische schade of maatschappelijke hinder door wateroverlast

1. De maatstaf is gebaseerd op 2 uitgangspunten:

• Water-op-straat/hinder toetsing of ontwerp van systeem voldoet aan het ontwerpcriterium: 1 keer per 2 jaar water op straat (bui08 uit LR); risiconalyse met zwaardere bui uitvoeren

• Wateroverlast en schade water-op-straat mag niet leiden tot water in woningen of panden behalve bij zeer extreme neerslaggebeurtenissen (herhalingstijd groter dan 100 jaar)

• Controle met behulp van gevalideerd rekenmodel, waarin fysieke kenmerken van stelsel (berging, overstorten, pompcapaciteit en structuur) en afvoerend oppervlak (hoeveelheid, type en hoogteligging) zijn gecontroleerd

• In dit model is ook het stedelijk oppervlaktewater opgenomen voor zover het van invloed is op het functioneren van de riolering

• Voor de toetsing van wateroverlast en schade dient het model te zijn aangevuld met de hoogtematen uit de Algemene Hoogtekaart Nederland (AHN) 2.0.

• Controle of w-o-s en wateroverlast uit het model worden bevestigd door het klachten- en meldingensysteem

 

2. Vervuiling, wortelingroei, obstakels en slibophoping in het riool beïnvloeden het hydraulisch functioneren niet waarneembaar

Klachten en meldingen

 

3. Voldoende hoge bouwpeilen bij nieuwbouw

• Waterparagraaf in bestemmingsplan

• AHN2.0 voor toetsing of maaiveldinrichting klimaatbestendig is

Grondwater:

Geen onaanvaardbare economische schade of maatschappelijke hinder door grondwateroverlast

Grondwaterstand die behoort bij de aan het perceel gegeven bestemming

• Kies gebiedsspecifieke norm voor over- en onderlast afhankelijk van de aan de grond gegeven bestemming

• Toets op klachten (bij > 5 oorzaak onderzoeken)

• Toets op metingen waterstand - duur frequentie relaties

• Gebruik risicokaart op voor over- en onderlast op specifieke locaties

 

Doel 3: Beperk hinder door falen van riolen en door verstopping of werkzaamheden.

Instabiliteit:

Constructie voldoende stevig om functie bovenliggend maaiveld te garanderen

Gemiddeld aantal keer per jaar instorting (buis of put) < 2 per 100  km

Registratie klachten en meldingen

Bereikbaarheid:

Minimale overlast door werkzaamheden

Aantal klachten < 5% aantal betrokken aansluitingen

1. Registratie klachten en meldingen

2. Informatie buitendienst

Verstopping:

Minimale verstopping huisaansluitingen door vervuiling van het hoofdriool

Aantal klachten < 1% aantal eenheden

1. Registratie klachten en meldingen

2. Nader onderzoek oorzaak verstopping

Riolering:

Voorkomen verslechtering functioneren riolering door (verkeerde) inrichting van de openbare ruimte

1. Geen constructies (bomen, ondergrondse afvalinzameling, enz) nabij riolering

Constructies (bomen, ondergrondse afvalinzameling, enz) worden niet binnen normafstand geplaatst

 

2. Anders inrichten van het maaiveld mag niet tot verslechtering functioneren riolering en systemen leiden

• Analyse wateroverlast m.b.v. rekenmodel

• Uitvoeren maaiveld analyse tijdens extreme neerslag

• Uitvoering klachtenanalyse na extreme neerslag

 

Doel 4: Zorg voor goede oppervlaktewaterkwaliteit, voer zo weinig mogelijk schoon water af naar de zuivering.

Watersysteem:

Emissies uit riolering hebben geen nadelig effect op gezond watersysteem, maatgevend waterkwaliteitscriterium volgt watersysteemanalyse (O2 dip, eutrofiering, slibophoping)

Eisen volgend uit het waterkwaliteitsspoor en streefbeelden

• Voer een watersysteemanalyse uit

• Gemeente en waterschap formuleren samen ambities voor watergangen

• Bepaal knelpunten voor realisatie streefbeelden

• Onderzoek mate en oorzaak knelpunt

Watersysteem:

Lozingen afvalwater in het buitengebied hebben geen nadelig effect op waterkwaliteit

1. Eisen volgend uit het waterkwaliteitsspoor

2. Toepassing verbeterde septic tank

Bepaal knelpunten a.d.h.v. streefbeelden

Transporteren afvalwater: Voldoende afnamecapaciteit theoretisch

Capaciteit is DWA + poc

Standaard pve gemalen

Transporteren afvalwater: Voldoende afnamecapaciteit in praktijk

1. Werkpunt pomp is 50-130% van theoretische capaciteit

2. Beperkt aantal storingen gemalen afhankelijk van functie en uitvoering gemaal

• Gemalen met debietmeter: gemeten verpompt debiet gedeeld door het verpompt debiet dat geleverd had moeten worden afhankelijk van instellingen gemaal

• Gemalen zonder debietmeter: volumetest

• Metingen in procesautomatiseringssysteem geautomatiseerd verwerken in KPI’s

• Meting in procesautomatiseringssysteem geautomatiseerd verwerken

Transporteren afvalwater: Voorkomen dat afvalwater vermengd wordt met “vals” schoon water

Werkelijke DWA afvoer < 130% theoretische afvoer

Debiet gemalen meten, theoretisch debiet bepalen analyses uitvoeren

Bodem, bij riolen boven GW stand:

Inzamelen en transporteren vrijkomend afvalwater emissies naar bodem of grondwater hebben geen nadelig effect

1. Exfiltratie van DWA uit riolering mag geen (ecologische) schade veroorzaken

2. Bij afkoppelen hemelwater mag geen bodemverontreiniging ontstaan

3. Er mogen geen lekkages voorkomen bij persleidingen

Gebruik risicomanagement methode

Bodemlozingen:

Lozingen afvalwater in het buitengebied hebben geen nadelig effect op de bodem

Eisen volgend uit bodembeschermingsbeleid

Gebruik risicomanagement methode

 

Doel 5: De klant staat voorop. Aantal klachten zit onder het landelijk gemiddelde.

Klantvriendelijke benadering

1. Correcte, snelle en accurate afhandeling van klachten, meldingen en vragen

2. Afhandeling cf. afspraken gemeentelijke klachtenregeling

• Registratie klachten en meldingen

• Managementrapportage

Transparante bedrijfsvoering

1. Rioleringsbeheer wordt qua werkzaamheden en kosten zo veel mogelijk gescheiden van andere infrastructuur gehouden. Kosten zijn te herleiden

• Administratie

• Managementrapportage

• Evaluatie GRP

 

2. Inzicht in prognose rioolheffing en lasten

• Kostendekkingsplan

• Administratie

• Managementrapportage

Tijdige en volledige communicatie

Aantal klachten over communicatie < 1%

Registratie klachten en meldingen

 

BIJLAGE 4 KOSTENDEKKINGSPLAN

 

 

1

2

3

4

5

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

Inkomsten

 

 

 

 

 

Aantal aansluitingen op riolering

12.181

12.181

12.181

12.181

12.181

Tarief rioolheffing

€ 280,00

€ 280,00

€ 280,00

€ 280,00

€ 280,00

 

 

 

 

 

 

Inkomsten grootverbruikers

€ 330.577

€ 330.577

€ 330.577

€ 330.577

€ 330.577

 

 

 

 

 

 

Inkomsten eigen bijdrage huisaansluitingen

€ 4.538

€ 4.538

€ 4.538

€ 4.538

€ 4.538

Opbrengst dwanginvordering

€ 7.500

€ 7.500

€ 7.500

€ 7.500

€ 7.500

Totaal (A)

€ 3.753.295

€ 3.753.295

€ 3.753.295

€ 3.753.295

€ 3.753.295

 

 

 

 

 

 

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

Uitgaven

 

 

 

 

 

Oude kapitaallasten

 

 

 

 

 

Oude kapitaallasten

€ 654.634

€ 651.322

€ 648.582

€ 618.623

€ 566.004

 

 

 

 

 

 

Nieuwe kapitaallasten (investeringen excl. BTW)

 

 

 

 

 

Kapitaallast afschrijving Lineair

€ 0

€ 1.298

€ 3.884

€ 6.087

€ 7.780

Rente component

€ 0

€ 448

€ 1.333

€ 2.074

€ 2.628

Subtotaal

€ 0

€ 1.745

€ 5.217

€ 8.161

€ 10.408

Subtotaal kapitaallasten

€ 654.634

€ 653.067

€ 653.799

€ 626.784

€ 576.413

Exploitatie

 

 

 

 

 

Volgens Exploitatie gemeente

€ 722.312

€ 722.312

€ 722.312

€ 722.312

€ 722.312

 

 

 

 

 

 

Salariskosten

€ 452.062

€ 452.062

€ 452.062

€ 452.062

€ 452.062

Subtotaal exploitatie

€ 1.174.374

€ 1.174.374

€ 1.174.374

€ 1.174.374

€ 1.174.374

Toerekeningen

 

 

 

 

 

Veegkosten

€ 40.000

€ 40.000

€ 40.000

€ 40.000

€ 51.957

Slootonderhoud

€ 55.000

€ 55.000

€ 55.000

€ 55.000

€ 60.000

 

 

 

 

 

 

 

1

2

3

4

5

Jaar

2021

2022

2023

2024

2025

Overhead

€ 374.759

€ 336.870

€ 336.870

€ 336.870

€ 336.870

 

 

 

 

 

 

BTW investeringen

€ 137.753

€ 190.925

€ 171.983

€ 177.612

€ 185.108

BTW kapitaallasten

€ 129.005

€ 136.778

€ 136.202

€ 129.911

€ 118.861

BTW exploitatie

€ 170.752

€ 170.752

€ 170.752

€ 170.752

€ 170.752

 

 

 

 

 

 

Kwijtschelding

€ 10.000

€ 10.000

€ 10.000

€ 10.000

€ 10.000

Rente extra comptabel

€ 97.849

€ 166.562

€ 158.544

€ 150.526

€ 150.526

Oninbaar

 

 

 

 

 

Subtotaal uitgaven

€ 2.844.127

€ 2.934.329

€ 2.907.525

€ 2.871.829

€ 2.834.861

 

 

 

 

 

 

Reserve/Voorziening riolering

€ 909.168

€ 818.966

€ 845.770

€ 881.466

€ 918.434

 

 

 

 

 

 

Totaal inclusief overige uitgaven (B)

€ 3.753.295

€ 3.753.295

€ 3.753.295

€ 3.753.295

€ 3.753.295

 

BIJLAGE 5 OVERZICHT BASISRIOLERINGSPLANNEN

 

Voor detailinformatie over de uitleg van de riolering in de gemeente Westerwolde wordt verwezen naar het basisrioleringsplan, dit is een plan voor de gehele gemeente. Het WRP is gebaseerd op de inhoud van dit plan. Het vormt de broninformatie en bevat alle gegevens over de verschillende deelgebieden, inclusief gegevens over overstorten, uitlaten, randvoorzieningen, gemalen en tekeningen van de stelsels.

 

Basisrioleringsplan

Vastgesteld in:

Westerwolde

2020

 

BIJLAGE 6 GRONDWATERBELEID

 

In de wet is een gemeentelijke zorgplicht opgenomen voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen om structurele nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Voorwaarde hierbij is dat de te treffen maatregelen doelmatig zijn en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoren.

 

De specifieke eisen voor de grondwaterzorgplicht zijn:

  • De voorzieningen voor grondwater zijn in goede staat en functioneren goed.

  • Grondwater wordt indien mogelijk niet via het afvalwaterstelsel afgevoerd.

  • De gemeente heeft inzicht in de grondwatersituatie in het bebouwde gebied.

  • De gemeente verleent, bijvoorbeeld bij klachten, een goede service aan burgers en belanghebbende partijen.

  • De gemeente heeft en geeft inzicht in de actuele wet- en regelgeving rond de grondwaterzorgplicht.

In de figuur hieronder zijn veelgebruikte termen in de grondwaterzorgplicht weergegeven.

 

 

In de bestemmingsfase worden de problemen onderkend op basis van de ‘watertoets’ (ruimtelijke ordening) en in de inrichtingsfase worden de maatregelen gerealiseerd door middel van grondexploitatie en bouwvoorschriften (bouwvergunning). Mochten zich daarna nog problemen voordoen in verband met de grondwaterstand dan zal de gemeente, binnen de grenzen van doelmatigheid, onderzoek doen en zo nodig maatregelen treffen om deze gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied. De zorgplicht werkt ook niet met terugwerkende kracht en leidt niet tot aansprakelijkheid voor schadesituaties uit het verleden. Deze zorgplicht richt zich met name op maatregelen van waterhuishoudkundige aard.

 

Ze kunnen bestaan uit het inzamelen, bergen, transporteren en het nuttig toepassen van schoon water, het verbeteren van de waterdoorlaatbaarheid van de bodemtoplaag en hydrologische compartimentering van de bodem. De maatregelen kunnen ook de vorm hebben van een openbaar ontwateringstelsel, waarmee grondwater wordt ingezameld, getransporteerd, nuttig toegepast of wordt teruggebracht in het milieu. Het af te voeren grondwater kan afkomstig zijn van openbaar terrein en van particuliere percelen. Voor de inzameling op particulier terrein is de perceeleigenaar verantwoordelijk.

 

In een aantal gevallen zal het af te voeren grondwater niet schoon genoeg zijn om direct te lozen op het oppervlaktewater of in de bodem waardoor zuiveringsvoorzieningen noodzakelijk zijn. In het uiterste geval is afvoer naar de rwzi mogelijk.

Specifiek Regen- en grondwaterbeleid

(Grond)wateroverlast in bebouwd gebied kan vele oorzaken hebben. Het is ook niet altijd op voorhand duidelijk of het daadwerkelijk om grondwater gaat. Regenwater dat niet snel genoeg kan infiltreren in de bodem door een ‘storende laag’ kan eveneens voor de nodige overlast zorgen.

 

Als richtlijn voor het aanduiden van een te hoge grondwaterstand hanteren we de volgende richtlijnen:

  • De afstand tussen onderkant vloer of maaiveld en grondwater is minder dan 40 cm. Een overschrijding van korte duur (enkele weken per jaar) wordt geaccepteerd.

  • Voor tuinen hanteren we een richtlijn van minder dan 25 cm onder het maaiveld. Ook hier is een overschrijding van korte duur acceptabel.

  • Detailinformatie over onder andere de grondwatersituatie, de bodemopbouw, de woning(en) en de wijze van bouwrijp maken zijn nodig om de oorzaak van de grondwateroverlast te achterhalen.

Bij klachten m.b.t. regen- en grondwater zal, afhankelijk van de situatie, de gemeente de klacht zorgvuldig in behandeling nemen. Bij een grondwaterprobleem wordt gezamenlijk naar een oplossing gezocht waarbij de eigenaar mogelijk (een deel van) de kosten (in elk geval op eigen erf) van onderzoek of maatregelen voor zijn rekening moet nemen. Hierbij wordt ook een afweging op basis van doelmatigheid genomen.

 

Het regen- en grondwater moet op het perceel worden verwerkt als:

  • Het perceel gelegen is aan oppervlaktewater. Dit geldt ook voor percelen die slechts van oppervlaktewater worden gescheiden door een pad of groenstrook.

  • Indien de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ≥ 0,80 m minus maaiveld is.

  • Indien de grondwaterstand in extreme omstandigheden ≥ 0,40 m minus bovenkant vloerpeil blijft.

In alle overige gevallen mag het regen- en grondwater worden afgevoerd via het gemeentelijke gescheiden riool als blijkt dat er op eigen terrein geen andere mogelijkheden zijn voor de opvang en verwerking van het water. Indien er (nog) geen gescheiden riool is aangelegd mag er slechts na toestemming van de gemeente en waterschap worden geloosd via het gemengde gemeentelijke riool.

 

De verplichting om op eigen terrein regenwatervoorzieningen of -maatregelen te treffen bij een GHG van ≤0,40 meter minus maaiveld achten wij gezien de grondslag en de daarmee gepaard gaande mogelijke problemen bij een hoge grondwaterstand niet wenselijk.

 

De gemeente kan een lozingsverordening vaststellen waarin het bovenvermelde wordt geregeld. Deze lozingsverordening kan als vangnetbepaling worden gehanteerd ingeval de gemeente met de particulier niet in goed overleg tot overeenstemming kan komen.

BIJLAGE 7 BEGRIPPENLIJST

 

De woorden en verklaringen in deze lijst zijn deels afkomstig uit de NEN 3300 ‘Buitenriolering - Termen en definities’ en wetgeving. Daarnaast zijn vrij gebruikelijke definities uit het vakgebied opgenomen.

 

Afkoppelen

De afvoer van regenwater loskoppelen van de afvoer van afvalwater naar de rioolwaterzuivering.

Afvalwater

Zie Stedelijk afvalwater

Afvalwaterzuiveringsinrichting

Zie Rioolwaterzuiveringsinrichting

Afvoerend oppervlak

Het naar de riolering afwaterende oppervlak.

Afwatering

Afvoer van regenwater via het maaiveld of via greppels en kanalen naar het oppervlaktewater of regenwaterriool.

Afzetting

Aankoeken van slib, vet en kalk op de wand van een rioolbuis; tevens afzetting van bodemmateriaal anders dan zand ter plaatse van een buisverbinding of scheur.

Assetmanagement

Doelmatige zorg voor het geheel aan voorzieningen van waarde in het afvalwater- en stedelijk watersysteem, waarmee een organisatie haar primaire doelen realiseert.

Basisinspanning

Term die de capaciteit van een referentie-rioolstelsel aangeeft, en als maat dient voor de hoeveelheid afvalwater die via een overstort in het oppervlaktewater komt.

Basisrioleringsplan

Rapportage die de feitelijke werking van het rioolstelsel beschrijft en de uit te voeren verbeteringsmaatregelen conform de doelen.

Bedrijfsafvalwater

Afvalwater dat vrijkomt bij door de mens bedrijfsmatig of in omvang als zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid, dat geen huishoudelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater of grondwater is.

Bergbezinkbassin

Reservoir voor de tijdelijke opslag van afvalwater waaruit overstortingen kunnen plaatsvinden, waarin tevens slibafzetting plaatsvindt, met een voorziening om het slib te kunnen verwijderen.

Bergbezinkleiding

Leiding voor de tijdelijke opslag van afvalwater waaruit overstortingen kunnen plaatsvinden, waarin tevens slibafzetting plaatsvindt, met een voorziening om het slib te kunnen verwijderen.

Berging

De inhoud van de riolering uitgedrukt in m3 of mm/ha.

Bodempassage

Verzamelnaam voor voorzieningen waarbij hemelwater de bodem wordt ingeleid en via een onderliggend drainagesysteem naar oppervlaktewater wordt afgevoerd.

Doorlatende verharding

Waterpasserende elementenverharding voor de infiltratie van hemelwater naar de bodem.

Drukriolering

Mechanische riolering waarbij het transport plaatsvindt door middel van pompjes en persleidingen.

Droogweerafvoer (DWA)

De hoeveelheid afvalwater die per tijdseenheid in een droogweersituatie via het rioolstelsel wordt afgevoerd.

Drukriolering

Riolering waarbij het transport van afvalwater gebeurt door middel van pompen en persleidingen.

Externe overstort

Rioolput met een opening achter een drempel, via welke rioolwater bij extreem hoge rioolwaterstanden loost naar het oppervlaktewater.

Foutieve aansluiting

Het aansluiten van een vuilwateraansluiting op een regenwaterriool of omgekeerd.

Gemengd rioolstelsel

Rioolstelsel, waarbij stedelijk afvalwater (afvalwater + afvloeiend hemelwater) door één leidingstelsel wordt getransporteerd.

Gescheiden rioolstelsel

Rioolstelsel, waarbij afvalwater en afvloeiend regenwater door twee afzonderlijke leidingstelsels, vuilwaterriool en hemelwaterriool, wordt afgevoerd. Het hemelwater heeft een open verbinding met het oppervlaktewater.

Grondwater

Water dat zich in de bodem bevindt, meestal beperkt tot het water beneden de grondwaterspiegel.

Hemelwaterriool

Zie regenwaterriool.

Huishoudelijk afvalwater

Afvalwater dat overwegend afkomstig is van menselijke stofwisseling en huishoudelijke werkzaamheden.

Hydraulische berekening

Het door rekenen bepalen van het hydraulisch functioneren van een rioolstelsel. Hydraulica is de leer van waterbeweging.

Infiltratie

Intreding van water in de bodem. Hierbij worden vaak hulpmiddelen gebruikt als kratten, buizen of bollen om dit proces te benutten en te versnellen.

Inspectie

Het waarnemen, herkennen en beschrijven van de toestand waarin de riolering verkeert.

IT-riool

Geperforeerd (infiltratie-transport)riool, gelegen boven de grondwaterstand, opvang van (ondergronds) afvloeiend hemelwater en (vertraagde) infiltratie naar de bodem.

Lamellenafscheider

Voorziening voor de behandeling van op oppervlaktewater geloosd hemelwater.

Lekkage

Het in- of uittreden van water via voegen, scheuren, langs inlaten of door de wand van een rioolbuis of rioolput.

Meten en monitoren

Het verrichten van waarnemingen van waterstanden, debieten en waterkwaliteit, het beheer van data, en het analyseren van resultaten, teneinde een beeld te krijgen van het functioneren van het rioolstelsel.

OAS

Optimalisatiestudie Afvalwatersysteem; een studie waarin de optimalisatie en afstemming tussen riolering, bemaling en inrichting van de afvalwaterzuivering wordt uitgewerkt.

Ontwatering

Afvoer van water uit percelen over en door de grond en eventueel door drains, kleine sloten en greppels naar een stelsel van grote waterlopen met als functie afwatering.

Overstorting

De lozing van afvalwater via een overstortdrempel naar oppervlaktewater.

Randvoorziening

Voorziening in het rioolstelsel die tot doel heeft de lozing van afvalwater uit het riool, naar het oppervlaktewater, op een specifieke plaats te doen verminderen.

Regenwaterriool/RWA-riool

Voorziening voor de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater.

Riolering

Het samenstel van riolen, rioolputten en bijbehorende voorzieningen voor de inzameling en het transport van afvalwater.

Riool

Samenstel van buizen tussen twee putten bestemd voor de inzameling en/of het transport van afvalwater.

Rioolput

Constructie toegang gevend tot het rioolstelsel (te herkennen aan gietijzeren deksels in de weg).

Rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI)

Het totaal van de grond, gebouwen en apparatuur voor de zuivering van afvalwater.

Stedelijk afvalwater

Huishoudelijk afvalwater of een mengsel daarvan met bedrijfsafvalwater, afvloeiend hemelwater, grondwater of ander afvalwater, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

Stedelijk watersysteem

Het water dat deel uitmaakt van het watersysteem in de bebouwde kom, inclusief bedrijven- en industrieterreinen en glastuinbouw.

Verbeterd gescheiden rioolstelsel

Gescheiden rioolstelsel waarvan hemelwaterstelsel is voorzien van overstortdrempels om de negatieve effecten van foutaansluitingen af te vangen en een deel van het hemel-water af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting.

Verhard oppervlak

Oppervlak in stedelijk gebied waar neerslagwater niet kan infiltreren, maar oppervlakkig afstroomt (huizen, straten, en dergelijke)

Vuilwaterriool/Droogweerafvoerriool/DWA-riool

Voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater.

Wadi

Brede greppelachtige voorziening voor de opvang van (bovengronds) afvloeiend hemelwater en (vertraagde) infiltratie naar de bodem.

Water op straat

Het optreden van waterstanden boven het maaiveldniveau.

Waterpasserende verharding

Waterpasserende elementenverharding voor de infiltratie van hemelwater naar de bodem.

Waterketen

De keten van waterproductie (drinkwaterbedrijven en individuele waterwinning), waterverbruik (huishoudens, bedrijven en instellingen), inzameling en transport van afvalwater (gemeenten en waterschappen) en rioolwaterzuivering (waterschappen).

Wateroverlast

Het optreden van waterstanden boven maaiveldniveau waarbij hinder of schade wordt ondervonden.

Wortelingroei

Wortels van bomen of planten, die door voegen, scheuren of via gebouw of kolkaansluitingen het riool zijn ingegroeid.