Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beekdaelen

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent afstemming (Afstemmingsverordening 2021 gemeente Beekdaelen)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeekdaelen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent afstemming (Afstemmingsverordening 2021 gemeente Beekdaelen)
CiteertitelAfstemmingsverordening 2021 gemeente Beekdaelen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Afstemmingsverordening 2016 van de gemeente Nuth, de Afstemmingsverordening PW. IOAW en IOAZ ISD BOL 2018 en de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schinnen 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021nieuwe regeling

15-12-2020

gmb-2020-343226

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent afstemming (Afstemmingsverordening 2021 gemeente Beekdaelen)

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierin niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.

  • 2.
    • a.

      de wet: de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Besluit bijstand verlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004);

    • b.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband van de gemeenten Simpelveld, Beekdaelen en Voerendaal;

    • c.

      uitkering: algemene bijstand op grond van de Pw, alsmede een uitkering op grond van de IOAW, de IOAZ en de Bbz.

    • d.

      bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onderdeel c Pw of, voorzover sprake is van een IOAW of IOAZ uitkering, de grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 IOAW respectievelijk artikel 5 IOAZ, artikel 10 Bbz 2004

Artikel 2 Het besluit tot opleggen van een verlaging

  • 1.

    In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering als bedoeld in de artikelen 9a, twaalfde lid, en 18, tweede, vijfde en zesde lid, van de Pw, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen worden in ieder geval vermeld:

    • a.

      de reden van de verlaging;

    • b.

      de duur van de verlaging;

    • c.

      het bedrag of percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd, en

    • d.

      als dit van toepassing is, de reden om af te wijken van de standaardverlaging en de wijze waarop het verzuim kan worden hersteld.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging wordt verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd wordt een belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van een belanghebbende kan achterwege blijven als:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      het dagelijks bestuur het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid, of

    • d.

      belanghebbende aangeeft hiervan geen gebruik te willen maken.

Artikel 4 Afzien van verlaging

  • 1.

    Het dagelijks bestuur ziet af van een verlaging als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, of

    • b.

      de gedraging meer dan drie jaar voor constatering daarvan door het dagelijks bestuur heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan afzien van een verlaging als het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Als het dagelijks bestuur afziet van een verlaging op grond van dringende redenen, wordt een belanghebbende hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 5 Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging

  • 1.

    Een verlaging wordt toegepast op de uitkering of bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel 12 van de Pw over de kalendermaand volgend op de maand waarin het besluit tot het opleggen van de verlaging aan een belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm.

  • 2.

    Een verlaging kan met terugwerkende kracht worden toegepast op de uitkering over de periode waarop de gedraging betrekking heeft gehad of over de periode waarin de gedraging heeft plaatsgevonden als een verlaging overeenkomstig het eerste lid niet mogelijk is omdat de uitkering is beëindigd of ingetrokken.

  • 3.

    Als een verlaging niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van de beëindiging of intrekking van de uitkering, wordt de verlaging of dat deel van de verlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog opgelegd als belanghebbende binnen de termijn, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, opnieuw een uitkering ontvangt.

HOOFDSTUK 2 NIET NAKOMEN VAN DE NIET GEÜNIFORMEERDE VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT ARBEIDSINSCHAKELING

Artikel 6 Gedragingen Pw

Gedragingen bestaande uit het schenden van de in de artikelen 9, 9a, 55 of

57 van de Pw genoemde verplichtingen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a.

    De eerste categorie:

    Het zich niet laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

  • b.

    De tweede categorie:

    • 1°.

      Het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van het plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de Pw;

    • 2°.

      Het onvoldoende nakomen van verplichtingen zoals bedoeld in de artikelen 9, eerste lid of 55 van de Pw, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de Pw, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, vierde lid van de Pw;

    • 3°.

      Het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken verplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van de Pw niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, zoals bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Pw.

    • 4°.

      Het niet voldoen aan de verplichting tot medewerking zoals bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Pw, waaronder:

      • a.

        Het niet, dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen in verband met arbeidsinschakeling of re-integratie;

      • b.

        Het niet overleggen van de gevraagde documenten zoals bedoeld in artikel 18b van de Pw;

      • c.

        Het de eerste keer niet, dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen in verband met het afnemen van de taaltoets zoals bedoeld in artikel 18b, tweede lid, van de Pw;

    • 5°.

      Het niet of onvoldoende voldoen aan een verplichting zoals in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Pw;

    • 6°.

      Het niet of onvoldoende nakomen van een verplichting zoals bedoeld in artikel 55 en 57 van de Pw;

  • c.

    derde categorie:

    • 1°.

      Het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde te verkrijgen voor zover dit niet gezien kan worden als een gedraging zoals bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Pw;

    • 2°.

      Het voor de tweede keer niet, dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen in verband met het afnemen van de taaltoets zoals bedoeld in artikel 18b, tiende lid van de Pw;

  • d.

    vierde categorie:

    Het voor de derde en daarop volgende keren niet, dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen in verband met het afnemen van de taaltoets zoals bedoeld in artikel 18b, elfde lid van de Pw.

Artikel 7 Gedragingen IOAW en IOAZ

Gedragingen van een belanghebbende waardoor een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 van de IOAW of de artikelen 37 en 38 van de IOAZ niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a.

    eerste categorie:

    Het zich niet tijdig laten registeren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzeke-ringen (UWV);

  • b.

    tweede categorie:

    • 1°.

      Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • 2°.

      Het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening zoals bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW of de artikelen 36, eerste lid, en artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging daarvan;

    • 3°.

      Het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW of artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken of het niet verlenen van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de IOAW of artikel 38, eerste lid, van de IOAZ;

    • 4°.

      Het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f, van de IOAW of artikel 37, eerste lid, onderdeel f, van de IOAZ;

  • c.

    derde categorie:

    • 1°.

      Het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • 2°.

      Het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAW en de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.

  • d.

    vierde categorie

    • 1°.

      Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • 2°.

      Het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 8 Hoogte en duur van de verlaging

  • 1.

    Bij een gedraging van de eerste categorie volgt een waarschuwing mits het een eerste gedraging betreft.

  • 2.

    De maatregel in geval van gedragingen in de zin van artikel 6 en 7 van deze verordening bedraagt:

    • a.

      10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een tweede gedraging van de eerste categorie binnen 12 maanden na de waarschuwing zoals bedoeld in het eerste lid;

    • b.

      20% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • a.

      40% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • b.

      100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij gedragingen van de vierde categorie.

HOOFDSTUK 3 NIET NAKOMEN VAN GEUNIFORMEERDE VERPLCITHINGEN MET BETREKKING TOT DE ARBEIDSINSCHAKELING

Artikel 9 Duur verlaging bij schending geüniformeerde arbeidsverplichting

  • 1.

    Als een belanghebbende een verplichting zoals bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Pw niet of onvoldoende nakomt, bedraagt de maatregel 100% van de bijstandsnorm gedurende:

    • a.

      1 maand, bij een eerste verwijtbare gedraging

    • b.

      2 maanden in geval van recidive

    • c.

      3 maanden in geval van een herhaalde recidive

Artikel 10 Verrekenen verlaging

Het bedrag van de verlaging, bedoeld in artikel 9, wordt toegepast over de maand van oplegging van de maatregel. Als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen kan deze periode worden verlengd met twee maanden.

HOOFDSTUK 4 OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN VERLAGING

Artikel 11 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    1.Een verlaging wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de Pw wordt afgestemd op het benadelingsbedrag.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde verlaging wordt vastgesteld op twintig procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor de duur van het aantal maanden dat geen beroep op een uitkering nodig zou zijn geweest.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde verlaging kan voor maximaal 36 maanden worden opgelegd.

Artikel 12 Verlies van een voorliggende voorziening door toepassing van een bestuurlijke boete

In afwijking van het in artikel 9 van deze verordening bepaalde wordt, indien een belanghebbende geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht, een maatregel van 100% gedurende 3 maanden gerekend vanaf de start van de volledige verrekening.

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

Als de belanghebbende zich niet houdt aan de verplichting zich te onthouden van ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering van de wet belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden wordt de bijstandsnorm gedurende 1 maand verlaagd met 100%.

HOOFDSTUK 5 SAMENLOOP EN RECIDIVE

Artikel 14 Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Als sprake is van één gedraging die een schending oplevert van meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Pw genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Voor de vaststelling van de hoogte en duur van de maatregel wordt uitgegaan van de gedraging waarvoor de hoogste maatregel kan worden opgelegd.

  • 2.

    Als sprake is van meerdere gedragingen die een schending opleveren van één of meerdere in deze verordening of artikel 18, vierde lid, van de Pw genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden zo veel als mogelijk gelijktijdig uitgevoerd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord of mogelijk is.

  • 3.

    Mocht de cumulatie van maatregelen zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel leiden tot een maatregel die hoger is dan 100% in een maand, dan wordt het meerdere uitgevoerd in de daaropvolgende maand(en).

Artikel 15 Recidive en herhaalde recidive

  • 1.

    Als de belanghebbende zich binnen 12 maanden na het begaan van een gedraging genoemd in de artikelen 6,7,11,12,13 van deze verordening opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging of een maatregel van dezelfde categorie, wordt de duur van de op te leggen maatregel verdubbeld.

  • 2.

    Als de belanghebbende zich binnen 12 maanden na het begaan van een tweede gedraging zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde gedraging of een gedraging van dezelfde categorie, wordt de hoogte van de maatregel en de duur van de maatregel individueel vastgesteld, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden.

  • 3.

    De maatregel zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel is in ieder geval van dezelfde hoogte en duur als de maatregel zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 4.

    Ingeval van een derde en volgende gedraging zoals bedoel in het eerste lid van dit artikel kan het dagelijks bestuur in voorkomende gevallen gebruik maken van de mogelijkheid tot individuele afstemming waarbij zowel het percentage als de duur van de maatregel individueel beoordeeld en vastgesteld wordt rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden.

HOOFDSTUK 6 BLIJVENDE OF TIJDELIJKE WEIGERING IOAW/IOAZ

Artikel 16 Samenloop bij weigeren uitkering IOAW/IOAZ

Als de uitkering op grond van artikel 20, eerste lid, van de IOAW of artikel 20, tweede lid, van de IOAZ blijvend of tijdelijk wordt geweigerd en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een verlaging zou kunnen leiden, wordt geen maatregel opgelegd.

Artikel 17 Blijvend en tijdelijk weigeren IOAW- of IOAZ-uitkering

  • 1.

    De uitkering kan tijdelijk worden geweigerd naar de mate waarin de belanghebbende inkomen als bedoeld in of op grond van artikel 8 van de IOAW of de IOAZ zou hebben kunnen verwerven, als:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en een persoon ter zake een verwijt kan worden gemaakt, of

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van een persoon zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2.

    De uitkering kan blijvend worden geweigerd naar de mate waarin de belanghebbende inkomen als bedoeld in of op grond van artikel 8 van de IOAW van de IOAZ zou hebben kunnen verwerven, als een persoon:

    • a.

      nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden, of

    • b.

      door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.

HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021

  • 2.

    Waarmee de verordeningen “Afstemmingsverordening 2016” (Nuth), “Afstemmingsverordening PW. IOAW en IOAZ ISD BOL 2018” en "Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schinnen 2015" als vervallen worden verklaard

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening 2021 gemeente Beekdaelen

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 december 2020.

De raad van de gemeente Beekdaelen.

De griffier

mevr. B. van der Wijst

De voorzitter

dhr. ing. E. Geurts