Organisatie | Beekdaelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beekdaelen houdende regels omtrent erfgoed (Erfgoedverordening Beekdaelen 2021) |
Citeertitel | Erfgoedverordening Beekdaelen 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Erfgoedverordening gemeente Schinnen 2014, de Erfgoedverordening gemeente Onderbanken 2009 en de Monumentenverordening Nuth 1994.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2021 | nieuwe regeling | 15-12-2020 |
De raad van de gemeente Beekdaelen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2020;
gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
gezien het advies van de commissie Ruimte van 26 november 2020;
besluit vast te stellen de volgende verordening: “Erfgoedverordening Beekdaelen 2021”
In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder
rijks beschermd stads- en dorpsgezicht
gemeentelijk stads- en dorpsgezichten:
groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, in overeenstemming met de bepalingen in deze verordening als zodanig aangewezen en als bedoeld in artikel 2.2 eerste lid sub b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
archeologische verwachtingskaart
beeldbepalende panden of Waarde - Cultuurhistorie:
§ 2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen
Artikel 3. Aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoederen of beschermde gemeentelijke verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermd gemeentelijk cultuurgoed.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als beschermde gemeentelijk verzameling.
Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.
Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke cultuurgoed of beschermde gemeentelijke verzameling
Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, ambtshalve wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het cultuurgoed of de verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument
Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument. Aan dit besluit zal een deskundig onderzoek ten grondslag liggen.
Artikel 8. Advies Monumentencommissie (adviescommissie)
Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5 advies aan een onafhankelijke en deskundige Monumentencommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. De Monumentencommissie wordt voorgezeten door een voorzitter. Van de Monumentencommissie maken geen deel uit leden van het gemeentebestuur.
Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
Artikelen 13, 14, 15, 16 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Instandhouding gemeentelijk monument.
Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.
Artikel 15. Intrekken van de omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 14, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:
Artikel 16 Advies omgevingsvergunning gemeentelijk monument.
Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 14 en 15 advies aan een Monumentencommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. De Monumentencommissie wordt voorgezeten door een voorzitter. Van de Monumentencommissie maken geen deel uit leden van het gemeentebestuur.
De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
Artikel 18. Advies omgevingsvergunning rijksmonument
Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 5. Gemeentelijke stads- en dorpsgezichten
Artikel 19. Aanwijzing als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht
Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.
Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.
Artikel 20. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 19, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
Instandhouding gemeentelijk stads- en dorpsgezicht.
§ 6. Beeldbepalend pand of Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 22 Verbodsbepaling en aanvraag vergunning
Het is in gebieden die ingevolge ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen zijn bestemd met de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie (beeldbepalend pand) verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste aanhef en onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een bouwwerk te slopen.
Het is in gebieden die ingevolge ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen zijn bestemd met de dubbelbestemming Waarde – Cultuurhistorie (beeldbepalend pand) verboden om de als zodanig omschreven beeldbepalende waarden te wijzigen, te beschadigen, verstoren of op zodanige wijze te (laten) gebruiken dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Instandhouding Waarde – Cultuurhistorie
Artikel 23 Advies omgevingsvergunning beeldbepalend pand of Waarde - Cultuurhistorie
Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 22 advies aan een Monumentencommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. De Monumentencommissie wordt voorgezeten door een voorzitter. Van de Monumentencommissie maken geen deel uit leden van het gemeentebestuur
Artikel 26. Vangnet archeologie.
Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht op grond van vastgestelde archeologische verwachtingskaarten of als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:
het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden of de gemeentelijke archeologische verwachtingskaarten, en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
Een krachtens de ingetrokken verordeningen zoals genoemd in artikel 27 of de daarvoor ingetrokken verordeningen met betrekking tot monumenten, aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument of stads- en dorpsgezicht, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.