Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoeksche Waard

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand Hoeksche Waard)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoeksche Waard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand Hoeksche Waard)
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand Hoeksche Waard
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels individuele bijzondere bijstand WIHW 2016 voor de gemeenten, Binnenmaas, Oud-Beijerland, Cromstrijen, Korendijk en Strijen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 35 van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021nieuwe regeling

15-12-2020

gmb-2020-343165

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent bijzondere bijstand (Beleidsregels bijzondere bijstand Hoeksche Waard)

Het college van de gemeente Hoeksche Waard;

 

gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Participatiewet;

 

overwegende dat het vast stellen van beleidsregels bijdraagt aan uniformiteit daar waar het kan en maatwerk daar waar nodig

 

gelezen het advies van Adviesraad Sociaal Domein Hoeksche Waard;

 

 

Besluit vast te stellen de:

 

Beleidsregels Bijzondere bijstand Hoeksche Waard

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1.Algemene bepalingen.

Hoofdstuk 2. Bijzondere bijstand algemeen.

Hoofdstuk 3. Draagkracht.

Hoofdstuk 4.Voorliggende voorziening.

Hoofdstuk 5.Bijzondere bijstand nader bepaald.

 

Hoofdstuk 1 - algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard;

    • c.

      inwoner: de alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin als bedoeld in artikel 4 van de Participatiewet;

    • d.

      bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 lid 1 van de wet;

    • e.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet of het inkomen waarover redelijkerwijs beschikt kan worden, als er sprake is van:

      • 1.

        een beslaglegging of getroffen betalingsregeling en de inwoner aan kan tonen dat er geen andere schuldenproblematiek aanwezig is of dat hij/zij professionele hulp krijgt of heeft aangevraagd om de schuldenproblematiek op te lossen:

      • 2.

        een minnelijke schuldregeling of een WSNP traject. Waarbij het Vrij te laten bedrag (VTLB) wordt gelijkgesteld aan de hoogte van de toepasselijke bijstandsnorm.

    • f.

      vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • g.

      norm: de toepasselijke norm zoals bedoeld in artikel 20, 21,22,22a,23 en 24 van de wet;

    • h.

      AOC: de alleenstaande oudercompensatie als bedoeld in hoofdstuk 5.

    • i.

      Woonlasten: huur en kosten voor gas, elektriciteit en water.

    • j.

      Inrichtingskosten: kosten voor een gebruikelijke inboedel.

    • k.

      stofferingskosten: kosten voor vloerbedekking, wandbedekking en gordijnen met toebehoren.

    • l.

      maximale huurgrens: is een vastgesteld bedrag dat bepaald dat de woning een sociale of een vrije sector woning is. Huurtoeslag is alleen mogelijk voor sociale huurwoningen.

    • m.

      rekenhuur: kale huur plus servicekosten.

    • n.

      huurtoeslag: een bijdrage in de huurkosten, uitvoering van de toeslagenwet ligt bij de Belastingdienst.

    • o.

      “om niet”: de tegemoetkoming die wordt gegeven en in principe niet terug betaald hoeft te worden.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Hoeksche Waard en/of de Participatiewet, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Hoofdstuk 2 - Bijzondere bijstand algemeen

Artikel 2 - Bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verleend, als de inwoner niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten, naar oordeel van het college, niet kunnen worden voldaan uit het inkomen en/of het vermogen.

  • 2.

    Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van noodzakelijke kosten. Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van de inwoner bepalen de bijzonderheid van de kosten.

  • 3.

    Bijzondere bijstand wordt in beginsel “om niet” gegeven, tenzij deze regeling anders vermeldt.

  • 4.

    De bijzondere bijstand kan alleen worden gegeven als uit de beoordeling blijkt dat de kosten niet kunnen worden voldaan uit de aanwezige draagkracht op grond van de draagkrachtbepalingen in hoofdstuk 3.

Artikel 3 – Geldlening

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen wordt versterkt in de vorm van een geldlening.

  • 2.

    De geldlening wordt vastgelegd in een overeenkomst die door de inwoner ondertekend wordt.

  • 3.

    Als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de onder lid 1 genoemde bijstand “om niet” worden gegeven.

Artikel 4 – Terugbetaling lening

  • 1.

    Bijzondere bijstand die wordt gegeven in de vorm van een lening moet worden terugbetaald.

  • 2.

    Voor de regels over aflossing, de aflossingsduur en terugvordering wordt verwezen naar de artikel 10 van de “Beleidsregels debiteuren Hoeksche Waard”.

Artikel 5 – Hoogte toe te kennen bijstand

Bij vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand is het uitgangspunt dat het gaat om de goedkoopst passende voorziening.

Artikel 6 – Terugwerkende kracht

Geen bijzondere bijstand wordt gegeven als de, in artikel 2 eerste lid van deze beleidsregels, bedoelde kosten gemaakt zijn op een eerder tijdstip dan 6 maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend. Voorwaarde is dat de noodzaak nog kan worden vastgesteld.

 

Hoofdstuk 3 - Draagkracht

 

Een deel van het inkomen waarvan verwacht wordt, dat de inwoner zelf in de (bijzonder) noodzakelijke bestaanskosten kan voorzien.

Artikel 7 - Draagkracht uit inkomen

  • 1.

    Geen draagkracht heeft de inwoner met een inkomen tot en met 110% van de van toepassing zijnde norm, met uitzondering van artikel 7 lid 3.

  • 2.

    Van de inwoner die een inkomen heeft hoger dan 110% van de van toepassing zijnde norm, wordt verwacht zelf een deel van de bijzonder noodzakelijke kosten te kunnen betalen. De berekening van draagkracht is als volgt:

    • a.

      Een inwoner met een inkomen van 111% tot en met 120% van de van toepassing zijnde norm heeft draagkracht. De helft van het inkomen, hoger dan 110% maar lager dan 120%, is draagkracht.

    • b.

      Naast de draagkracht genoemd onder lid 2a, is het volledige inkomen boven 120% van de van toepassing zijnde norm draagkracht. In de toelichting wordt een voorbeeld berekening gegeven.

  • 3.

    Bij bijzondere bijstand voor woonkosten is het volledige inkomen boven 100% van de van toepassing zijnde norm draagkracht.

Artikel 8 - Draagkracht naar vermogen

Het college merkt het vermogen, voor zover dat meer bedraagt dan de toepasselijke vermogensgrens, bedoeld in artikel 34, derde lid, van de wet, volledig aan als draagkracht.

Artikel 9 – Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht in het inkomen en vermogen wordt voor een periode van 12 maanden vastgesteld.

  • 2.

    De draagkrachtperiode gaat in op de eerste dag van de maand waarop de aanvraag betrekking heeft.

Hoofdstuk 4 - Voorliggende voorziening

Artikel 10 - Voorliggende voorziening

  • 1.

    Er wordt geen bijzondere bijstand gegeven als voor de kosten een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals vastgelegd in artikel 5e en artikel 15 van de wet.

  • 2.

    In vervolg op het onder lid 1 gestelde wordt geen bijzondere bijstand in de (eigen) bijdrage van medische kosten gegeven. Dit geldt ook voor kosten in het kader van de alternatieve geneeskundige zorg.

  • 3.

    Van het onder lid 1 en 2 gestelde kan worden afgeweken als er belangrijke redenen zijn.

  • 4.

    De Individuele inkomenstoeslag wordt niet als een voorliggende voorziening beschouwd in het kader van bijzondere bijstandsverlening.

Hoofdstuk 5 – Bijzondere bijstand nader bepaald

Woonkostentoeslag

Artikel 11 - Woonkostentoeslag huurders en eigenaren

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verlenen in de woonkosten, als het inkomen van de inwoner buiten zijn schuld is gedaald, waardoor de woonkosten in verhouding tot het inkomen te hoog zijn geworden en de inwoner geen of onvoldoende beroep kan doen op de Wet op de huurtoeslag.

  • 2.

    De rekenhuur is de basis voor de berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag. Voor een huurder is dit de kale huur + de servicekosten, voor de woningeigenaar is dit de woonkosten minus de te verkrijgen teruggave van de Belastingdienst.

  • 3.

    Tot woonkosten wordt gerekend:

    • a.

      de hypotheekrente;

    • b.

      het eigenaarsdeel onroerendzaakbelasting;

    • c.

      de premie voor de opstalverzekering;

    • d.

      de erfpachtcanon;

    • e.

      de omslagheffing voor huiseigenaren (waterschapslasten), voor zover geen kwijtschelding is verleend;

    • f.

      het eigenaarsdeel van de afvalstoffenheffing en rioolheffing, voor zover geen kwijtschelding is verleend;

    • g.

      een forfaitair bedrag voor normale periodieke onderhoudskosten, als bedoeld in de tabel groot onderhoud van Stimulanz: tabel onderhoudskosten Stimulanz

  • 4.

    De hoogte van de woonkostentoeslag wordt per maand toegekend volgens de berekening van de Wet op de huurtoeslag.

  • 5.

    Als de rekenhuur minder of gelijk is aan de maximale huurgrens en er door omstandigheden geen recht is op huurtoeslag kan de inwoner jaarlijks woonkostentoeslag aanvragen.

  • 6.

    Als de rekenhuur meer bedraagt dan de maximale huurgrens, wordt de hoogte van de woonkostentoeslag tot het bedrag van de maximale huurgrens vastgesteld. Daarnaast wordt de woonkostentoeslag verhoogd met het verschil tussen de maximale huurgrens en de rekenhuur.

  • 7.

    Als de rekenhuur meer bedraagt dan de maximale huurgrens, wordt in principe voor maximaal één jaar woonkostentoeslag toegekend. De inwoner krijgt een verhuisplicht opgelegd en moet alles in het werk stellen om een goedkopere woonruimte te verkrijgen.

  • 8.

    Als de inwoner onvoldoende inspanningen heeft verricht, als bedoeld in lid 7, om passende woonruimte te verkrijgen, kan de woonkostentoeslag worden beëindigd of het verzoek tot verlenging van de woonkostentoeslag worden geweigerd.

Artikel 12 - Verhuisplicht

  • 1.

    Het college legt volgens artikel 11, lid 7 de inwoner een verhuisplicht op tenzij;

    • a.

      in de woning aanpassingen zijn verricht voor een gehandicapte bewoner waarbij de benodigde aanpassingen in een nieuwe woning meer kosten met zich mee brengt dan de te verstrekken woonkostentoeslag.

    • b.

      aan de inwoner algemene bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening in verband met een krediethypotheek, tot het moment dat het kredietplafond is bereikt;

    • c.

      de inwoner als zelfstandige wordt aangemerkt en een korte periode algemene bijstand ontvangt op grond van artikel 2, lid 1, onder a en b van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

Woninginrichting en verhuizing

Artikel 13 - Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor verhuis- en inrichtingskosten als:

    • a.

      aangetoond wordt dat het betrekken van een eigen of andere woning noodzakelijk is; en

    • b.

      dit geen uitstel kan lijden; en

    • c.

      er geen reserveringsmogelijkheden aanwezig waren.

  • 2.

    Onder verhuiskosten wordt verstaan: de kosten van de eerste maandhuur als er sprake is van één maand dubbele huurlasten, administratiekosten, een waarborgsom, de transportkosten van de in de woning aanwezige inboedel of de opslag van de inboedel. In het geval van dubbele huurkosten komt het hoogste huurbedrag in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 3.

    De hoogte van verhuiskosten wordt vastgesteld op basis van de feitelijke kosten waarbij het uitgangspunt is goedkoopste passende oplossing.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor stoffering en inrichting bedraagt maximaal de bedragen zoals vermeld in tabel 1 in de bijlage. De bedragen genoemd in deze tabel worden elk jaar per 1 januari aangepast met het percentage waarmee de gemeentebegroting wordt aangepast (prijsindex). Bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

  • 5.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor losse duurzame gebruiksgoederen bedraagt de standaardbedragen, zoals vastgesteld in de actuele Prijzengids van het Nibud.

  • 6.

    Bijzondere bijstand voor verhuiskosten, met uitzondering van de waarborgsom, wordt “om niet” gegeven als de verhuizing niet verwijtbaar is.

  • 7.

    Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen (inrichting en stoffering) wordt in de vorm van een geldlening gegeven.

  • 8.

    In afwijking van lid 7 van dit artikel kan het college de bijzondere bijstand “om niet” geven als de inwoner, die is toegelaten tot het wettelijk schuldhulpverleningstraject, voldoet aan de voorwaarden van dat traject en het verstrekken van bijzondere bijstand in de vorm van een lening het slagen van het traject in gevaar brengt.

Artikel 13a - Babypakket

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van een babypakket als er bijzondere omstandigheden zijn en de inwoner niet vooraf heeft kunnen reserveren voor deze kosten.

  • 2.

    De kosten hebben betrekking op het aanschaffen van een babypakket voor het eerste kind. De aanvraag kan ingediend worden vanaf de 6e maand van de zwangerschap en er dient een zwangerschapsverklaring overgelegd te worden.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt het bedrag van de nota, met een maximum van de bedragen zoals vastgesteld in de Prijzengids van het Nibud.

  • 4.

    De bijzondere bijstand voor een babypakket wordt in beginsel in de vorm van een lening gegeven.

Artikel 14 - Overbruggingsuitkering

  • 1.

    Het college kan ter overbrugging, tot de eerste maandbetaling van bijstand, bijzondere bijstand geven, als door bijzondere omstandigheden niet in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan worden voorzien. Te denken valt aan de volgende doelgroepen:

    • a.

      Nieuwkomers (uit een AZC) die een verblijfsvergunning hebben gekregen.

    • b.

      Inwoners die van een zak- en kleedgeldnorm overgaan naar een volledige norm.

    • c.

      Ex-gedetineerden.

    • d.

      Inwoners waarvan de relatie onlangs is beëindigd.

  • 2.

    De hoogte en vorm van de overbruggingsuitkering.

    • a.

      De overbruggingsuitkering wordt vastgesteld op de toepasselijke bijstandsnorm van een volledige maand, exclusief vakantietoeslag.

    • b.

      De bijzondere bijstand voor de overbrugging wordt “om niet” gegeven.

Artikel 15 - Kosten bewindvoering, mentorschap en curatele.

  • 1.

    Het college kan aan een inwoner bijzondere bijstand verlenen voor de noodzakelijke kosten voor bewindvoering, mentorschap of curatele als:

    • a.

      er sprake is van een rechterlijke uitspraak: en

    • b.

      de kosten niet uit de onder bewind staande middelen vergoed kunnen worden.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand, bedraagt het bedrag van de nota, met een maximum van de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde bedragen.

Artikel 16 - Eigen bijdragen rechtsbijstand en griffierechten

  • 1.

    Het college kan aan een inwoner bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van de eigen bijdragen voor rechtsbijstand en griffierechten als er sprake is van een toevoeging van de Raad voor Rechtsbijstand.

  • 2.

    Als in de kosten van de rechtsbijstand de korting, welke verkregen wordt met een verwijzing door Het Juridisch Loket (diagnosedocument), niet in mindering is gebracht, wordt de hoogte van de bijzondere bijstand verlaagd met het bedrag aan korting wat de inwoner had kunnen ontvangen.

Artikel 17 - Doorbetaling vaste lasten bij verblijf instelling en/of detentie

In beginsel vallen de vaste lasten voor het aanhouden van een woning onder de gebruikelijke kosten van het bestaan.

  • 1.

    Het college kan aan een inwoner die als alleenstaande of een alleenstaande ouder wordt aangemerkt en die tijdelijk moet verblijven in een instelling of in detentie bijzondere bijstand verlenen voor de doorbetaling van de vaste lasten.

  • 2.

    De kosten die aangemerkt worden als vaste lasten zijn, de huur (minus eventueel recht huurtoeslag) of hypotheekrente, het vastrecht van de elektra en gas en de doorlopende kosten van bewindvoering. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald aan de verhuurder en/of hypotheekverstrekker en nutsbedrijven.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt aan woninghuurders “om niet” gegeven. Voor woningeigenaren wordt de bijzondere bijstand in beginsel gegeven als geldlening. Een onderzoek naar vermogen in de eigen woning zal voor woningeigenaren definitief bepalen of de verstrekking als geldlening of “om niet” wordt gegeven

  • 4.

    Personen die in instelling verblijven wegens medische of sociale omstandigheden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand als:

    • a.

      de inwoner niet over financiële reserves beschikt of had kunnen reserveren om zelf in de kosten te kunnen voorzien; en

    • b.

      het aanhouden van de woning of kamer noodzakelijk is; en

    • c.

      er verwacht kan worden dat de inwoner, na zijn opname in de instelling, zal terugkeren naar zijn woning.

  • 5.

    De periode waarover bijzondere bijstand aan personen verblijvend in een instelling wordt gegeven bedraagt zes maanden en kan eenmaal worden verlengd met zes maanden.

  • 6.

    Personen die in detentie verblijven hebben geen recht op bijstand voor levensonderhoud (artikel 13 PW), maar er kan wel bijzondere bijstand worden gegeven voor doorbetaling van de vaste lasten, zoals bedoeld onder lid 2 als:

    • a.

      de inwoner niet over financiële reserves beschikt of had kunnen reserveren om zelf in de kosten te kunnen voorzien; en

    • b.

      de detentieduur niet langer is dan drie maanden; en

    • c.

      het aanhouden van de woning of kamer noodzakelijk is voor de resocialisatie; en

    • d.

      uit onderzoek blijkt dat de inwoner zijn straf niet in de weekenden, vakanties of anderszins kan ondergaan; en

    • e.

      het verblijf in detentie in Nederland plaats vindt; en

    • f.

      in de 5 jaren voorafgaand aan de aanvraag niet eerder bijzondere bijstand in verband met de doorbetaling van de huur bij verblijf in detentie is gegeven.

  • 7.

    De periode waarover bijzondere bijstand aan personen verblijvend in detentie wordt gegeven bedraagt in beginsel drie maanden.

Artikel 18- Alleenstaande Oudercompensatie (AOC)

  • 1.

    Het college kan aan de alleenstaande ouder van 18 jaar of ouder bijzondere bijstand verstrekken voor zover;

    • a.

      het inkomen lager is dan de toepasselijke bijstandsnorm, verhoogd met het maximumbedrag van de extra tegemoetkoming Kindgebonden budget voor alleenstaande ouders (de ALO-kop) omgerekend naar een maandbedrag; en

    • b.

      de inwoner niet in aanmerking komt voor de ALO-kop, omdat hij een toeslagpartner heeft.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op het verschil tussen:

    • a.

      de toepasselijke bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder, verhoogd met het maximumbedrag van de ALO enerzijds; en

    • b.

      het eigen inkomen anderzijds, waarbij onder inkomen ook wordt verstaan een bijstandsuitkering.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt echter niet meer dan de ALO omgerekend naar een maandbedrag. De AOC wordt maandelijks betaalbaar gesteld.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt beëindigd zodra een beroep gedaan kan worden op de alleenstaande ouderkop of zodra het inkomen meer bedraagt dan de toepasselijke bijstandsnorm plus het maximale bedrag van de alleenstaande ouderkop.

Artikel 19 - Reiskosten (sociaal en medisch)

  • 1.

    Het college kan aan een inwoner bijzondere bijstand verlenen voor reiskosten als er bijzondere omstandigheden zijn.

  • 2.

    Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan reiskosten in verband met:

    • a.

      het bezoek aan medisch specialisten.

    • b.

      het bezoeken van familieleden in 1e en 2 graad die verpleegd of verzorgd worden.

    • c.

      het bezoeken van familieleden in de 1e graad die uit huis geplaatst of gedetineerd zijn

    • d.

      het volgen van voortgezet onderwijs van een ten laste komend kind, indien voor hem noodzakelijk onderwijs niet aanwezig is in gemeente Hoeksche Waard. Er mag geen recht bestaan op een reisproduct van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) of op studiefinanciering dan wel een prestatiebeurs en de te volgen opleiding mag geen BBL-opleiding zijn.

  • 3.

    Onder familieleden in de 1e of 2e graad wordt verstaan:

    1e graad: de partner, (schoon) ouders, kinderen (schoon) zoons of dochters.

    2e graad: broers, zussen, kleinkinderen, opa’s en oma’s, schoonzussen, zwagers, stiefzussen en stiefbroers.

  • 4.

    De reiskosten komen voor de volledige afstand voor vergoeding in aanmerking als de enkele reisafstand méér dan tien kilometer is.

  • 5.

    In tegenstelling tot lid 4 kan ook bijzondere bijstand voor de volledige afstand worden gegeven als het (redelijkerwijs) niet mogelijk is een enkele reisafstand tot tien kilometer per fiets af te leggen.

  • 6.

    De frequentie van het bezoek aan medisch specialisten, verpleegden/verzorgden en uit huis geplaatste familieleden wordt op individuele gronden bepaald.

  • 7.

    De hoogte van de reiskostenvergoeding wordt vastgesteld op € 0,19 per kilometer, voor het reizen per openbaar vervoer (OV) of met een ander vervoermiddel.

  • 8.

    De bijdrage in de reiskosten wordt berekend op basis van de kortste route, gemeten van huis tot plaats van bestemming, volgens de routeplanner van de ANWB.

  • 9.

    De vergoeding, zoals genoemd onder lid 7, is gebaseerd op de gemiddelde kilometerprijs. Het is mogelijk dat het tarief van het openbaar vervoer hoger is dan de kilometervergoeding. Als deze situatie zich voordoet dan, wordt op verzoek de daadwerkelijke kosten van het openbaar vervoer vergoed.

Artikel 20 -Reiskosten scholing – taaleis- Inburgering

  • 1.

    Het college kan aan een inwoner die verplichte scholing volgt om de Nederlandse taal te leren, bijzondere bijstand verlenen voor reiskosten als het volgen van dit onderwijs voortkomt uit de verplichting als bedoeld in de Wet Inburgering of in het kader van de taaleis uit de Participatiewet. Dit traject mag geen deel uitmaken van een re-integratie traject, omdat de reiskosten dan worden bekostigd uit het re-integratie budget.

  • 2.

    De hoogte van de reiskosten wordt vastgesteld op € 0,19 per kilometer, voor het reizen per openbaar vervoer (OV) of met een ander vervoermiddel.

  • 3.

    De bijdrage in de reiskosten wordt berekend op basis van de kortste route, gemeten van huis tot plaats van bestemming, volgens de routeplanner van de ANWB.

  • 4.

    De reiskosten komen voor de volledige afstand voor vergoeding in aanmerking als de enkele reisafstand méér dan tien kilometer is.

  • 5.

    De vergoeding, zoals genoemd onder lid 2, is gebaseerd op de gemiddelde kilometerprijs. Het is het mogelijk dat het tarief van het openbaar vervoer hoger is dan de kilometervergoeding. Als deze situatie zich voordoet dan wordt op verzoek de daadwerkelijke kosten van het openbaar Vervoer vergoed.

  • 6.

    In tegenstelling tot lid 4 kan ook bijzondere bijstand voor de volledige afstand worden gegeven als het (redelijkerwijs) niet mogelijk is een enkele reisafstand tot tien kilometer per fiets af te leggen.

Hoofdstuk 6 - Overige en slotbepalingen

Artikel 21 - Hardheidsclausule

Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 22 - Overgangsrecht

  • 1.

    Besluiten genomen, voor de datum van inwerkingtreding deze beleidsregels bijzondere bijstand Hoeksche Waard, blijven van kracht tot aan het moment dat deze besluiten worden ingetrokken, beëindigd of van rechtswege vervallen.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend voor 1 januari 2021, en waarop nog niet beslist is bij de inwerkingtreding van deze beleidsregels bijzondere bijstand Hoeksche Waard, worden afgehandeld volgens de Beleidsregels individuele bijzondere bijstand WIHW 2016.

  • 3.

    Aanvragen die ingediend worden na 1 januari 2021, waarop beslist wordt met terugwerkende kracht 2020, worden afgehandeld volgens deze beleidsregels bijzondere bijstand Hoeksche Waard.

Artikel 23 - Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking, na publicatie, met ingang van 1 januari 2021.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregels bijzondere bijstand Hoeksche Waard’.

  • 3.

    Met het in werking treden van deze beleidsregels worden de ‘beleidsregels individuele bijzondere bijstand WIHW 2016’ ingetrokken voor de gemeenten, Binnenmaas, Oud-Beijerland, Cromstrijen, Korendijk en Strijen, dan wel vervallen van rechtswege per 1 januari 2021.

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard, d.d. 15 december 2020.

De secretaris

de burgemeester

Algemene toelichting

Op grond van artikel 35 van de wet heeft een alleenstaande of een gezin recht op bijzondere bijstand, als zij niet over de middelen beschikt om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en naar het oordeel van het college deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele inkomensondersteuning, het vermogen en het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.

Het college heeft in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht van de inwoner. Dit betekent dat zij zelf bepalen welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen. De vrijlatingsbepalingen ex artikel 34 (vermogen) zijn daarom niet verplicht van toepassing op de bijzondere bijstand. Ook de vaststelling van de draagkracht in het inkomen van de inwoner is een bevoegdheid van het college.

 

De verlening van bijzondere bijstand betekent in alle gevallen maatwerk. Individualisering blijft het belangrijkste aspect in de concrete toepassing van het beleid.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

Bij de begripsomschrijvingen is zoveel mogelijk aangesloten bij de begrippen, zoals deze worden gebruikt in de Participatiewet en Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor zover daarvan niet bij deze beleidsregels wordt afgeweken, hebben de begrippen dezelfde betekenis als in genoemde wetten.

 

Artikel 2 – Bijzondere bijstand

Degene die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden wordt geconfronteerd met noodzakelijke bestaanskosten waarin de algemene bijstand niet voorziet en die de aanwezige draagkracht te boven gaan, heeft recht op bijzondere bijstand.

Welke kosten daarvoor in aanmerking komen, hangt af van de omstandigheden in het individuele geval en kan dan ook slechts van geval tot geval worden beoordeeld. Het kan hierbij om zeer diverse kostensoorten gaan te meer, daar het recht op bijzondere bijstand, behoudens het gestelde in artikel 15 van de wet, niet naar kostensoort is begrensd. Bepalend is, dat er kosten zijn die uit bijzondere individuele omstandigheden voortkomen, en die in het concrete geval als noodzakelijk moeten worden aangemerkt. Het betreft hier dus bij uitstek een kwestie van maatwerk; een landelijke normering van de bijzondere inkomensaanvulling is niet aan de orde.

 

Het is niet noodzakelijk dat aan de persoon die bijzondere bijstand ontvangt, ook algemene bijstand wordt gegeven. Ook de inwoner met een ander inkomen komt hiervoor in aanmerking. Uitgangspunt is wel dat dit inkomen niet toereikend is om bepaalde bijzondere bestaanskosten te kunnen voldoen.

 

Artikel 3 – Geldlening

Lid 1

Artikel 51 Participatiewet geeft aan dat bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen kan worden verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht, dan wel als een bedrag om niet. Hoofdregel is dat hiervoor een geldlening wordt gegeven.

De terugbetaling van deze lening is vastgelegd in het debiteurenbeleid.

 

Lid 2

Alleen in bijzondere omstandigheden kan bijzondere bijstand als gift worden gegeven.

Hierbij denken we aan personen die in een schuldenregelingstraject zitten; zij mogen namelijk geen nieuwe schulden maken.

 

Artikel 4 – Hoogte toe te kennen bijstand

De hoogte van de bijstand is afhankelijk van de situatie van de inwoner.

De toe te kennen bijstand wordt altijd gebaseerd op de goedkoopst adequate oplossing.

 

Artikel 5 – Terugwerkende kracht

Het is bij bijzondere bijstand mogelijk dat bijstand wordt verleend voor kosten die eerder zijn gemaakt. Voorwaarde is dat de noodzaak nog kan worden vastgesteld. Om te voorkomen dat kosten nog jarenlang kunnen worden aangevraagd, is het wenselijk te komen tot een begrenzing van de in aanmerking te nemen periode. De maand van aanvraag is bepalend. Zijn de kosten langer dan 6 maanden voor deze datum gemaakt, dan worden deze kosten niet meer vergoed.

 

Artikel 7 - Draagkracht naar inkomen

Artikel 35 van de wet geeft als voorwaarde voor de verlening van bijzondere bijstand dat de noodzakelijke kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de Individuele Inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Er wordt derhalve rekening gehouden met de draagkracht van de inwoner. Het is aan het college om te beoordelen in hoeverre rekening gehouden wordt met deze draagkracht.

 

Lid 1

De inwoner met een inkomen tot en met 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm heeft geen draagkracht. De tegemoetkoming wordt dan “om niet ”gegeven.

 

Lid 2

Indien de inwoner een inkomen heeft tussen de 111% en 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt 50% van dit inkomen aangemerkt als draagkracht. Het bedrag behorende bij deze 50% moet de inwoner dan gebruiken voor zijn bijzonder noodzakelijke kosten, zijn de uitgaven hoger dan kan er voor dit hogere bedrag bijzondere bijstand worden verleend

 

Lid 3

Bij een inkomen van meer dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt 100% van dit bedrag aangemerkt als draagkracht en wordt in mindering gebracht op de (eventueel) te verstrekken bijstand. Het bedrag behorende bij deze 100% moet de inwoner dan gebruiken voor zijn bijzonder noodzakelijke kosten, zijn de uitgaven hoger dan wordt over het hogere bedrag bijzondere bijstand worden verleend.

 

Voorbeeld draagkrachtberekening:

Een alleenstaande vraagt bijzondere bijstand aan voor XX ter hoogte van € 350,- en heeft maandelijks een netto inkomen van A € 1190 of B € 1500

Norm voor een alleenstaande 100% € 1059 - 110% € 1106 - 120% € 1207

De berekening a:

Netto inkomen aanvrager € 1190,

Inkomen is hoger dan 110% € 1.106- maar lager dan 120% € 1207.

Het verschil tussen inkomen € 1190 en het grensbedrag van 110% €1106= € 84 de helft van dit bedrag wordt aangemerkt als draagkracht,€ 42,-.

De aangevraagde kosten bedragen € 350,-, er vindt een toekenning plaats van Є 308,- (350-42)

 

De berekening b:

Netto inkomen aanvrager € 1500,

Inkomen is hoger dan hoger dan 120% € 1.207-

De draagkrachtberekening bestaat dan uit 2 delen

1e deel- Het in aanmerking te nemen bedrag tussen 110% en 120% = € 101,- (1207-1106) de helft van dit bedrag wordt aangemerkt als draagkracht= € 50,50

2e deel – het inkomen boven het grensbedrag van 120% € 1207 (1500-1207) wordt aangemerkt als draagkracht= € 293,-

Totale draagkracht € 343,50 (293+50.50).

De aangevraagde kosten bedragen € 350,- er vindt een toekenning plaats van € 6,50 (350-343.5)

 

Artikel 8 - Draagkracht naar vermogen

De vermogensgrens voor bijzondere bijstandsverlening is gelijk aan op de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, derde lid, van de wet.

 

Artikel 9 - Draagkrachtperiode

De draagkrachtperiode is de periode waarover de draagkracht wordt berekend. Hierbij wordt uitgegaan van een periode van 12 maanden vanaf de eerste van de maand waarop de aanvraag betrekking heeft. Op deze manier wordt de draagkracht in aanmerking genomen die geldt in de periode dat de kosten door de inwoner feitelijk worden gemaakt

 

Artikel 10 - Voorliggende voorziening

In artikel 15 van de wet is vastgelegd dat, indien sprake is van een voorliggende voorziening geen bijzondere bijstand kan worden gegeven. Het begrip voorliggende voorziening is gedefinieerd artikel 5e van de wet:

voorliggende voorziening: elke voorziening buiten deze wet waarop de inwoner of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven’

 

Lid 2

Al enige jaren geeft de Centrale Raad van Beroep in haar uitspraken aan dat geen bijzondere bijstand mogelijk is voor (eigen bijdragen) in medische kosten.

Uit constante jurisprudentie blijkt dat de Zorgverzekeringswet met de aanvullende verzekering, de Wet Bijzondere Ziektekosten (per 1-1-2015 Wet langdurige zorg), de Wet maatschappelijke ondersteuning en de zorgtoeslag samen een toereikend geachte voorliggende voorziening vormen.

Er is dus geen mogelijkheid voor (aanvullende) bijzondere bijstand voor deze kosten. Ook kosten die in een voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt vallen hier onder (artikel 15 van de wet).

 

Hoofstuk 5- Bijzondere bijstand nader bepaald.

Dit hoofdstuk geeft richtlijnen daar waar uniformiteit mogelijk is, maar altijd zijn de omstandigheden en de noodzaak bepalend voor de mate en vorm van ondersteuning.

 

Voor de rekentool t.a.v. berekening woonkostentoeslag wordt verwezen naar

https://langhenkel-talenter.nl/winkel/gratis-berekeningen/

 

 

Hoofdstuk 6 Overige en slotbepalingen

Dit hoofdstuk heeft geen nadere toelichting nodig.

 

Bijlage 1:  

 

Vaststellen noodzaak verhuizing als bedoeld in hoofdstuk 5

 

Sociale noodzaak

  • een aantoonbaar conflict met buren, waardoor de woonsituatie onhoudbaar is geworden

  • een echtscheiding of beëindiging van een duurzame samenwoning waarbij kinderen aanwezig zijn

  • een huisuitzetting met onaanvaardbare sociale gevolgen

  • een verhuizing naar een goedkopere woning uit een woning met een huur boven de huurgrens

Medische noodzaak

Een medische noodzaak kan blijken uit een medisch advies. Als er een medische noodzaak is kan er bijstand worden gegeven wanneer er aantoonbaar geen beroep kan worden gedaan op voorliggende voorzieningen zoals bijvoorbeeld de WMO.

 

Bijzondere situaties

  • Nieuwkomers die uit een AZC in de Hoeksche Waard komen wonen

  • Mensen die na langdurig verblijf in een verzorgings- of verplegingshuis weer zelfstandig gaan wonen

  • Mensen die na een langdurige detentieperiode een zelfstandige woning betrekken

  • Jongeren die vanuit een crisissituatie zelfstandig gaan wonen

 

 

Prijslijsten als bedoeld in Hoofdstuk 5 Inrichtingskosten

 

Aantal personen

Stoffering en inrichting

1 persoon, kamerbewoner

€ 1.437,-

1 persoon

€ 2.606,-

2 personen, echtpaar

€ 2.863,-

2 personen, geen echtpaar

€ 3.184,-

3 personen, echtpaar

€ 3.442,-

3 personen, geen echtpaar

€ 3.764,-

4 personen

€ 4.021,-

5 personen

€ 4.599,-

6 personen

€ 5.082,-

meer personen, per persoon extra

€ 482,-

 

 

Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd.