Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
West Betuwe

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent de heffing en de invordering van staangeld (Verordening staangeld gemeente West Betuwe 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWest Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent de heffing en de invordering van staangeld (Verordening staangeld gemeente West Betuwe 2021)
CiteertitelVerordening staangeld gemeente West Betuwe 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening op de heffing en de invordering van staangeld gemeente West Betuwe 2020.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 156, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-2020nieuwe regeling

17-12-2020

gmb-2020-342956

2020/146L

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent de heffing en de invordering van staangeld (Verordening staangeld gemeente West Betuwe 2021)

De raad van de gemeente West Betuwe;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 november 2020,

 

gelet op artikel 156, eerste en tweede lid, onderdeel h, en artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

 

VERORDENING op de heffing en de invordering van staangeld gemeente West Betuwe 2021

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet op de huurtoeslag;

  • b.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet op de huurtoeslag;

  • c.

    huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats met toebehoren, waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld;

  • d.

    maand: een kalendermaand;

  • e.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'staangeld' wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.

Artikel 3 Belastingplicht

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de hoofdbewoner van de woonwagen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 4 Vrijstelling

Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurovereenkomst geldt.

Artikel 5 Belastingtarieven

Het recht als bedoeld in artikel 2 bedraagt per jaar: € 1.407,60.

Artikel 6 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het recht wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voordat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het voorgaande lid gestelde termijn.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Overgangsrecht

De ‘Verordening op de heffing en de invordering van staangeld gemeente West Betuwe 2020’ van 17 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening staangeld gemeente West Betuwe 2021.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

van 17 december 2020, nummer 2020/146L

de griffier,

Hans van der Graaff

de voorzitter,

Servaas Stoop