Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (L)

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Bergen houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (L)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Bergen houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2021)
CiteertitelVerordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Deze regeling vervangt de Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2021nieuwe regeling

15-12-2020

gmb-2020-342908

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Bergen houdende regels omtrent de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten (Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2021)

De raad van de gemeente Bergen,

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2020

gelet:

Artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;

Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

 

Besluit

 

vast te stellen de verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2021.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing

  • b.

    reinigingsrechten

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • ’gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer

  • Minicontainer: de vanwege de gemeente uitgezette ophaalbak met een bepaald volume;

  • Gft-afval: groente-, fruit- en tuinafval;

  • Restafval: huishoudelijk afval niet zijnde gft-afval;

  • Grof huishoudelijk afval: huishoudelijke afvalstoffen die met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomen, doch die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;

  • Grof tuinafval: tuinafval dat met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomt, doch dat te groot of te zwaar is om dezelfde wijze als gft-afval aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;

  • Gft-bedrijfsafval: gft-afval afkomstig van bedrijven en instellingen, dat aan de periodieke inzameldienst in minicontainers wordt aangeboden en tegelijkertijd met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kan worden meegenomen;

  • Bedrijfsafval: afvalstoffen afkomstig van bedrijven en instellingen, niet zijnde gft-bedrijfsafval, die naar aard, omvang en samenstelling gelijk zijn te stellen aan huishoudelijke afvalstoffen, die aan de periodieke inzameldienst in minicontainers worden aangeboden en tegelijkertijd met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden meegenomen.

Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

  • De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 7 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 en 1.2 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven;

  • De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

  • Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.;

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht;

  • De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak, of zo dit eerder is na beëindiging van de belastingplicht;

  • De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening;

  • Indien de belastingplicht, als bedoeld in het eerste lid, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven;

  • Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar, na beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven;

  • Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist. en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • Belastingbedragen van minder dan €5,00 worden niet geheven.

  • Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten aanslagen, bedoeld in de hoofdstukken 1 en 2 van de tarieventabel, worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    In afwijking van de in voorgaande leden genoemde betaaltermijnen moet een aanslag bedoeld in hoofdstuk 1.3.ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk 3 Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De reinigingsrechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De reinigingsrechten worden geheven aan de hand van en naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 14 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

  • De belasting bedoeld in hoofdstuk 2.1 en 2.2 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven;

  • De belasting bedoeld in hoofdstuk 2.3 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • Het recht bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht;

  • De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak, of zo dit eerder is na beëindiging van de belastingplicht;

  • Het recht als bedoeld in hoofdstuk 2.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening;

  • Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is het recht als bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven;

  • Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor het recht bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven 6. Belastingbedragen van minder dan €5,00 worden niet geheven.

  • Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag, bedoeld in de hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel, worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    In afwijking van de in voorgaande leden genoemde betaaltermijnen moet een aanslag bedoeld in hoofdstuk 2.3.ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 15, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • De ‘Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsheffingen 2020 van 17 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking;

  • De datum van ingang van heffing is 1 januari 2021;

  • Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2021’.

Bergen (L), 15 december 2020

I.C. van ’t Hof

De griffier

M.H.E. Pelzer

De voorzitter

Bijlage Tarieventabel

behorende bij de Verordening Afvalstoffenheffingen en Reinigingsrechten 2021

 

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief B.T.W. indien deze verschuldigd is.

 

hoofdstuk 1

Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

Hoofdstuk 1.1

Vastrecht afvalstoffenheffing

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingtijdvak

€127,00

Hoofdstuk 1.2

Variabel tarief afvalstoffenheffing

1.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1 bedraagt de belasting per lediging van een:

1.2.1.1

Minicontainer van 25 liter, bestemd voor gft-afval

€ 3,86

1.2.1.2

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor gft-afval

€ 5,34

1.2.1.3

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor gft-afval

€ 6,94

1.2.1.4

Minicontainer van 40 liter, bestemd voor restafval

€ 4,67

1.2.1.5

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor restafval

€ 6,13

1.2.1.6

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor restafval

€ 8,32

1.2.1.7

Minicontainer van 240 liter, bestemd voor restafval

€ 11,98

1.2.1.8

Ondergrondse container afvalzak restafval 60 liter

€ 3,04

Extra containers

1.2.2

Het tarief per extra geplaatste container bedraagt voor een:

1.2.2.1

Minicontainer van 25 liter, bestemd voor gft-afval

€ 26,90

1.2.2.2

Minicontainer van 40 liter, bestemd voor restafval

€ 27,70

1.2.2.3

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor gft-afval

€ 35,55

1.2.2.4

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor restafval

€ 35,55

1.2.2.5

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor restafval

€ 32,75

1.2.2.6

Minicontainer van 240 liter, bestemd voor restafval

€ 37,95

1.2.2.7

Bij teruggave van de in hoofdstuk 1.2.2.1 t/m 1.2.2.6 genoemde container(s) wordt geen restitutie verleend

1.2.2.8

Voor de in hoofdstuk 1.2.2.1 t/m 1.2.2.6 genoemde containers is hoofdstuk 1.2.1.1 t/m 1.2.1.7 eveneens van toepassing

Hoofdstuk 1.3

Overige tarieven afvalstoffenheffing

1.3.1

Onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken 1.1 en 1.2 bedraagt de belasting voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats: Indien het afval, hout, metalen, asbest (verpakt), autobanden (maximaal 4 stuks), dakleer, vloerbedekking, harde kunststoffen en grofvuil betreft, per hoeveelheid van 2m3of gedeelte daarvan

€ 15,00

1.3.1.1

Het aanbieden van grof tuinafval en/of snoeiafval is tot een maximum van 2m3 per aanbieding gratis

Gratis

1.3.1.2

Indien het puin en grond betreft, per 0,5m3 of gedeelte daarvan

€ 15,00

1.3.1.3

indien het puin en grond betreft, aangeboden door niet-inwoners van gemeente of door mensen die zich niet kunnen legitimeren, per 0,5m3 of gedeelte daarvan

€ 37,50

1.3.1.4

Indien meer dan vier autobanden worden aangeboden, per extra autoband

€ 3,00

1.3.1.5

Indien het overig huishoudelijk afval betreft, met uitzondering van papier, karton, glas, vlakglas, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, tetrapakken en textiel, per hoeveelheid van 40 liter of een gedeelte daarvan

€ 1,75

1.3.1.6

Indien het afval betreft, aangeboden door niet-inwoners of door mensen die zich niet kunnen legitimeren, per hoeveelheid van 2m3 of gedeelte daarvan

€ 37,50

Hoofdstuk 2

MAATSTAVEN EN TARIEVEN REINIGINGSRECHTEN

Hoofdstuk 2.1

Vastrecht reinigingsrecht

2.1

Het recht bedraagt per bedrijfspand of zelfstandig gebruikt gedeelte daarvan per belastingtijdvak

€127,00

Hoofdstuk 2.2

Variabel tarief reinigingsrecht

2.2.1

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedraagt het recht per lediging van een:

2.2.1.1

Minicontainer van 25 liter, bestemd voor gft-bedrijfsafval

€ 3,86

2.2.1.2

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor gft-bedrijfsafval

€ 5,34

2.2.1.3

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor gft-bedrijfsafval

€ 6,94

2.2.1.4

Minicontainer van 40 liter, bestemd voor bedrijfsafval

€ 4,67

2.2.1.5

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor bedrijfsafval

€ 6,13

2.2.1.6

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor bedrijfsafval

€ 8,32

2.2.1.7

Minicontainer van 240 liter, bestemd voor bedrijfsafval

€ 11,98

Hoofdstuk 2.3

Overige tarieven reinigingsrechten

2.3.1

Onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken 2.1 en 2.2 bedraagt de belasting voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats: Indien het afval, hout, metalen, asbest (verpakt), autobanden (maximaal 4 stuks), dakleer, vloerbedekking, harde kunststoffen en grofvuil betreft, per hoeveelheid van 2m3of gedeelte daarvan

€ 15,00

2.3.1.1

Het aanbieden van grof tuinafval en/of snoeiafval is tot een maximum van 2m3 per aanbieding gratis

Gratis

2.3.1.2

Indien het puin en grond betreft, per 0,5m3 of gedeelte daarvan

€ 15,00

2.3.1.3

Indien meer dan vier autobanden worden aangeboden, per extra autoband

€ 3,00

2.3.1.4

Indien het overig huishoudelijk afval betreft, met uitzondering van papier, karton, glas, vlakglas, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, tetrapakken en textiel, per hoeveelheid van 40 liter of een gedeelte daarvan

€ 1,75

 

Behoort bij raadsbesluit van 15 december 2020

Griffier van de gemeente Bergen,

 

 

I.C. van ‘t Hof