Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alphen aan den Rijn

Maatregelverordening WIJ 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlphen aan den Rijn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelverordening WIJ 2009
CiteertitelMaatregelverordening WIJ 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Investeren in Jongeren

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-200901-10-200901-01-2012Onbekend

17-12-2009

Witte Weekblad, 20 januari 2010

2009 / 26236

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelverordening WIJ 2009

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 3

Art. 1 Begripsomschrijving

Art. 2 Afstemming

Art. 3 Berekeningsgrondslag

Art. 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel

Art. 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

Art. 6 Ingangsdatum en tijdvak

Art. 7 Samenloop

Art. 8 Recidive

Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van de verplichtingen als

Bedoeld in artikel 45 van de wet 5

Art 9 De hoogte en duur van de maatregel

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht 5

Art 10 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

Art. 11 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen 6

Art. 12 Zeer ernstige misdragingen

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen 7

Art. 13 Hardheidsclausule

Art. 14 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

Art. 15 Inwerkingtreding

Art. 16 Citeertitel

Bijlage Toelichting op de Maatregelverordening WIJ 2009 8

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

  • b

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen aan den Rijn.

  • c

    WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, inclusief de toepasselijke toeslag en/of verlaging;

  • d

    maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;

  • e

    benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening op grond van de wet;

Artikel 2 Afstemming

  • 1

    Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, in overeenstemming met deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2

    Een maatregel wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbende;

    • a

      niet verwijtbaar geen maatregel

    • b

      licht verwijtbaar halvering van het percentage van de standaardmaatregel

    • c

      verwijtbaar standaardmaatregel

    • d

      ernstig verwijtbaar anderhalf maal het percentage van de standaardmaatregel

    • e

      zeer ernstig verwijtbaar verdubbeling van het percentage van de standaardmaatregel

  • 3

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld mondeling dan wel schriftelijk zijn zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

Artikel 4 Het besluit tot het opleggen van een maatregel

In het besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

  • a

    de reden van de maatregel;

  • b

    de ingangsdatum van de maatregel;

  • c

    de duur van de maatregel;

  • d

    het percentage waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd;

  • e

    de reden om al dan niet af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b

      de gedraging meer dan één jaar voor constatering door het college van die gedraging heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging bekend is geworden bij de gemeente.

  • 2

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende bekend is gemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de WIJ-norm voor die maand.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd vanaf de datum waarop de maatregelwaardige gedraging heeft plaatsgevonden, voor zover de inkomensvoorziening nog niet is uitbetaald wegens blokkering of opschorting van de uitkering of indien de betaalrun van de betreffende maand nog niet is uitgevoerd.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan worden aangekondigd, dat een maatregel over de volgende periode inkomensvoorziening wordt opgelegd.

  • 4

    Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt binnen drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 7 Samenloop

  • 1

    Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2

    Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen binnen een kalendermaand die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerst lid, inhouden, worden de voor deze gedragingen op te leggen maatregelen gelijktijdig toegepast, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is.

Artikel 8 Recidive

  • 1

    De hoogte van een maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan verwijtbaar gedrag bedoeld in artikel 9 tot en met 12 van deze verordening.

  • 2

    Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 3

    In afwijking van het eerste lid kan ook de duur van de maatregel verdubbeld worden.

  • 4

    Bij herhaalde recidive wordt de maatregel nader afgestemd in overeenstemming met artikel 2 lid 2 van deze verordening.

Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod als bedoeld in artikel 45 van de wet

Artikel 9 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1

    Bij een gedraging inhoudende schending van een verplichting als bedoeld in artikel 45 van de wet wordt de maatregel vastgesteld op 50 % van de WIJ-norm.

  • 2

    In afwijking van het eerste lid kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3

    De duur van de maatregel wordt vastgesteld op een maand.

Hoofdstuk 3 Het niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 10 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

  • 1

    Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, of artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt een maatregel opgelegd van 10 % van de WIJ-norm,

  • 2

    In afwijking van het eerste lid kan van het opleggen van een maatregel worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3

    De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

  • 1

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, of artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2

    De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:

    • a

      bij een benadelingsbedrag tot € 2 000: 20 % van de WIJ-norm;

    • b

      bij een benadelingsbedrag van € 2 000 tot € 4 000: 30 % van de WIJ-norm;

    • c

      bij een benadelingsbedrag van € 4 000 tot € 7 000: 50 % van de WIJ-norm;

    • d

      bij een benadelingsbedrag van € 7 000 of meer: 100 % van de WIJ-norm.

  • 3

    De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

  • 4

    Van een maatregel wordt afgezien:

  • a

    zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen;

  • b

    zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen.

Hoofdstuk 4 Zeer ernstige misdragingen

Artikel 12 Zeer ernstige misdragingen

Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt, een maatregel opgelegd van 20 % van de WIJ-norm gedurende één maand indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of tegenover personen die in opdracht van het college diensten verrichten als bedoeld in artikel 41 lid 1 van de wet.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14 Gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college, met inachtneming van het doel en de strekking van deze verordening en het beleidsplan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 2009 en werkt terug tot 1 oktober 2009.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de ‘Maatregelverordening WIJ 2009’

Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn van

17 december 2009, nr 2009/64.

De griffier,

Bijlage Toelichting op de Maatregelverordening WIJ 2009

Artikel 1 Begripsomschrijving

De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als in de WIJ. De term ‘WIJ-norm’ wordt in deze verordening gebruikt. Daarmee wordt bedoeld de van toepassing zijnde norm, inclusief de toepasselijke toeslag en/of verlaging.

Artikel 2 Afstemming

Eerste lid

Verwezen wordt naar artikel 42 WIJ om aan te geven dat de imperatief voorgeschreven verlaging via een maatregel niets afdoet aan intrekking van de inkomensvoorziening vanwege intrekking van het werkleeraanbod. Als daartoe wordt besloten, dan komt verlaging veelal niet meer aan de orde.

Tweede lid

In het tweede lid is de hoofdregel neergelegd: het college dient een op te leggen maatregel af te stemmen op de individuele omstandigheden van de jongere en de mate van verwijtbaarheid. Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen maatregel zal moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken jongere afwijking van de hoogte en de duur van de voorgeschreven standaardmaatregel geboden is. Afwijking van de standaardmaatregel kan zowel een verzwaring als een matiging betekenen en kan zowel zijn gebaseerd op de ernst van de gedraging als de mate van verwijtbaarheid of de omstandigheden van de jongere afzonderlijk. Waar verderop in de verordening gedragingen worden genormeerd, kan daarvan dus worden afgeweken op de genoemde gronden.

Dit betekent dat het college bij het beoordelen of een maatregel moet worden opgelegd, en zo ja welke, telkens de volgende drie stappen moet doorlopen:

Stap 1: vaststellen van de ernst van de gedraging.

Stap 2: vaststellen van de verwijtbaarheid.

Stap 3: vaststellen van de omstandigheden van de jongere.

Derde lid

Op grond van afdeling 4.1.2. van de Awb is in een aantal gevallen het horen van de belanghebbende verplicht bij de voorbereiding van beschikkingen. In dit artikel wordt het horen van de belanghebbende voordat een maatregel wordt opgelegd in beginsel voorgeschreven.

Artikel 3 De berekeningsgrondslag

In dit lid is het uitgangspunt vastgelegd dat een maatregel wordt opgelegd over de toepasselijke WIJ-norm. Zie artikel 1 voor een begripsomschrijving.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

Het verlagen van de inkomensvoorziening omdat een maatregel wordt opgelegd, vindt plaats door middel van een besluit. In dit artikel wordt aangegeven wat in het besluit in ieder geval moet worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dan vooral het motiveringsbeginsel.

Het motiveringsbeginsel houdt onder andere in dat een besluit aan betrokkene kenbaar is gemaakt en deugdelijk is gemotiveerd (afdeling 3.7 Awb ).

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

Eerste lid

Een reden om af te zien van het opleggen van een maatregel is dat de gedraging te lang geleden heeft plaatsgevonden (verjaring). Omwille van de effectiviteit is het nodig dat een maatregel spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgehad, wordt opgelegd. Om deze reden wordt onder b. geregeld dat het college geen maatregelen oplegt voor gedragingen die langer dan één jaar geleden hebben plaatsgevonden.

Voor gedragingen die een schending van de informatieplicht inhouden en als gevolg waarvan ten onrechte inkomensvoorziening is verleend of een te hoog bedrag aan inkomensvoorziening is verleend, geldt in de verordening een verjaringstermijn van vijf jaar. Met deze termijn wordt aangesloten bij de termijn die gelet op artikel 14e van de Algemene bijstandswet gold in verband met het opleggen van een boete wegens niet-nakoming van de informatieplicht. Een termijn van vijf jaar ligt voor de hand gelet op de ernst van de gedraging (fraude) en gelet op het feit dat de gemeente vaak tijd nodig zal hebben om de omvang van de fraude (het benadelingsbedrag) vast te stellen.

Tweede lid

Ten slotte kan in individuele omstandigheden wegens dringende redenen worden afgezien van het opleggen van een maatregel. Van dringende redenen is sprake als de gevolgen van het opleggen van een maatregel onaanvaardbaar zijn. Dat vergt een beoordeling van de situatie van de jongere maar daarvan zal niet spoedig sprake zijn.

Derde lid

Het doen van een schriftelijke mededeling dat het college afziet van het opleggen van een maatregel wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

Eerste lid

Het opleggen van een maatregel vindt plaats door het verlagen van de WIJ-norm. Verlaging van de WIJ-norm kan in beginsel op twee manieren:

  • 1

    met terugwerkende kracht, door middel van een herziening van de inkomensvoorziening; of

  • 2

    door middel van verlaging van de WIJ-norm in de eerstvolgende maand(en). Het verlagen van de WIJ-norm die in de nabije toekomst wordt verstrekt, is de gemakkelijkste methode. Gemeenten hoeven in dat geval niet over te gaan tot herziening van de inkomensvoorziening en het te veel betaalde bedrag aan inkomensvoorziening terug te vorderen. Om die reden is in dit lid vastgelegd dat een maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, waarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende WIJ-norm.

Tweede lid

Is toepassing van lid 1 niet aan de orde, omdat de inkomensvoorziening al beëindigd is, dan biedt het tweede lid de mogelijkheid dat met terugwerkende kracht een maatregel worden opgelegd. Wanneer een uitkeringsbedrag nog niet (volledig) aan de jongere is uitbetaald, is het praktisch om de verlaging van de uitkering te verrekenen met het bedrag dat nog moet worden uitbetaald. In dat geval moet de inkomensvoorziening wel worden herzien en teruggevorderd. Dat is ook nog mogelijk indien de inkomensvoorziening al is uitbetaald. Uit de jurisprudentie van de Raad blijkt dat de uiterste begrenzing ligt op het moment waarop de gedraging plaatsgevonden heeft. Wordt een dergelijke maatregel opgelegd, dan moet een tevens besluit tot herziening van de inkomensvoorziening op grond van artikel 40, derde lid, WIJ worden genomen.

Artikel 7 Samenloop

De regeling voor de samenloop heeft betrekking op de schending van de verplichtingen genoemd in de wet (artikelen 44 en 45 WIJ). Indien sprake is van één gedraging die als een schending van meerdere verplichtingen kan worden aangemerkt, dan dient voor het toepassen van de maatregel te worden uitgegaan van de verplichting waarop de zwaarste maatregel van toepassing is.

Is sprake van verschillende gedragingen (meerdaadse samenloop) dan dient voor iedere gedraging afzonderlijk het maatregelpercentage te worden berekend en gelijktijdig te worden opgelegd, tenzij dit niet verantwoord is.

Artikel 8 Recidive

Dit artikel maakt het voor de maatregelen uit artikel 9 tot en met 12 mogelijk dat de maatregel in duur of hoogte wordt verdubbeld in geval de maatregelwaardige gedraging zich binnen 12 maanden opnieuw voordoet.

Artikel 9 De hoogte en duur van de maatregel

Er is gekozen om geen onderscheid te maken in categorieën. Jongeren moeten op alle manieren meewerken aan het werkleertraject en als zij dit niet doen kunnen zij een maatregel van 50% krijgen. Vanwege de hoogte is er voor gekozen de mogelijkheid te houden om eerst een waarschuwing te geven. De jongere weet dan dat een volgende keer hij wel een maatregel van 50% kan verwachten. De keuze voor 50% is gemaakt, omdat de meeste gedragingen die maatregelwaardig zijn, binnen de WWB in categorie 3 van de Afstemmingsverordening WWB vallen. Hier wordt eveneens een percentage van 50% gebruikt.

De duur van de maatregel is gesteld op een maand. Dit is onverminderd artikel 8 derde lid en artikel 2 lid 2.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

In dit hoofdstuk worden twee vormen van het niet nakomen van de informatieplicht onderscheiden:

  • 1

    het niet tijdig verstrekken van inlichtingen aan de gemeente. In deze situatie is artikel 40, eerste lid WIJ van toepassing. Het college kan in dat geval het recht op inkomensvoorziening opschorten en de jongere in de gelegenheid stellen binnen een door hem te stellen termijn het verzuim te herstellen. In dat geval kan ook een maatregel aan de orde zijn.

  • 2

    Artikel 44 WIJ: het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen aan de gemeente. Daardoor is het mogelijk dat er ten onrechte of een te hoog bedrag aan inkomensvoorziening is verstrekt of ten onrechte een werkleeraanbod is toegekend. Het is ook denkbaar dat het inlichtingenverzuim niet tot benadeling heeft geleid. In beide gevallen kan een maatregel aan de orde zijn.

Het kan ook voorkomen dat bepaalde gevraagde gegevens bij een aanvraag niet aan de gemeente worden verstrekt. In dat geval kan het college de rechtmatigheid van het werkleeraanbod en de inkomensvoorziening niet vaststellen. De aanvraag moet dan worden afgewezen. Het opleggen van een maatregel is in dergelijke gevallen niet aan de orde.

Artikel 10 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

Indien een jongere de voor het werkleeraanbod of de inkomensvoorziening van belang zijnde gegevens of gevorderde bewijsstukken niet op tijd verstrekt, kan het college het recht op inkomensvoorziening opschorten (artikel 40, eerste lid, WIJ). Het college geeft de jongere vervolgens een termijn waarbinnen hij zijn verzuim kan herstellen (de hersteltermijn). Wordt de gevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn aan de gemeente verstrekt, dan kan het college het besluit tot vaststelling van de inkomensvoorziening intrekken (artikel 40, vierde lid, tweede volzin, WIJ). Worden de gevraagde gegevens wél binnen de hersteltermijn verstrekt, wordt de inkomensvoorziening voortgezet, maar wordt tevens een maatregel opgelegd.

Dit lid regelt de hoogte van de maatregel. Tevens wordt daarin de zogeheten 'nulfraude' geregeld: het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen, zonder dat deze gedraging gevolgen heeft voor het werkleeraanbod of de inkomensvoorziening. Een voorbeeld van nulfraude kan zijn het niet melden van een niet-rechthebbende partner.

De duur van de maatregel is gesteld op een maand. Dit is onverminderd artikel 8 derde lid en artikel 2 lid 2.

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

Eerste lid

In artikel 44, eerste lid, WIJ is bepaald dat de jongere op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn werkleeraanbod of het recht op inkomensvoorziening. De ernst van de gedraging komt tot uitdrukking in de hoogte van het benadelingsbedrag. Dat is het door de gemeente te veel betaalde bedrag aan inkomensvoorziening.

Tweede lid

De maatregel wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht wordt afhankelijk gesteld van de hoogte van het bedrag aan inkomensvoorziening dat als gevolg van de schending van die verplichting ten onrechte of te veel aan de jongere is betaald.

Derde lid

Het opleggen van een sanctie in reactie op schending van de inlichtingenplicht is in beginsel een verantwoordelijkheid van de gemeente zelf. In de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude hebben de Procureurs- generaal echter richtlijnen gegeven onder welke omstandigheden ter zake van de aan de schending klevende strafrechtelijke delicten (veelal oplichting en valsheid in geschrifte) vervolging door het OM moet plaatsvinden.

In grote lijnen komt het erop neer dat als er een redelijk vermoeden bestaat dat het benadelingsbedrag (bruto) € 10.000 of hoger is, er aangifte en vervolging door het OM dient plaats te vinden. Is er echter sprake van ‘witte’ fraude (door koppeling van bestanden etc. aan het licht gebracht), dan is de gemeente primair verantwoordelijk tot een benadelingsbedrag van € 35.000.

De duur van de maatregel is gesteld op een maand. Dit is onverminderd artikel 8 derde lid en artikel 2 lid 2.

Artikel 12 Zeer ernstige misdragingen uit afstemmingsverordening

Onder de term 'zeer ernstige misdragingen' kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel wordt beschouwd. Gemeenten kunnen alleen een maatregel opleggen indien er een verband bestaat tussen de ernstige misdraging en (mogelijke) belemmeringen voor de gemeente bij het vaststellen van het recht op een werkleeraanbod en/of inkomensvoorziening.

Het opleggen van een maatregel staat geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Het college legt een maatregel op, terwijl de functionaris tegen wie de agressie zich richtte aangifte kan doen bij de politie.